Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk
23 augustus 2004 ASEA/LIV/2004/59802
nr. 2030419830
Onderwerp Datum
Kamervragen lid Mosterd 1 september 2004
./. Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid Mosterd over de koopkracht van
ouderen in 2004.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
2030419830
Vragen van het lid Mosterd (CDA) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over
de koopkracht van ouderen (Ingezonden 20 augustus 2004)
1
Hebben ouderorganisaties in een overleg met u op 12 augustus jl. hun grote bezorgdheid geuit over
de inkomensontwikkeling van ouderen met alleen een AOW-pensioen en ouderen met een AOW-
pensioen en een klein aanvullend pensioen? 1) Acht u deze bezorgdheid begrijpelijk en terecht?
Het CSO heeft in ons gesprek van 12 augustus haar grote bezorgdheid uitgesproken over de
koopkracht van ouderen. De verschillen tussen werknemers en ouderen zonder aanvullend
pensioen dreigen volgens het CSO te groot te worden.
De bezorgdheid van de ouderenbonden over de koopkrachtontwikkeling van ouderen begrijp ik.
Daarbij dient wel een kantekening te worden gemaakt. Het standaard koopkrachtplaatje van
ouderen levert in 2004 een relatief gunstig beeld op voor ouderen zonder aanvullend pensioen. Het
kabinet heeft door aanvullende fiscale maatregelen de koopkracht van de groep ouderen zonder
aanvullend pensioen zodanig gerepareerd dat een positieve ontwikkeling resteerde (zie bijgevoegde
brief aan het CSO).
Ook heeft het CSO er op aangedrongen om geen extra eigen bijdrage te heffen voor ouderen met
alleen een AOW uitkering. Het kabinet heeft dit overwogen maar kan de ouderen niet langs deze
weg tegemoetkomen. Het kabinet acht de eigen bijdrage in de zorg noodzakelijk om mensen
bewust te laten worden van de kosten van zorg zodat er zorgvuldig mee omgegaan wordt. Dit geldt
ook voor ouderen. Samen met de collega ministers wordt goed in de gaten gehouden dat de
toegang tot noodzakelijke voorzieningen niet door het niveau van de eigen bijdragen in gevaar
komt.
2
Heeft u recente cijfers aangaande de koopkrachtontwikkeling van deze ouderen in 2004, met een
onderverdeling in alleenstaanden en echtparen? Zo ja, hoe zien die cijfers eruit? Zo neen, waarom
zijn deze cijfers op dit moment nog niet beschikbaar?
De meest recente koopkrachtcijfers voor ouderen staan in het Centraal Economisch Plan (CEP)
2004 van het CPB. Zowel alleenstaande ouderen zonder aanvullend pensioen als AOW-paren
zouden er op jaarbasis ongeveer ¾ % op vooruitgaan. Deze CEP-raming liet een daling van de
inflatie zien met een kwart procent ten opzichte van inflatieraming (Macro Economische
Verkenningen) die ten tijde van de begrotingsbehandeling in december 2003 is gehanteerd.
Gegeven de budgettaire problematiek is de koopkrachtverbetering als gevolg van de positieve
inflatieontwikkeling afgeroomd via een verhoging van de AWBZ-premie in juli met 0,3%. Volgens
de huidige inzichten gaan alleenstaande ouderen er in 2004 een half procent op vooruit en
meerpersoonshuishoudens een kwart. Het beeld is hiermee vergelijkbaar aan het koopkrachtbeeld
in mijn brief aan uw Kamer van 27 november 2003 (ASEA/LIV/2003/83168).
1
De eerstvolgende raming is de Macro Economische Verkenning van het CPB die op Prinsjesdag
zal worden gepresenteerd. Ook in de begroting van SZW die op dezelfde dag gepresenteerd
wordt, zijn koopkrachtcijfers van ouderen opgenomen.
3
Kunt u aangeven welke factoren een negatieve dan wel een positieve invloed op de koopkracht
van ouderen in 2004 hebben gehad? Hoe verwacht u dat de totale koopkracht van deze groep
ouderen zich in 2004 zal ontwikkelen?
Specifiek voor ouderen zijn de bevriezing van het Wettelijk Minimum Loon (WML) waaraan de
AOW gekoppeld is en de verhoging van de ouderenkorting met 63 euro. Tevens is er een tweetal
maatregelen genomen dat het beeld voor ouderen met een klein aanvullend pensioen heeft
verbeterd. Het gaat dan om de schuif waarbij het tarief van de 1e schijf is verlaagd met 0,35% en
het tarief in de 2e schijf is verhoogd met 1,1% en de verhoging van de algemene heffingskorting met
18 euro.
Gehuwde ouderen zonder aanvullend pensioen en ouderen met een laag inkomen en extra
zorguitgaven in 2003 kunnen vanaf 2004 profiteren van de Tegemoetkoming Buitengewone
Uitgaven. Het voordeel is afhankelijk van het inkomen en de extra zorguitgaven maar is voor
gehuwden zonder aanvullend pensioen en zonder extra zorguitgaven ruim 300 euro.
Het algemene koopkrachtbeeld voor ouderen met een laag inkomen zal zich in 2004 dus licht
positief ontwikkelen. Dit biedt echter geen garantie op koopkrachtbehoud. Wat huishoudens
uiteindelijk in de portemonnee voelen is ook afhankelijk van de specifieke situatie.
1) Volkskrant, 13 augustus jl.
2
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid