Ministerie van Buitenlandse Zaken

Algemeen ambtsbericht Syrië

Mei 2004

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004


1 Inleiding
Dit algemeen ambtsbericht bevat informatie over de algemene situatie in Syrië en is opgesteld met het oog op de beoordeling van asielaanvragen van Syriërs in Nederland en eventuele verwijdering van afgewezen Syrische asielzoekers vanuit Nederland. Het algemeen ambtsbericht is een geactualiseerde bewerking van het algemeen ambtsbericht Syrië van 4 juni 2003, kenmerk DPV/AM-789606, en beslaat de periode april 2003 tot en met april 2004. Bij de opstelling van dit algemeen ambtsbericht is onder andere gebruik gemaakt van rapportages afkomstig van de Nederlandse ambassade in Damascus, alsmede van informatie afkomstig van het US Department of State, Amnesty International, Human Rights Watch, de Economist Intelligence Unit (EIU), UNHCR en het Duitse Bundesamt für die Anerkennung ausländischer Flüchtlinge (BAFL). Ook is gebruik gemaakt van vakliteratuur en berichtgeving in de media. In het algemeen ambtsbericht wordt veelvuldig verwezen naar geraadpleegde bronnen. Een overzicht van de geraadpleegde openbare bronnen is opgenomen in de literatuurlijst. Overigens zijn de tekstpassages waarbij wordt verwezen naar openbare bronnen, in veel gevallen ook gebaseerd op informatie die op vertrouwelijke basis is ingewonnen.
In hoofdstuk 2 wordt de binnenlands-politieke en economische situatie in Syrië geschetst. Daarbij komt in paragraaf 2.2 de positie van verschillende legale, gedoogde en illegale partijen aan de orde. In paragraaf 2.3 worden politieke aspecten behandeld. In paragraaf 2.4 wordt aandacht besteed aan geheime diensten en leger. In paragraaf 2.5 volgt een schets van de sociaal-economische situatie. Hoofdstuk 3 beschrijft de mensenrechtensituatie in Syrië. Na een overzicht van de grondwettelijke bepalingen, andere nationale wetgeving en verdragen waarbij Syrië partij is, worden de mogelijkheden van toezicht op de mensenrechtensituatie geschetst. Hierna volgt in paragraaf 3.2 de eigenlijke beschrijving van de situatie van de mensenrechten in Syrië. Hierin is opgenomen een beschrijving van de positie van enkele religieuze bevolkingsgroepen, waarna in paragraaf 3.3 de positie van etnische minderheden en andere specifieke groepen aan de orde komt. Hoofdstuk 4 handelt over vluchtelingen en ontheemden, het beleid van andere West-Europese landen en het beleid van UNHCR. Hoofdstuk 5 bevat een algehele samenvatting.
---

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004


2 Landeninformatie
2.1 Basisgegevens
2.1.1 Land en volk1
De Syrische Arabische Republiek2 heeft een oppervlakte van 185.180 km², ongeveer 4,4 x Nederland. In geografisch opzicht kan een aantal gebieden worden onderscheiden. In het noordwesten liggen de Alawitische Bergen3 die van de Middellandse Zee worden gescheiden door een smalle maar vruchtbare kuststrook. Deze kuststrook en de westelijke hellingen van de Alawitische Bergen zijn van oudsher dichtbevolkt. Net ten noorden van de Libanese grens ligt `de Poort van Homs', een natuurlijke laagvlakte tussen de Alawitische Bergen en het Libanon- gebergte4, waardoor de verbindingen tussen kust en binnenland lopen. De grens met Libanon wordt gevormd door het kalkstenen massief van het Anti-Libanon- gebergte5. Ten oosten hiervan strekt zich van Damascus tot aan Al-Nabk een langgestrekte oase uit, die via (deels ondergrondse) rivieren (waaronder de rivier de Barada) en eeuwenoude irrigatiekanalen water ontvangt uit de bergen. Het zuiden van Syrië bestaat uit de hoogvlakte van Golan6, het Hawran-plateau en de Arabische of Druzische Bergen7. Het hart van Syrië wordt gevormd door het stroomgebied van de Orontes8. Langs de grens met Turkije ligt een terrassenlandschap met diep ingesneden rivieren, en meer naar het oosten een vruchtbaar heuvellandschap; dit gebied, het noordelijke deel van `Al-Jazirah'9, is de graanschuur van Syrië. Het zuidelijke deel van `Al-Jazirah', het gehele centrale en oostelijke deel van Syrië bestaat uit een grotendeels vlak steppe- en woestijngebied, `Badiyat al Sham'10. Deze beslaat ongeveer tweederde deel van het land. De vallei van de rivier de Eufraat11 loopt dwars door dit steppe- en woestijngebied.

1 Onderstaande gegevens zijn ontleend aan de uitgave `Syrië' uit de Landenreeks van het Koninklijk Instituut voor de Tropen (Amsterdam, l997).
2 Al-Jumhuriyya Al-`Arabiyya Al-Suriyya.
3 Jibal Al-Ansariyya of Jibal Al-Salihiyya.
4 Jibal Lubnan.

5 Jibal Lubnan ash-Sharqi.
6 Al-Jawlan.

7 Jibal Al-`Arab of Jibal Al-Duruz.
8 Nahr Al-Asi.

9 Arabisch voor `het eiland'.
10 De Syrische Woestijn.
11 Al-Furat.

---

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

Het land heeft een inwonertal van ongeveer 17 miljoen12 en kent een grote religieuze en etnische diversiteit. De meerderheid van de bevolking (ongeveer 74 procent13) is sunniet14. Sji'ieten15, alawieten16, druzen17, ismaëlieten18 en yezidi's19 maken tezamen ongeveer zestien procent 20 van de bevolking uit. De in een veelheid van kerken21 opgedeelde christelijke minderheid vormt ongeveer tien procent 22 van de bevolking. Er bevinden zich minder dan honderd23 joden24, en wel in Damascus, Al-Qamishli en Aleppo25.
Etnisch en linguïstisch kunnen in Syrië onder meer Arabieren (90,3 procent 26), Koerden27, Armeniërs28, Turkmenen29 en Circassiërs30 (tesamen 9,7 procent 31) worden onderscheiden.

12 The Economist Intelligence Unit, `Country Profile Syria 2003' (Londen, 10 maart 2003); officiële schatting medio 2002.

13 US Department of State, `Annual Report on International Religious Freedom for 2003 ­ Syria' (Washington, 18 december 2003).
14 Sunnieten volgen `de sunna', dat wil zeggen de dagelijkse gedragslijn van de profeet Mohammed. Deze is tot in het grootste detail schriftelijk vastgelegd in de verzameling van mondelinge overleveringen over hem (de zogenaamde `hadith'). De grote meerderheid van alle moslims in de wereld, ongeveer negentig procent, is sunnitisch.
15 Sji'ieten wonen in de Arabische wereld behalve in Libanon vooral ook in Irak, de Golfstaten en Jemen. Iran is overwegend sji'itisch. De sji'itische islam ontstond in de zevende eeuw toen een conflict uitbrak over de opvolging van de profeet Mohammed. Deze had vier dochters maar geen zonen. Het nageslacht van zijn dochter Fatima en haar man Ali, die behalve schoonzoon ook neef van de profeet was, speelde een cruciale rol bij het opvolgingsconflict. De `Partij van Ali' (`Sji'at Ali') stond erop dat de kaliefen (Mohammeds opvolgers) nakomelingen zouden zijn van Ali en Fatima. De sji'ieten erkennen vanaf Ali een reeks van imams en worden `twaalver-sji'ieten' genoemd. De twaalfde iman verdween in het jaar 874. Volgens de sji'ieten is deze iman niet gestorven, maar zal hij als `mahdi' (dat wil zeggen `verlosser') terugkeren.

16 Zie subparagraaf 3.2.3.

17 Ibidem.

18 Ibidem.

19 Ibidem.

20 US Department of State, `Annual Report on International Religious Freedom for 2003 - Syria' (Washington, 18 december 2003).
21 Zie subparagraaf 3.2.3.

22 US Department of State, `Annual Report on International Religious Freedom for 2003 ­ Syria' (Washington, 18 december 2003).
23 Ibidem.

24 Zie subparagraaf 3.2.3.

25 CIA, `The World Factbook 2003 ­ Syria' (Washington, 18 december 2003).
26 Ibidem.

27 Zie subparagraaf 3.3.6.

28 Zie subparagraaf 3.2.3.

29 De Turkmenen zijn voornamelijk woonachtig ten noorden van Aleppo en langs de grens met Turkije. Zij zijn afstammelingen van Turkssprekende nomadenstammen die zich in de elfde eeuw in dit gebied hebben gevestigd.
30 De Circassiërs (ook bekend onder de namen Tsjerkessen, Kabardiërs en Adigezen) zijn een Kaukasisch volk waarvan het grondgebied na vele veldslagen uiteindelijk in l864 door de
---

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

2.1.2 Geschiedenis
Het huidige Syrië ontstond aan het einde van de Eerste Wereldoorlog door het uiteenvallen van het Ottomaanse rijk, waarvan het sinds l516 deel had uitgemaakt. Voor l914 werd het gehele gebied dat thans de staten Syrië, Libanon, Israël, Jordanië en de Palestijnse Gebieden omvat, als `Syrië'32 betiteld. Op 10 juni l916 riep Sharif Hoessein Din Ali, emir van Mekka, de Arabische opstand tegen het Ottomaanse bewind uit. Deze opstand mondde in oktober l918 uit in de verovering van Damascus door de troepen van de Britse generaals Allenby en Barrow, en van de zoon van de emir van Mekka, Faisal, die werd bijgestaan door Britse adviseurs, waaronder T.E. Lawrence33. Na de verovering van Damascus werd Faisal34 geïnstalleerd als `onderkoning' over Syrië en Palestina. Op grond van de zogenaamde `Sykes-Picot overeenkomst' was eerder, in l916, door het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk besloten dat Syrië onder Franse invloed zou komen te staan. In maart l920 werd de onafhankelijke staat `Groot-Syrië'35 uitgeroepen met Faisal als koning. Tijdens de Volkenbond-conferentie in San Remo in april l920 kreeg Frankrijk `Groot-Syrië' als mandaatgebied toegewezen. Emir Faisal vertrok in ballingschap en werd later koning van Irak. Ondanks de officiële erkenning door Frankrijk in l941 werd Syrië pas werkelijk onafhankelijk toen in l946 alle Franse troepen zich hadden teruggetrokken. In l950 kwam de eerste Syrische grondwet tot stand36. Vanaf l958 tot l961 maakte Syrië samen met Egypte deel uit van de `Verenigde Arabische Republiek' (VAR). Na een militaire staatsgreep in Damascus in l961 kwam aan dit samenwerkingsverband met Egypte een einde. In l963 kwam in

Russen werd ingelijfd. Tussen l850 en l880 emigreerden 800.000 tot één miljoen Circassiërs naar het Ottomaanse rijk. De Circassische gemeenschap in Syrië wordt geschat op ongeveer circa 50.000 personen, die voornamelijk woonachtig zijn in dorpen in het noorden van het land.

31 CIA, `World Factbook 2003 ­ Syrië' (Washington, 18 december 2003).
32 Bilad Al-Sham. Dit gebied was in de loop der tijd onderverdeeld in allerlei administratieve eenheden zoals Jaffa, Jeruzalem, Damascus, Aleppo, Beiroet en Sidon.
33 Beter bekend als `Lawrence of Arabia'.
34 Zijn broer Abdullah zou later koning van Jordanië worden.
35 Ruwweg omvattende het gebied dat omsloten werd door het Taurus-gebergte in het tegenwoordige Turkije in het noorden, de rivier de Eufraat in het oosten, de Arabische woestijn in het zuiden en de Middellandse Zee in het westen.
36 De huidige grondwet dateert van 13 maart l973.
---

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

Syrië via een staatsgreep de Arabisch-socialistische Baath-partij37 aan de macht. Ook de in juni 2000 overleden Syrische president Hafez Al-Assad is via een staatsgreep38 aan de macht gekomen, en wel op 16 november l970. Op 22 februari l971 werd hij tot president van Syrië gekozen, een funktie die hij tot aan zijn overlijden onafgebroken heeft bekleed.
Eind jaren zeventig nam het binnenlands verzet tegen het bewind van wijlen president Hafez Al-Assad grote vormen aan, met name in de conservatieve handelssteden Aleppo, Homs en Hama, en in mindere mate in Damascus. Gewelddadige vormen van verzet werden ondernomen door de Moslimbroederschap39, die banden onderhield met soortgelijke bewegingen in Egypte en Jordanië. Deze militante acties liepen uit op een grootschalige opstand door de inwoners van de stad Hama in l982, die door het leger op zeer bloedige wijze werd neergeslagen. Naar schatting 20.000 mensen kwamen hierbij om het leven40.
Na het overlijden van Hafez Al-Assad41 werd diens zoon Bashar op 17 juli 2000 beëdigd als de nieuwe president van Syrië42. 2.2 Staatsinrichting
Syrië is een seculiere staat die bestuurd wordt door een regime dat steunt op een kleine machtsgroep. Deze laatste groep behoort voor een belangrijk deel tot de minderheid van de alawieten43. Ook de president maakt van deze minderheid deel uit.
De president is niet alleen staatshoofd, maar ook opperbevelhebber van de strijdkrachten en secretaris-generaal van de Baath-partij. Hij benoemt en ontslaat vice-presidenten, de minister-president en leden van de raad van ministers. De president wordt gekozen bij referendum voor een periode van zeven jaar. De grondwet omschrijft de Syrisch-Arabische Republiek als een `democratisch- socialistische volksrepubliek' die geleid wordt door de Baath-partij44.
37 `Baath' (de schrijfwijze in het Arabisch wordt juister weergegeven met `Baa'th') betekent `reveil, wederopstanding, heropleving' (vergelijk in het Engels `resurrection, awakening, revival, arousal, evocation').
38 Vanaf l948 tot de machtsovername in l970 door Hafez Al-Assad vonden er in Syrië in totaal al vijftien staatsgrepen plaats.
39 Zie subparagraaf 2.2.1.3.
40 Nikolaos van Dam, `The Struggle for Power in Syria', derde editie (Londen/New York, l996/l997).

41 Algemeen ambtsbericht Syrië van 4 juni 2003, kenmerk DPV/AM ­789606, blz. 11.
42 Voor een interview met president Bashar Al-Assad zie Al-Hayat (Londen, 7 oktober 2003).
43 Zie subparagraaf 3.2.3.
44 Zie subparagraaf 2.2.1.
---

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

Hoewel de uitvoerende macht in naam bij de raad van ministers berust, is het de president die de belangrijkste beslissingen neemt. Het politiek bestel in Syrië berust op de volgende vier pijlers: de strijdkrachten45, de geheime diensten46, de ambtelijke bureaucratie en de Baath-partij. De volksvertegenwoordiging47 van 250 leden wordt gedomineerd door het Nationale Progressieve Front (NPF). Dit is een sinds l972 bestaande coalitie van zeven partijen, waarbinnen de Baath-partij almachtig is48. De Baath-partij heeft een absolute zetelmeerderheid in de volksvertegenwoordiging. De volksvertegenwoordiging heeft weinig tot geen invloed op het beleid. Doorgaans beperkt zij zich tot het bekrachtigen van de door de president uitgezette lijn en keurt zij het beleid van het regime zonder wezenlijk debat goed. 2.2.1 Politieke partijen
In Syrië mogen naast de Baath-partij officieel geen andere politieke partijen bestaan dan de zes partijen die deelnemen aan het Nationaal Progressief Front (NPF). Zolang in de Syrische grondwet is vastgelegd dat de Baath-partij de leiding heeft in staat en maatschappij49, is er geen vooruitzicht op verandering van deze situatie. De zes met de Baath-partij in het NPF samenwerkende politieke partijen hebben zich verbonden geen activiteiten te ontplooien binnen de strijdkrachten en onder studenten. Zij zijn nauwelijks als zelfstandig te beschouwen; de mogelijkheid voor deze partijen om zich in woord en/of geschrift onafhankelijk van de Baath-partij op te stellen, is beperkt. De invloed van deze kleine legale partijen op het landsbestuur is dan ook vrijwel nihil. Via een wijziging van de perswet heeft de Baath-partij in november 2000 echter toegestaan dat de in het NPF samenwerkende partijen hun eigen (partij)kranten50 kregen, alsmede een eigen partijkantoor.
Een aantal Palestijnse organisaties heeft zijn basis in Syrië51. Deze worden in Syrië gedoogd, zolang zij opereren binnen de grenzen zoals aangegeven door de autoriteiten en geen activiteiten ontplooien die voor de openbare orde als politiek bedreigend zouden kunnen worden aangemerkt.
45 Zie subparagraaf 2.4.2.
46 Zie subparagraaf 2.4.1.
47 Arabisch: Majlis Al-Sha'b.
48 Zie subparagraaf 2.2.1.
49 Artikel 8 van de grondwet luidt: `The Baath Arab Socialist Party shall be the leader party in society and the state, and shall lead a National Progressive Front that works to unite the capacities of the masses of the people to serve the interests of the Arab Nation.'.
50 Zie subparagraaf 3.2.1.
51 Zie ook algemeen ambtsbericht Syrië/Palestijnen van 31 januari 2002 (kenmerk DPC/AM- 707220).

---

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

Op 17 november 2003 werd in Washington door zeven Syrische oppositiegroeperingen, zes Syrische niet-gouvernementele organisaties en de Yekiti partij52 , de Syrian Democratic Alliance (SDA) in het leven geroepen. De alliantie bestaat uit een aantal in ballingschap levende persoonlijkheden en groeperingen, die er naar streven de Baath partij te ontmantelen en een democratische regeringsvorm met vrije verkiezingen en met vrijheid van meningsuiting in de plaats te stellen van het huidige regime in Damascus. Een tweede bijeenkomst van de SDA vond plaats in Brussel in januari 2004 53. Ten aanzien van de in het algemeen ambtsbericht Syrië van juni 200354 genoemde `Grouping for Democracy and Unity' en het `National Committee for the Unity of the Syrian Communist' is geen nadere informatie bekend ten aanzien van activiteiten, het aantal leden/sympathisanten en het eventueel bereiken van gestelde doeleinden. Ook is niet bekend of deze groeperingen in de verslagperiode daadwerkelijke goedkeuring hebben gekregen van de autoriteiten voor hun politieke activiteiten.
2.2.1.1 Legale partijen
Er zijn zeven legale partijen die samen het NPF vormen. Van deze zeven partijen is de Baath-partij de belangrijkste.
a. Baath-partij
De Arabische Baath-partij werd in l947 in Damascus op initiatief van Michel Aflaq en Salah-Uddin Al-Bitar opgericht. In l952 ging deze partij samen met de Arabisch-Socialistische Partij van Akram Al-Hourani. Hierdoor ontstond de Arabisch-Socialistische Baath-partij. Op 23 februari l966 greep de radicale vleugel (`neo-Baath') van de Arabisch-Socialistische Baath-partij door middel van een militaire staatsgreep onder leiding van Salah Jadid de macht in Damascus. Als gevolg van deze staatsgreep werden leden van het eerste uur verbannen of om het leven gebracht. Velen vluchtten naar Irak waar de Iraakse Baath-partij in l968 aan de macht kwam. Vanaf de jaren zeventig vond de Syrische Baath-oppositie steun in Irak.
De ideologie van de Baath-partij houdt eenwording van de Arabische wereld en een vorm van Arabisch socialisme in. De Baath-partij is een seculier ingestelde partij die ook aan niet-moslims ruimte biedt. De Baath-partij zegt te ijveren voor de emancipatie van de vrouw.
Ingevolge de grondwet beschikt de Baath-partij over een meerderheid aan aanhangers in alle overheids- en volksorganisaties, zoals vakbonden en vrouwengroeperingen.

52 Zie ook subparagraaf 3.3.6.
53 AFP, 19 januari 2004.
54 Algemeen ambtsbericht Syrië van 4 juni 2003, kenmerk DPV/AM-789606, blz. 11. 10

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

Lidmaatschap
Het lidmaatschap van de Baath-partij wordt in partijgelederen gezien als een voorrecht. Slechts een beperkt deel van de bevolking kan lid van de Baath-partij worden55. Jongeren sluiten zich veelal aan om privileges met betrekking tot studie of werk te verkrijgen. Het lidmaatschap van de Baath-partij staat alleen open voor Syrische staatsburgers en kan in het algemeen als volgt worden verkregen. Eerst dient men lid te worden van de jeugdbeweging56 van de Baath-partij. Vervolgens moet men `sympathisant'57 worden en ten slotte dient men een examen af te leggen om volwaardig partijlid te kunnen worden.
De Baath-partij geeft ideologische cursussen voor het gewone lidmaatschap van de partij. Deze cursussen voor studenten, militairen, arbeiders en ambtenaren zijn specifiek op de verschillende categoriën toegesneden en verschillen van niveau. Al deze cursussen duren tien maanden tot een jaar en worden gevolgd door eerdergenoemd examen. Vervolgens wordt men bij een feestelijke gelegenheid als volwaardig lid geïnstalleerd. Men moet wel voor het examen slagen om als partijlid te worden toegelaten. De totale periode van aspirantschap en ideologische opleiding, eventueel beginnend met de jeugdbeweging, kan drie jaar bedragen. Alleen volwaardige leden van de Baath-partij krijgen een echte lidmaatschapskaart; voor de drie eerdere stadia op weg naar het volwaardige lidmaatschap van de Baath-partij bestaan er identiteitsbewijzen. Het lidmaatschap van de Baath-partij mag en kan nooit worden opgezegd. Het is voor een lid van de Baath-partij streng verboden lid te worden van een andere partij. Er bestaat een intern decreet dat zulk `verraad' met de dood kan worden bestraft. Er is echter geen voorbeeld bekend, waarbij daarvan daadwerkelijk sprake is geweest. Partij-organen
Tijdens het in januari l985 gehouden Achtste Congres van de Baath-partij werd besloten het aantal leden van het Centraal Comité uit te breiden van 75 naar negentig leden. Bij diezelfde gelegenheid heeft het partijcongres de organen van de Baath-partij in een nieuwe samenstelling bevestigd. Deze organen zijn:
1. het Centraal Comité, bestaande uit negentig leden, dat buiten de partijcongressen de politieke lijn van de Baath-partij bepaalt. Tijdens het in juni 2000 bijeengekomen Negende Congres van de Baath-partij werden 62 leden van het Centraal Comité vervangen. Er maken zestien vrouwen deel uit van het Centraal Comité.

2. het Regionale Commando (ter vervanging van het vroegere Regionale Comité), dat een uitvoerend orgaan is. Van de 21 leden van het Regionale
55 Naar schatting is zo'n zeven à acht procent van de Syrische bevolking lid van de Baath-partij.
56 Arabisch: Shabiba Al-Thaura, dat wil zeggen `de Jeugd van de Revolutie'. Met `de Revolutie' wordt in dit verband `de Revolutie van de Baath-partij' bedoeld.
57 Arabisch: nasir.

---

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

Commando werden tijdens het Negende Congres van de Baath-partij twaalf nieuwe leden gekozen.

3. het Inspectie- en Controle Comité, bestaande uit vijf leden, met als taak toezicht op de uitvoering van besluiten en op de interne partijdiscipline. De zes kleinere partijen die samen met de Baath-partij het Nationaal Progressief Front (NPF) vormen, zijn:
b. Syrische Communistische Partij58 59
Deze partij is uiteengevallen60 in drie vleugels, namelijk
- een orthodoxe richting onder leiding van Wisal Farah, weduwe van de voormalige leider Khaled Bakdash;

- een reformistische richting die in ideologisch opzicht dichter bij de Baath- partij staat en geleid wordt door Yusuf Al-Faisal;
- een illegale vleugel, die geen onderdeel uitmaakt van het NPF 61. c. Arabisch-Socialistische Unie 62
Deze partij vormt een voortzetting van de Nasseristische Partij die tijdens de unie met Egypte (de Verenigde Arabische Republiek; l958 ­ l961) als enige partij optrad; wordt geleid door Safwan Al-Qudsi.
d. Socialistische Unionisten63
Deze partij vormt een afsplitsing van de Baath-partij en streeft herstel van de unie met Egypte na; wordt geleid door Fayiz Ismail.
e. Beweging van Arabisch-Socialisten64
Deze partij vormt een restant van de vroegere Socialistische Partij en wordt geleid door Ghassan Abdelaziz Osman.
f. Partij van Sociaal-Democratische Unionisten65
Dit is een meer liberale partij die wordt geleid door Ahmed Al-Assad. 58 Arabisch: Al-Hizb Al-Shuyu'i.
59 Deze partij opgericht in de jaren twintig van de vorige eeuw, heeft president Hafez Al-Assad vanaf l970 gesteund en maakt sinds l972 deel uit van het NPF. 60 De splitsing binnen de Syrische Communistische Partij dateert van begin jaren zeventig. De factie onder leiding van Khaled Bakdash die in l995 overleed, steunde de Baath-partij, terwijl het Politiek Bureau van deze partij (CP-PB) onder leiding van Riyadh Al-Turk zich tegen het regime keerde.
61 Zie verder subparagraaf 2.2.1.3.
62 Arabisch: Al-Ittihad Al-Ishtiraki Al-`Arabi. 63 Arabisch: Al-Wahdawiyyun Al-Ishtirakiyyun. 64 Arabisch: Harakat Al-Ishtirakiyyun Al-`Arabi. 65 Arabisch: Al-Wahdawiyyun Al-Dimuqratiyyun Al-Ijtima'iyyun. 12

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

g. Syrische Socialistische Nationale Partij66 Deze partij was vanaf l955 in Syrië verboden, omdat de partij door de Syrische autoriteiten van betrokkenheid bij de moord op generaal Adnan Al-Maliki, chef van de Generale Staf van de Syrische strijdkrachten, werd verdacht. Jarenlang zijn leden en sympathisanten van deze partij vervolgd en leidde de partij een schaduwbestaan. In de loop der tijd verbeterde de positie van deze partij echter toen de autoriteiten ervan overtuigd raakten dat deze partij met de moord op Al- Maliki niets van doen had. En marge van de parlementsverkiezingen begin maart 2003 werd deze partij officieel opgenomen in het Nationaal Progressief Front. De partij zou grote aanhang genieten onder de bevolking, met name in de kuststreek. Ook in Libanon is deze partij actief.
2.2.1.2 Gedoogde partijen
Er is voorzover bekend in Syrië nog één politieke partij officieel niet toegestaan waarvan niettemin (marginale) activiteiten worden gedoogd, namelijk de Assyrische Democratische Organisatie 67 (ADO). Dit is een organisatie van Assyriërs68 die aandacht vraagt voor de culturele identiteit van de Assyriërs in Syrië. De leider van deze organisatie, Bashir Sa'adi, heeft als onafhankelijk lid zitting gehad in het parlement. Hij was in het verleden betrokken bij acties voor Assyrische dorpen aan de rivier de Khabur. Hij werd daarvoor gearresteerd en zat vervolgens een half jaar gevangen zonder proces. In de jaren tachtig en negentig kwam het regelmatig voor dat partijactivisten werden opgepakt en enige weken of maanden werden vastgehouden, om daarna weer te worden vrijgelaten zonder dat er een rechtszaak volgde. De laatste jaren komt dit veel minder frequent voor.
Er hebben zich voorzover bekend in de verslagperiode geen nieuwe feiten of omstandigheden met betrekking tot bovengenoemde organisatie voorgedaan. Voor zover valt na te gaan zijn er behalve Palestijnse69 en Koerdische70 groeperingen thans officieel geen andere politieke partijen of groeperingen waarvan de autoriteiten (marginale) politieke activiteiten oogluikend toestaan. 2.2.1.3 Illegale partijen
66 Arabisch: Al-Hizb Al-Qaumi Al-Ijtima'i Al-Suri. 67 Arabisch: Al-Munazzama Al-Ashuriya Al-Dimuqratiyya. 68 Zie ook subparagraaf 3.2.3. 69 Zie algemeen ambtsbericht Syrië/Palestijnen van 31 januari 2002, kenmerk DPV/AM- 707220.
70 Zie algemeen ambtsbericht Syrië van 4 juni 2003, kenmerk DPV/AM-789606, subparagraaf 3.3.6.
13

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

Oppositiebewegingen zijn door de effectieve repressie van het bewind gedwongen clandestien en vaak vanuit het buitenland te opereren. Groepen verdwijnen soms van het toneel om later weer te verschijnen. Als er een tijd weinig of niets van een groep wordt gehoord, hoeft dat niet te betekenen dat deze niet meer bestaat of dat leden ervan niet meer worden vervolgd. Namen van oppositiebewegingen zijn soms uitsluitend terug te vinden in hun publicaties of verklaringen. Af en toe verschijnen er ook namen van nieuwe groeperingen als gevolg van allianties die zijn georganiseerd rond een politiek programma. Splitsingen en onenigheid binnen de groeperingen leiden tot nieuwe groepen met dezelfde of andere namen. Illegale groeperingen zijn veelal rond personen geclusterde kleine bewegingen die, althans in Syrië zelf, een schemerbestaan leiden. Veelal is het streven van dergelijke groeperingen gericht op herstel van de in de grondwet vastgelegde politieke vrijheden, c.q. beëindiging van de sinds l963 geldende staat van beleg. Lidmaatschap van extreem-linkse groeperingen (met name diverse communistische bewegingen), van dissidente Baath-organisaties en van andere illegale groeperingen, kan langdurige detentie zonder vorm van proces tot gevolg hebben. Verspreiding of bezit van clandestiene informatie kan eveneens leiden tot langdurige gevangenisstraf.
Informatie over activiteiten die onderstaande groeperingen thans nog ontplooien en het aantal leden/sympathisanten is onbekend.
a. Moslimbroederschap
Ondanks de aanwezigheid van een groot aantal kleine illegale oppositiepartijen en groeperingen in Syrië, lijkt het regime in de eerste plaats bezorgd te zijn over oppositie vanuit de hoek van de Moslimbroederschap71.

b. Nationaal Democratisch Verbond (NDV)72
Deze linkse coalitie is opgericht in l979 en was vooral begin jaren tachtig actief. Sinds 2000 lijkt de coalitie opnieuw actief te zijn geworden. De in de coalitie deelnemende partijen zijn zelf onafhankelijk van de coalitie actief. Leider van de coalitie is Hasan Abd Al-Azim. De coalitie en de daarin samenwerkende partijen willen binnen de marges van de Syrische wet legitieme oppositie voeren. Het NDV geeft een tijdschrift uit getiteld Al-Mauwqif Al-Dimuqrati73. Ook worden regelmatig verklaringen door het NDV uitgegeven over binnenlandspolitieke ontwikkelingen. Aanhangers van het NDV komen regelmatig in elkaars huizen bijeen. De achterban van het NDV bestaat voornamelijk uit communisten en Nasseristen. Zolang het NDV van de autoriteiten geen officiële toestemming heeft 71 Voor achtergrond-informatie over de Moslimbroederschap zie het algemeen ambtsbericht Syrië van 5 april 2002, kenmerk DPC/AM ­ 730993 (blz. 17 t/m 21). 72 In het Arabisch: Al-Tajammu Al-Watani Al-Dimoqrati; In het Frans: Rassemblement (Nationale) Démocratique; In het Engels: National Democratic Rally. 73 In het Nederlands: het Democratische Standpunt. 14

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

gekregen om als erkende politieke groepering op te treden, is het voor veel aanhangers niet aantrekkelijk om zich thans officieel bij het NDV aan te sluiten. De volgende partijen maken sinds begin jaren tachtig deel van het NDV uit:
- Communistische Partij-Politiek Bureau (CP-PB)74; Deze partij staat onder leiding van Riyadh Al-Turk. Informatie over deze partij, de activiteiten en de achtergrond van haar leden is niet bekend.
- Arabische Democratische Socialistische Baath-Partij75; Deze partij vertegenwoordigt de marxistisch-georiënteerde vleugel van de Baath- partij, en was in Syrië aan de macht van l966 tot l970.
- Arabische Socialistische Unie Partij in Syrië76; Deze partij bestaat voornamelijk uit aanhangers van de overleden Syrische president Jamal Atassi.

- Arabische Socialistische Partij77;
Deze groepering heeft ook een legale pendant in de Beweging van Arabische Socialisten78.

- Revolutionaire Arbeiderspartij79;
Van deze partij die zich in de jaren zestig zou hebben afgesplitst van de Arabische Socialistische Partij, is voor wat betreft haar activiteiten al jaren niets meer vernomen. Twijfel bestaat of deze partij thans nog wel bestaat, dan wel onderdeel uitmaakt van het NDV.
c. Partij van Communistische Actie (PCA)80
Deze partij werd in l976 opgericht en is buiten het NDV gebleven. Lidmaatschap van deze partij vormde voldoende reden om door de Syrische autoriteiten te worden opgepakt, en kon langdurige detentie door de geheime diensten tot gevolg hebben, vaak zonder vorm van proces. Met name in l984 en in l988 vonden er arrestaties van PCA-leden plaats. De PCA opereert geheel ondergronds en verwerpt het gebruik van geweld. De PCA staat onder leiding van Fatih Yamous. Dr. Haytham Al-Manaa, voorzitter van de Arab Committee for Human Rights en vooraanstaand lid van de PCA, keerde na een ballingschap van meer dan vijfentwintig jaar op 25 augustus 2003 vanuit Frankrijk terug naar Syrië. Daarbij werd hem door de Syrische autoriteiten bij zijn terugkeer geen strobreed in de weg gelegd.

d. Nationale Alliantie voor de Bevrijding van Syrië81 74 In het Arabisch: Hizb Al-Shuyu'i Al-Maktab Al-Siasi. 75 In het Arabisch: Hizb Al-Baath Al-Dimoqrati Al-Ishtiraki Al-`Arabi. 76 In het Arabisch: Hizb Al-Ittihad Al-`Arabi Al-Ishtiraki fi Suriyya. 77 In het Arabisch: Hizb Al-Ishtiraki Al-`Arabi. 78 Zie subparagraaf 2.2.1.1.
79 In het Arabisch: Hizb Al-`Ummal Al-Thawri Al-`Arabi. 80 In het Arabisch: Hizb Al-`Amal Al-Shuyu'i. 81 In het Arabisch: Al-Tajammu Al-Watani li-l-Tahrir Suria. 15

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

In deze organisatie, die werd opgericht in Damascus in l982, werken Nasseristen, islamisten en onafhankelijken samen. e. Assyrische Democratische Partij82 (ADP) Deze partij wordt door de autoriteiten niet gedoogd. Zij beweegt zich geheel ondergronds.
f. Islamitische Bevrijdingspartij (Islamic Liberation Party)83 Deze partij werd in l952 in Jeruzalem opgericht door sjeikh Taqiuddin An- Nabhani Al-Falastini en heeft afdelingen over de gehele wereld. Het hoofdkwartier is vermoedelijk gevestigd in Londen. Na zijn dood werd An-Nabhani als partijleider opgevolgd door sheikh Abd-El Qadim Zaloom, een voormalige professor aan de Al-Azhar universiteit in Kairo die op 29 april 2003 overleed. Wie thans aan het hoofd van deze partij staat en waar hij verblijf houdt is niet bekend. Ook over de identiteit van andere leidinggevenden van de partij ontbreekt iedere informatie. In de meeste Arabische landen alsmede in enkele Aziatische landen is de partij verboden. De partij zet zich in voor invoering en strikte naleving van de shari'a wetgeving, alsmede de oprichting van een islamitische staat (`khalifaat')84 85 voor alle moslims 86. In Duitsland is de partij wegens staatsgevaarlijke activiteiten en antisemitisme verboden. In Denemarken volgden maatregelen nadat de partij 30.000 euro had uitgeloofd voor elke moord op een prominente Deense jood 87.
2.3 Politieke ontwikkelingen
Bij zijn aantreden in juli 2000 had President Bashar Al-Assad zich onder andere tot taak gesteld Syrië te moderniseren. Daarbij had hij aangegeven voorzichtig economische en maatschappelijke hervormingen te willen doorvoeren. De president wist zich hierbij gesteund door een groep van gelijkgezinde technocraten van zijn eigen leeftijd. In diezelfde periode kwam ook een politieke dialoog op gang onder journalisten, mensenrechtenactivisten en kritische intellectuelen over politieke en economische hervormingen88.
De bestaande politieke elite van generaals, hoofden van geheime diensten en seniore politici toonde zich echter afkerig van een te snelle modernisering van de 82 In het Arabisch: Hizb Al-Dimuqrati Al-Ashuri. 83 In het Arabisch: Hizb Al-Tahrir Al-Islami. 84 In het Arabisch: Khilafah. 85 Als model voor een dergelijke staat staat deze partij voor ogen het rechtvaardige kalifaat, een militaristische islamitische staat die bestond in de zevende en achtste eeuw onder Mohammed en zijn eerste vier opvolgers (die bekend staan als de rechtvaardige kalifen). 86 Ariel Cohen, `Hizb ut-Tahrir: An Emerging Threat to US Interests in Central Asia, South Asia and the Middle East', The Heritage Foundation Backgrounder, no. 1656 (Massachusetts, 30 mei 2003). 87 ANP, 26 februari 2004.
88 Zie verder ook subparagraaf 3.2.1. 16

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

samenleving. Dit zou schadelijk kunnen zijn voor de gevestigde politieke en economische belangen van deze groep. Met argusogen werd van die kant dan ook het moderniseringsproces gevolgd, dat onder leiding van de president op voortvarende wijze ter hand was genomen. De gevestigde politieke elite zou bepaalde hervormingsvoorstellen van de president wel kunnen aanvaarden, mits deze voorstellen het bestaande politieke en economische systeem zouden versterken. Door velen binnen de politieke elite wordt daarbij gekeken naar het eigentijdse Chinese model, dat enerzijds economische hervormingen aanmoedigt om een grotere welvaart in het land te bereiken, terwijl anderzijds een strakke politieke controle wordt gehandhaafd.
Toen de monopoliepositie van de Baath-partij en de voorrechten van de gevestigde machtselite echter in het geding kwamen werd aan de voorzichtige hervormingen van de president een einde gemaakt. Uiteindelijk is daarbij de manoevreerruimte die de president door de gevestigde politieke elite werd geboden voor politieke en economische hervormingen te gering gebleken. Naar buiten toe bestaat derhalve de indruk dat de president slechts het beleid van zijn vader en voorganger voortzet. De gevestigde elite in Syrië heeft tot nog toe weinig inzet getoond om de door de president voorgestelde administratieve en economische hervormingen daadwerkelijk te laten plaatsvinden.
Op 10 september 2003 heeft president Al-Assad het ontslag aanvaard van premier Mohammed Mustafa Miro en diens kabinet, en vervolgens de voorzitter van het parlement, Mohammed Naji Al-Otari, gevraagd een nieuwe regering te vormen89. Dit is de tweede kabinetswijziging sinds Bashar Al-Assad in 2000 zijn overleden vader Hafez Al-Assad als president opvolgde. Op 20 september 2003 werd de nieuwe regering van premier Al-Otari door de president beëdigd. Premier Al- Otari, een architect die in l972 in Nederland heeft gestudeerd, is een vooraanstaand lid van de Baath-partij en was in het verleden onder andere vice- premier en gouverneur van de stad Homs. Het aantal ministersposten in de nieuwe regering is met vijf afgenomen tot dertig; er zijn twee vrouwelijke ministers, waaronder mevrouw Bouthaina Shaaban op het Department for Expatriates. Oudgedienden als Mustapha Tlass (Defensie), Farouk Al-Shara'a (Buitenlandse Zaken) en generaal Ali Haj Hamoud (Binnenlandse Zaken) bleven op hun post90. De Baath-partij behoudt in de nieuwe regering het merendeel van het aantal ministersposten (zeventien van de dertig ministersposten tegen slechts zes ministersposten voor niet-partij gebonden personen (buiten de NPF)). Op 29 september 2003 vaardigde de president een decreet uit waarbij de nieuwe Supreme Council for Financial Monitoring de bevoegdheid kreeg om de (financiële) administratie van alle regeringsinstellingen en staatsbedrijven waarin 89 Reuters, 10 september 2003.
90 The Oxford Business Group, `Syria: new government, old problems', volume 40 (Londen, 26 september 2003).
17

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

de staat een belang heeft van meer dan vijfentwintig procent, aan een onderzoek te onderwerpen. De raad heeft de bevoegdheid om zonder voorafgaande machtiging een onderzoek in te stellen en een gerechtelijk onderzoek te vragen indien er onregelmatigheden worden geconstateerd. De president benoemt de voorzitter van de raad, die de status van kabinetsminister heeft. Hoewel de raad rapport uitbrengt aan de premier is zij volledig onafhankelijk in haar optreden91. Op 7 oktober 2003 werd Mahmoud Al-Abrash, een in het westen opgeleide civiel ingenieur en voorzitter van de commissie van het parlement voor buitenlandse zaken, met een meerderheid van 211 voorstemmen van de 225 aanwezige stemuitbrengende parlementariërs als opvolger van Mohammed Naji Al-Otari tot voorzitter van het parlement gekozen92.
2.4 Veiligheidssituatie
2.4.1 Geheime diensten
Het binnenlandse beleid van het regime is gericht op sociaal-economische ontwikkeling en handhaving van de politieke stabiliteit binnen de bestaande machtsstructuren. Om het land in hun greep te houden gebruiken de machthebbers een uitgebreid netwerk van geheime diensten. De in l963 afgekondigde Wet op de Noodtoestand93 biedt de geheime diensten een basis om buiten enige justitiële of parlementaire controle om te kunnen opereren. De onderlinge verhoudingen tussen de elkaar deels overlappende en controlerende geheime diensten zijn veelal ondoorzichtig. Geen van de geheime diensten heeft volledig toegang tot informatie over andere geheime diensten of over de identiteit van medewerkers van andere geheime diensten. De geheime diensten opereren onafhankelijk van elkaar en zijn vrijwel geheel onafhankelijk van ministers, zodat deze laatsten geen werkelijke invloed op hen kunnen uitoefenen. Wel zijn zij alle verantwoording schuldig aan de president.
Er wordt streng opgetreden tegen alles wat wordt beschouwd als in strijd met de door de Baath-partij gecreëerde ordening van de staat. Het regime in Damascus heeft daarbij geheel Syrië onder controle94. Via vele tienduizenden medewerkers van geheime diensten wordt de ontwikkeling van iedere vorm van oppositie voorkomen. Personen verdacht van oppositionele activiteiten worden door geheime diensten opgepakt en worden enige dagen incommunicado gehouden. Medewerkers van geheime diensten zijn alom aanwezig in het Syrische 91 Reuters, 29 september 2003. 92 Reuters, 7 oktober 2003.
93 Voor de Engelse vertaling van de Wet op de Noodtoestand zie bijlage 1 van het algemeen ambtsbericht Syrië van 5 april 2002, kenmerk 730993. 94 De door Israël bezette Golan-hoogvlakte niet meegerekend. 18

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

straatbeeld. Daarnaast maken deze diensten gebruik van een uitgebreid netwerk van informanten. Voertuigen van veiligheidsdiensten in Syrië hebben geen specifiek herkenbare nummerborden.
Er zijn geen merkbare verschillen tussen het binnenlandse veiligheidsbeleid van president Bashar Al-Assad en dat van zijn vader Hafez Al-Assad te constateren. Bij zijn aantreden als president heeft Bashar Al-Assad te kennen gegeven dat continuïteit van het (binnenlandse veiligheids) beleid voorop staat en dat de bevolking geen drastische veranderingen in het te voeren beleid moet verwachten95.
De volgende vijf belangrijkste geheime diensten kunnen worden onderscheiden: a. Directoraat voor Politieke Veiligheid (`Political Security Directorate') (PSD)96
Deze dienst onder leiding van Ghazi Kan'an is verantwoordelijk voor het opsporen van iedere vorm van georganiseerde politieke activiteit die ingaat tegen de belangen van het regime. Dit brengt met zich mee het in de gaten houden van verdachte politieke dissidenten. Ook de activiteiten van vreemdelingen in Syrië alsmede hun contacten met de plaatselijke bevolking worden nauwlettend in het oog gehouden.
b. Directoraat voor Algemene Veiligheid (`General Security Directorate') (GSD)97
Deze dienst onder leiding van Hisham Bukhtiyar is de belangrijkste niet-militaire geheime dienst in Syrië. Het GSD bestaat uit de volgende afdelingen:
· Afdeling voor Binnenlandse Veiligheid98
Deze afdeling is verantwoordelijk voor het in de gaten houden van de Syrische bevolking in het algemeen, en overlapt daarmee de werkzaamheden van het PSD.
· Afdeling voor Buitenlandse Veiligheid 99 100.
· Palestina-afdeling101 102
95 Voor ongeregeldheden in het noordoosten van Syrië in maart 2004 en de reactie daarop van de autoriteiten zie subparagraaf 3.3.6. 96 In het Arabisch: Idarat Al-Amn Al-Siyasi. 97 In het Arabisch: Idarat Al-Mukhabarat Al-Amn. Deze dienst staat ook wel bekend als Amn Al-Dawla (in het Nederlands: Staatsveiligheidsdienst).
98 Arabisch: Idarat Al-`Amn Al-Dakhili. 99 Arabisch: Fara' Al-Kharijiyya.
100 In de Syrische pers wordt nauwelijks melding gedaan van het bestaan van deze afdeling. 101 Arabisch: Fara' Falastin.
102 In de Syrische pers wordt nauwelijks melding gedaan van het bestaan van deze afdeling. 19

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

Deze afdeling houdt de activiteiten van Palestijnse groeperingen in Syrië en in Libanon nauwlettend in de gaten.
c. Militaire Inlichtingendienst 103
Deze dienst onder leiding van Hassan Khalil heeft zijn hoofdkwartier in het ministerie van Defensie in Damascus en is formeel verantwoordelijk voor informatie van belang voor militaire operaties. Daarnaast is deze dienst verantwoordelijk voor eventuele militaire en logistieke ondersteuning aan Palestijnse, Libanese en Turkse extremistische groeperingen, politieke dissidenten in het buitenland, alsmede voor coördinatie van de activiteiten van het Syrische en het Libanese leger in Libanon. Deze dienst heeft verschillende onderafdelingen, waaronder Fara' Al-Tahqiq Al-`Askari104 en Fara' Falastin105. Een organisatie die organiek niet valt onder de militaire inlichtingendienst maar wel nauw samenwerkt met deze dienst is Dabita Al-Fida'iyya106 in Damascus. Het hoofd van deze afdeling zou rechtstreeks verantwoording moeten afleggen aan het hoofd van de Palestine Branch van de Militaire Inlichtingendienst. Dabita Al-Fida'iyya stond vroeger bekend onder de naam Maktab Falastin Al-Kifah Al-Musallah107 (in het Engels: Office for Palestine and the Armed Struggle). Deze organisatie bestond uit Syriërs en Palestijnen die deel uitmaakten van Palestijnse groeperingen die door de Syrische regering werden gesteund. Palestijnen die naar Syrië willen terugkeren, moeten machtiging voor toelating verkrijgen van deze organisatie. In het algemeen worden Palestijnen die in Syrië worden vastgehouden, voorafgaande aan hun vrijlating naar deze organisatie overgebracht. In het verleden was deze organisatie nauw betrokken bij arrestaties van Palestijnen in Syrië. Een belangrijke detentieplaats van deze organisatie ligt in de buurt van de Bagdadstraat in het district Al-Qassa' in Damascus. d. Luchtmacht-Inlichtingendienst 108
In tegenstelling tot wat de naam van deze dienst zou doen vermoeden, is deze dienst niet in de allereerste plaats betrokken bij het verschaffen van inlichtingen aan de luchtmacht. Deze dienst die onder leiding staat van Izedin Ismail, heeft zich ontwikkeld tot de meest geheime en gevreesde geheime dienst van Syrië. Dit vloeit voort uit het feit dat wijlen Hafez Al-Assad vroeger commandant van de Syrische luchtmacht is geweest. Nadat hij in l970 de macht in handen had gekregen, heeft Hafez Al-Assad deze dienst - die werd gedomineerd door mannen die hij goed kende en in de meeste gevallen ook zelf had benoemd ­ gebruikt om gevoelige binnenlandse en internationale operaties te doen uitvoeren. 103 In het Arabisch: Shu'bat Al-Mukhabarat Al-`Askariyya. 104 In het Engels: Military Interrogation Branch. 105 In het Engels: Palestine Branch.
106 In het Engels: Commando Police.
107 In het Engels: Office for Palestine and the Armed Struggle. 108 In het Arabisch: Idarat Al-Mukhabarat Al-Jawwiyya. 20

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

In Syrië is de Luchtmacht-Inlichtingendienst vaak nauw betrokken geweest bij operaties tegen islamitische opponenten van het regime. Deze dienst speelde een belangrijke rol bij het neerslaan van opstanden van de Moslimbroederschap in de jaren zeventig en begin jaren tachtig van de vorige eeuw109. Leden van deze dienst zouden ook leiding hebben gegeven aan de landelijke jacht op leden van de Hizb Al-Tahrir Al-Islami110 in december l999. Thans lijkt deze dienst veel invloed te hebben verloren en geen hoofdrol meer te vervullen.
e. Speciale Eenheden111.
Deze dienst, vermoedelijk onder leiding van Turkah Ala'addin, heeft talrijke arrestaties verricht van personen die verdacht werden van ongeoorloofde politieke activiteiten in Syrië. Het werkterrein van deze dienst zou zich na verloop van tijd hebben verplaatst naar Libanon.
2.4.2 Strijdkrachten
De strijdkrachten nemen in de interne politieke constellatie van Syrië een vooraanstaande positie in. Dit is hoofdzakelijk het gevolg van het feit dat zij de voornaamste machtsbasis vormden voor het bewind van president Hafez Al- Assad. Ook diens zoon en opvolger Bashar heeft de steun (van onderdelen) van de strijdkrachten nodig om zijn binnenlandse machtspositie te kunnen consolideren. De positie van de president is sterk afhankelijk van de loyaliteit van de strijdkrachten. De president is opperbevelhebber van de strijdkrachten. Hassan Turkmani is minister van Defensie en tevens plaatsvervangend opperbevelhebber112. Bevelhebber der landstrijdkrachten is Ali Habib. Gebrek aan geld heeft echter geleid tot een afname in kwaliteit van de strijdkrachten, met name sinds de ineenstorting van de voormalige Sovjet-Unie die de belangrijkste leverancier op defensiegebied voor Syrië vormde. Rusland is thans de belangrijkste leverancier van wapens- en wapensystemen. In verhouding tot de oppervlakte van het land zijn de strijdkrachten als relatief middelgroot in aantal aan te merken. Schattingen over de omvang van de strijdkrachten in actieve dienst lopen op tot ongeveer 215.000 manschappen landstrijdkrachten, 40.000 luchtstrijdkrachten, 4.000 marine, en een staande reserve (tot de leeftijd van 45 jaar) van 354.000 man. 109 Zie subparagrafen 2.1.2 en 2.2.1. 110 Zie ook subparagraaf 2.2.1. 111 In het Arabisch: Al-Wahdat Al-Khassa. 112 Op 12 mei 2004 is zijn voorganger Mustafa Tlass afgetreden. Deze had de funktie van minister van Defensie tweeëndertig jaar lang bekleed. Hij was een vertrouweling van wijlen president Hafez Al-Assad en geldt als een vertegenwoordiger van de antihervormingsgezinde oude garde.
21

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

De beste afgestudeerden van universiteiten en hogescholen komen uiteindelijk terecht in het leger, waar de ware prioriteiten van het regime liggen. Een baan in het leger is gewild. De salarissen zijn er hoger, medische zorg beter, huisvesting gratis of zwaar gesubsidieerd, en militairen hebben toegang tot speciale winkels waar zij (import)goederen tegen kostprijs kunnen aanschaffen. De strijdkrachten vervullen een ondersteunende rol in de buitenlandse politiek van het regime. Hiervan getuigen onder andere de Syrische militaire presentie in het buurland Libanon113 en de frontpositie die de Syrische strijdkrachten innemen in de naar de mening van de Syrische regering `permanente confrontatie' met Israël. In dit opzicht vormen de strijdkrachten een belangrijk instrument voor de buitenlandse (militaire) politiek van de president. Afgezien van de algemene veiligheidstaak van de reguliere eenheden van land-, zee- en luchtmacht worden specifieke veiligheidstaken verricht door speciale veiligheidseenheden, voor het merendeel aangevoerd door alawieten. Te denken valt hierbij aan `special forces' gerecruteerd uit militaire commando's en de militaire politie, aan de Republikeinse Garde die speciaal belast is met de beveiliging van de president en zijn familie, en aan de Brigades ter Verdediging van de Revolutie114.
2.4.3 Recente ontwikkelingen
Op 27 april 2004 hebben onbekenden explosieven tot ontploffing gebracht in de wijk Al Mezzeh in Damascus waar enkele westerse en Arabische diplomatieke vertegenwoordigingen zijn gehuisvest. Een gebouw dat vroeger in gebruik was bij de United Nations Disengagement Observer Force (UNDOF) die toezicht houdt op de wapenstilstandsovereenkomst tussen Syrische en Israëlische strijdkrachten in de Golan-hoogvlakte, raakte daarbij zwaar beschadigd. Bij daaropvolgende felle vuurgevechten tussen de nog onbekende strijders en veiligheidstroepen kwamen naar verluidt twee strijders, een veiligheidsbeamte en een voorbijgangster om het leven. Twee andere strijders zouden ernstig zijn verwond en afgevoerd naar een militair ziekenhuis. Over de identiteit en de motieven van de daders is niets bekend. Voorzover bekend heeft nog niemand de verantwoordelijkheid voor de aanslag opgeëist. Enkele uren na de aanslag zou bij een inval door veiligheidsdiensten in een huis in het bij Damascus nabijgelegen stad Khan Al- Sheih wapens en chemicaliën zijn aangetroffen115. 113 Na een eerdere terugtrekking van zo'n zesduizend militairen uit Beiroet en omgeving in 2001 heeft Syrië in februari 2003 ongeveer vierduizend militairen uit hoofdzakelijk christelijke gebieden ten noorden van Beiroet teruggetrokken. Er zijn thans nog ongeveer zeventienduizend Syrische militairen in Libanon gestationeerd (Reuters, 24 februari 2003) . 114 Arabisch: Sarayat Difa' Al-Thawra. 115 AFP/DPA/Reuters/AP, 28 en 29 april 2004
---

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

2.5 Sociaal-economische situatie
Syrië staat voor 2003 op plaats 110 in de Human Development Index van de UNDP (in 2002 was dat nog 108)116. Het BNP per hoofd van de bevolking was in 2002 1.191 US dollar. In 2001 lag het BNP per hoofd van de bevolking op 1.154 US dollar.
De Syrische economie is op staats-socialistische leest geschoeid. Hoewel er mede dankzij een belangrijke toename van de olie- en landbouwproductie de economie in de periode van l990 tot l995 met gemiddeld zes procent per jaar groeide117, is er de laatste jaren sprake van een verslechtering van de economische situatie. Deze is onder meer te wijten aan de politiek van import-substitutie die het land in een economisch geïsoleerde positie heeft gebracht. De economie wordt voorts geplaagd door een slechte economische infrastructuur, een corrupt bureaucratisch apparaat118 en een verouderde regelgeving119. Hierdoor wordt de ontwikkeling van de particuliere sector afgeremd. Uitgebreide liberaliseringsmaatregelen zijn uitgebleven, terwijl het land nog steeds een planeconomie naar Sovjet-voorbeeld voert. Er lijkt angst te bestaan voor liberalisering van de economie, omdat dit de status quo, sociale stabiliteit en vooral ook de bevoorrechte economische positie van de heersende elite zou kunnen aantasten. De roep om aanpassingen van het beleid wordt echter steeds luider en wordt mede ingegeven door een toenemende werkloosheid onder een sterk groeiende bevolking. Met een olie- en gasvoorraad waarvan de omvang op langere termijn onzeker is, met een agrarische sector die sterk afhankelijk is van voldoende regenval, en met toerisme, gastarbeid en donaties uit andere Arabische landen als sterk politiek afhankelijke inkomstenbronnen, lijkt de toekomst van de economie onzeker. De grootste uitdaging vormt met name de enorme groei van de bevolking die met een gemiddelde van 2,6 procent per jaar een van de hoogste ter wereld is, en een flinke aanslag vormt op infrastructuur en hulpbronnen. Het bevolkingsaantal in Syrië wordt thans geschat op circa 17 miljoen personen, van wie bijna de helft vijftien jaar of jonger is 120. Ieder jaar komen er naar schatting ongeveer 200.000 mensen bij die op zoek zijn naar een baan121. De werkeloosheid in Syrië, die door Westerse 116 Human Development Report 2003, UNDP (juli 2003). 117 `The Middle East and North Africa 2004, 50th edition, Europa Publications Ltd. (Londen, 2003).
118 Syrië staat (tesamen met China, Panama en Sri Lanka) op plaats 66 van de `2003 Transparency International Corruption Perceptions Index' van de in Berlijn gevestigde organisatie Transparency International. 119 Oxford Analytica, `What keeps Syrian industry down' (Londen, 26 augustus 2003). 120 The Economist Intelligence Unit, `Country Profile Syria 2003' (Londen, 10 maart 2003). 121 Ibidem.
23

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

diplomaten wordt geschat op twintig procent van de beroepsbevolking122, wordt gemaskeerd door het instandhouden van een groot leger en een omvangrijk overheidsapparaat.
Totstandkoming van een associatie-overeenkomst met de Europese Unie, verreweg de belangrijkste handelspartner van Syrië123, zou een katalyserend effect kunnen hebben. De onderhandelingen over een ontwerp-tekst voor een dergelijke overeenkomst die in l998 waren begonnen, konden op 9 december 2003 op ambtelijk niveau worden afgerond, behoudens de exacte formulering van een non- proliferatieclausule. De onderhandelingen hierover zijn nog niet afgesloten. Ondertekening van de overeenkomst die naast politieke samenwerking moet leiden tot nauwere samenwerking tussen Syrië en de EU op het gebied van handel, economie, sociale ontwikkeling, cultuur en onderwijs, heeft begin april 2004 nog niet plaats gevonden. De tot stand gekomen associatie-overeenkomst met Syrië is de laatste in een reeks van samenwerkingsovereenkomsten tussen de vijftien landen van de EU en de twaalf landen rond de Middellandse Zee die tesamen omstreeks 2010 een vrijhandelszone willen gaan vormen. Het handelsvolume tussen Syrië en de EU bedroeg in 2002 meer dan $ 6 miljard. De Amerikaanse president George Bush heeft op vrijdag 12 december 2003 een wet (de Syrian Accountability and Lebanese Sovereignty Restoration Act (SALSRA)) ondertekend die het de Verenigde Staten mogelijk maakt om Syrië economische en politieke sancties op te leggen. Deze maatregel moet Syrië er toe aanzetten de door de VS veronderstelde steun aan het internationale terrorisme124 te staken. Ook willen de VS dat Syrië stopt met zijn pogingen nucleaire, biologische en chemische wapens te verkrijgen. Verder eisen de VS dat Syrië zijn bemoeienissen in Libanon staakt en guerillastrijders verhindert het buurland Irak binnen te komen. De VS hebben verschillende opties om strafmaatregelen tegen Syrië te treffen, zoals exportverboden voor Amerikaanse goederen, bevriezing van Syrische tegoeden in de VS, de instelling van reisbeperkingen voor Syrische diplomaten in de VS en het verbieden van Syrische passagiersvliegtuigen om door Amerikaanse luchtruim te vliegen. Op 11 mei 2004 heeft de Amerikaanse regering Syrië economische sancties opgelegd. De sancties voorzien in een verbod op export van Amerikaanse goederen naar Syrië, met uitzondering van voedsel en medicijnen. De tegoeden van bepaalde Syrische personen en instellingen in de Verenigde Staten worden bevroren en de samenwerking tussen Amerikaanse en Syrische banken wordt aan banden gelegd. Ook zou het Syrische vliegtuigen verboden zijn op de VS te vliegen. Al deze maatregelen lijken grotendeels symbolisch van aard te zijn. Een toekomstige inperking van investeringen door 122 The Economist Intelligence Unit, `Country Profile Syria 2003' (Londen, 10 maart 2003). 123 The Economist Intelligence Unit, `Country Profile Syria 2003' (Londen, 10 maart 2003). 124 d.w.z. steun aan de Libanese Hezbollah en bepaalde Palestijnse groeperingen, en niet zo zeer steun aan Al-Qaida.
24

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

Amerikaanse energiebedrijven in Syrië staat niet op de lijst van verboden acties, terwijl die firma's de enige Amerikaanse ondernemingen zijn die aanzienlijke belangen in Syrië hebben. De overige economische interacties tussen de VS en Syrië is beperkt. Zo bedroeg in 2003 de Amerikaanse export naar Syrië US$ 214 miljoen, terwijl de Syrische export naar de VS US$ 259 miljoen bedroeg, voornamelijk stookolie en aardolieproducten. Naar verluidt heeft onlangs in het kader van economische hervormingen een recent presidentieel decreet een einde gemaakt aan het al tientallen jaren bestaande beleid van de regering om alle afgestudeerde ingenieurs die een functie bij de overheid ambieerden, in dienst te nemen. Een spontaan uitgebroken demonstratie van ongeveer driehonderd studenten van de Universiteit van Aleppo tegen dit decreet op 25 februari 2004 werd door de oproerpolitie uiteengedreven. 3 Mensenrechten
3.1 Waarborgen
3.1.1 Grondwet
In de grondwet van maart l973 worden garanties gegeven met betrekking tot de persoonlijke vrijheid van burgers, de onaantastbaarheid van de wet, de gelijkheid voor de wet van iedere burger, een eerlijke procesgang, de fysieke integriteit, de onschendbaarheid van de woning, briefgeheim, vrijheid van beweging en geloof, en bescherming van politieke vluchtelingen125. In de praktijk worden echter presidentiële decreten gehanteerd die, op basis van de sinds l963 geldende noodtoestand, de in de grondwet aan burgers toegekende waarborgen, rechten en vrijheden buiten werking stellen. 3.1.2 Verdragen
Met betrekking tot de voornaamste internationale mensenrechtenverdragen is Syrië partij bij:

- het in New York op 7 maart l966 tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake de Uitbanning van alle Vormen van Rassendiscriminatie;
- het in New York op 19 december l966 tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten; 125 Voor de Engelse vertaling van de grondwetsartikelen waarin deze garanties staan verwoord zie bijlage II van het algemeen ambtsbericht Syrië van 5 april 2002, kenmerk DPC/AM- 730993.
25

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004


- het in New York op 19 december l966 tot stand gekomen Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten;
- het op 18 december l979 in New York tot stand gekomen Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen; en
- het in New York op 20 november l989 tot stand gekomen Verdrag inzake de Rechten van het Kind.
Syrië is nog geen partij bij het in New York op 10 december l984 tot stand gekomen Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, en het daarbij behorende Facultatieve Protocol. Er zijn geen verdragen in het kader van de Arabische Liga en/of bilaterale verdragen van kracht tussen Syrië en Irak, op grond waarvan beide landen (politieke) gevangenen aan elkaar uitleveren. 3.1.3 Overige wetgeving
Het parlement komt niet zelf met initiatief-wetgeving, maar geeft slechts een oordeel over (en wijzigt soms) wetsvoorstellen afkomstig van de president.

Het Wetboek van Strafrecht van 1 september l949 bevat onder meer strafbepalingen inzake schendingen van de openbare orde en veiligheid van de staat, alsmede strafbepalingen inzake misdragingen met betrekking tot de religieuze gebruiken van andere bevolkingsgroepen. 3.1.4 Toezicht
Ondanks het feit dat Syrië partij is bij een aantal belangrijke internationale verdragen op het gebied van de bescherming van de rechten van de mens vinden er in de praktijk regelmatig schendingen van mensenrechten plaats126. Het is echter moeilijk om de mensenrechtensituatie in Syrië precies in kaart te brengen. De autoriteiten zijn nauwelijks bereid om de mensenrechtensituatie in het land te bespreken; zij ontkennen categorisch dat er schendingen van mensenrechten plaatsvinden. Mensenrechtenorganisaties kunnen niet vrij werken en worden vaak niet toegelaten. De regering heeft sinds l997 geen delegatie van Amnesty International meer tot het land toegelaten. Alle (buitenlandse) niet- gouvernementele organisaties moeten zich inschrijven bij het ministerie van Sociale Zaken. Het is voor organisaties in Syrië verboden om zonder tussenkomst van de overheid gelden van buitenlandse donoren te ontvangen. 126 US Department of State, `Country Reports on Human Rights Practices ­ 2003: Syria' (Washington, 25 februari 2004). 26

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

Of de in juli 2001 opgerichte Organisatie voor de Rechten van de Mens in Syrië 127 door het ministerie van Sociale Zaken en Arbeid is goedgekeurd is niet bekend. Ook zijn er geen verdere gegevens over deze organisatie bekend. 3.2 Naleving en schendingen
3.2.1 Vrijheid van meningsuiting
De grondwet biedt burgers het recht om zich vrijelijk in woord en geschrift te uiten128. In de praktijk worden deze rechten door de autoriteiten in aanzienlijke mate beperkt. De regering controleert op strikte wijze de verspreiding van informatie. Zij staat geen kritiek toe ­ in woord noch in beeld ­ op de president, de familie van de president, de Baath-partij, de strijdkrachten, of op de rechtmatigheid van het regime.
Gedurende de tweede helft van 2000 en het begin van 2001 kwam er in Syrië een discussie op gang onder journalisten, mensenrechtenactivisten en kritische intellectuelen over de voor Syrië noodzakelijke politieke en economische hervormingen. Er kwamen openbare bijeenkomsten en vergaderingen binnenskamers (in zogenaamde `salons') waar academici, zakenlieden, journalisten en advocaten min of meer openlijk hun mening durfden te uiten over de problemen waarmee het land worstelde. Van openlijke kritiek op de overleden president of zijn zoon en opvolger was overigens geen sprake.

Na verloop van tijd bleken de machthebbers deze ontwikkelingen als een bedreiging te ervaren voor de monopoliepositie van de Baath-partij en de onaantastbaarheid van de voorrechten van de machtselite. Ook vrees voor een groeiende invloed van fundamentalistische en militante islamitische stromingen speelde daarbij een rol. In februari 2001 werd aan deze politieke dialoog door de autoriteiten toch nog vrij onverwachts een einde gemaakt129. Af en toe doen intellectuelen nog via een open brief een beroep op de president om grootschalige hervormingen in gang te zetten, zoals het vrijlaten van politieke gevangenen en het beëindigen van de staat van beleg130. Ook de in Syrië gedoogde Human Rights 127 Algemeen ambtsbericht Syrië van 4 juni 2003, kenmerk DPV/AM-789606, blz. 29. 128 Artikel 38 van de Grondwet luidt: `Every citizen shall have the right to express his opinion publicly and freely, in speech, writing and other forms of expression, and to participate in the work of control and the voicing of constructive criticism aimed to ensure the safety of the structure of the homeland and the nation, and to enhance the socialist regime. The state shall guarantee the freedom of the press and of printing and publishing, in accordance with the law.'.
129 Voor een overzicht van arrestaties en veroordelingen in 2001 en 2002 van vooraanstaande mensenrechtenactivisten en leden van civil-societygroepen en ­fora zie blz. 31, 32 en 33 van het algemeen ambtsbericht Syrië van 4 juni 2003, kenmerk DPV/AM-789606. 130 Reuters, 4 juni 2003.
27

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

Association of Syria (HRAS) geeft met enige regelmaat verklaringen van gelijke strekking af131.
In de verslagperiode heeft zich geen wezenlijke verbetering voorgedaan ten aanzien van de positie van journalisten en de media. Binnenskamers vinden nog wel sporadisch op kleine schaal en met gedogen van de overheid bijeenkomsten plaats, alwaar over een breed scala van onderwerpen van gedachten wordt gewisseld. De bekendste discussiegroep in Damascus is de Al-Atassi-groep die soms ook actief leden van de Baath-partij uitnodigt om aan deze discussies deel te nemen. Voorzover bekend ondervinden deelnemers aan dergelijke bijeenkomsten over het algemeen geen problemen van de zijde van de overheid.

In Damascus heeft de politie op 8 maart 2004 meer dan dertig demonstranten gearresteerd. De arrestanten protesteerden in een zitactie tegen de al jaren durende noodtoestand en eisten economische en politieke hervormingen. De zitactie voor het parlementsgebouw viel samen met de eenenveertigste verjaardag van de revolutie waardoor de Baath partij in l963 aan de macht kwam. De Committees for the Defence of Democratic Liberties and Human Rights (CDDLHR), organisatie van de actie, wilde een petitie met zesduizend handtekeningen aanbieden aan president Al-Assad. Daarin werd hij opgeroepen de noodtoestand op te heffen, radicale hervormingen door te voeren en alle politieke gevangenen vrij te laten. De politie smoorde de demonstratie in de kiem, omdat de activisten geen toestemming hadden gekregen voor een protestactie. De activisten werden na enkele uren van ondervraging weer vrijgelaten132. De leider en oprichter van de CDDLHR, Aktham Naisse (Nayssé/Nu'aysa), werd toen hij zich moest melden bij de afdeling van de militaire veiligheidsdienst in Latakia 13 april 2004 aangehouden en bevindt zich nog steeds in detentie133. In l992 werd hij door het SSSC tot negen jaar gevangenisstraf veroordeeld vanwege zijn mensenrechtenactiviteiten. Van l991 tot l998 verbleef hij in gevangenissschap134.
De pers is ondergeschikt aan de regering en de Baath-partij. Er bestaan in Syrië geen onafhankelijke dagbladen135. Het ministerie van Informatie houdt toezicht op alles wat van de drukpers komt136. De Wet op de Noodtoestand biedt de regering uitgebreide bevoegdheden om te bepalen wat op het gebied van opinievorming wel of niet geoorloofd is.
131 Reuters, 15 oktober 2003.
132 AP, 8 maart 2004, Reuters, 9 maart 2004, AFP, 10 maart 2004. 133 Amnesty International, urgent action, AI Index MDE 24/036/2004, 23 april 2004. 134 Amnesty International, urgent action, AI Index MDE 24/031/2004, 14 april 2004. 135 Voor een overzicht van in Syrië toegestane dagbladen en tijdschriften zie blz. 34 en 35 van het algemeen ambtsbericht Syrië van 4 juni 2003, kenmerk DPV/AM­789606. 136 Voor het op 22 september 2001 afgekondigde presidentieel decreet inzake de persvrijheid, dat voorzover bekend nog steeds van kracht is, zie blz. 36 van het algemeen ambtsbericht Syrië van 4 juni 2003, kenmerk DPV/AM-789606. 28

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

Radio- en televisiestations zijn in handen van de regering of de Baath-partij. Het thans wijdverbreide bezit van schotelantennes voor televisieontvangst wordt door de autoriteiten gedoogd. Ontvangst van uitzendingen van buitenlandse televisiestations is in Syrië mogelijk. De televisiestations Al-Jazirah uit Qatar en Abu Dhabi TV genieten in Syrië grote populariteit. Er zijn thans meer openbare telefooncellen in Damascus beschikbaar.

Het gebruik van internet is in Syrië beperkt en aan strenge voorschriften onderhevig. Overtreding van deze voorschriften kan tot afsluiting van de vereiste telefoonaansluiting leiden. Ongestoord toegang tot internet is alleen mogelijk via internet-providers in de buurlanden137. De Syrian Telecommunications Establishment (STE), de enige internet-provider van het land, biedt nog steeds geen toegang tot Israëlische websites of tot websites van de Syrische oppositie, zoals de in Londen gevestigde Syrian Human Rights Committee. Er bestaat ook censuur op het electronische berichtenverkeer. Naar verluidt zou een aantal jongeren vastzitten bij de geheime dienst in verband met `chatten' (in het Arabisch: `thartharat al-internet'). Over het juiste aantal, de duur van de detentie en eventuele verdere bestraffing is geen nadere informatie bekend. Bepaalde personen worden nauwgezet door de geheime dienst in de gaten gehouden in hun bewegingen over het internet, met name het doorzenden van politiek getinte artikelen.
3.2.2 Vrijheid van vereniging en van vergadering De grondwet voorziet in het recht van vereniging138, het oprichten van vakbonden wordt daaronder uitdrukkelijk begrepen. Het oprichten van onafhankelijke politieke partijen is in Syrië niet toegestaan. In de praktijk is het echter niet toegestaan om een onafhankelijke vakbond of enige andere vereniging op te richten. Alle vakbonden moeten zijn aangesloten bij de Algemene Federatie van Vakverenigingen (GFTU)139 die wordt gedomineerd door de Baath-partij. De GFTU maakt dan ook feitelijk onderdeel uit van de regeringsbureaucratie.

Met uitzondering van de agrarische sector zijn stakingen bij wet toegestaan. In de praktijk wordt het werknemers verhinderd deel te nemen aan stakingen. De 137 Amnesty International, urgent action, AI index MDE 24/020/2003 (Londen, 24 juni 2003). 138 Artikel 39 van de grondwet bepaalt: `Citizens shall have the right of assembly and peaceful demonstration within the principles of the Constitution. Exercising this right shall be regulated by law.'.
139 General Federation of Trade Unions (GFTU). 29

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

autoriteiten treden hard op tegen iedere vorm van georganiseerde werkonderbreking.
Voor het houden van openbare bijeenkomsten, demonstraties of vergaderingen is uitdrukkelijk toestemming van de autoriteiten vereist. Personen die een bijeenkomst hebben bezocht waarvoor van de zijde van de autoriteiten geen uitdrukkelijke toestemming was verleend, kunnen vervolging te duchten hebben. Risico voor vervolging wordt nog groter indien de desbetreffende bijeenkomst in de ogen van de autoriteiten als politiek bedreigend wordt aangemerkt. Om als legaal te kunnen worden aangemerkt moeten alle verenigingen en organisaties bij de autoriteiten geregistreerd staan. Registratie en goedkeuring (van activiteiten) van groeperingen die zich niet met politieke of voor de openbare orde gevoelige aangelegenheden bezig houden, is doorgaans zonder bezwaar mogelijk. Niet-geregistreerde groeperingen mogen geen bijeenkomsten houden. Bij de autoriteiten geregistreerde groeperingen dienen iedere keer voor het houden van een bijeenkomst toestemming van de autoriteiten te verkrijgen. Op 23 augustus 2003 zou de bekende mensenrechtenadvocaat Haytham Al-Maleh een lezing over mensenrechten geven voor het Al-Kawakibi forum140 in Aleppo. Deze lezing werd uitgesteld omdat de spreker van de veiligheidsdiensten te horen had gekregen dat hij geen publieke uitspraken meer mocht doen. Hoewel dit uitstel van tevoren was aangekondigd in Aleppo, kwamen toch tweeëntwintig mensen op die dag bijeen. Zij zijn toen gearresteerd maar binnen twee dagen weer vrijgelaten. Tegen veertien van hen liep sinds 22 oktober 2003 voor de militaire rechtbank in Aleppo een rechtzaak wegens betrokkenheid bij een geheime organisatie en vanwege handelingen die binnen de staat tot onenigheid tussen partijen zou kunnen leiden141. Op 2 april 2004 deed de militaire rechtbank uitspraak in deze zaak. De veertien personen die terecht stonden werden veroordeeld tot gevangenisstraf variërend van drie maanden tot één jaar cel. Eind december 2003 heeft een militaire rechtbank in Damascus elf Syriërs veroordeeld tot gevangenisstraffen van drie en vier jaar. Zij waren in april 2003 aangehouden in Daraya, een buitenwijk van Damascus, tijdens een vreedzame protestdemonstratie tegen de Amerikaans-Britse militaire interventie in Irak 142. 3.2.3 Vrijheid van godsdienst
140 vernoemd naar een Syrische schrijver uit begin twintigste eeuw die vooral bekend is vanwege zijn geschriften tegen `oppressieve systemen'. 141 Amnesty International Press Release, AI Index: MDE 24/041/2003, van 21 oktober 2003. 142 DPA, 23 december 2003.
30

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

De grondwet voorziet in vrijheid van godsdienst143. In de praktijk wordt dit recht in het algemeen door de autoriteiten gerespecteerd. Leden van religieuze minderheden worden niet louter vanwege hun religieuze achtergrond door de autoriteiten vervolgd. Religieuze minderheden bezitten in Syrië het recht om uitdrukking te geven aan hun eigen identiteit en geloofsbeleving. Dit mag echter niet in strijd zijn met het door de autoriteiten nauwgezet gehanteerde beleid van het handhaven van een religieus evenwicht in het land. De autoriteiten zijn zeer gekant tegen welke vorm of uiting van separatisme dan ook. Vanuit een ideologie van seculier Arabisch socialisme staat het regime traditioneel tegemoetkomend en coöperatief tegenover de diverse religieuze minderheden in het land, mits hun activiteiten de doelstellingen van deze ideologie niet doorkruisen. In essentie wordt het regime gedragen door minderheden, in de eerste plaats door de alawieten, waartoe ook de president behoort. Ook christenen en islamitische minderheden (zoals ismaëlieten, druzen en sji'ieten) steunen over het algemeen de huidige politieke status-quo in het land, niet in de laatste plaats uit angst voor een eventuele vervanging van het huidige bewind door een regime van sunnitisch-fundamentalistische signatuur.
De grondwet schrijft voor dat de president van Syrië moslim dient te zijn144. Alle godsdiensten en sektes dienen officieel geregistreerd te staan bij de autoriteiten die toezicht houden op bijeenkomsten en geldinzamelingsacties. Ook dient de inhoud en teneur van het vrijdaggebed in de moskee van tevoren met de geheime dienst te zijn afgestemd.
Onlangs heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken instructies uitgevaardigd waarbij het voor buitenlandse studenten met ingang van het nieuwe studiejaar niet meer mogelijk is om islam en de islamitische wet op particuliere scholen in Syrië te studeren. Er zijn ongeveer twintig particuliere islamitische instellingen in Syrië die onder toezicht staan van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ieder jaar ontvangen deze instellingen zo'n 3.000 studenten uit de Verenigde Staten, Japan, Groot-Brittannië, Indonesië en andere Arabische landen145.
Bekering
143 Artikel 35 van de Grondwet bepaalt: `(1) Freedom of belief shall be guaranteed. The state shall respect all religions. (2) The state shall guarantee the performance of all religious rituals provided this does not violate public order.'. 144 Artikel 3 van de Grondwet bepaalt: `(1) Islam is the religion of the president of the Republic.'.
145 AP, 4 maart 2004.
31

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

Het is niet toegestaan om moslims tot het christendom te bekeren. Dergelijk proselitisme wordt bij wet veroordeeld als een `inbreuk op religie en gezin', en is strafbaar als een vergrijp tegen de openbare orde146. Missie- en zendingsactiviteiten onder moslims worden in de praktijk dan ook ontmoedigd. Actieve bekeringswerkzaamheden passen niet in de door het regime voorgestane staatsorde en de ruimte die daarbinnen is weggelegd voor religieuze en etnische minderheden. Dergelijke activiteiten worden door de autoriteiten gezien als een bedreiging voor het religieuze evenwicht in het land. In voorkomende gevallen kan gebruik worden gemaakt van de artikelen 462 en 463 van het Wetboek van Strafrecht 147.
Net als in andere islamitische landen is de positie van moslims die openlijk overgaan tot een ander geloof, problematisch. De burgerlijke wetgeving spreekt zich over de gevolgen van een dergelijke apostasie niet uit. De sociale druk vanuit de omgeving van de bekeerling om tot het islamitische geloof terug te keren, is groot.
De Syrische geheime diensten houden zich voor zover bekend niet met religieuze zaken bezig. Inmenging van geheime diensten in individuele kwesties van apostasie is niet bekend.
Syrië kent christelijke, alawitische, druzische, ismaëlitische, joodse en yezidi- minderheden.
Christenen
Er bevinden zich in Syrië diverse christelijke groeperingen, die in totaal een minderheid van minder dan tien procent (1,4 miljoen)148 vormen. Vele christelijke kerken hebben een eigen onderwijssysteem dat loopt van de kleuterschool tot en met het priesterseminarium. Ook hebben zij eigen grondbezit. Christenen zijn relatief sterk vertegenwoordigd in de vrije beroepen en in de zakenwereld. Hun levensomstandigheden steken over het algemeen dan ook gunstig af bij die van andere categorieën van de bevolking. 146 Zo schrijft artikel 462 van het Wetboek van Strafrecht voor dat een ieder die een van de in het openbaar te belijden godsdiensten beledigt of uiting geeft aan minachting voor een van deze godsdiensten, een gevangenisstraf van twee maanden tot twee jaar tegemoet kan zien. Artikel 463 van het Wetboek van Strafrecht schrijft een gevangenisstraf voor van één maand tot één jaar aan een ieder die de uitoefening van een godsdienst, ceremoniën of religieuze praktijken met betrekking tot die godsdienst verstoort, of deze door daden van geweld of bedreigingen verhindert; dan wel aan een ieder die gebouwen die heilig zijn voor godsdiensten, attributen of andere voorwerpen die vereerd worden door leden van een bepaalde religie of door een gedeelte van de bevolking, verwoest, verminkt, beschadigt, ontwijdt of bezoedelt.
147 vgl. noot 140.
148 US Department of State, `Annual Report on International Religious Freedom for 2003 ­ Syria' (Washington, 18 december 2003). 32

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

De christelijke gemeenschap in Syrië kan worden onderverdeeld in orthodoxe en met Rome geunieerde kerken. De vier grootste christelijke kerken zijn de Syrisch- en Grieks-orthodoxe en Syrisch- en Grieks-katholieke kerken. Ongeveer tachtig procent van de christenen behoort tot één van deze kerken. De overige twintig procent is verdeeld over vele kerken, waaronder de protestante, de Armeense en de Assyrische kerken149.
Alawieten
Alawieten150 zijn van oudsher uiterst zwijgzaam geweest over wat hun religie precies inhoudt. Deze was dan ook slechts bekend bij een kleine groep van ingewijden. Zeker is dat naast de profeet Mohammed, diens schoonzoon Ali een cruciale rol speelt voor de alawieten. Ali wordt een goddelijk karakter toegekend. Het geloof in de drie-eenheid (Ali ­ Mohammed ­ Salman151) en bepaalde pre- islamitische en christelijke elementen maakt dat alawieten door anderen geacht worden ver af te staan van de oorspronkelijke sunnitische hoofdstroming van de islam, voorzover zij überhaupt al worden erkend als moslims en niet worden beschouwd als ketters. De alawitische religie wordt gezien als een onderdeel van de `twaalver-sji'itische' islam.
Bakermat van de alawieten ligt vooral in de Nusayri-bergketen152 bij de havenstad Latakia. Aanzienlijke alawitische gemeenschappen zijn te vinden in de vlakten bij de steden Homs en Hama. In totaal wonen er ongeveer 1,4 miljoen alawieten in Syrië (ongeveer 8% van de bevolking). De kleine machtsgroep waarop het regime steunt, behoort voor een belangrijk deel tot de alawieten. Ook de president is alawiet.
Druzen
De druzen zijn een islamitische sekte waarvan de leden vooral in Libanon, Syrië en Israël wonen. Zij zien in Jethro, schoonvader van Mozes, de belangrijkste profeet. Daarnaast vereren zij Mohammed, Mozes en Jezus. De godsdienstige doctrine van de druzen, die alleen tot in details bekend is bij een kleine groep ingewijden, is zeer complex, met tal van filosofische en astrologische elementen. Druzen geloven onder andere in reïncarnatie. Hun leer heeft zich ver van de oorspronkelijke islam verwijderd, en veel moslims beschouwen de druzen als ketters.
149 Voor een overzicht van de verschillende christelijke kerken en overige christelijke stromingen zie blz. 32 tot en met 37 van het algemeen ambtsbericht Syrië van 4 juni 2003, kenmerk DPV/AM ­ 789606.
150 Ook wel `Nusariërs' of `Alevieten' genoemd. 151 Volgens de overlevering is Salman de eerste niet-Arabier die tot de islam werd bekeerd. 152 Arabisch: Jabal Al-Nusayriyyah.

---

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

Er wonen ongeveer 400.000 druzen in Syrië, voornamelijk aan de grens met Jordanië153. Er zijn ook aanzienlijke gemeenschappen op de Golan-hoogvlakte, in zeventien dorpen in Jabal Al-A'la tussen Aleppo en Antiochië, en in vier dorpen ten zuiden van Damascus.

Ismaëlieten
Ismaëlieten154 vormen een kleine minderheid binnen de sji'itische islam. Er wonen ongeveer 200.000 ismaëlieten in Syrië, voornamelijk in Salamiyya, ten oosten van de stad Hama. Er zijn kleine gemeenschappen in Masyaf en Qadmus. Joden
Tot l948 woonden er ongeveer vierduizend Arabisch-sprekende joden in Syrië, voornamelijk in de steden Damascus en Aleppo. Hoewel er zich weinig zionisten onder hen bevonden, trokken velen om economische redenen in de jaren dertig naar Palestina. De achterblijvers raakten in een moeilijke positie vanwege pogingen van zionistische zijde om hen te bewegen naar Palestina te emigreren en eisen van Arabisch-nationalistische zijde tot loyaliteit aan de Syrische staat. Door de gebeurtenissen in Palestina vonden er twee grote aanvallen op joden en hun bezittingen plaats in Aleppo in l945 en l947. Ondanks een officieel verbod om Syrië te verlaten, verlieten nadien toch velen heimelijk het land. Er worden nog twee synagoges gebruikt, in Damascus en in Aleppo. Op 27 april l992 werd het uitreisverbod voor joden opgeheven. Wel hebben zij uitdrukkelijk toestemming van de autoriteiten nodig om te mogen (uit)reizen. Joden vormen overigens de enige minderheidsgroep in Syrië, waarvan de godsdienst in paspoort of identiteitskaart staat vermeld. Op deze documenten staat `Musawi' (`Mozaïsch') gestempeld. Voor Syrische joden zijn paspoorten slechts voor een periode van twee jaar geldig in plaats van de gebruikelijke zes jaar. Thans zouden er nog minder dan honderd joden in Syrië woonachtig zijn155. Zij mogen het Hebreeuws op hun eigen scholen onderwijzen. Voor hen bestaat er geen dienstplicht. Wel worden zij over het algemeen uitgesloten van werk bij de overheid. Het onderhouden van contact met Israël is voor alle Syriërs streng verboden.
Yezidi's156
153 In Jabal Al-Duruz en in Jabal Hawran. 154 Ook wel `zevener-sji'ieten' genoemd, naar Isma'il, de oudste zoon van de zesde iman. 155 US Department of State, `Annual Report on International Religious Freedom for 2003- Syria' (Washington, 18 december 2003).
156 Voor deze religieuze minderheid zie ook `Ulkomaalaisviraston julkaisuja 1', Finse immigratiedienst (Helsinki, 5 augustus l999), blz. 13 en 14. 34

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

De ongeveer 50.000 yezidi's157 in Syrië wonen in diverse dorpen langs de noordgrens met Turkije tot in de Afrin-streek noordelijk van de stad Aleppo. Het yezidi-geloof is een godsdienst waarin elementen uit de religies van het oude Mesopotamië en Assyrië, alsmede oud-Iraans dualisme, zijn versmolten met christelijke en islamitische voorstellingen. De yezidi's zijn afkomstig uit Irak. Zij kennen een jaarlijkse pelgrimage naar het noorden van Irak. Hun groepsverband heeft sterke tribale kenmerken. Zij huwen slechts binnen de eigen groep of clan. Aan het hoofd van zo'n clan staat een geestelijk leider die `pir'158 wordt genoemd. De yezidi's kennen een lange geschiedenis van discriminatie en vervolging van de kant van de orthodoxe islam. Vaak worden zij uitgemaakt voor duivels- aanbidders. Dit gaat terug op dualistische elementen in hun geloof en hun interpretatie van het verhaal in de koran over de ongehoorzaamheid van de gevallen engel (`satan') van God. In hun geloof neemt Malak Ta'us, de engel Pauw, een belangrijke plaats in.
Aangezien hun geloof in tegenstelling tot de monotheïstische religies van jodendom en christendom niet als zodanig door de islam wordt erkend, weet de seculiere overheid niet goed raad met de geloofsovertuiging van de yezidi's. Yezidi's worden in Syrië als moslims geregistreerd. Het gevolg is dat kinderen van yezidi's op school islamitisch godsdienstonderricht ontvangen. Leiders van de yezidi's vrezen dat hun gemeenschappen op die manier worden geabsorbeerd door de islam.
In tegenstelling tot andere religieuze gemeenschappen in Syrië beschikken de yezidi's niet over een eigen religieuze administratie die documenten kan afgeven inzake familierechtelijke aangelegenheden als huwelijk, geboorte en echtscheiding. Syrische burgers die het yezidi-geloof aanhangen, kunnen alleen op civielrechtelijke wijze hun huwelijk laten registreren. Emigratie van yezidi's naar westerse landen159 draagt er toe bij dat het aantal yezidi's in Syrië afneemt. 3.2.4 Bewegingsvrijheid
3.2.4.1 Binnenland
Hoewel er in Syrië veel politie op straat aanwezig is, is het binnenlands personenverkeer over het algemeen niet aan strenge controle onderhevig. Syrische burgers die binnen Syrië willen reizen, hebben daarvoor geen aparte vergunning nodig. Wel dienen Syrische staatsburgers altijd hun identiteitsbewijs160 bij zich te 157 Zij worden ook wel als `vuuraanbidders' aangeduid, of `parsen', `parsi's' of `gebers' genoemd.
158 Dat wil zeggen `wijze, oude man'. 159 Vooral in Duitsland bestaat een grote yezidi-gemeenschap. 160 Zie ook subparagraaf 3.2.4.3. 35

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

dragen en hebben zij de verplichting desgevraagd zichzelf te kunnen legitimeren. Als er controleposten op de wegen zijn, dan staan die meestal in de buurt van militaire installaties of in zogenaamde `restricted areas', zoals de Golan- hoogvlakte. Daarbij wordt gecontroleerd op documenten en vracht in verband met smokkelwaar, wapens, narcotica en subversieve literatuur. Bestuurders van vrachtwagens161 met fruit, groente of katoen worden vaak gecontroleerd of zij wel de juiste vergunningen hebben.
3.2.4.2 Buitenland
Om Syrië op legale wijze te kunnen verlaten dient men in het bezit te zijn van een identiteitskaart en een paspoort. Vanwege een besluit van 28 december 2003 (nr. 1706) van de minister van Binnenlandse Zaken hebben de meeste Syrische onderdanen die in het bezit zijn van een geldig paspoort voor reizen naar het buitenland geen voorafgaande toestemming van de autoriteiten meer nodig. Ook hoeven zij geen uitreisvisum meer te halen bij de afdeling Immigratie en Paspoorten van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Uitgezonderd van deze maatregel is een bepaalde categorie ambtenaren die ingevolge kabinetscirculaire no 24 van l988 wel voorafgaande toestemming en een uitreisvisum van het departement waar zij werkzaam zijn nodig hebben alvorens naar het buitenland op reis te kunnen gaan. Kinderen, minderjarigen en mindervaliden hebben toestemming van hun verzorger(s) nodig alsmede een uitreisvisum alvorens in het buitenland op reis te kunnen gaan.
Het ministerie van Binnenlandse Zaken draagt zorg voor de controle van passagiers en bagage op de luchthaven van Damascus. Daarnaast bevinden zich op het vliegveld functionarissen van verschillende geheime diensten, die een controlerende functie hebben.
Zelfs indien een persoon een paspoort heeft, kunnen de autoriteiten een uitreisverbod tegen betrokkene uitvaardigen. Dit komt vooral voor bij personen die bij verstek zijn veroordeeld, bij personen waarvan beslag is gelegd op hun bezittingen, bij kinderen van wie de vader via de islamitische rechtbank een uitreisverbod heeft aangevraagd, alsmede bij ex-politieke gevangenen. Vrouwen beneden de leeftijd van achttien jaar mogen het land niet verlaten zonder toestemming van hun ouders. Gehuwde vrouwen behoeven formeel de toestemming van hun echtgenoot om Syrië te mogen verlaten. Wanneer een vrouw al eerder naar het buitenland heeft kunnen reizen, wordt aan deze regel in de praktijk vaak niet de hand gehouden. Niettemin heeft een echtgenoot altijd het recht bij de autoriteiten kenbaar te maken dat hij zijn vrouw verbiedt naar het buitenland te reizen. 161 Voor informatie over in Syrië gebruikte nummerborden zie algemeen ambtsbericht Syrië van
4 juni 2003, kenmerk DPV/AM ­789606, blz. 47. 36

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

Illegale overschrijding van de landsgrenzen is gebruikelijk in Syrië. De grenzen met Turkije, Jordanië en Libanon zijn in hoge mate poreus162. Er bestaan diverse sluipwegen. De plaatselijke bevolking bezoekt familie aan de andere kant van de grens zonder gebruik te maken van paspoorten. In geval van illegale grensoverschrijding kan men voor ondervraging worden aangehouden en een boete opgelegd krijgen.
Voor het personenverkeer tussen Syrië en Irak wordt gebruik gemaakt van de drie officiële grensovergangen tussen Syrië en Irak, namelijk Tenf ­ Al-Walid (meest zuidelijke grensovergang op de weg tussen Damascus en Bagdad), Abu Kamal ­ Al-Qa'im (bij de Eufraat op de weg tussen Deir Al-Zor en Bagdad) en Al- Ya'urubiya ­ Al-Sa'ida (meest noordelijke grensovergang op de weg tussen Mosul en Al-Qamishli). Begin april 2004 bleek de grens bij Tenf ­ Al-Walid echter te zijn gesloten voor personenverkeer. Wel is goederen- en handelsverkeer via deze grensovergang naar Irak mogelijk. Het is niet bekend van welke duur de afsluiting voor personenverkeer is.
Daarnaast bestaat er nog een onofficiële grensovergang tussen Syrië en Noord-Irak bij Fish Khabour/Al-Qamishli. Aan Iraakse zijde vindt bij deze laatste grensovergang controle plaats door de Kurdistan Regional Government (KRG)/Koerdische Democratische Partij (KDP)-autoriteiten. Deze grensovergang wordt overwegend gebruikt door personen die naar KRG/KDP- en KRG/Patriottische Unie van Koerdistan (PUK)-gebied reizen. Via KDP- of PUK- vertegenwoordiging dan wel vertegenwoordigingen van andere Iraakse politieke bewegingen in Damascus dient hiervoor toestemming te worden aangevraagd bij de Syrische inlichtingendienst. Voor de overtocht wordt gebruik gemaakt van een pont.
Irakezen die via de officiële grensovergangen naar Syrië willen reizen, dienen over een visum te beschikken van de Syrische diplomatieke vertegenwoordiging in Bagdad.
In november 2003 is aangekondigd dat de wekelijkse treinverbinding tussen Syrië (Aleppo) en Irak (Mosul) weer in gebruik is sinds het militair ingrijpen in Irak. De Coalition Provisional Authority (CPA) heeft in oktober 2003 een verordening uitgevaardigd waarmee troepen van de coalitie (waaraan naast de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk nog zo'n dertig landen deelnemen) bevoegd zijn alle mannen tussen de achttien en veertig jaar bij de grens met Syrië tegen te houden.
3.2.4.3 Documenten
162 Zo loopt de grens met Turkije voor het grootste gedeelte evenwijdig aan de spoorlijn die de steden Aleppo en Al-Qamishli met elkaar verbindt. 37

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

Identiteitsnummer163
Hieronder wordt nader ingegaan op de praktijk rond het identiteitsnummer waaronder Syriërs geregistreerd staan.
Toekenning identiteitsnummer
Bij geboorte krijgt iedere burger een uniek identiteitsnummer164. Dit identiteitsnummer165 komt altijd voor in officiële documenten zoals identiteitskaart, geboorteakte, huwelijksakte, scheidingsakte en paspoort. Vanaf de dag dat een burger de leeftijd van vijftien jaar166 bereikt, dient hij of zij zo spoedig mogelijk een identiteitskaart aan te vragen bij het ministerie van Binnenlandse Zaken. Vanaf die dag is men formeel gezien immers verplicht in het bezit te zijn van een dergelijke kaart. Zolang deze kaart nog niet is aangevraagd of nog niet gereed is, kan men nog enkele maanden na het bereiken van de vijftienjarige leeftijd bij een eventuele aanhouding door de veiligheidsdiensten naar de ouders verwijzen, bij wie men nog in het familieboekje geregistreerd staat. Opbouw identiteitsnummer
In Syrië wordt het identiteitsnummer gevormd door de Arabische letter `kh' van het Arabische woord `khana', gevolgd door drie of vier cijfers en een plaatsnaam. Soms wordt daarbij ook het stadsdeel c.q. wijk genoemd als de desbetreffende persoon uit een grotere plaats of stad komt.
Het is zeer onwaarschijnlijk dat iemand zijn of haar identiteitsnummer niet uit het hoofd zou kennen. Familieleden in Syrië kunnen in de praktijk het identiteitsnummer van verwanten in Syrië achterhalen.

Wijziging identiteitsnummer
In vrij uitzonderlijke gevallen komt het voor dat het identiteitsnummer wordt gewijzigd. Een wijziging kan alleen plaatsvinden indien de persoon in kwestie zelf zijn/haar registratie wil veranderen.
Zo zou iemand bij verandering van woonplaats de naam van de nieuwe woonplaats in zijn of haar identiteitsnummer kunnen laten aanpassen. Deze wijziging moet echter via de rechtbank lopen om er zeker van te zijn dat een 163 In verband met het opnemen van onderstaande tekst inzake het identiteitsnummer in dit algemeen ambtsbericht komt het separate algemene ambtsbericht Syrië/identiteitsnummer van 21 december 2001, kenmerk DPV/AM-746495, te vervallen. 164 Hierbij dient te worden aangetekend dat vrouwen de mogelijkheid hebben na de huwelijksvoltrekking zich onder het identiteitsnummer van de echtgenoot te laten registreren. Het door de gehuwde man en vrouw gedeelde nummer is daarmee niet meer uniek voor één persoon.
165 In het Arabisch: Raqm Al-Khana; in de Nederlandse vertaling: nummer uit het register. In het dagelijks gebruik wordt internationaal meestal de term identiteitsnummer aangehouden. 166 Vòòr het bereiken van de vijftienjarige leeftijd staat men ingeschreven in het familieboekje dat doorgaans door de vader als hoofd van het gezin wordt beheerd. 38

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

eventueel strafblad bij het dossier van deze persoon blijft. In de praktijk komt het echter weinig voor dat iemand bij een verhuizing wijzigingen laat aanbrengen in zijn of haar identiteitsnummer.
Ook is het mogelijk dat een vrouw na de huwelijksvoltrekking zich onder het identiteitsnummer van haar echtgenoot laat registreren. Haar nieuwe identiteitsnummer is dan identiek aan het identiteitsnummer van haar echtgenoot. Het is niet verplicht om zich als vrouw onder het identiteitsnummer van de echtgenoot te laten registreren. Het komt in de praktijk vaak voor dat vrouwen na de huwelijksvoltrekking hun eigen identiteitsnummer behouden. Identiteitskaart
De aanvraag voor een identiteitskaart bij het bevolkingsregister dat onder het ministerie van Binnenlandse Zaken valt, dient persoonlijk te geschieden en kan niet via de post of via een familielid plaatsvinden. Bij de aanvraag moet het familieboekje worden getoond en dient een aantal pasfoto's te worden ingeleverd. Ook moet een aantal formulieren worden ingevuld.
De identiteitskaart heeft een onbeperkte geldigheidsduur. Hierdoor lopen veel Syriërs rond met een identiteitskaart met daarin een (pas)foto waar zij niet of nauwelijks meer op lijken.
Bij verlies van een identiteitskaart moet een politierapport worden opgemaakt. Dit rapport moet worden overhandigd aan het bevolkingsregister. De geheime diensten zullen vervolgens nagaan hoe het verlies van de identiteitskaart heeft plaatsgevonden. Dit onderzoek kan drie tot vijf maanden in beslagnemen. Pas als de goedkeuring van de geheime diensten is ontvangen, kan betrokkene een nieuwe identiteitskaart in ontvangst nemen. De boete voor het verlies van een identiteitskaart bedraagt 60 Syrische pond167.

De meeste Syriërs dragen een kopie van hun identiteitskaart bij zich uit vrees het origineel te verliezen. Originele identiteitskaarten worden veelal thuis bewaard. Het niet bij zich dragen van de identiteitskaart is niet strafbaar. In de praktijk komt het vrijwel niet voor dat iemand niet in het bezit is van een identiteitskaart. Zonder identiteitskaart is een Syriër niet in staat om bijvoorbeeld een paspoort aan te vragen en naar het buitenland te reizen, te studeren of een examen af te leggen. Iedere burger dient in het bezit te zijn van een identiteitskaart, ook wanneer men beschikt over een geldig nationaal paspoort. Er bestaan straffen voor degene die geen identiteitskaart heeft. De strafmaat bedraagt een gevangenisstraf van drie maanden of een geldboete van 500 Syrische ponden168. Paspoort
167 Ruim US$ 1.
168 Ruim US$ 10.
39

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

Teneinde een paspoort te verkrijgen dient men zich te wenden tot de Dienst Immigratie en Paspoorten van het ministerie van Binnenlandse Zaken, die afdelingen in het gehele land heeft.
Een paspoort wordt afgegeven voor de geldigheidsduur van zes jaar169. Bij de aanvraag voor een paspoort wordt door de autoriteiten een antecedentenonderzoek ingesteld, waarbij wordt nagegaan of de aanvrager nog verplichtingen heeft ten aanzien van militaire dienst, dan wel behoort tot de categorie van personen die het land niet mogen verlaten. In het algemeen kan het paspoort al de volgende dag worden afgehaald. Paspoorten kunnen net als identiteitskaarten alleen door de persoon in kwestie worden afgehaald. Wel kan familieleden of vrienden worden gevraagd om afschriften of kopieën bij de desbetreffende instanties te laten afhalen.
Het is voor jonge mannen die de achttienjarige leeftijd hebben bereikt en die hun militaire dienstplicht nog moeten vervullen, vrijwel onmogelijk om een uitreisvisum te verkrijgen. In geval van studie in het buitenland kan hierop een uitzondering worden gemaakt. Wel kan een dienstplichtige een paspoort krijgen met een geldigheidsduur van maximaal drie maanden. Als een Syriër een paspoort bezit vormt dat geen indicatie dat hij niet strafrechtelijk of anderszins door de autoriteiten wordt vervolgd. Het is denkbaar dat hij/zij een paspoort kan hebben gekregen op het moment dat er (nog) geen juridische zaak tegen hem/haar liep, of dat die nog niet was afgerond. Het is niet waarschijnlijk dat een persoon na veroordeling voor een politiek delict alsnog een paspoort heeft gekregen. Ex-politieke gevangenen krijgen over het algemeen geen paspoort van de autoriteiten. De datum van afgifte van een paspoort zou wel een aanwijzing kunnen zijn of de houder van dat paspoort recentelijk nog problemen heeft gehad met de autoriteiten170. Proces-verbaal
In Syrië heeft iedereen ten behoeve van wie een proces-verbaal is opgemaakt, recht op een afschrift van dit proces-verbaal. Om dit afschrift moet wel uitdrukkelijk worden gevraagd, waarna een kopie op het politiebureau kan worden afgehaald.
Rijbewijs
Rijbewijzen worden uitgegeven door het Departement van Verkeerspolitie van het ministerie van Binnenlandse Zaken
169 Aan joden worden paspoorten voor een periode van twee jaar verstrekt; zie ook subparagraaf 3.2.3.
170 Indien iemand bijvoorbeeld een week geleden een paspoort heeft gekregen, zou zulks als bewijs kunnen worden geïnterpreteerd dat betrokkene tot op dat moment niet door de autoriteiten werd gezocht.
40

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

Mukhtar en afgifte van documenten
De mukhtar is een dorpshoofd met een behoorlijk aanzien. Alleen mannen komen in aanmerking voor deze functie. De functie is niet erfelijk, ook is het geen officiële overheidsfunctie. De mukhtar heeft geen officiële relatie met de burgemeester171.
De mukhtar heeft wel eigen stempels en formulieren die hij van het ministerie van Binnenlandse Zaken ontvangt. Hij krijgt geen officieel salaris, maar kan wel tarieven vragen voor zijn dienstverlening. Personen die documenten van de mukhtar willen hebben, betalen hiervoor. Elk dorp of grotere stadswijk heeft een mukhtar. De lokale Baath-partij nomineert hun kandidaat voor deze functie, in belangrijkere wijken in Damascus schijnt zelfs de president betrokken te worden bij de nominatie. De mukhtar moet bekend zijn met de inwoners van zijn wijk of dorp.
De mukhtar stelt belangrijke documenten zoals geboorteaktes, overlijdensaktes en soms ook trouwaktes, op. Deze documenten kunnen dan door de houders worden gebruikt voor registratie in het bevolkingsregister. Pas als deze documenten door het ministerie van Binnenlandse Zaken zijn gelegaliseerd en in het bevolkingsregister zijn geregistreerd, krijgen zij een legale status en kunnen personen rechten ontlenen aan de registratie. De muktar kan ook documenten172 afgeven aan uit Syrië afkomstige Koerden die niet de Syrische nationaliteit hebben, niet geregistreerd staan en geen identiteitsdocumenten hebben (de zogenaamde `maktoum(een))173 . In feite gaat het hierbij om documenten die vergelijkbaar zijn met een 'attesta de vita'. Maktoum(een) hebben geen enkele juridische status in Syrië. In verband hiermee hechten de Syrische autoriteiten geen juridische waarde aan dergelijke documenten. Uit de praktijk blijkt overigens dat er de laatste jaren veel met dergelijke documenten wordt gefraudeerd. 3.2.5 Rechtsgang
De grondwet voorziet in een onafhankelijke rechterlijke macht174. Berechting van delicten die geen binnenlandspolitieke of veiligheidsdimensie hebben, geschiedt in het algemeen volgens de regels van de procesgang zoals die is neergelegd in de 171 In het Arabisch: Rais Al-Baladiya. 172 In het Arabisch: `Shahadat Al-Ta'rif; d.w.z. bewijs van inschrijving bij de mukhtar 173 Zie ook subparagraaf 3.3.6. 174 Artikel 131 van de grondwet luidt: `The judicial power is independent. The president of the Republic, assisted by the Supreme Judicial Council, shall guarantee this independence.'. Artikel 133 van de grondwet luidt: `(1) Judges are independent. They are subject to no authority other than that of the law in the discharge of their functions. (2) The honor, conscience and impartiality of judges shall be a guarantee of the rights and freedoms of individuals.'.
41

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

wet. De verdediging kan bij gewone burgerlijke of strafrechtprocessen verzoeken om vrijlating op borgtocht. Dit geldt evenwel niet voor degenen die beschuldigd worden van vergrijpen tegen de nationale veiligheid. Aangezien in Syrië de staat almachtig is, kunnen de autoriteiten evenwel interveniëren ten voordele of ten nadele van een beschuldigde, indien de belangen van de autoriteiten of de staat in het geding zijn.
Het rechtssysteem is gebaseerd op het Franse rechtsstelsel en is als volgt opgebouwd.
Opbouw rechtssysteem
Bovenaan het rechtssysteem staat het Hoge Constitutionele Hof, dat onder meer is belast met het toetsen van wetgeving aan de grondwet. Het Hof is samengesteld uit een `chief justice' en vier rechters. Zij worden per decreet benoemd door de president voor een periode van vier jaar. Na deze periode zijn zij hernoembaar. Een Hof van Cassatie, bestaande uit een president, zeven vice-presidenten en 31 raadsheren, buigt zich op verzoek van de verdediging of de openbare aanklager over uitspraken gedaan in burgerlijke of strafrechtszaken door Hoven van Appèl. Er zijn 54 Hoven van Appèl, die ieder een eigen geografische jurisdictie bezitten ten aanzien van een deel van een provincie175. Ieder Hof van Appèl is weer verdeeld in burgerlijke en strafrechtskamers, en buigt zich in beroep over uitspraken gedaan door Hoven van Eerste Aanleg en Vredesrechtbanken. Ieder Hof van Appèl bestaat uit een president, een aantal vice-presidenten176 en raadsheren.
Iedere provincie kent een of meerdere Hoven van Eerste Aanleg, die elk weer zijn verdeeld in verschillende kamers voor burgerlijke en strafrechtszaken. Elke kamer bestaat uit een rechter. Er zijn in totaal 72 Hoven van Eerste Aanleg. In de hoofdstad van elke provincie en in elk district bevinden zich een of meerdere Vredesrechtbanken die jurisdictie bezitten over gewone burgerlijke en strafrechtszaken. Er zijn in totaal 227 Vredesrechtbanken. Personal status courts
Voor de verschillende bevolkingsgroepen bestaan er voorts in Syrië zogenaamde `personal status courts'. Dit zijn religieuze rechtbanken die zich bezighouden met personen- en familierechtelijke aangelegenheden als huwelijk en echtscheiding. Voor moslims bestaat zo'n rechtbank uit een rechter177. Ook druzen hebben een soortgelijke rechter178. Voor niet-moslims zijn er rechtbanken voor rooms- katholieken, voor aanhangers van orthodoxe religies, voor protestanten en voor joden.
175 Arabisch: mouhafazat.
176 `Presidents of Chambers'.
177 Arabisch: qadi shari'a.
178 Arabisch: qadi mazhabi.
42

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

Courts for minors
De samenstelling, het personeel, de zittingen, de jurisdictie en bevoegdheid van deze rechtbanken worden bepaald door een speciale wet. Militaire rechtbanken
Er zijn in Syrië militaire rechtbanken die speciaal belast zijn met strafrechtelijke aangelegenheden tegen militairen. In sommige gevallen kunnen ook burgers door deze rechtbanken worden berecht. Dit laatste is het geval wanneer er sprake is van een conflict tussen burgers en het leger. Ook in gevallen van overtredingen begaan door een groep, waarvan één of meerdere militairen deel uitmaken, wordt de groep als geheel door een militaire rechtbank berecht.
Voor de categorie van militairen van lagere rang bestaan er in iedere provincie rechtbanken, die gevormd worden door elk één rechter. Voor de categorie van militairen met een officiersrang bestaan er rechtbanken in Damascus en in Aleppo, die elk uit drie rechters bestaan.
Tegen uitspraken van de militaire rechtbanken kan bij het Hof van Cassatie in beroep worden gegaan.
Buitengewone veiligheidsrechtbanken
Syrië kent een tweetal buitengewone veiligheidsrechtbanken die opereren op grond van decreten die onder de geldende staat van beleg zijn uitgevaardigd. Het recht op juridische bijstand in processen voor deze speciale rechtbanken is zeer beperkt. Advocaten krijgen doorgaans voorafgaande aan de zitting geen toegang tot hun clienten. Er bestaan geen betrouwbare gegevens over het aantal personen dat in de verslagperiode door deze buitengewone veiligheidsrechtbanken is berecht, de aanleiding voor hun berechting alsmede de hoogte van de strafmaat. Vermoedelijk gaat het hierbij om enkele honderden zaken per jaar 179. De speciale rechtbanken kunnen als volgt worden onderverdeeld:
· Hooggerechtshof voor de Staatsveiligheid180 Dit hof behandelt zaken van politieke en nationale veiligheid en werd ingesteld bij Legislative Decree no. 47 van 28 maart l968. Krachtens dit decreet werden de buitengewone militaire rechtbanken vervangen door het Hooggerechtshof voor de Staatsveiligheid (SSSC). Dit hof dat werd vrijgesteld van de procedurele regels die voor de rechtspraak in Syrië van toepassing zijn, is slechts verantwoording schuldig aan de minister van Binnenlandse Zaken181. 179 US Department of State, `Syria, Country Reports on Human Rights Practices, 2003 (Washington, 25 februari 2004).
180 Supreme State Security Court (SSSC). 181 `who is, by delegation, the martial law governor in charge of overseeing the implementation of the state of emergency law (Amnesty International, `Syria, repression and impunity: the forgotten victims', AI index MDE 24/02/95 (Londen, april l995)). 43

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

Het recht op verdediging blijft van kracht, maar het hof is niet gehouden aan de wetgeving omtrent procesrecht, ondervragings- en opsporingsmethoden182. Een gedaagde voor dit hof dient zijn advocaat/verdediger eerst een machtiging183 te verschaffen alvorens deze juridisch gemachtigd is voor hem/haar als raadsman te kunnen optreden184. Deze machtiging dient door betrokkene in aanwezigheid van zijn advocaat en een vertegenwoordiger van de Orde van Advocaten te worden getekend. Ook moet er een honorarium voor deze machtiging worden betaald. De kamers van het hof bestaan uit twee burgerrechters en een militaire rechter, die allen worden benoemd door de president. Tegen uitspraken van dit hof is geen beroep mogelijk. De tenlastelegging tegen degene die voor dit hof dient te verschijnen, is vaak vaag geformuleerd. Zo kan ingevolge de onder de staat van beleg van krachtzijnde wetgeving een ieder worden vervolgd die wordt verdacht van `verzet tegen de doeleinden van de revolutie', `het vertrouwen van de bevolking in de doeleinden van de revolutie aan het wankelen te brengen' en `pogingen om de economische of sociale structuur van de staat te veranderen'185. Vaak dient men voor dit hof te verschijnen om te worden berecht in aangelegenheden die te maken hebben met de uitoefening van gewone politieke rechten, zoals het recht op vrijheid van meningsuiting. Elk politiek vergrijp wordt beschouwd als ondermijning van de staatsveiligheid. Op het politieke vergrijp van het behoren tot de Moslimbroederschap staat in principe nog steeds de doodstraf. Ook in het geval van spionage voor de vijand of gewelddadig verzet tegen de staatsorde heeft het hof de bevoegdheid om doodvonnissen uit te spreken. Over de laatste jaren zijn hiervan echter geen voorbeelden bekend. Aangeklaagden worden in principe berecht onder de decreten van de noodwetgeving. Niets belet het hof echter om ook nog gebruik te maken van artikelen uit het gewone strafrecht. De decreten uit de noodwetgeving zullen echter altijd blijven prevaleren, waardoor artikelen uit het gewone strafrecht mogelijk uit hun verband kunnen worden gehaald.
Vonnissen van het hof worden slechts mondeling medegedeeld. In zaken die nog niet zijn voorgekomen voor het SSSC (of voor een militaire rechtbank) en waar de desbetreffende persoon nog niet is gehoord of is gezien door het SSSC (of door een militaire rechtbank), worden vonnissen betreffende politieke delicten van het SSSC (of van een militaire rechtbank) niet bij verstek geveld, indien de desbetreffende persoon niet fysiek aanwezig is. In geval een persoon tijdens zijn/haar voorarrest al wel is gehoord door het SSSC (of door een militaire rechtbank), op borgtocht is vrijgelaten en vervolgens het land langs legale of 182 Artikel 7(a) van het decreet no.47 van 28 maart l968. 183 In het Arabisch: wakala.
184 Het is voor politieke gedetineerden die voor familie en vrienden incommuncado worden gehouden, niet eenvoudig om tijdig voor de aanvang van de zitting een dergelijke machtiging aan zijn raadsman ter hand te stellen. 185 US Department of State, `Syria ­ country reports on human rights practices 2003 (Washington, 25 februari 2004).

---

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

illegale weg verlaat, zou het kunnen voorkomen dat het SSSC (of de desbetreffende militaire rechtbank) veroordelingen uitspreekt betreffende politieke delicten indien de persoon in kwestie niet aanwezig is. In de praktijk gebeurt dit echter bijna nooit. Voorzover bekend is het nauwelijks voorgekomen dat een persoon tijdens de procesgang bij het SSSC (of bij een militaire rechtbank) tussentijds wordt vrijgelaten.
Het schriftelijke vonnis wordt in het archief van het SSSC opgeslagen. Van dit originele vonnis worden geen afschriften verstrekt. Verzoeken om afschriften van schriftelijke vonnissen worden door het SSSC afgewezen. Het is derhalve feitelijk niet mogelijk dat een (bij verstek) veroordeelde in het bezit is van een op hem of haar betrekking hebbend afschrift van een authentiek vonnis van het SSSC.
· Gerechtshof voor Economische Veiligheid186 Dit hof behandelt alleen delicten van financieel-economische aard. Personen verdacht van overtredingen van wetgeving met betrekking tot financieel- economische vergrijpen, dienen zich voor dit hof te verantwoorden. Vervolging van financieel-economische vergrijpen vindt echter niet eenduidig plaats. Zo blijven sommige regeringsfunctionarissen of zakenlieden met nauwe banden met het Syrische regime, die de strenge Syrische financieel-economische regelgeving hebben geschonden, soms gevrijwaard van justitiële vervolging. 3.2.6 Arrestaties en detenties
De wet op de noodtoestand verstrekt de autoriteiten onbeperkte bevoegdheden om naar believen preventieve aanhoudingen te doen verrichten187. De bepalingen van de strafwet die er op zijn gericht om willekeurige aanhouding en detentie tegen te gaan, worden door deze wet buiten werking gesteld. Willekeurige aanhouding en detentie komen in Syrië dan ook voor188. In gevallen van politieke vergrijpen of vergrijpen tegen de nationale veiligheid worden arrestaties in het algemeen in het geheim uitgevoerd. De verdachten worden daarbij voor onbepaalde tijd incommunicado zonder enige vorm van proces vastgehouden. 186 Economic Security Court (ESC). 187 Zo staat artikel 4(a) van Legislative Decree 51 van 22 december l962 (vgl. ook bijlage 1) toe: `The placing of restrictions on freedom of individuals with respect to meetings, residence, travel and passage in specific places or at particular times. Preventive arrest of anyone suspected of endangering public security and order. Authorization to investigate persons and places. Delegation of any person to perform any of these tasks.' 188 US Department of State, `Syria ­ country reports on human rights practices 2002' (Washington, 31 maart 2003). 45

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

Ieder politiebureau en elke afdeling van de diverse geheime diensten kan een arrestatiebevel afgeven. Een arrestatiebevel wordt niet aan de in hechtenis te nemen persoon afgegeven. De bij een arrestatie betrokken instantie wil immers niet een mogelijke arrestant van te voren waarschuwen voor een ophanden zijnde arrestatie. Het is vrij onwaarschijnlijk dat een persoon een origineel arrestatiebevel in zijn bezit kan hebben. Ook strookt het bepaaldelijk niet met de werkwijze van de geheime diensten in Syrië om arrestatiebevelen of oproepbrieven189 te verstrekken aan familieleden van personen die door de autoriteiten worden gezocht. Personen die om politieke redenen worden gezocht, worden door de geheime diensten zonder meer gearresteerd, ondervraagd en vaak in verband met het onderzoek voor onbepaalde tijd vastgehouden.
Voorafgaande aan of tijdens de ondervraging van arrestanten die om politieke redenen zijn gearresteerd, is juridische ondersteuning niet toegestaan. Vaak verschaffen de politiële instanties nauwelijks of geen informatie aan familieleden over het welzijn van arrestanten of de locatie van hun detentie. Bij eventuele navraag door familieleden ontkennen noch bevestigen de autoriteiten vrijwel altijd dat een persoon is gedetineerd en om welke reden. Door de onafhankelijk van elkaar opererende geheime diensten is het voor de familie vaak onmogelijk te achterhalen in welke gevangenis een familielid is gedetineerd. Er zijn dientengevolge hiervan de afgelopen jaren talrijke personen verdwenen die waarschijnlijk zonder enige vorm van proces in langdurige detentie werden vastgehouden, of die mogelijkerwijs in gevangenschap zijn overleden190. Bij de tenuitvoerlegging van straffen wordt in Syrië incidenteel hechtenis toegepast van familieleden van personen die als gevaarlijke tegenstanders van het regime worden beschouwd191.
Ondanks het feit dat zij de termijn van hun straf allang hebben uitgezeten, worden waarschijnlijk nog talloze personen in gevangenschap gehouden. Vrijgelaten politieke gevangenen kunnen hun burgerrechten verliezen voor een periode die gelijkstaat aan de opgelegde straf. Ook kunnen politieke gevangenen na hun vrijlating nog worden onderworpen aan allerlei beperkende maatregelen, zoals een meldingsplicht. Ook komt het voor dat politieke gevangenen na hun 189 Er is een wezenlijk verschil tussen een oproepbrief en een arrestatiebevel. Het komt in Syrië dagelijks veelvuldig voor dat iemand wordt opgeroepen zich te melden bij een kantoor van de politie of geheime dienst. Na het gesprek op het kantoor van de politie of van de geheime dienst kan de persoon in kwestie weer gewoon naar huis. Dit soort oproepen hebben bijna altijd niets met politieke vervolging te maken Een arrestatiebevel richt zich duidelijk op het aanhouden van een bepaalde persoon. 190 Voor een beschrijving van de situatie van gevangenen in de Seydnaya-gevangenis vergelijk The Human Rights Association in Syria, `Political prisoners of Syria, a report about Saidnaya prison' (Damascus, oktober 2003). 191 In Duitsland wordt dit verschijnsel omschreven als `Sippenhaft'. Hiermee wordt bedoeld `het in hechtenis nemen van familieleden in de plaats van de politieke tegenstander zelf met het doel hetzij de politieke tegenstander te dwingen zich over te geven, hetzij om familieleden een gevangenisstraf te laten uitzitten in plaats van de gezochte politieke tegenstander'. 46

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

vrijlating een verklaring moeten ondertekenen waarbij zij moeten beloven van verdere politieke activiteiten af te zien. Soms worden personen bij hun vrijlating geronseld om als informant voor een van de geheime diensten te gaan werken. In de voornaamste stad of plaats van elk van de twaalf provincies192 van Syrië bevinden zich minstens één burgergevangenis193, één gevangenis van de staatsveiligheidsdienst'194 en één militaire gevangenis195. Het aantal politieke gevangenen in Syrië is niet exact bekend, doch wordt geschat op enige honderden. De autoriteiten hebben zich in het verleden altijd op het standpunt gesteld dat hoewel het oogmerk van sommige gevangenen een politieke achtergrond had, hun activiteiten (inclusief subversie) crimineel van aard waren. Met betrekking tot de officiële bekendmaking van de vrijlating van zeshonderd (politieke) gevangenen in november 2000, hebben de autoriteiten voor het eerst expliciet toegegeven dat er politieke gevangenen in Syrië zijn. Voormalige (politieke) gevangenen worden vaak na hun vrijlating nog onderworpen aan de zogenaamde `rights ban', die ingaat op de dag van de veroordeling tot tenminste 10 jaar na afloop van de straf. Personen die met een `rights ban' te maken hebben, mogen niet stemmen, (betaald) werk zoeken of in dienst treden bij de overheid; ook krijgen zij geen paspoort196.
Niet-Syrische gevangenen
Tijdens de Libanese burgeroorlog (l975-l990) en met name gedurende de gewapende strijd in Libanon tussen door Syrië gesteunde shi'itische groeperingen als de Amal197 en Hezbollah198 enerzijds, en de Palestine Liberation Organisation (PLO) anderzijds, hebben zich talloze willekeurige aanhoudingen en verdwijningen voorgedaan van mensen die werden beschouwd als een bedreiging voor de Libanese, c.q. Syrische veiligheid, of louter alleen ter verkrijging van informatie199. Veel van degenen die zijn verdwenen of werden vastgehouden, werden gearresteerd of weggevoerd door Syrische strijdkrachten in Libanon, of door rivaliserende milities aan de Syrische strijdkrachten overgedragen. 192 Deze twaalf provincies (in het Arabisch: muhafaza) zijn: Damascus, Aleppo, Homs, Hama, Idlib, Latakia, Tartous, Dera'a, Al-Suweida, Al-Raqqa, Deir Al-Zor en Al-Hassakah. 193 In het Arabisch: Al-Sijin Al-Madani. 194 In het Arabisch: Al-Sijin Amn Al-Dawla. 195 In het Arabisch: Al-Sijin Al-Askari. 196 US Department of State, `Syria ­ country report on human rights practices 2003' (Washington, 25 februari 2004).
197 Arabisch: Afwaj Al-Muqawamah Al-Lubnaniyya; Nederlands: `Batallions van Libanees Verzet'.
198 Nederlands: `Partij van God'.
199 Amnesty International, `Syria ­ caught in a regional conflict: Lebanese, Palestinian and Jordanian political detainees in Syria', Londen, januari l999. 47

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

Na beëindiging van de burgeroorlog in Libanon werden nog Libanese ingezetenen door de Syrische strijdkrachten naar Syrië weggevoerd, of daarheen overgebracht door de Libanese militaire inlichtingendienst. Ondanks de vrijlating van enige honderden politieke gevangenen in de afgelopen jaren bestaat het vermoeden dat nog talrijke Syrische, maar ook niet-Syrische politieke gevangenen zich in gevangenschap bevinden in Syrië.
Op 29 januari 2004 kwam door Duitse bemiddeling een Israëlische gevangenenruil met de Libanese Hezbollah-beweging totstandkwam, waarbij Israël vierhonderd Palestijnen, drieëntwintig Libanezen, vijf Syriërs, drie Marokkanen, drie Sudanezen, een Libiër en een Duitser heeft vrijgelaten in ruil voor de overdracht door Hezbollah van de drie jaar geleden ontvoerde Israëlische zakenman Elhanan Tannenbaum en de stoffelijke resten van drie gekidnapte Israëlische militairen. In verband hiermee deed een van de leiders van het christelijke anti-Syrische verzet in Libanon, generaal Michel Aoun, een oproep tot vrijlating van Libanezen die zich vermoedelijk nog in Syrische detentie zouden bevinden. In december 2000 werden nog vierenvijftig Libanese gevangenen door Syrië vrijgelaten; sindsdien hebben Beiroet en Damascus deze kwestie voor gesloten verklaard. Het aantal personen afkomstig uit Libanon dat in Syrië is verdwenen, maar dat volgens hun familieleden nog in leven zou kunnen zijn wordt geschat op ongeveer tweehonderd. Hoewel de Libanese regering in 2001 in deze kwestie een ministeriële commissie heeft ingesteld, heeft deze commissie tot nog toe geen rapport aan de regering uitgebracht 200. Volgens welingelichte bronnen zouden er zo'n vijftien Syriërs afkomstig uit de Golan-hoogvlakte in Israëlische detentie verkeren. Zij zitten gevangenisstraffen uit vanwege hun verzet tegen de Israëlische bezetting van de Golan-hoogvlakte. Verwanten van deze gevangenen deden op 29 januari 2004 een oproep tot vrijlating van hun familieleden in het kader van een volgende ronde van gevangenenruil tussen Israël en Hezbollah 201. 3.2.6.1 Amnestieregelingen
In verband met per presidentieel decreet afgekondigde amnestiewetgeving heeft in het verleden in Syrië diverse malen strafkwijtschelding plaatsgevonden, op grond waarvan ook politieke gevangenen zijn vrijgelaten202. 200 AFP, 27 januari 2004.
201 AP, 29 januari 2004.
202 Voor amnestieregelingen waarbij in het verleden politieke gevangenen zijn vrijgekomen zie blz. 61 tot en met 64 van het algemeen ambtsbericht Syrië van 4 juni 2003, kenmerk DPV/AM-789606.
48

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

In Syrië worden bij tijd en wijle amnestiewetten afgekondigd die ook op deserteurs van toepassing zijn. Dit geschiedde reeds in l988, l992 en in l999. Men is dan vaak verplicht om zich binnen zestig dagen te melden teneinde gebruik te kunnen maken van de geboden amnestieregeling. Op 2 juli 2003 heeft de president per decreet amnestie afgekondigd voor kleine delicten (waaronder ontduiking van de dienstplicht) die vòòr 10 juni 2003 zijn begaan.
Eind januari 2004 zijn naar verluidt enkele tientallen politieke gevangenen vrijgelaten. De meerderheid van deze gevangenen die behoorde tot de Moslimbroederschap, Al-Hezb Al-Tahrir of de Iraakse Baath partij, had hun straf inmiddels uitgezeten of zou ziek zijn. Sinds het aantreden van president Bashar Al-Assad in juni 2000 zijn er in het kader van twee presidentiële amnestieregelingen 722 politieke gevangenen vrijgelaten203. 3.2.7 Mishandeling en foltering
Mishandeling en foltering, hoewel expliciet bij wet verboden, komen voor, met name tijdens verhoren in voorarrest door de veiligheidsdiensten. Politieke gevangenen die men hoe dan ook aan het praten wil krijgen, worden aan zware foltering onderworpen. Bij gewoon politieverhoor is al gauw van hardhandige bejegening sprake.
De wreedheden tijdens gevangenschap bestaan voorts uit vaak erbarmelijke sanitaire omstandigheden, het onthouden van medische zorg en het verbieden van bezoek door familie of vrienden. Ook komt het voor dat gevangenen worden gedwongen hun medegevangenen te mishandelen, met name uit de eigen politieke groepering.
Tijdens ondervragingen door de geheime diensten afgedwongen bekentenissen kunnen worden gebruikt in zaken voor het Hooggerechtshof voor de Staatsveiligheid (SSSC). Deze praktijken zijn in het kader van de politieke repressie heel gangbaar.
3.2.8 Verdwijningen
Of politiek gemotiveerde verdwijningen in Syrië daadwerkelijk plaatsvinden of in het verleden hebben plaatsgevonden, is niet bekend. Ondanks herhaalde verzoeken van internationale mensenrechtenorganisaties en buitenlandse regeringen om informatie, hebben de autoriteiten tot nog toe weinig 203 AFP, 31 januari 2004.
49

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

gegevens verstrekt over het welzijn en omstandigheden van personen die al jaren incommunicado worden vastgehouden, of van wie alleen de aanvangsdatum van hun detentie bekend is.
3.2.9 Buitengerechtelijke executies en moorden Overlijden tijdens detentie is in het verleden voorgekomen. Deze gevallen zijn door de autoriteiten nooit onderzocht. Het aantal of de identiteit van personen die sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw in gevangenissen zijn overleden, blijft onbekend.
3.2.10 Doodstraf
Het civiele strafrecht kent de doodstraf voor moord; het militaire strafrecht kent de doodstraf voor desertie of muiterij tijdens oorlogshandelingen. De uitvoering van de doodstraf moet door het staatshoofd worden bekrachtigd. Informatie over het aantal doodvonnissen en terechtstellingen is niet voorhanden. 3.3 Positie van specifieke groepen
Louter het behoren tot één van de in deze paragraaf omschreven specifieke groepen zal voor zover bekend niet leiden tot een onevenredige of discriminatoire bestraffing of tenuitvoerlegging van een straf die wordt opgelegd bij (strafrechtelijke) vervolging wegens een commuun delict. 3.3.1 Vrouwen

Vrouwen participeren zonder beperkingen in het politieke systeem in Syrië. De regering bevordert onderwijs voor vrouwen. Het is sinds september 2003 verboden voor vrouwelijke leraren om islam/shari'a lessen te geven in moskeëen en in huizen. Een belemmering voor de gelijkwaardige ontplooiing van vrouwen in de Syrische samenleving wordt gevormd door de toepassing van het traditionele islamitische familierecht. Hierdoor hebben vrouwen, met name in geval van echtscheiding, een achtergestelde positie. Zo kan een vrouw slechts voor een achtste deel erven van haar man. Kinderen worden volgens islamitisch recht in geval van echtscheiding toegewezen aan de vader. Mannen zijn volgens het islamitische recht (de shari'a) verplicht hun ongetrouwde zusters te onderhouden. Van de familierechtelijke aangelegenheden vallen huwelijk, echtscheiding en voogdijschap onder de bevoegdheid van religieuze rechtbanken: shari'a rechtbanken voor moslims, canonieke (`ruhi') rechtbanken voor de verschillende christelijke kerken, en een aparte Druzische rechtbank. Christenen vallen voor wat betreft echtscheidingen onder het canonieke recht. Christelijke kerken in Syrië staan echtscheiding niet of nauwelijks toe. Voor het overige valt het familierecht 50

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

onder het burgerlijke recht. Het burgerlijk familierecht is in Syrië evenwel in hoge mate ontleend aan de shari'a.
Asma'a Al-Assad, de vrouw van de president, voelt zich erg betrokken bij de positie van de vrouw in Syrië. Ook de (toekomstige) positie van het kind in de Syrische samenleving heeft haar grote belangstelling. Regelmatig verleent zij haar medewerking aan symposia inzake vrouwen en kinderen in Syrië, houdt er inleidingen en neemt actief deel aan debat en discussies. Registratie huwelijken
Een Syriër is wettelijk niet verplicht zijn in het buitenland gesloten huwelijk in Syrië te laten registreren. In Syrië kunnen behalve christelijke en islamitische, ook andere (bijvoorbeeld joodse) huwelijken worden geregistreerd. Voor een islamitische man vormt het geen probleem om iemand van een ander geloof tot vrouw te nemen. In principe zou hij evengoed een jodin of een christelijke vrouw kunnen huwen. Immers het jodendom is in Syrië waar zich een kleine joodse gemeenschap bevindt, een erkende religie. De vrouw in kwestie behoeft zich daarbij niet tot de islam te bekeren. Het is echter voor een niet-islamitische man streng verboden een islamitische vrouw te huwen.

Een Syrische man kan een verblijfsvergunning voor zijn buitenlandse vrouw verkrijgen door steeds opnieuw een gelegaliseerde buitenlandse huwelijksakte over te leggen. Een Syrische verblijfsvergunning op grond van een huwelijk heeft een looptijd van een jaar. Wanneer een buitenlandse vrouw die in het bezit is van een Syrische verblijfsvergunning Syrië uitreist, vervalt deze verblijfsvergunning en moet zij voor terugkeer naar Syrië weer een nieuwe verblijfsvergunning aanvragen. Als men echter blijft nalaten een in het buitenland gesloten huwelijk in Syrië te laten registreren en als de betrokken buitenlandse vrouw toch regelmatig binnen een jaar weer uitreist naar haar geboorteland, kan dat voor de autoriteiten aanleiding zijn voor de desbetreffende vrouw een verblijfsvergunning slechts voor een half jaar te verstrekken. Onder bepaalde omstandigheden is die verblijfsvergunning evenwel gemakkelijk met nog een half jaar verlengbaar zonder dat die vrouw Syrië moet verlaten. De optie om het in het buitenland gesloten huwelijk in Syrië te laten registreren is wel veel gebruikelijker. Immers, jaarlijkse verlenging van de verblijfsvergunning wordt dan vrijwel automatisch en zonder veel bureaucratische rompslomp verstrekt.
Familie-aangelegenheden
Eerwraak
Eerwraak komt in de Arabische wereld, alsook in Syrië voor. Bij eerwraak gaat het meestal om wraak vanwege seksuele omgang voor het huwelijk of vanwege seksuele omgang met iemand anders dan de huwelijkspartner. Het huwen met een man zonder (uitdrukkelijke) toestemming van de eigen familie (van de vrouw) 51

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

vormt in Syrië over het algemeen geen reden voor eerwraak. De vraag of een vrouw te vrezen heeft van haar familie omdat zij in het geheim en zonder toestemming van haar familie met een ander huwt dan met degene die door haar familie voor haar is uitgezocht, valt moeilijk te beantwoorden. Wel kan in dit kader worden gesteld dat de betrokken vrouw niet tegen de wet handelt door als volwassen vrouw met iemand te huwen tegen de wil van haar eigen familie. Een in dit kader tegen haar begaan misdrijf door haar eigen familie zal dan ook onder het normale strafrecht vallen. Voor moord kan hierbij maximaal de doodstraf worden opgelegd. Er is in dit geval geen sprake van strafvermindering of een uitzonderingssituatie omdat het hierbij om eerwraak zou gaan. Bloedwraak
Bloedwraak204 is een gewoonterechtelijk gebruik dat in het verleden veel voorkwam onder bedoeïenenstammen. Het ligt voor de hand dat dit ook het geval is geweest in Syrië. Voor de komst van de islam leidde bloedwraak vaak tot langdurige vetes tussen twee families. Er is daarbij altijd sprake van wederkerigheid, waarbij de ene familie de daad wreekt van de andere familie volgens het principe `oog om oog, tand om tand'. In het geval van bijvoorbeeld moord op een familielid is het de morele verplichting deze moord te wreken door een familielid uit de stam van de dader te vermoorden. Dit leidde regelmatig tot een geweldspiraal, omdat daarna weer een moord moest worden gewroken. In de koran staan regels die paal en perk stellen aan deze geweldspiraal. In het geval van bloedwraak is het aanbevelenswaardig dat de betrokken families bij elkaar komen om te bespreken wat de geleden schade is. Via overleg moeten de betrokken families tot overeenstemming zien te komen over de (hoogte van) schadevergoeding205. Omdat het bij bloedwraak in feite gaat om normale strafbare feiten, zullen de autoriteiten personen die betrokken zijn bij bloedwraak, zeker juridisch vervolgen. Er bestaat voorts te veel risico dat bloedwraak tussen twee families uit de hand gaat lopen, en destabiliserende gevolgen zou kunnen hebben voor de veiligheidssituatie in de desbetreffende regio. Hoewel het niet aannemelijk is dat bloedwraak in Syrië nog voorkomt, moet zulks echter niet geheel worden uitgesloten. Aan de andere kant zijn in gebieden in het noord-oosten van Syrië rond de steden Al-Qamishli en Al-Hasakah permanent veel veiligheidsdiensten aanwezig. Het is daarom praktisch onmogelijk dat gevallen van bloedwraak daar, maar ook elders in het land aan de aandacht van deze veiligheidsdiensten zouden kunnen ontsnappen, en dat vervolgens deze veiligheidsdiensten daartegen geen juridische stappen zouden ondernemen.
3.3.2 Minderjarigen
204 In het Arabisch: Tha'r.
205 In het Arabisch: Diyah.
52

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

Vanaf achttien jaar is een persoon in Syrië wettelijk meerderjarig en wordt geacht handelingsbekwaam te zijn.
Een minderjarige dient een zelfstandig identiteitsdocument aan te vragen vanaf zijn vijftiende jaar. Voor paspoorten geldt dat minderjarigen tot vijftien jaar toestemming moeten hebben van hun wettige voogd voor de aanvraag van een eigen document. De aanvraag moet worden ingediend door de wettige voogd. Bij afwezigheid van de ouders (door overlijden of verblijf buiten Syrië) worden minderjarigen vrijwel altijd door familieleden opgevangen. In eerste instantie zal dit de familie van vaderszijde zijn; als die niet aanwezig is of afziet van deze verplichting, kan de familie van moederszijde opvang aanbieden. Er zijn diverse opvanghuizen voor minderjarigen, vaak gelieerd aan een moskee of een kerk. In het algemeen zijn er voldoende plaatsen beschikbaar. De kwaliteit van de geboden opvang loopt erg uiteen. Sommige opvanghuizen bieden goede voorzieningen op het gebied van scholing en gezondheidszorg, andere opvanghuizen zijn van zeer bedenkelijke kwaliteit. In het algemeen zal de familie van een minderjarige er alles aan doen om een minderjarige niet in een opvanghuis terecht te laten komen.
Voor zover bekend zijn er geen speciale overheidsinstellingen belast met de opvang van alleenstaande minderjarigen en de opvang van repatrianten. Als er geen familieleden zijn die de voogdij op zich kunnen nemen, is de familierechter206 verantwoordelijk.
Diverse ngo's die zich bezighouden met charitatieve doeleinden, bekommeren zich om de opvang van wezen. Daarnaast zijn er ook kerken en moskeeën betrokken bij de opvang van wezen en minderjarigen. SOS Kinderdorpen (SOS Children's Villages) is in Syrië actief. 3.3.3 Vooraanstaande intellectuelen en schrijvers Niet alle personen die in 2000/2001 bij forumdiscussiegroepen aanwezig zijn geweest, hebben daadwerkelijk vrees voor vervolging. Alleen degenen die zich prominent hebben opgesteld door bijvoorbeeld het schrijven van artikelen of het geven van voordrachten tijdens forumdiscussiegroepen bevinden zich in een kwetsbare positie.
De speelruimte voor een kritische houding van vooraanstaande intellectuelen en schrijvers is bijzonder gering. Zo durven journalisten niet of nauwelijks meer over 206 In het Arabisch: Qadi Al-Shara'a. 53

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

gevoelige onderwerpen in de lokale pers te schrijven. Alleen in pan-Arabische kranten als Al-Hayat en in Libanese kranten als Al-Safir en Al-Nahar verschijnen met enige regelmaat stukken over de mensenrechtensituatie en over de situatie van Koerden.
In sommige gevallen worden intellectuelen, advocaten of journalisten belemmerd om Syrië uit te reizen.
Op 24 januari 2004 overleed in het Al-Shefaa Ziekenhuis in Damascus de beroemde Arabische schrijver Abdel Rahman Munif op eenenzeventigjarige leeftijd. Munif werd beschouwd als een van de grootste, maar ook een van de meest controversiële eigentijdse Arabische schrijvers. Munifs Saudische staatsburgerschap werd in l963 ingetrokken wegens politieke activiteiten tegen het regime in Riyadh. Hij woonde sinds vijftien jaar in Syrië; de Syrische autoriteiten hadden hem het Syrische staatsburgerschap verleend; zijn vrouw was een Syrische. Munif heeft meer dan tien romans geschreven (waaronder `Cities of Salt' en `East of the Mediterranean') en ook non-fictie. Zo beschreef hij in het boek `The Ends' de ontberingen die hij als politiek gevangene heeft moeten ondergaan, naar verluidt in Saoedi-Arabië. Zijn boeken zijn in een aantal landen in het Golfgebied verboden.
3.3.4 Homoseksuelen
De Syrische wet stelt het hebben van `tegennatuurlijk seksueel contact' strafbaar met maximaal drie jaar gevangenisstraf207. Het is niet waarschijnlijk dat er bescherming zal worden gezocht bij de autoriteiten indien een persoon wordt lastig gevallen vanwege zijn of haar homoseksualiteit. In de praktijk vindt geen actief vervolgingsbeleid plaats, tenzij er sprake is van homoseksuele relaties met minderjarigen. Hoewel er in de Arabische context een formeel taboe rust op homoseksualiteit, is het in het algemeen mogelijk uiting te geven aan homoseksuele gevoelens, mits men daarbij de nodige discretie betoont. 3.3.5 Palestijnen
Over de positie van Palestijnen in Syrië is in januari 2002 een separaat algemeen ambtsbericht verschenen.
Het overgrote deel van de Palestijnse vluchtelingen in Syrië staat geregistreerd bij de United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near 207 Artikel 520 Wetboek van Strafrecht luidt alsvolgt: `Ieder tegennatuurlijk seksueel contact wordt bestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaar.'. 54

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

East (UNRWA)208 en heeft een eigen UNRWA-registratienummer. Ook dit nummer mag bij betrokkene bekend worden verondersteld. In het geval dat iemand stelt dit UNRWA-registratienummer niet te kennen, kan hij/zij dit registratienummer zelf of eventueel via familieleden zonder problemen bij UNRWA achterhalen.
Het UNRWA-registratienummer bestaat uit een achttal cijfers aan de hand waarvan de geografische plaats waar de Palestijnse vluchtelingen geregistreerd staan, kan worden nagegaan.
Daarnaast staan veel Palestijnse vluchtelingen en hun nakomelingen in Syrië bij het General Authority for Palestine Arab Refugees (GAPAR)209 geregistreerd. Zij krijgen vanuit het door GAPAR bijgehouden bevolkingsregister een eigen Syrisch registratienummer toegekend. Dit unieke nummer (ook met aanduiding `kh') en plaatsnaam) dat kan worden achterhaald, komt voor op de Syrisch-Palestijnse vluchtelingendocumenten die door de Palestijnse Afdeling van het Syrische ministerie van Binnenlandse Zaken aan bij GAPAR geregistreerde Palestijnen wordt afgegeven. Tot hun vijftiende levensjaar staan Syrische Palestijnen geregistreerd op de documenten van hun ouders. Daarna kunnen zij een eigen Syrisch-Palestijns vluchtelingen document aanvragen. De meeste Palestijnen in Syrië zijn in het bezit van een dergelijk document. Het document heeft een geldigheidsduur van vijf jaar. In tegenstelling tot de vrijwillige registratie bij UNRWA is registratie bij GAPAR wel algemeen verplicht. Zonder een GAPAR- registratie kan men geen reisdocument krijgen.
Ten slotte is er nog een groep van Palestijnse vluchtelingen die bij UNRWA noch bij GAPAR geregistreerd staat. Deze groep is 40.000 tot 50.000 personen groot. Zij hebben geen Syrische identiteitsbewijzen met een uniek identiteitsnummer. Mohammad (Abu) Abbas, oprichter van het Palestijnse Bevrijdingsfront (PLF) en het brein achter de kaping van het Italiaanse cruiseschip Achille Lauro in l985, overleed op 9 maart 2004 in Amerikaanse gevangenischap in Irak als gevolg van een hartaanval. Tijdens die kaping werd een Amerikaanse jood in een rolstoel, de 69-jarige Leon Klinghoffer, doodgeschoten en overboord gegooid. Hij was vorig jaar enkele dagen na de val van Saddam Hoessein in Irak door het Amerikaanse leger opgepakt. Omdat Israël een verzoek van de Palestijnse Autoriteit had afgewezen om het stoffelijk overschot terug te brengen naar Palestijns gebied, werd diens lichaam op 23 maart 2004 met een vliegtuig van het Rode Kruis naar Syrië vervoerd, alwaar hij op de `begraafplaats der Martelaren' even buiten Damascus ter aard werd besteld210.
208 Palestijnen noemen UNRWA doorgaans Al-Wikala (in het Engels: the Agency) of Wikalat Al-Gawt (in het Engels: the Relief Agency). 209 In het Arabisch: Al-Hai'a Al-`Ammah lil-Laji'een Al-`Arab Al-Falastiniyyeen. 210 AFP, Reuters, AP, 22 en 23 maart 2004.
---

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

3.3.6 Koerden211
De Koerdische bevolkingsgroep wordt niet louter op grond van haar etnische afkomst vervolgd, dan wel discriminatoir gestraft. Individuele leden van de Koerdische bevolkingsgroep worden niet vervolgd louter vanwege hun Koerdische afkomst.
Koerden in Syrië kunnen naar status als volgt worden onderscheiden: a. Koerden die de Syrische nationaliteit bezitten, een Syrisch paspoort (kunnen) bezitten en niet als Koerd geregistreerd staan; b. Uit Syrië afkomstige Koerden die niet de Syrische nationaliteit hebben en die als `vreemdeling'212 geregistreerd staan in de vreemdelingenregistratie van de provincie Al-Hasakah en een oranjekleurige213 identiteitskaart hebben; c. Uit Syrië afkomstige Koerden die niet de Syrische nationaliteit hebben, maar die in hun woonplaats elders in Syrië geregistreerd staan214 en op basis van deze registratie over identiteitsdocumenten zouden kunnen beschikken; d. Uit Syrië afkomstige Koerden die niet de Syrische nationaliteit hebben, niet geregistreerd staan en geen identiteitsdocumenten hebben215. e. Koerden die bijvoorbeeld uit Irak of Turkije afkomstig zijn, en over reisdocumenten van het land van herkomst zouden kunnen beschikken; f. Iraakse Koerden met of zonder reisdocumenten. Deze categorie wordt sinds begin l994 door de onder Syrische controle staande Iraakse afdeling van de Baath-partij nog slechts in zeer speciale gevallen voorzien van identiteitskaarten die zijn uitgegeven voor Iraakse vluchtelingen. Deze kaarten die wit van kleur zijn, houden een vorm van registratie in; g. Iraakse Koerden, die als identiteitsbewijs alleen hun in Irak uitgegeven identiteitskaart en een zogenaamde `reisbrief' met stempel van de Syrische veiligheidscontrole ter goedkeuring van binnenkomst in Syrië via de onofficiële overgang bij Fish Khabour aan de grens met Noord-Irak kunnen tonen.
211 Voor een uitgebreid historisch overzicht met culturele uitingen en partijen/groeperingen zie blz. 60 tot en met 67 van het algemeen ambtsbericht Syrië van 4 juni 2003, kenmerk DPV/AM-789606.
212 In het Arabisch: ajnabi. 213 Er bestaan in Syrië geen rode identiteitskaarten voor staatloze Koerden. Wel zijn voor deze categorie personen roze-oranjeachtige gekleurde identiteitskaarten beschikbaar. Het is mogelijk dat een persoon een Koerdische identiteitskaart als `rood' in plaats van `oranje' aanduidt.
214 Dat wil zeggen niet in de vreemdelingenregistratie van de provincie Al-Hasakah, maar elders in Syrië.
215 De zogenaamde `niet-geregistreerden' (`not appearing in the records', `unregistered', `undisclosed'); in het Arabisch: maktoum(een). 56

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

Hoewel hun eenzelfde behandeling ten deel zal kunnen vallen als andere Syriërs die wegens (vermeende) politieke activiteiten worden opgepakt, zijn veel Koerden ook buiten de toegestane marge politiek actief. Het is echter onduidelijk hoe ruim het Syrische gedoogbeleid is voor Koerdische politieke activiteiten. In de houding van de Syrische autoriteiten ten opzichte van Koerdische partijen is ook na het aantreden van president Bashar Al-Assad geen merkbare verandering opgetreden. Koerdische partijen zijn officieel niet toegestaan. In de praktijk wordt enige politieke activiteit van Koerdische partijen gedoogd. De marges waarbinnen politieke activiteiten van Koerdische partijen op Syrisch grondgebied worden gedoogd, zijn niet duidelijk te definiëren. Het hangt soms van de gemoedsgesteldheid van een lokaal lid van de geheime diensten af of iemand die bekend staat actief te zijn voor een Koerdische partij wel of niet wordt opgepakt. Openlijke politieke activiteiten georganiseerd door Koerdische partijen vinden voorzover bekend in het algemeen in Syrië niet plaats. De Yeketi-partij verspreidt min of meer vrijelijk haar partijblad Yeketi Al-Wahda, de Democratische Koerdische Alliantie in Syrië doet hetzelfde met haar blad Al- Tahaluf Hevbendi. Voorzover bekend betrachten Koerdische partijen in Syrië echter wel de nodige voorzichtigheid bij het verspreiden van partijvlugschriften. Zij gaan er daarbij van uit dat de autoriteiten niet al hun activiteiten zonder meer zullen gedogen. Hoewel zij regelmatig bijeenkomsten hebben, geschiedt zulks niet al te openlijk. Koerdische partijen gaan er vanuit dat de autoriteiten op de hoogte zijn van hun activiteiten en bijeenkomsten. Het is evenwel niet duidelijk wanneer en om welke redenen de autoriteiten zullen ingrijpen. Wat de naam van de subgroep is die zich onder leiding van Murad Hair Al-Din heeft afgescheiden van de Linkse Partij216 en of er verder nog iets bekend is over deze subgroep, is geen nadere informatie bekend.
Of de samenwerking tussen een drietal Koerdische politieke partijen in het Koerdische Democratische Front in Syrië doorgang heeft gevonden217, en zo ja wie de leider van dit Front is en of er verder nog iets bekend is over dit Front, is geen informatie bekend.
Koerdische Arbeiderspartij (PKK)
Na bemiddeling van Egypte en Iran hebben in de Turkse stad Adana op 19 en 20 oktober l998 tussen delegaties van Syrië en Turkije besprekingen plaatsgevonden om te komen tot nauwere samenwerking tussen beide landen ter bestrijding van terrorisme. Als gevolg hiervan is de situatie voor de PKK 218 in Syrië radicaal gewijzigd. Tot najaar l998 stond de PKK onder officieuze bescherming van de Syrische autoriteiten. PKK-leider Abdullah Öcalan verbleef in Damascus en het 216 vgl. blz. 66 van het algemeen ambtsbericht Syrië van 4 juni 2003, kenmerk DPV/AM ­ 789606.
217 idem, blz. 67.
218 Parti Kerkaran Kurdistan.
57

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

Syrische regime verleende heimelijk steun aan PKK-acties tegen Turkije. Het lijkt echter te ver te gaan om te stellen dat de PKK ooit zijn invloed kon doen gelden in geheel Syrië. Er zijn echter voorbeelden van aanslagen als interne afrekening. In het najaar van l998 besloot Turkije aan deze situatie een einde te maken door Syrië onder zware militaire druk te zetten. Syrië heeft onder deze dreiging moeten zwichten. PKK-leider Öcalan die al enige jaren verblijf hield in Damascus, werd gedwongen het land te verlaten. Voorts werd er resoluut een einde gemaakt aan PKK-activiteiten in Syrië. Hierbij zouden PKK-kampen zijn gesloten en zou PKK- strijders zijn aangezegd het land te verlaten. Er zouden op Turks verzoek PKK- leden zijn uitgeleverd. In het kader van de Adana-overeenkomst zouden zich enkele Turkse ambtenaren in Syrië bevinden, die toezicht moeten houden op PKK- activiteiten in Syrië.
Honderden Syrische Koerden die in Turkije en met name vanuit Noord-Irak aan de zijde van de PKK hebben gevochten, zijn de afgelopen jaren naar Syrië teruggekeerd. Voor staatloze Koerden afkomstig uit Syrië is het echter niet zo eenvoudig om naar Syrië terug te keren. Zo mogen enkele honderden (staatloze) Koerden afkomstig uit Syrië die zich in de buurt van de stad Sulaymaniyya in Noord-Irak ophouden, niet van de Syrische autoriteiten naar Syrië terugkeren. Sommige Koerden die naar Syrië zijn teruggekeerd, hebben zich aangesloten bij de Syrische Nationaal-Democratische Coalitie (SNDC). De meeste Koerdische ex- PKK-strijders afkomstig uit Syrië hebben na terugkeer in Syrië hun normale leven weer opgepakt zonder daarbij problemen te hebben ondervonden van de kant van de autoriteiten. Sommigen onder hen kunnen na een jarenlange afwezigheid problemen hebben die samenhangen met herintegratie in de Syrische samenleving. Het is onwaarschijnlijk dat de Syrische autoriteiten de Syrische nationaliteit ontnemen aan een persoon vanwege zijn of haar activiteiten voor de PKK in Turkije en/of Noord-Irak.
Koerdische ex-PKK-strijders afkomstig uit Syrië die na terugkeer in Syrië nog steeds actief zijn voor de PKK, worden door de Syrische autoriteiten nauwlettend in de gaten gehouden. Voorzover bekend heeft de PKK niet veel invloed meer in Syrië. In Noord-Irak gebruikt de PKK nog steeds enkele duizenden uit Syrië afkomstige Koerden als strijder.
Niet-Syrische Koerden
Sinds begin 2001 was er sprake van nauwere economische betrekkingen tussen Syrië en het Iraakse regime van Saddam Hoessein, die voorzover bekend geen gevolgen hadden voor de in Syrië verblijfhoudende Koerden. Of er enige vorm van samenwerking tussen Syrische en Iraakse geheime diensten plaatsvond, is niet bekend. Evenmin is iets bekend over uitleveringen op politieke gronden vanuit Syrië naar Irak. Het is op dit moment nog onduidelijk hoe de Syrisch-Iraakse betrekkingen zich na de val van het regime van Saddam Hoessein gaan ontwikkelen.
58

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

In Syrië ondervinden niet-Syrische Koerden als etnische eenheid geen systematische onderdrukking van de zijde van de autoriteiten, mits zij zich onthouden van activiteiten (in de vorm van eisen voor een grotere autonomie voor Koerden) die ingaan tegen de integriteit van de Syrische staat. Zolang zij zich inzetten voor de Koerden in Noord-Irak genieten diverse Koerdische groeperingen gastvrijheid in Syrië. De best georganiseerde bewegingen onder hen zijn de Patriottische Unie Koerdistan (PUK) en de Koerdische Democratische Partij (KDP) die beide een eigen kantoor in Damascus hebben. Recente ontwikkelingen
Twee Koerden (Hassan Saleh en Marwan `Uthman (Othman) die na een vreedzame demonstratie in december 2002 in Damascus waren gearresteerd, hebben meer dan een jaar incommunicado gedetineerd gezeten, vermoedelijk in de Adra-gevangenis, buiten Damascus219. Op 22 februari 2004 werden zij voorgeleid voor het SSSC op beschuldiging van lidmaatschap van een verboden organisatie, het aanzetten tot sectarische tweespalt en een poging tot afscheiding van een deel van het Syrische grondgebied. Hoewel zij in eerste instantie waren veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf werd hun straf uiteindelijk verminderd tot in totaal veertien maanden gevangenisstraf. Omdat zij inmiddels de volledige termijn van deze laatste straf hadden uitgezeten, zijn zij inmiddels vrijgelaten 220. Op 22 oktober 2003 werd de oprichting van Democratische Unie Partij (Democratic Union Party) gevierd met marsen, bijeenkomsten, muziek en redevoeringen in Afrin, Darik, Aleppo, Al-Raqqah, Dirbasiyah, Al-Hassakah en Amud.
Op 25 juni 2003 vond ter gelegenheid van de dag van het kind bij het gebouw van UNICEF in Damascus een demonstratie plaats van 200 à 300 Koerden, waaraan ook door een aantal kinderen werd deelgenomen. Daarbij werd onder het aanbieden van een petitie opgeroepen tot verlening van burger- en politieke rechten aan de Koerdische bevolking in Syrië, waaronder het recht voor kinderen van Koerdische afkomst om op school in de Koerdische taal te worden onderwezen. Na verloop van tijd werd de demonstratie door politie en veiligheidseenheden op hardhandige wijze uiteengedreven. Twintig mensen raakten gewond en acht werden aangehouden, waarvan een persoon korte tijd later weer werd vrijgelaten221. Op 11 januari 2004 vond een eerste zitting plaats van het Hooggerechtshof voor de Staatsveiligheid in Damascus waar de rechtzaak tegen de gevangengenomen Koerden diende. Vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie ter plaatse mochten de rechtzitting niet bijwonen. Ook tijdens de tweede zitting op 22 februari 2004 werden vertegenwoordigers van de 219 Amnesty International Press Release, 9 januari 2004. 220 AP en Reuters, 23 februari 2004.
221 Amnesty International, urgent action, AI Index: MDE 24/021/2003 (Londen, 26 juni 2003); Reuters, 25 juni 2003.
59

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

diplomatieke vertegenwoordigingen in Damascus van de lidstaten van de EU, de VS en Canada geweerd. De zitting tegen de betrokken Koerden die van deelname aan een verboden organisatie alsmede van separatisme worden beschuldigd, werd vervolgens verdaagd. Nadere informatie over het verdere verloop van dit proces is vooralsnog niet bekend.
Op 5 oktober 2003 hield een groep Koerden een vreedzame demonstratie bij het parlementsgebouw in Damascus in verband met de herdenking van de volkstelling van l962 222. Daarbij vond ook een ontmoeting plaats met premier Al-Otari223. Bij gelegenheid van het plaatsvinden van een voetbalwedstrijd in de stad Al- Qamishli, zevenhonderdenvijfenzeventig kilometer ten noordoosten van Damascus, braken op 12 maart 2004 onlusten uit. Aanhangers van Koerdische en Arabische voetbalclubs (Al-Futuwa en Al-Jihad) gingen met elkaar op de vuist en bekogelden elkaar met stenen. De Arabieren droegen foto's met zich mee van de verdreven Iraakse dictator Saddam Hoessein, die verantwoordelijk wordt gehouden voor de dood van tienduizenden Iraakse Koerden. Bij deze rellen zouden negen doden zijn gevallen en raakten meer dan honderd mensen gewond. Op 13 maart 2004 ontaardde in Al-Qamishli de begrafenis van de slachtoffers opnieuw in rellen, waarbij nog zeker zes doden zouden zijn gevallen. De onlusten sloegen vervolgens over op de stad Al-Hassakah, tachtig kilometer ten zuidwesten van Al-Qamishli. Ook in de steden Aleppo (driehonderdentwintig kilometer ten noorden van Damascus) en in de nabij gelegen stad Afreen, braken rellen uit. De politie greep met harde hand in om honderden Koerden, die leuzen tegen de regering riepen en winkels en regeringsgebouwen aanvielen, uiteen te jagen. Naar verluidt zouden de autoriteiten naar aanleiding van deze rellen honderden Koerden hebben opgepakt, ook preventief met name in Doumar, een voornamelijk door Koerden bewoonde voorstad van Damascus; daarvan zouden inmiddels vijfhonderd à zeshonderd Koerden weer zijn vrijgelaten224 . Over het exacte aantal Koerden dat nog naar aanleiding van de onlusten in hechtenis verkeert, bestaat vooralsnog onvoldoende betrouwbare informatie.
Volgens de Koerden zouden bij de ongeregeldheden in totaal veertig doden zijn gevallen, de Syrische autoriteiten houden het op vijfentwintig doden225. Alle festiviteiten rond Nowrouz226, het feest van het Koerdische nieuwjaar, op 21 maart 2004 werden in verband met de gebeurtenissen van de afgelopen dagen afgelast; in plaats daarvan werd rouw afgekondigd ter herdenking van alle 222 Zie eerder deze subparagraaf 3.3.6. 223 Reuters, 5 oktober 2003.
224 Reuters, 19 maart 2004.
225 AFP, 19 maart 2004
226 In het Farsi betekent dit woord nieuwjaar. Het is een oud Perzisch feest dat op de eerst dag van het voorjaar in veel landen, waaronder Afghanistan en Iran wordt gevierd met toespraken, zang, dans en vreugdevuren. 60

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

slachtoffers die gevallen waren. Wel kwamen op 21 maart 2004 ongeveer 3000 Koerden bijeen in een stadion bij de stad Al-Qamishli. Bij die gelegenheid werden toespraken gehouden in het Arabisch en het Koerdisch. Daarin werd onder meer opgeroepen tot vrijlating van alle Koerden die tijdens de onlusten in hechtenis waren genomen, onderwijs in het Koerdisch op scholen en herstel van de burger- en politieke rechten voor die Koerden die daarvan zijn verstoken. Portretten van Turks-Koerdische PKK-voorman Abdullah Ocalan en de Iraaks-Koerdische PDK- leider Massoud Barzani werden rondgedragen door de aanwezigen. Er werd met zwarte en Koerdische (rood, groen, geel) vlaggen gezwaaid. Vertegenwoordigers van veiligheidsdiensten waren niet nadrukkelijk aanwezig227. Naar verluidt zijn er in april 2004 nog steeds Koerden opgepakt. Een groot deel daarvan zit nog vast. Onbekend is of zij zijn aangeklaagd. Twee Koerden (Ferhad Mohammad Daoud en Hussein Hamas Nasso) zouden vanwege mishandeling in gevangenschap zijn overleden, een ander (Hanif Hanane Mohammad) zou in coma verkeren228.
Amnesty International riep op 6 april 2004 de autoriteiten op een onafhankelijk gerechtelijk onderzoek te laten plaatsvinden naar de rellen van maart 2004229.

Regionale ontwikkelingen
Syrië, dat zich al geen groot voorstander toonde van de Amerikaans-Britse interventie en militaire aanwezigheid in Irak, verzet zich tegen een opdeling langs etnische lijnen van het buurland. Het Amerikaanse voornemen om de semi- autonome status voor de Koerdische regio in het noorden van Irak in stand te houden zou naar de Syrische opvatting deze opdeling juist in de hand werken. Met de uitvoering van dit voornemen zal een toekomstige Iraakse regering voor een voldongen feit komen te staan, de Koerden zullen hun zelfbestuur nooit meer willen opgeven. Volgens Syrië zal deze opdeling ook andere etnische groepen in de regio kunnen aansporen een grotere mate van zelfbestuur op te eisen en zal binnen bestaande landsgrenzen separatistische tendenzen kunnen aanscherpen. Tijdens zijn driedaagse bezoek aan Turkije begin januari 2004 gaf de Syrische president daarin bijgevallen door zijn Turkse ambtgenoot Ahmet Necdet Sezer uiting aan zijn bezorgdheid over de politieke ontwikkelingen in Noord-Irak. De Koerdische bevolking in de regio bestaat naar schatting uit ongeveer vijfentwintig miljoen mensen. De Koerden wonen voornamelijk in Turkije, Irak, Iran en Syrië. 3.3.7 Dienstplichtigen
In Syrië geldt een algemene dienstplicht230 voor mannen vanaf achttien jaar die 2½ jaar duurt. In theorie kan men daarna tot zijn vijftigste jaar worden opgeroepen om 227 AFP, 20 en 21 maart 2004. 228 Amnesty International, urgent action, AI Index MDE 243/032/2004, 14 april 2003; AP, 12 april 2004; AFP, 8 en 10 april 2004; Reuters, 10 april 2004. 229 AP, 6 april 2004.
61

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

voor een periode van zes maanden als reservist te dienen. Dit komt op dit moment in de praktijk niet voor. Vrouwen kunnen op vrijwillige basis bepaalde militaire taken vervullen. De dienstplicht voor soldaten bij speciale eenheden duurt sinds augustus l999 eveneens 2½ jaar. Voorheen bedroeg die diensttijd een periode van drie jaar. Er worden speciale eisen gesteld aan diegenen die (willen) dienen binnen deze speciale eenheden. Zij moeten met name trouw aan het Syrische gezag zijn. Personen waarover de geringste twijfel bestaat over hun trouw aan het staatsgezag, worden niet tot deze eenheden toegelaten. Of men daarnaast nog aan bijzondere recruteringseisen zou moeten voldoen, en zo ja welke, is niet bekend. Syriërs die tot een religieuze of etnische minderheid behoren, zijn net als andere Syriërs dienstplichtig, met uitzondering van leden van de joodse gemeenschap en staatloze Koerden die al dan niet geregistreerd zijn. Het wordt overigens zeer onwaarschijnlijk geacht dat ex-politieke gevangenen na hun vrijlating nog hun dienstplicht moeten vervullen. Bij in diensttreding dient een Syriër zijn identiteitsbewijs in te leveren.
Staatloze Palestijnen vervullen in principe hun dienstplicht in het Palestijnse Bevrijdingsleger231 (PLA) (of `Yarmouk Brigades'232), een Palestijns onderdeel van het Syrische leger. Indien zij een universitaire studie hebben voltooid worden zij eerst in het reguliere Syrische leger ingelijfd, waarna zij als officier dienst doen in het PLA. Onttrekken zij zich aan de dienstplicht dan worden zij op gelijke wijze behandeld als Syriërs die een dergelijk delict hebben gepleegd. Het is mogelijk om voor de gehele periode van de militaire dienst vervangende dienst in het leger te verrichten als arts of ingenieur. Daarvoor ontvangt men een normaal salaris. Een arts of ingenieur die heeft gestudeerd op kosten van de staat, moet vervolgens drie jaar in regeringsdienst werken om dat af te betalen. Het is eventueel mogelijk om beide periodes achter elkaar te doen. Er is een speciale dienstplichtregeling voor studenten. Deze komt erop neer dat men slechts twee jaar in het leger behoeft te dienen, in plaats van 2½ jaar. Zes maanden worden kwijtgescholden indien men voldoet aan de verplichting tijdens de studie elke maand een uur militair onderricht te volgen. In geval van studie (ook studie in het buitenland) kan uitstel van opkomst voor de eerste militaire oefening worden verkregen tot het 26e jaar; in geval van een studie medicijnen tot het 29e jaar.

230 In het Arabisch: Al-Khidma Al-Ijbariya. 231 In het Arabisch: Jaysh Al-Tahrir Al-Filastini. 232 De Yarmouk-Brigades waren oorspronkelijk gevestigd in Jordanië, maar werden na de burgeroorlog in Jordanië in l970/l971 verdreven naar andere landen, waaronder Syrië en Libanon. De Brigades zijn op den duur opgegaan in het Palestijnse Bevrijdingsleger (PLA) dat deel uitmaakt van het Syrische leger. De term `Yarmouk Brigades' wordt in verband hiermee nog zelden meer gebruikt. 62

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

De Syrische wetgeving voorziet niet in vrijstelling op grond van gewetensbezwaren. Vrijstelling van militaire dienstplicht wordt alleen in de volgende gevallen verleend:

· indien men de enige zoon in het gezin is;

· wegens een ernstige lichamelijke of geestelijke handicap;
· indien men reeds in een ander land zijn dienstplicht heeft vervuld233. Op 29 juli 2000 heeft de president per decreet no. 11 bepaald dat Syrische en Palestijnse militaire recruten die buiten Syrië verblijfhouden, onder de volgende voorwaarden hun militaire dienstplicht kunnen afkopen:
· Voor degenen die vijftien jaar of langer achtereen in het buitenland verblijfhouden, dan wel ouder zijn dan veertig jaar, bestaat een afkoopbedraag van US$ 15.000.

· Voor degenen die tien jaar of langer achtereen in het buitenland verblijfhouden en hun geld willen beleggen in Syrië, dan wel houder zijn van een universitair diploma op wetenschappelijk-technisch gebied, bestaat een afkoopbedrag van US$ 10.000.

· Voorts is de mogelijkheid om voor US$ 5.000 de militaire dienstplicht af te kopen ook uitgebreid tot degenen die langer dan vijf jaar achtereen in niet- Arabische landen verblijf hebben gehouden. Dit was tot voor kort alleen mogelijk, indien men langer dan vijf jaar achtereen in louter Arabische landen (met uitzondering van Libanon) woonachtig is geweest. Dit gold met name voor Syrische gastarbeiders in de Golfstaten en Syrische studenten die thans in de Arabische wereld studeerden.
Op 2 juli 2003 heeft de president per decreet amnestie afgekondigd voor kleine delicten (waaronder het ontduiken van de militaire dienstplicht). Naar het zich laat aanzien heeft een persoon die de militaire dienstplicht heeft ontdoken in verband met deze amnestieregeling bij terugkeer naar Syrië geen vervolging of andere problemen te vrezen van de kant van de autoriteiten. Bij de Syrische ambassade in Brussel kan een laissez-passer (in het Arabisch: Wathiqat Al-Murur) worden verkregen om Syrië binnen te reizen. Deze ambassade zal vervolgens de relevante overheids- en veiligheidsdiensten inlichten over de terugkeer naar Syrië van de persoon in kwestie. De oproep om alsnog te verschijnen om in militaire dienst te gaan zal de betrokken persoon gewoon thuis in Syrië kunnen afwachten. Indien deze persoon er voor kiest om zijn militaire dienstplicht alsnog te vervullen gelden de gewone regelingen voor hem die ook voor andere Syrische dienstplichtigen van kracht zijn met betrekking tot verlof en gezinsleven. Hij kan er ook voor kiezen om door betaling van een bepaald bedrag de militaire dienstplicht af te kopen. Hierna hoeft de persoon in kwestie niet meer in militaire dienst en zou hij zonder problemen in Syrië kunnen verblijven.
233 Deze regel is niet beperkt tot Arabische landen. 63

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

Dienstplichtigen hebben recht op verlof. Het hangt ervan af waar in het land de dienstplichtige gelegerd is, hoe eenvoudig het is om tijdens die verlofperiodes naar huis te gaan. Voor sommigen is dat elke maand enkele dagen, voor anderen die verder van hun woonplaats zijn gelegerd kan het om tien dagen gaan elke twee à drie maanden. Als iemand dichtbij zijn woonplaats is gelegerd ( en bijvoorbeeld een kantoorbaan in het leger heeft) kan hij na afloop van de werktijden (vaak na 13:00 of 14:00 uur) een zelfstandige baan hebben. Zo werken dienstplichtigen 's- middags vaak als chauffeur of in winkels of restaurants. Na vervulling van zijn militaire dienstplicht kan een persoon in het bezit worden gesteld van een paspoort. Het is niet mogelijk voor personen die de dienstplicht hebben ontdoken om een paspoort te krijgen. Wel kunnen zij een laissez-passer krijgen om naar Syrië terug te keren. Een buitenlandse echtgenote van een dienstplichtige kan zonder problemen op een toeristenvisum naar Syrië komen. Een dienstplichtige kan daarbij de formaliteiten voor een permanente verblijfsvergunning voor zijn echtgenote regelen.
Dienstweigering
Dienstweigering (ook op geloofsgronden) is strafbaar. Volgens de wet wordt de dienstplicht van iemand die niet of te laat gehoor geeft aan een oproep om voor de militaire keuring te verschijnen, met drie maanden vermeerderd. Daarnaast kan een boete van 150 Syrische ponden234 worden opgelegd. Dit geldt ook voor personen die geen gehoor hebben gegeven aan deze oproep en naar het buitenland zijn vertrokken.
Een dienstplichtige die zich niet of niet tijdig na een definitieve oproep meldt235 en opgepakt wordt, wordt bestraft met een gevangenisstraf van een tot zes maanden , waarbij de dienstplicht alsnog moet worden uitgediend. Deze straf wordt vaak pas na twee tot drie jaar na het niet komen opdagen opgelegd.Vaak wordt deze straf niet opgelegd indien de betrokken persoon een geldige reden(bijvoorbeeld ziekte, familieomstandigheden, e.d.) kan overleggen waarom hij niet kwam opdagen. De autoriteiten voeren een actief opsporings-en vervolgingsbeleid ten aanzien van dienstweigeraars; daarbij wordt een bevel tot aanhouding uitgevaardigd. Desertie
Desertie tijdens de vervulling van de militaire dienstplicht is strafbaar. Pas na drie maanden militaire dienst wordt ongeoorloofde afwezigheid als desertie in de zin van de wet beschouwd. Voor die tijd vindt bestraffing plaats als beschreven onder dienstweigering. Indien een dienstplichtig militair deserteert, kan hij tot een jaar gevangenisstraf worden veroordeeld indien hij in Syrië is gebleven. Indien hij het land heeft verlaten, loopt de gevangenisstraf op tot vijf jaar. In beide gevallen moet de betrokken persoon na afloop van de gevangenisstraf de dienstplicht verder 234 US$ drie.
235 In het Arabisch: Mutakhkhalif an Al-Khidma. 64

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

uitdienen. Op desertie tijdens daadwerkelijke gevechtshandelingen kan voor dienstplichtigen de doodstraf staan.
Voor beroepsmilitairen geldt een andere strafmaat. In alle gevallen gaat het om een strafbaar feit dat door een militaire rechtbank wordt beoordeeld. Afhankelijk van de wijze en het moment waarop de betrokken persoon deserteert, zal de strafmaat verschillen van drie tot en met tien jaar. Een beroepsmilitair die tijdens daadwerkelijke gevechtshandelingen deserteert (en naar de vijand overloopt) kan tot de doodstraf worden veroordeeld.
De autoriteiten voeren een actief opsporings- en vervolgingsbeleid ten opzichte van deserteurs; daarbij wordt een bevel tot aanhouding uitgevaardigd. 4 Migratie
4.1 Migratiestromen en -motieven
Het Syrische staatsgezag strekt zich over het gehele grondgebied van het land uit236. Er is geen verschil in toepassing van besluiten of maatregelen op regionaal niveau of met betrekking tot bijzondere groepen. Het is daarom niet mogelijk om zich aan eventuele vervolging door de Syrische autoriteiten vanwege politieke activiteiten te onttrekken door zich naar een bepaald gebied of streek te begeven. In geval van sociale problemen (bij burenruzie of bij huwelijk tegen de wens van de familie) zou men zich aan deze problemen kunnen onttrekken door naar een andere streek te gaan.
4.2 Vluchtelingen
In Syrië bevinden zich naast Palestijnen237 nog circa 40.000 andere vluchtelingen. Deze zijn grotendeels afkomstig uit Irak en lang voor de militaire interventie in Irak naar Syrië gekomen. Voor hen is Syrië land van eerste opvang; een permanente verblijfstatus wordt niet toegekend. Het merendeel van de Syrische bevolking van de Golan-hoogvlakte ontvluchtte tijdens de oorlogen van l967 en l973 dit gebied. Hoewel over het aantal vluchtelingen geen exacte gegevens bekend zijn (Israël: 70.000; Syrië: 153.000) 236 De door Israël bezette Golan-hoogvlakte niet meegerekend. 237 Zie ook het algemeen ambtsbericht Syrië/Palestijnen van 31 januari 2002. 65

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

kon geen van hen na afloop van de vijandelijkheden naar huis terugkeren. Zij werden tijdelijk opgenomen op diverse plaatsen in Syrië. Volgens Syrië zou hun aantal (vermeerderd met nakomelingen) thans omstreeks 500.000 bedragen. Na de oorlog van l973 gaf Israël het oostelijk gedeelte van de Golan-hoogvlakte dat zich uitstrekte naar de stad Al-Kuneitra, de voormalige hoofdstad van de provincie Golan, terug aan Syrië in ruil voor Israëlische krijgsgevangenen. Alvorens deze stad te verlaten werd zij door Israël volledig met de grond gelijk gemaakt. Hoewel verwacht werd dat de 53.000 voormalige bewoners van deze stad zouden terugkeren, werd de stad onbewoonbaar verklaard door de Syrische autoriteiten en bleef sindsdien onbewoond. Na l973 herbouwde Syrië een tiental dorpen die aan de Golan-Hoogvlakte grensden; daar werden 60.000 voormalige vluchtelingen uit dat gebied gehervestigd. De overige vluchtelingen uit dat gebied en hun nakomelingen wonen in huisvestingsprojecten in de omstreken van Damascus, Dara en Homs 238.
In verband met de militaire interventie in Irak werd in Syrië een drietal vluchtelingenkampen opgericht. Naast het al bestaande kamp Al-Hol in het noord- oosten van Syrië werden nieuwe kampen opgezet bij de meest zuidelijke grensovergang Tenf-Al-Walid op de weg Bagdad-Damascus en bij Al-Bukmal verder naar het noorden. In de praktijk zijn deze kampen vrijwel leeggebleven. Over het aantal Iraakse vluchtelingen in Syrië na afloop van de militaire interventie in Irak is niets bekend.

Voor zover bekend zijn er geen officiële nationale niet-gouvernementele organisaties in Syrië die zich bezighouden met de opvang van vluchtelingen en ontheemden.
UNHCR, de International Organisation of Migration (IOM), het United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East (UNRWA)239 en het International Committee of the Red Cross (ICRC) zijn de internationale organisaties die zich in Syrië elk binnen hun eigen mandaat met het vluchtelingenprobleem bezighouden.
UNHCR draagt in Syrië zorg voor Iraqi's, Jemenieten, Somaliërs, Sudanezen en Afghanen. Onder hen bevinden zich talrijke vluchtelingen die al eerder in een ander land hebben verbleven. UNHCR verschaft geen bijstand noch zet zij zich in voor hervestiging, indien de desbetreffende vluchtelingen geen gegronde vrees voor vervolging hebben in het land van eerder verblijf of niet uit dat land zijn gedeporteerd.
Sinds medio 2001 is het IOM officieel vertegenwoordigd in Syrië. Het IOM houdt zich momenteel vooral bezig met de logistieke afhandeling van de diverse hervestigingsprogramma's van de Amerikaanse, Canadese en Australische 238 US Committee for Refugees, World Refugee Survey 2003 ­ Syria, Washington, juni 2003. 239 Zie ook het algemeen ambtsbericht Syrie/Palestijnen van 31 januari 2002.
---

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

ambassades in Damascus. Daarnaast is het IOM ook betrokken bij de vrijwillige terugkeer van Syrische uitgeprocedeerde asielzoekers naar Syrië. Ook het ICRC houdt zich indirect met de positie van vluchtelingen bezig. Het ICRC is verantwoordelijk voor het faciliteren van contacten tussen de bevolking van de Golan-hoogvlakte aan de Syrische kant van de Golan en het door Israël bezette gedeelte van de Golan. Ook geeft het ICRC reisdocumenten uit aan vluchtelingen die via hervestigingsprogramma's naar Europa of Noord-Amerika vertrekken.
Ongeveer tweehonderd Syriërs die in Irak in ballingschap leefden, trachtten in april 2003 in verband met de militaire interventie in Irak naar Syrië terug te keren. Bij terugkeer werd het merendeel van hen door de Syrische autoriteiten aangehouden en voor onbepaalde tijd vastgehouden.

4.3 Beleid andere westerse landen
Uit onderzoek naar het beleid van een aantal andere westerse landen inzake Syrische asielzoekers is het volgende gebleken. België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Italië, het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland hebben geen algemeen geldend bijzonder beleid met betrekking tot Syrische asielzoekers. Uitgeprocedeerde asielzoekers worden in beginsel naar Syrië verwijderd. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende categorieën of bevolkingsgroepen, maar wordt het individuele risico van iedere asielaanvrager dat hij of zij bij verwijdering naar Syrië zou lopen, meegewogen. 4.4 Terugkeer
In het kader van een identiteitsonderzoek is het standaardprocedure dat een uitgezette Syriër bij terugkeer naar Syrië aldaar wordt aangehouden ter controle van zijn gegevens. Dit vindt in ieder geval plaats bij die Syrische onderdanen die niet in het bezit zijn van een paspoort, maar reizen op een laissez-passer. Bij binnenkomst in Syrië wordt, evenals bij uitreis, nagegaan of men gezocht wordt door de autoriteiten. Deze controle kan enkele uren tot dagen duren, gedurende welke men in detentie verblijft. Het is echter wel mogelijk dat iemand via omkoping toch op een eigen reisdocument kan vertrekken240. In geval van illegale grensoverschrijding kan men voor ondervraging aangehouden worden en een boete krijgen.
Er zijn enige gevallen bekend van teruggezonden asielzoekers afkomstig uit Westeuropese landen die bij terugkeer naar Syrië voor ondervraging door de 240 Zie verder paragraaf 3.2.4.2. 67

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

geheime diensten werden aangehouden, omdat zij werden gezocht door de autoriteiten. Het betrof personen die de militaire dienstplicht dan wel de arbeidsplicht241 niet vervuld hadden. Ook is een geval bekend van een teruggezonden asielzoeker die na terugkeer werd aangehouden omdat hij in het buitenland politiek actief was 242.
Er zijn geen gevallen bekend van in Westeuropese landen uitgeprocedeerde asielzoekers die bij terugkeer in Syrië ernstige problemen hebben ondervonden, louter vanwege het feit dat zij Syrië zonder toestemming hadden verlaten of omdat zij in het buitenland asiel hadden aangevraagd. Hoewel de mogelijkheid bestaat dat men een gevangenisstraf tussen de twee en vijf jaar krijgt opgelegd wegens het gebruik van valse documenten of tenminste drie jaar gevangenisstraf en een boete omdat men zonder toestemming niet op het werk243 aanwezig is geweest, vindt deze bestraffing in de praktijk niet plaats. Er zijn slechts gevallen bekend waarin illegaal uitgereisde Syriërs die in het buitenland asiel hadden aangevraagd, bij terugkeer een geringe geldboete kregen. 4.5 Beleid UNHCR
Sinds het uitbrengen van het vorige algemene ambtsbericht Syrië in juni 2003 zijn van UNHCR geen nieuwe beleidstandpunten inzake Syrië bekend geworden. De United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR) heeft geen bezwaar tegen de terugkeer van Syrische asielzoekers naar Syrië, die na een zorgvuldige asielprocedure zijn afgewezen. UNHCR dringt er daarbij op aan dat `each case be handled with caution allowing for individual circumstances to be considered.'. Daarentegen geldt volgens UNHCR `a safe and dignified return of a rejected asylum seeker with a islamist profile cannot be guaranteed. UNHCR would therefore recommend that asylum seekers with a islamist profile be granted continued protection.'.
UNHCR beschikt voorzover bekend niet over informatie inzake terugkeer naar Syrië van uitgeprocedeerde asielzoekers afkomstig uit Syrië. 241 Voor ingenieurs en artsen die na studie op kosten van de staat als tegenprestatie gedurende drie jaar in overheidsdienst moeten werken. 242 Hussein Daoud, een Syrische koerd die door Duitsland na afwijzing van zijn asielaanvraag op 10 december 2000 naar Syrië was teruggestuurd, werd bij aankomst in Damascus aangehouden. Hij verblijft sindsdien in detentie, laatstelijk in de Sedanya-gevangenis (juni 2001) in afwachting van het resultaat van het tegen hem ingestelde politiële onderzoek. Ten tijde van zijn asielaanvraag in Braunschweig op 18 januari l996 en daarna was hij politiek actief in Duitsland en nam hij deel aan demonstraties van Syrische ballingen voor de Syrische ambassade in Duitsland (vgl Amnesty International, Urgent Actions 2001). 243 Er zijn gevallen bekend van personen die na terugkomst pro forma alsnog een officieel ontslagverzoek hebben moeten indienen, zodat er van ongeoorloofde werkverlating geen sprake meer kon zijn.
68

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004


5 Samenvatting
Met het aantreden van een nieuwe president in juli 2000 was er in Syrië korte tijd sprake van een politieke dialoog onder journalisten, mensenrechtenactivisten en kritische intellectuelen over de voor het land noodzakelijke politieke en economische hervormingen. Uitspraken van de president en daarbij gewekte verwachtingen over een modernisering van de samenleving droegen het nodige hiertoe bij. Toen deze ontwikkelingen een bedreiging bleken te vormen voor de monopoliepositie van de Baath-partij en de voorrechten van de machtselite werd aan deze voorzichtige hervormingen een einde gemaakt. De manoevreerruimte die de president werd geboden voor politieke en economische hervormingen bleek gering te zijn. Naar buiten toe bestaat derhalve de indruk dat de president het beleid van zijn overleden vader en voorganger slechts voortzet. De gevestigde elite heeft tot nog toe weinig inzet getoond om de door de president voorgestelde administratieve en economische hervormingen daadwerkelijk te laten plaatsvinden.
De roep om echte economische en politieke hervormingen in het land is echter groot. De economische groei ­ veelal gebaseerd op export van olie en gas ­ neemt onvoldoende toe, terwijl de bevolkingsgroei explosief toeneemt. Ook de werkloosheid neemt in het land grote vormen aan. Hoewel exacte en eenduidige informatie over schendingen van mensenrechten niet altijd te achterhalen is, kan worden gesteld dat de mensenrechten regelmatig worden geschonden. Van een adequaat toezicht op eerbiediging van de mensenrechten is geen sprake.
Vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vereniging en vergadering zijn aan beperkingen onderhevig. De vrijheid van godsdienstbeleving wordt in de praktijk over het algemeen geëerbiedigd. Er is geen sprake van vervolging louter op basis van religie of etniciteit.
Van een eerlijke rechtsgang en rechtseenheid is vaak geen sprake, terwijl willekeurige arrestaties en detenties plaatsvinden. De toestand in Syrische gevangenissen is slecht. Mishandeling en foltering komen voor. Of verdwijningen daadwerkelijk plaatsvinden is niet bekend. Over buitengerechtelijke executies en moorden is weinig informatie bekend. Hoewel de doodstraf ten uitvoer kan worden gelegd, zijn er geen aanwijzigingen dat deze recentelijk is toegepast. Personen die moeten vrezen voor vervolging door de autoriteiten in Syrië hebben geen mogelijkheid zich aan deze vervolging te onttrekken door vestiging elders in Syrië. Er zijn geen gevallen bekend van in Westeuropese landen uitgeprocedeerde asielzoekers die bij terugkeer in Syrië ernstige problemen hebben ondervonden 69

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

louter vanwege het feit dat zij Syrië zonder toestemming hadden verlaten of omdat zij in het buitenland asiel hadden aangevraagd.


Bijlage ­ Literatuurlijst
Naast de in de inleiding genoemde bronnen is gebruik gemaakt van de volgende bronnen en publicaties:
Agence France Presse (AFP)
Al-Hayat
Al-Majalla
Al-Quds Al-Arabi
Al-Sharq Al-Awsat
Al-Zaman
Amnesty International, Syria, caught in a regional conflict: Lebanese, Palestinian and Jordanian political detainees in Syria, AI index MDE 24/01/99 (Londen, 27 januari l999)
Amnesty International, Syria, double injustice: prisoners of conscience detained beyond expiry of their sentences, AI index MDE 24/10/99 (Londen, 27 juli l999) Amnesty International, Syria: torture, despair and dehumanization in Tadmur military prison, AI index MDE 24/014/2001 (Londen, 19 september 2001) 70

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

Amnesty International, Syria: smothering freedom of expression: the detention of peaceful critics, AI index MDE 24/007/2002 (Londen, 6 juni 2002) Amnesty International, Annual report 2003 ­ Syrian Arab Republic (Londen, mei 2003)
Amnesty International, urgent actions 2002 (Londen, 15 en 30 januari 2002) An-Nahar
Associated Press (AP)
Beker, M. , Oordt, R. van, Soeterik, R., Het Midden-Oosten, een politiek handboek (Amsterdam, l997)
Berger, Maurits S., The Legal System of Family Law in Syria, in: Bulletin d'études orientales, tome XLIX (Damascus, l997)
Central Intelligence Agency (CIA), World Factbook 2003 ­ Syria (Washington, 18 december 2003)
Code Penal Syrien, édition l979
Cohen, Ariel, Hizb ut-Tahrir: An Emerging Threat to US Interest in Central Asia, South Asia and the Middle East, The Heritage Foundation Backgrounder, no. 1656 (Massachusetts, 30 mei 2003)
Collet, André, Le Golan, un enjeu majeur au coeur du proche-orient, défense nationale, jrg. 57, nr. 3 (Parijs, maart 2001)
Dam, N. van, The struggle for power in Syria: politics and society under Assad and the Ba'th party, 3rd edition (Londen/New York, l996/l997) Dam, N. van, en Keulen, J., De vrede die niet kwam (Amsterdam, l998) Droz-Vincent, Philippe, Syrie: la nouvelle génération au pouvoir, monde arabe maghreb machrak, no. 173 (Parijs, juli-september 2001) Economist Intelligence Unit, Country profile Syria 2003 (Londen, 10 maart 2003) Economist Intelligence Unit, Country reports Syria 2003 71

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

Economist Intelligence Unit, Country report Syria (Londen, januari 2004) Foreign Report
Freedom House, Freedom in the World ­ Syria ­ 2003, Washington, 18 juni 2003 George, Alan, Syria: Neither Bread nor Freedom, Zed Books (Londen/New York, 2003)
Ghadbian, Najib, The new Asad: dynamics of continuity and change in Syria, Middle East Journal, vol. 55, no. 4 (Washington, herfst 2001) Gresh, Alain, L'Ascension programmée du docteur Bachar en Syrie, le monde diplomatique (Parijs, juli 2000)
Hendriks, A., Tielman, R., Veen, E. van der, The Third Pink Book ­ a global view of lesbian and gay liberation and oppression, Prometheus Books (Buffalo/New York, l993)
Hoff, Ruud, Het Midden-Oosten, een politieke geschiedenis, Het Spectrum BV (Utrecht, l991)
Hourani, Albert, A History of the Arab Peoples, (Londen, l991) Human Rights Association in Syria (HRAS), Political prisoners of Syria ­ a report about Saidnaya Prison (Damascus, september 2003)
Human Rights Association in Syria (HRAS), Torture in Syria (Damascus, januari 2004)
Human Rights Watch ­ Middle East, Syria, the price of dissent, vol. 7, no. 4 (Washington, juli l995)
Human Rights Watch ­ Syria's Tadmor Prison, dissent still hostage to a legacy of terror, vol. 8, no. 2 (Washington, april l996)
Human Rights Watch ­ Middle East, Syria, the silenced kurds, vol. 8, no. 4 (E) (Washington, oktober l996)
Human Rights Watch ­ World Report 2003: Syria
International Crisis Group, Syria under Bashar: Domestic and Foreign Policy Challenges (Amman/Brussel, 11 februari 2004)
72

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

Jane's Foreign Report
Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT), Landenreeks, `Syrië' (Amsterdam, l997)
Le Monde
Ma'oz, Moshe, Middle East minorities: between integration and conflict, Washington Institute for Near East Policy (Washington, l999) Mideast Mirror
Middle East Intelligence Bulletin, Syria's intelligence services: a primer, no. 6, vol. 2 (Washington, 1 juli 2000)
Middle East Intelligence Bulletin, Syria arrests leading dissidents, no. 9, vol. 3 (Washington, september 2001)
Middle East International
Ministerie van Buitenlandse Zaken, Het Midden-Oosten ('s-Gravenhage, januari l998)
Ministerie van Buitenlandse Zaken, algemeen ambtsbericht Syrië, DPV/AM- 789606 ('s-Gravenhage, 4 juni 2003)
Ministerie van Buitenlandse Zaken, algemeen ambtsbericht Syrië/Palestijnen, DPV/AM-707220 ('s-Gravenhage, 31 januari 2002)
Minority Rights Group International, World Directory of Minorities (Londen, l997)
Minority Rights Group International, The Kurds (Londen, l996) Norwegian Refugee Council/Global IDP Project, Profile of internal displacement: Syrian Arab Republic (Genève, 23 september 2003)
Pacini, Andrea (ed.), Christian communities in the Arab Middle East ­ the challenge of the future, Clarendon Press (Oxford, l998) Peaslee, Amos J., Constitutions of nations, volume II ­ Asia, Australia and Oceania, revised fourth edition, Martinus Nijhoff Publishers (Dordrecht/Boston/Lancaster, l985)
73

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

Perthes, Volker, Syrien nach dem Wechsel: innere und äussere Factoren der politischen Entwicklung, Stiftung Wissenschaft und Politik , Deutsches Institut für Internationale Politik und Sicherheit (Berlin, maart 2001) Reuters
Revolutionary & Dissident Movements of the World ­ an international guide, third edition (Londen, l997)
Seale, Patrick, Asad of Syria: the struggle for the Middle East (Londen, l988) Seale, Patrick, What must Syria do to defend itself?, Al-Hayat (Londen, 2 mei 2003)
Simon, Steven, Après Hafez El-Assad, politique internationale, nr. 88 (Parijs, zomer 2000)
Syrian Human Rights Committee (SHRC), Annual Report-2002, (Londen, juni 2002)
The Economist
The Middle East and North Africa 2004, Syria, 50th edition, Europa Publications Ltd (Londen, 2003)
The Oxford Business Group, Emerging Syria 2003 (Londen, 2003) The Reality of the Sect, Hizb ut-Tahrir: http://htexposed.bizland.com The Statesman's Yearbook, statistical and historical annual of the states of the world for the year l999-2000, Macmillan Press Ltd. (Londen, l998) Ulkomaalaisviraston julkaisuja 1/Directorate of Immigration, Kurdistan (Helsinki, 5 augustus l999)
United Nations Development Fund for Women (UNIFEM)/Arab States Regional Office, Evaluating the Status of Syrian Women in Light of the Beijing Platform for Action, first edition (Amman, 2003)
UNHCR, Syria ­ 2000 annual protection report (Washington, 2001) US Committee for Refugees (USCR), World Refugee Survey 2003 ­ Syria, (Washington, juni 2003)
74

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004

US Department of State, Background note: Syria, (Washington, oktober 2003) US Department of State, Syria ­ country report on human rights practices for 2003 (Washington, 25 februari 2004)
US Department of State, Annual report on international religious freedom for 2003
- Syria (Washington, 18 december 2003)
Zisser, Eyal, The `Alawis, lords of Syria: from ethnic minority to ruling sect, in: Minorities and the state in the Arab world, uitgegeven door Ofra Bengio en Gabriel Ben-Dor (Boulder/Colorado/Londen, l999)

75


---- --