De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
VD. 2004/2546
datum
30-08-2004
onderwerp
Tarieven diervoeders
TRC 2004/5354
bijlagen
Geachte Voorzitter,
Onderstaand treft u de beantwoording aan van uw feitelijke vragen met
betrekking tot diverse tarieven voor diervoedercontroles.
datum
30-08-2004
kenmerk
VD. 2004/2546
bijlage
1. Hoe zijn deze kosten in andere EU-landen opgebouwd? Worden deze
kosten in andere EU-landen d.m.v. kostendekkende tarieven
gefinancierd of legt de regering geld bij?
Op basis van gegevens uit België en een aantal Duitse deelstaten
blijkt dat EU-lidstaten verschillend omgaan met de kosten die ter
uitvoering van de diervoederregelgeving worden gemaakt.
Voorop zij gesteld dat lidstaten op grond van beschikking nr.
98/728/EG verplicht zijn om kostendekkende retributies te heffen voor
het verlenen van erkenningen als bedoeld in richtlijn nr. 95/69/EG. In
België en voorbedoelde Duitse lidstaten worden hiertoe kostendekkende
retributies in rekening gebracht. Bovendien worden de kosten die de
Belgische overheid maakt voor repressieve controles ook grotendeels
door het bedrijfsleven gefinancierd. Dit gebeurt via het
'Begrotingsfonds voor grondstoffen en de producten', waaraan bedrijven
jaarlijks 1,5 promille van de omzet van het voorgaande jaar bijdragen.
In Duitsland worden voor de controle op import van diervoeders op
grond van Richtlijn 95/53/EG geen retributies in rekening gebracht.
2. Wat betekenen deze tarieven voor de concurrentiepositie van
Nederland? Zijn er uiteindelijk negatieve gevolgen voor de
Nederlandse diervoedersector te verwachten? Zo ja, kunt u een
indicatie geven?
Voorop zij gesteld dat in het algemeen gesproken verschuivingen in
concurrentiekracht slechts voor een beperkt deel toe te rekenen zijn
aan toezichts- en controlekosten. Medebepalend voor de
concurrentiekracht van de diervoedersector zijn de schaal en de wijze
van de productie, kwaliteit van grondstoffen en productie, het tegen
lage kostprijzen voorhanden hebben van grondstoffen, goede aanvoer- en
havenfaciliteiten en een goede logistiek.
Gelet hierop valt vooraf niet te zeggen in hoeverre de retributies
voor de controle op diervoeders die worden ingevoerd tot verschuiving
van de handelsstromen leiden en daarmee van invloed zijn op de
concurrentiepositie van Nederland.
De retributies die in het kader van erkenningen en registraties zullen
worden geheven, hebben naar verwachting weinig invloed op de
concurrentiepositie. Weliswaar zullen de kosten voor het bedrijfsleven
in het eerste jaar hoger zijn in verband met eenmalige kosten voor de
aanvraag van erkenningen en registraties en een toegenomen
inspectiefrequentie van vier keer per jaar. Daar staat tegenover dat
eerstbedoelde kosten na het eerste jaar wegvallen en dat na dat jaar
het inspectieregime zal worden geëvalueerd. Daarbij zal worden bezien
in hoeverre de toezichtsfrequentie kan worden verminderd. De kosten
van de controles kunnen als gevolg daarvan afnemen.
3. Verwacht u dat door de hoogte van de tarieven mogelijk illegale
praktijken plaatsvinden, om zo de hoge kosten te ontwijken?
Illegale praktijken zijn nooit uit te sluiten, ook niet als er geen
retributies zouden worden geheven. Er is evenwel geen reden om aan te
nemen dat de kosten in verband met de toename van de
controlefrequentie aanleiding zullen geven tot meer illegale
praktijken. Bovendien zal het inspectieregime één jaar na de
inwerkingtreding van de Kaderwet diervoeders worden geëvalueerd, aan
de hand van de opgedane ervaringen. Daarbij zal onder andere worden
bezien of de toezichtsfrequentie kan worden gedifferentieerd naar
gelang tijdens controles is gebleken dat bedrijven aan de wettelijke
voorschriften voldoen. De eigen verantwoordelijkheid van het
bedrijfsleven staat hierbij voorop. Het gevolg kan zijn dat bedrijven
die hun zaken op orde hebben in de toekomst minder worden
gecontroleerd en daardoor minder kosten maken dan andere bedrijven.
Daarvan kan juist een positieve impuls uitgaan naar bedrijven om zich
aan de wettelijke voorschriften te houden.
4. Kunt u een inschatting geven van de minimale en maximale
werkelijke kosten met betrekking tot de toelating van vervangende
voederproteïnen door lidstaten van de EU, op basis waarvan de
laboratorium- of dossieronderzoekskosten in rekening worden
gebracht?
Aanvragen voor toelating van vervangende voederproteïnen worden
spaarzaam ingediend. Zodoende is ook niet goed in te schatten wat de
gemiddelde kosten zijn van de behandeling van een aanvraag. Om
onevenredige kostendoorberekeningen, die bij een forfaitair tarief
zouden kunnen optreden, te voorkomen, is ervoor gekozen om per
aanvraag de werkelijke kosten door te berekenen. De minimale kosten
bedragen in elk geval de administratiekosten à EUR 55,77.
5. Hoe verhouden de nieuwe tarieven voor de controle op diervoeders
zich tot de concurrentiekracht van Nederland? En hoe is de
situatie in de ons omringende lidstaten op dit terrein?
Zie vraag 2.
6. Om welke tarieven gaat het bij het tarief dat ingevoerd wordt voor
de afgifte van een document waarin de aard en de uitkomsten van de
uitgevoerde controles zijn aangegeven. Wat zijn de minimale en
maximale bedragen?
Het tarief voor de afgifte van het document dat is voorgeschreven op
grond van artikel 9, eerste lid, van richtlijn nr. 95/53/EG inzake
officiële controles van diervoeders bedraagt standaard EUR 2,13.
7. Hoe verhouden de voorgestelde tarieven zich tot de aangenomen
motie Koopmans c.s. (28973, nr. 3) waarin de regering wordt
gevraagd om een plan van aanpak zodat de kosten substantieel lager
worden voor de sector?
Uitgangspunt van het regeringsbeleid is dat de tarieven voor
overheidswerkzaamheden kostendekkend zijn. Omdat de onderhavige
werkzaamheden voor een groot deel door de VWA/RVV worden uitgevoerd,
zijn de tarieven die ter uitvoering van gelijksoortige werkzaamheden
van de VWA/RVV op grond van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
zijn vastgesteld, als uitgangspunt genomen.
Zoals hierboven is aangegeven, zal een jaar na de inwerkingtreding van
de Kaderwet diervoeders worden bekeken in hoeverre de
controlefrequentie kan worden verminderd als gevolg waarvan de kosten
voor de controles zullen afnemen. Uitsluitend voor mengvoederbedrijven
die op jaarbasis minder dan 5000 ton mengvoeder produceren wordt een
structurele kostenstijging van circa 70% verwacht. Het betreft hier
minder dan 10% van het totale aantal erkende of geregistreerde
bedrijven.
8. Waarom wordt niet meer tegemoetgekomen aan de fundamentele kritiek
van het Productschap Diervoeders, bijvoorbeeld als het gaat om het
inbouwen van reductiemogelijkheden voor bedrijven die reeds
GMP-gecertificeerd zijn in relatie tot het zogenaamde 'toezicht op
toezicht'? Waarom wordt gekozen voor minimaal 4 bedrijfsbezoeken?
Is dit aantal niet subjectief te noemen?
In het rapport 'Voer tot nadenken', dat opgesteld is in opdracht van
de Tweede Kamer, wordt kritisch geschreven over zelfcontrole in de
diervoedersector. Tevens wordt gewezen op de eigen
verantwoordelijkheid voor het toezicht van de overheid en wordt
aangegeven dat intensiever toezicht door de overheid gewenst is. Gelet
op het voorgaande gelden vooralsnog gemiddeld vier bedrijfsbezoeken
per jaar als uitgangspunt in het kader van toezicht op de naleving van
eisen aan erkenningen en registratie. Dit is een controlefrequentie
die ook gebruikelijk is in andere sectoren waar de VWA toezicht
uitoefent. Het aantal controles geldt ongeacht of bedrijven
GMP-gecertificeerd zijn of niet.
Een jaar na de inwerkingtreding van de Kaderwet diervoeders zal de
inspectiefrequentie op basis van opgedane ervaringen worden
geëvalueerd. Daarbij zal onder andere worden bezien hoe bij het
toezicht uitvoering kan worden gegeven aan de mogelijkheid die artikel
21 van de Kaderwet diervoeders biedt om rekening te houden met de
eventuele deelname van bedrijven aan erkende bedrijfscontrolesystemen.
Dit kan vanaf 2006 leiden tot een minder frequent overheidstoezicht
bij voorbedoelde bedrijven, en daardoor tot een vermindering van de
retributies.
De criteria waar bedrijfscontrolesystemen voor diervoeders aan dienen
te voldoen, worden naar verwachting begin 2005 vastgesteld.
9. Waarom hanteert u toch het systeem van 'kostendekkendheid'
aangezien de kosten voor de sector door dit voorstel maar liefst
met 70% oplopen? Hoe verhoudt zich dit tot de onder druk staande
inkomens in de agrarische sector? En hoe verhoudt dit zich tot de
situatie in ons omringende landen?
Zie vraag 7.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
PDF-versie van de brief
Voor downloaden van PDF-bestanden:
Zie het origineel
Tarieven diervoeders (PDF-formaat, 54 kB)
---
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit