Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk
17 augustus 2004 A&G/W&B/04 58964
nr. 2030419470
Onderwerp Datum
Kamervragen van het lid de Wit (SP) 31 augustus 2004
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid de Wit (SP) over mutagene,
kankerverwekkende en sensibiliserende stoffen op de werkplek.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(H.A.L. van Hoof)
2
Betreft: 2030419470
Vragen van het lid De Wit (SP) aan de staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid over kankerverwekkende, mutagene en sensibiliserende stoffen op de
werkplek. (Ingezonden 11 augustus 2004)
1
Deelt u de zienswijze dat veel kankerverwekkende, mutagene en sensibiliserende stoffen zelfs bij
de geringste blootsteling al nadelige effecten op de gezondheid kunnen hebben? Waarom maakt u
het mogelijk dat met kankerverwekkende, mutagene en sensibiliserende stoffen verontreinigde
lucht opnieuw in circulatie op de werkplek mag worden gebracht?
Antwoord vraag 1.
Inderdaad kan voor een deel van bedoelde stoffen ten principale geen veilige blootstellingsgrens
worden gehanteerd. Daarom dient, op grond van de arboregelgeving voor kankerverwekkende
stoffen, de blootstelling van werknemers te allen tijde zo laag mogelijk te zijn. Daarbij staat de eis
tot bronbeleid, met name vervanging, centraal. Indien vervanging op technische gronden niet
haalbaar is, dient de lucht via ventilatie gereinigd te worden. Omdat 100% reiniging van de
ventilatielucht in veel gevallen niet mogelijk is, en er daardoor (restanten van) kankerverwekkende
stoffen naar de werkplek worden teruggeleid, betekent dit in de praktijk een totaal verbod op
recirculatie.
Alternatief is dan dat via ruimteventilatie de vervuilde lucht in z'n geheel naar buiten wordt
afgevoerd (milieu-eis) en door schone buitenlucht wordt vervangen.
Rond dit zogeheten recirculatieverbod zijn, vanwege ontwikkelingen, de afgelopen jaren in
toenemende mate haalbaarheidsproblemen gerezen. Zo zijn er voor een aantal
kankerverwekkende stoffen, waaraan veel werknemers worden blootgesteld, van overheidswege
(tamelijk scherpe) grenswaarden vastgesteld. Voorbeelden daarvan zijn houtstof, dat bij
houtbewerking vrijkomt, en lasrook. Dit heeft tot gevolg gehad (zie o.a. houtstof) dat
ruimteventilatie problematisch is geworden.
Het verversen van zeer grote luchtvolumina (om onder de grenswaarde te komen) levert enerzijds
grote technische problemen op, en is anderzijds energetisch zeer ongunstig (grote
warmteverliezen).
Om de gerezen problemen het hoofd te kunnen bieden heb ik besloten het strikte
recirculatieverbod te versoepelen. Ik acht dit verantwoord omdat gedurende de afgelopen jaren de
mogelijkheden om vervuilde lucht te reinigen aanzienlijk verbeterd zijn. Onder de aangepaste
regeling is het mogelijk om gereinigde lucht te recirculeren (ook door middel van mobiele
reinigingsinstallaties), mits aan een aantal strikte voorwaarden wordt voldaan. Daarbij is het hoe
dan ook verboden om gerecirculeerde lucht, waarin nog sporen van mutagene of
kankerverwekkende stoffen voorkomen, toe te laten tot werkplekken waar met dergelijke stoffen
niet gewerkt wordt. Voorts mag de gerecirculeerde lucht nog slecht zeer kleine restanten van de
3
betreffende gevaarlijke stof(fen) bevatten. De concentratie ervan in de lucht mag hooguit 10% van
de overheidswege gestelde grenswaarde bedragen. De werkgever dient, via de risico-inventarisatie
en evaluatie, aan te tonen dat aan deze eis voldaan is.
2.
Hoe verhoudt zich het toelaten van recirculatie tot het algemene uitgangspunt in de
arbeidsomstandighedenwetgeving dat de concentratie van kankerverwekkende stoffen op de
werkplek zo laag mogelijk moet worden gehouden?
Antwoord vraag 2.
Dat uitgangspunt blijft, ook onder de aangepaste regeling, voluit van kracht. Indien vervanging van
een kankerverwekkende stof om technische gronden niet mogelijk is (zie o.a. houtstof en lasrook)
dient de vervuilde lucht via ventilatie gereinigd te worden, op een technisch haalbare wijze. De
aangepaste regeling stelt hieromtrent van overheidswege scherpe randvoorwaarden.
3
Wat was het oordeel van de Sociaal Economische Raad (SER) over het opheffen van het
recirculatieverbod?
Antwoord vraag 3.
De concept-regeling is breed uitgezet bij sociale partners en deskundigen. Bovendien gaat het om
een kwestie die nogal technisch van aard is, en geen wijziging betekent van het beleid voor
kankerverwekkende stoffen. Om die redenen heb ik het niet nodig geacht om de SER om advies
te vragen.
4
Kunt u een berekening overleggen van de te verwachten gezondheidseffecten bij het toestaan van
de extra blootstelling door recirculatie?
Antwoord vraag 4.
Zoals gezegd mag de concentratie van de betreffende stof in de gerecirculeerde lucht hooguit 10%
van de grenswaarde van die stof bedragen. Die grenswaarden zijn en worden vastgesteld op een
risiconiveau van 1:10-4 , wat één additioneel sterftegeval in een populatie van 10.000 impliceert bij
continue blootstelling gedurende een geheel arbeidzaam leven (40 jaar, 40 uur per week, 8 uur per
dag). Dit laatste zal zelden het geval zijn. Bovendien is de door de Gezondheidsraad gehanteerde
risicobenadering bij de afleiding van genoemd risiconiveau zeer conservatief, zodat ook om die
reden het werkelijke risico op het niveau van de grenswaarde (veel) kleiner zal zijn. Het risico dat
de restconcentratie van de betreffende stof in de gerecirculeerde lucht voortbrengt bedraagt hier
nog weer eens een tiende deel van. Al met al gaat het om zeer geringe (rest)risico's.
4
5
Kunt u berekeningen overleggen waaruit blijkt dat de energiebesparing opweegt tegen de kosten
van aanschaf, onderhoud en beheer van de recirculatie-installatie alsmede de (arbeids-)kosten van
de bewaking van de luchtkwaliteit die in circulatie wordt gebracht en het bijhouden van het in de
toelichting aanbevolen logboek?
Antwoord vraag 5
Nee, ik heb geen berekening gemaakt van de opbrengsten van energiebesparing versus kosten van
investering en beheer van een recirculatie-installatie. Ik acht dit ook niet noodzakelijk omdat er
immers geen recirculatieplicht van kracht wordt. De werkgever die het noodzakelijk en mogelijk
acht dat in het bedrijf de lucht uit de werkruimte wordt gerecirculeerd kan zelf de afweging te
maken of dit kosteneffectief kan worden uitgevoerd.
6
Op basis waarvan mag lucht die in recirculatie wordt gebracht 10% van de MAC-waarde aan
verontreiniging bevatten?
Antwoord vraag 6
Het besluit om de te recirculeren lucht die mutagene, kankerverwekkende of sensibiliserende
stoffen bevat zodanig te doen reinigen dat deze maximaal 10% van de grenswaarde voor de
betreffende stof bevat is gebaseerd op de navolgende overwegingen
1. De verhouding tussen de restconcentratie en de grenswaarde (de maximale blootstellingsgrens)
dient voldoende groot te zijn. Zoals bij de beantwoording van vraag 4 is aangegeven is bij een
restconcentratie van maximaal 10% van de grenswaarde van de betreffende stof het risico op
gezondheidseffecten voldoende laag.
2. De maximale restconcentratie van de betreffende stof dient nog wel meetbaar te zijn, of als dit
niet het geval is moet het wel mogelijk zijn om op onderbouwde wijze tot een beredeneerde
schatting te komen. De gekozen 10% voldoet aan deze randvoorwaarden.
3. Het hanteren van een maximale concentratie 10% van de grenswaarde voor een mutagene,
kankerverwekkende of sensibiliserende stof zal de werkgever er naar alle waarschijnlijkheid toe
aanzetten om een reinigingsinstallatie aan te schaffen indien voor recirculatie wordt gekozen. Het
verdunnen van de te recirculeren lucht door bijmengen van voldoende schone (en koude) lucht zal
immers niet snel leiden tot de beoogde energiebesparing. Daarmee kan een belangrijke bijdrage
worden gerealiseerd aan het verbeteren van de luchtkwaliteit op de werkplek.
4. Voor het werken met mutagene of kankerverwekkende stoffen, of kankerverwekkende
processen is de werkgever gehouden om de blootstelling zo laag mogelijk te houden. Ik beschouw
het niveau van 10% van de grenswaarde van de betreffende stof als een waarde die aangeeft dat
de werkgever de inspanningsverplichting naar behoren is nagekomen (zie ook het antwoord op
vraag 2), op een wijze die een uniforme en hanteerbare handhaving door de Arbeidsinspectie
mogelijk maakt.
5
7
Klopt het dat in het kader van het inspectieprogramma Metaal in de periode van 1 februari 2004
tot 20 april 2004 door de Arbeidsinspectie informatie is verzameld over «specificaties inzake
ventilatiesystemen en hoeveelheden (ruimtelijk en bronafzuiging), en ook over recirculatie». Wat
zijn de bevindingen van de Arbeidsinspectie over deze onderwerpen?
Antwoord vraag 7
Inderdaad zijn in het kader van het inspectieproject Metaal 2004 waar de onderwerpen
gevaarlijke stoffen (lasrook of vluchtige organische stoffen) en fysieke belasting (tillen, duwen &
trekken) centraal stonden, vragen gesteld over getroffen beheersvoorzieningen. Over recirculatie is
geen informatie verzameld. In 502 bedrijven is op lasrook geïnspecteerd. Uit de inspecties is
gebleken dat in 10% van deze bedrijven geen beheersvoorzieningen waren getroffen, veelal met de
reden dat er weinig gelast werd. In de overige 90% van de op lasrook geïnspecteerde bedrijven
werd vaak een combinatie van diverse beheersvoorzieningen toegepast. Deze bestaat uit
ruimtelijke ventilatie, plaatselijke ventilatie (bronafzuiging) en het gebruik van
adembeschermingsmiddelen. Onzeker is echter of die voorzieningen altijd afdoende zijn om de
werknemers te beschermen. Inzicht kon hier niet worden verkregen aangezien hiervoor een
beoordeling van de blootstelling noodzakelijk is. In veel bedrijven ontbrak een actuele en
kwalitatief goede blootstellingbeoordeling en is hiervoor een waarschuwing gegeven. De controle
op de naleving van deze waarschuwingen start in het 4e kwartaal van 2004. De resultaten van het
inspectieproject worden binnenkort gepubliceerd.
8
Welke informatie geeft u het vertrouwen dat werkgevers in staat zijn de kwaliteit en de goede
werking van de recirculatieapparatuur, alsook kwaliteit van de filters te waarborgen?
Antwoord vraag 8
De Arbeidsomstandighedenwet schept het kader waarbinnen werkgevers en werknemers tezamen
verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van de werkplek. Gelet op de positie van de werkgever
spreekt het voor zich dat aan die zijde de verantwoordelijkheid zwaar weegt. Mijn vertrouwen dat
de werkgever in staat zal zijn de goede werking van recirculatieapparatuur, inclusief de toegepaste
filters, te waarborgen, is gebaseerd op dezelfde elementen die ten grondslag liggen aan de
implementatie en uitvoering van het algemene beleid voor het omgaan met stoffen, inclusief het
regime voor mutagene en kankerverwekkende stoffen. Ik meen dat werkgevers op grond van de
informatie die onder andere door brancheorganisaties kan worden verstrekt, de bijstand van de
arbodienst waarbij de werkgever is aangesloten én de betrokkenheid van ondernemingen die deze
recirculatieapparatuur ontwerpen, leveren en kunnen onderhouden, hun verplichtingen hieromtrent
kunnen nakomen. Voorts dient de werkgever de werknemers voorlichting te verschaffen over de
gevaren van de stoffen of processen waarmee wordt gewerkt. Tenslotte houdt de Arbeidsinspectie
toezicht op de naleving van de voorschriften. Het aspect recirculatie zal, waar dit relevant is, in
2005 worden opgenomen in de projectplannen van de Arbeidsinspectie.
9
6
Bent u bereid aan de Gezondheidsraad en de SER advies te vragen over de opheffing van het
recirculatieverbod en in afwachting daarvan de invoering per 1 september 2004 op te schorten?
Antwoord vraag 9
De voorgenomen wijziging van de Arbeidsomstandighedenregeling voor de recirculatie van
mutagene, kankerverwekkende en sensibiliserende stoffen is na zorgvuldige afweging tot stand
gekomen. Daarbij zijn deskundigen en sociale partners direct geraadpleegd. Ik zie dan ook geen
aanleiding de Gezondheidsraad en de SER advies te vragen of de inwerkingtreding van deze
wijziging op te schorten.
10
Wilt u deze vragen, maar in ieder geval vraag 9, vóór 1 september 2004 beantwoorden?
Antwoord vraag 10
Ja.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid