Algemeen ambtsbericht Syrië
Mei 2004
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
1 Inleiding
Dit algemeen ambtsbericht bevat informatie over de algemene situatie in Syrië en
is opgesteld met het oog op de beoordeling van asielaanvragen van Syriërs in
Nederland en eventuele verwijdering van afgewezen Syrische asielzoekers vanuit
Nederland. Het algemeen ambtsbericht is een geactualiseerde bewerking van het
algemeen ambtsbericht Syrië van 4 juni 2003, kenmerk DPV/AM-789606, en
beslaat de periode april 2003 tot en met april 2004.
Bij de opstelling van dit algemeen ambtsbericht is onder andere gebruik gemaakt
van rapportages afkomstig van de Nederlandse ambassade in Damascus, alsmede
van informatie afkomstig van het US Department of State, Amnesty International,
Human Rights Watch, de Economist Intelligence Unit (EIU), UNHCR en het
Duitse Bundesamt für die Anerkennung ausländischer Flüchtlinge (BAFL). Ook is
gebruik gemaakt van vakliteratuur en berichtgeving in de media. In het algemeen
ambtsbericht wordt veelvuldig verwezen naar geraadpleegde bronnen. Een
overzicht van de geraadpleegde openbare bronnen is opgenomen in de
literatuurlijst. Overigens zijn de tekstpassages waarbij wordt verwezen naar
openbare bronnen, in veel gevallen ook gebaseerd op informatie die op
vertrouwelijke basis is ingewonnen.
In hoofdstuk 2 wordt de binnenlands-politieke en economische situatie in Syrië
geschetst. Daarbij komt in paragraaf 2.2 de positie van verschillende legale,
gedoogde en illegale partijen aan de orde. In paragraaf 2.3 worden politieke
aspecten behandeld. In paragraaf 2.4 wordt aandacht besteed aan geheime diensten
en leger. In paragraaf 2.5 volgt een schets van de sociaal-economische situatie.
Hoofdstuk 3 beschrijft de mensenrechtensituatie in Syrië. Na een overzicht van de
grondwettelijke bepalingen, andere nationale wetgeving en verdragen waarbij
Syrië partij is, worden de mogelijkheden van toezicht op de mensenrechtensituatie
geschetst. Hierna volgt in paragraaf 3.2 de eigenlijke beschrijving van de situatie
van de mensenrechten in Syrië. Hierin is opgenomen een beschrijving van de
positie van enkele religieuze bevolkingsgroepen, waarna in paragraaf 3.3 de
positie van etnische minderheden en andere specifieke groepen aan de orde komt.
Hoofdstuk 4 handelt over vluchtelingen en ontheemden, het beleid van andere
West-Europese landen en het beleid van UNHCR.
Hoofdstuk 5 bevat een algehele samenvatting.
---
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
2 Landeninformatie
2.1 Basisgegevens
2.1.1 Land en volk1
De Syrische Arabische Republiek2 heeft een oppervlakte van 185.180 km²,
ongeveer 4,4 x Nederland. In geografisch opzicht kan een aantal gebieden worden
onderscheiden. In het noordwesten liggen de Alawitische Bergen3 die van de
Middellandse Zee worden gescheiden door een smalle maar vruchtbare kuststrook.
Deze kuststrook en de westelijke hellingen van de Alawitische Bergen zijn van
oudsher dichtbevolkt. Net ten noorden van de Libanese grens ligt `de Poort van
Homs', een natuurlijke laagvlakte tussen de Alawitische Bergen en het Libanon-
gebergte4, waardoor de verbindingen tussen kust en binnenland lopen. De grens
met Libanon wordt gevormd door het kalkstenen massief van het Anti-Libanon-
gebergte5. Ten oosten hiervan strekt zich van Damascus tot aan Al-Nabk een
langgestrekte oase uit, die via (deels ondergrondse) rivieren (waaronder de rivier
de Barada) en eeuwenoude irrigatiekanalen water ontvangt uit de bergen. Het
zuiden van Syrië bestaat uit de hoogvlakte van Golan6, het Hawran-plateau en de
Arabische of Druzische Bergen7. Het hart van Syrië wordt gevormd door het
stroomgebied van de Orontes8. Langs de grens met Turkije ligt een
terrassenlandschap met diep ingesneden rivieren, en meer naar het oosten een
vruchtbaar heuvellandschap; dit gebied, het noordelijke deel van `Al-Jazirah'9, is
de graanschuur van Syrië. Het zuidelijke deel van `Al-Jazirah', het gehele centrale
en oostelijke deel van Syrië bestaat uit een grotendeels vlak steppe- en
woestijngebied, `Badiyat al Sham'10. Deze beslaat ongeveer tweederde deel van
het land. De vallei van de rivier de Eufraat11 loopt dwars door dit steppe- en
woestijngebied.
1 Onderstaande gegevens zijn ontleend aan de uitgave `Syrië' uit de Landenreeks van het
Koninklijk Instituut voor de Tropen (Amsterdam, l997).
2 Al-Jumhuriyya Al-`Arabiyya Al-Suriyya.
3 Jibal Al-Ansariyya of Jibal Al-Salihiyya.
4 Jibal Lubnan.
5 Jibal Lubnan ash-Sharqi.
6 Al-Jawlan.
7 Jibal Al-`Arab of Jibal Al-Duruz.
8 Nahr Al-Asi.
9 Arabisch voor `het eiland'.
10 De Syrische Woestijn.
11 Al-Furat.
---
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
Het land heeft een inwonertal van ongeveer 17 miljoen12 en kent een grote
religieuze en etnische diversiteit. De meerderheid van de bevolking (ongeveer 74
procent13) is sunniet14. Sji'ieten15, alawieten16, druzen17, ismaëlieten18 en yezidi's19
maken tezamen ongeveer zestien procent 20 van de bevolking uit. De in een
veelheid van kerken21 opgedeelde christelijke minderheid vormt ongeveer tien
procent 22 van de bevolking. Er bevinden zich minder dan honderd23 joden24, en
wel in Damascus, Al-Qamishli en Aleppo25.
Etnisch en linguïstisch kunnen in Syrië onder meer Arabieren (90,3 procent 26),
Koerden27, Armeniërs28, Turkmenen29 en Circassiërs30 (tesamen 9,7 procent 31)
worden onderscheiden.
12 The Economist Intelligence Unit, `Country Profile Syria 2003' (Londen, 10 maart 2003);
officiële schatting medio 2002.
13 US Department of State, `Annual Report on International Religious Freedom for 2003
Syria' (Washington, 18 december 2003).
14 Sunnieten volgen `de sunna', dat wil zeggen de dagelijkse gedragslijn van de profeet
Mohammed. Deze is tot in het grootste detail schriftelijk vastgelegd in de verzameling van
mondelinge overleveringen over hem (de zogenaamde `hadith'). De grote meerderheid van
alle moslims in de wereld, ongeveer negentig procent, is sunnitisch.
15 Sji'ieten wonen in de Arabische wereld behalve in Libanon vooral ook in Irak, de Golfstaten
en Jemen. Iran is overwegend sji'itisch. De sji'itische islam ontstond in de zevende eeuw
toen een conflict uitbrak over de opvolging van de profeet Mohammed. Deze had vier
dochters maar geen zonen. Het nageslacht van zijn dochter Fatima en haar man Ali, die
behalve schoonzoon ook neef van de profeet was, speelde een cruciale rol bij het
opvolgingsconflict. De `Partij van Ali' (`Sji'at Ali') stond erop dat de kaliefen (Mohammeds
opvolgers) nakomelingen zouden zijn van Ali en Fatima. De sji'ieten erkennen vanaf Ali een
reeks van imams en worden `twaalver-sji'ieten' genoemd. De twaalfde iman verdween in het
jaar 874. Volgens de sji'ieten is deze iman niet gestorven, maar zal hij als `mahdi' (dat wil
zeggen `verlosser') terugkeren.
16 Zie subparagraaf 3.2.3.
17 Ibidem.
18 Ibidem.
19 Ibidem.
20 US Department of State, `Annual Report on International Religious Freedom for 2003 -
Syria' (Washington, 18 december 2003).
21 Zie subparagraaf 3.2.3.
22 US Department of State, `Annual Report on International Religious Freedom for 2003
Syria' (Washington, 18 december 2003).
23 Ibidem.
24 Zie subparagraaf 3.2.3.
25 CIA, `The World Factbook 2003 Syria' (Washington, 18 december 2003).
26 Ibidem.
27 Zie subparagraaf 3.3.6.
28 Zie subparagraaf 3.2.3.
29 De Turkmenen zijn voornamelijk woonachtig ten noorden van Aleppo en langs de grens met
Turkije. Zij zijn afstammelingen van Turkssprekende nomadenstammen die zich in de elfde
eeuw in dit gebied hebben gevestigd.
30 De Circassiërs (ook bekend onder de namen Tsjerkessen, Kabardiërs en Adigezen) zijn een
Kaukasisch volk waarvan het grondgebied na vele veldslagen uiteindelijk in l864 door de
---
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
2.1.2 Geschiedenis
Het huidige Syrië ontstond aan het einde van de Eerste Wereldoorlog door het
uiteenvallen van het Ottomaanse rijk, waarvan het sinds l516 deel had uitgemaakt.
Voor l914 werd het gehele gebied dat thans de staten Syrië, Libanon, Israël,
Jordanië en de Palestijnse Gebieden omvat, als `Syrië'32 betiteld.
Op 10 juni l916 riep Sharif Hoessein Din Ali, emir van Mekka, de Arabische
opstand tegen het Ottomaanse bewind uit. Deze opstand mondde in oktober l918
uit in de verovering van Damascus door de troepen van de Britse generaals
Allenby en Barrow, en van de zoon van de emir van Mekka, Faisal, die werd
bijgestaan door Britse adviseurs, waaronder T.E. Lawrence33.
Na de verovering van Damascus werd Faisal34 geïnstalleerd als `onderkoning' over
Syrië en Palestina. Op grond van de zogenaamde `Sykes-Picot overeenkomst' was
eerder, in l916, door het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk besloten dat Syrië
onder Franse invloed zou komen te staan.
In maart l920 werd de onafhankelijke staat `Groot-Syrië'35 uitgeroepen met Faisal
als koning. Tijdens de Volkenbond-conferentie in San Remo in april l920 kreeg
Frankrijk `Groot-Syrië' als mandaatgebied toegewezen. Emir Faisal vertrok in
ballingschap en werd later koning van Irak.
Ondanks de officiële erkenning door Frankrijk in l941 werd Syrië pas werkelijk
onafhankelijk toen in l946 alle Franse troepen zich hadden teruggetrokken.
In l950 kwam de eerste Syrische grondwet tot stand36.
Vanaf l958 tot l961 maakte Syrië samen met Egypte deel uit van de `Verenigde
Arabische Republiek' (VAR). Na een militaire staatsgreep in Damascus in l961
kwam aan dit samenwerkingsverband met Egypte een einde. In l963 kwam in
Russen werd ingelijfd. Tussen l850 en l880 emigreerden 800.000 tot één miljoen Circassiërs
naar het Ottomaanse rijk. De Circassische gemeenschap in Syrië wordt geschat op ongeveer
circa 50.000 personen, die voornamelijk woonachtig zijn in dorpen in het noorden van het
land.
31 CIA, `World Factbook 2003 Syrië' (Washington, 18 december 2003).
32 Bilad Al-Sham. Dit gebied was in de loop der tijd onderverdeeld in allerlei administratieve
eenheden zoals Jaffa, Jeruzalem, Damascus, Aleppo, Beiroet en Sidon.
33 Beter bekend als `Lawrence of Arabia'.
34 Zijn broer Abdullah zou later koning van Jordanië worden.
35 Ruwweg omvattende het gebied dat omsloten werd door het Taurus-gebergte in het
tegenwoordige Turkije in het noorden, de rivier de Eufraat in het oosten, de Arabische
woestijn in het zuiden en de Middellandse Zee in het westen.
36 De huidige grondwet dateert van 13 maart l973.
---
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
Syrië via een staatsgreep de Arabisch-socialistische Baath-partij37 aan de macht.
Ook de in juni 2000 overleden Syrische president Hafez Al-Assad is via een
staatsgreep38 aan de macht gekomen, en wel op 16 november l970. Op 22 februari
l971 werd hij tot president van Syrië gekozen, een funktie die hij tot aan zijn
overlijden onafgebroken heeft bekleed.
Eind jaren zeventig nam het binnenlands verzet tegen het bewind van wijlen
president Hafez Al-Assad grote vormen aan, met name in de conservatieve
handelssteden Aleppo, Homs en Hama, en in mindere mate in Damascus.
Gewelddadige vormen van verzet werden ondernomen door de
Moslimbroederschap39, die banden onderhield met soortgelijke bewegingen in
Egypte en Jordanië. Deze militante acties liepen uit op een grootschalige opstand
door de inwoners van de stad Hama in l982, die door het leger op zeer bloedige
wijze werd neergeslagen. Naar schatting 20.000 mensen kwamen hierbij om het
leven40.
Na het overlijden van Hafez Al-Assad41 werd diens zoon Bashar op 17 juli 2000
beëdigd als de nieuwe president van Syrië42.
2.2 Staatsinrichting
Syrië is een seculiere staat die bestuurd wordt door een regime dat steunt op een
kleine machtsgroep. Deze laatste groep behoort voor een belangrijk deel tot de
minderheid van de alawieten43. Ook de president maakt van deze minderheid deel
uit.
De president is niet alleen staatshoofd, maar ook opperbevelhebber van de
strijdkrachten en secretaris-generaal van de Baath-partij. Hij benoemt en ontslaat
vice-presidenten, de minister-president en leden van de raad van ministers. De
president wordt gekozen bij referendum voor een periode van zeven jaar.
De grondwet omschrijft de Syrisch-Arabische Republiek als een `democratisch-
socialistische volksrepubliek' die geleid wordt door de Baath-partij44.
37 `Baath' (de schrijfwijze in het Arabisch wordt juister weergegeven met `Baa'th') betekent
`reveil, wederopstanding, heropleving' (vergelijk in het Engels `resurrection, awakening,
revival, arousal, evocation').
38 Vanaf l948 tot de machtsovername in l970 door Hafez Al-Assad vonden er in Syrië in totaal
al vijftien staatsgrepen plaats.
39 Zie subparagraaf 2.2.1.3.
40 Nikolaos van Dam, `The Struggle for Power in Syria', derde editie (Londen/New York,
l996/l997).
41 Algemeen ambtsbericht Syrië van 4 juni 2003, kenmerk DPV/AM 789606, blz. 11.
42 Voor een interview met president Bashar Al-Assad zie Al-Hayat (Londen, 7 oktober 2003).
43 Zie subparagraaf 3.2.3.
44 Zie subparagraaf 2.2.1.
---
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
Hoewel de uitvoerende macht in naam bij de raad van ministers berust, is het de
president die de belangrijkste beslissingen neemt.
Het politiek bestel in Syrië berust op de volgende vier pijlers: de strijdkrachten45,
de geheime diensten46, de ambtelijke bureaucratie en de Baath-partij.
De volksvertegenwoordiging47 van 250 leden wordt gedomineerd door het
Nationale Progressieve Front (NPF). Dit is een sinds l972 bestaande coalitie van
zeven partijen, waarbinnen de Baath-partij almachtig is48. De Baath-partij heeft
een absolute zetelmeerderheid in de volksvertegenwoordiging.
De volksvertegenwoordiging heeft weinig tot geen invloed op het beleid.
Doorgaans beperkt zij zich tot het bekrachtigen van de door de president uitgezette
lijn en keurt zij het beleid van het regime zonder wezenlijk debat goed.
2.2.1 Politieke partijen
In Syrië mogen naast de Baath-partij officieel geen andere politieke partijen
bestaan dan de zes partijen die deelnemen aan het Nationaal Progressief Front
(NPF). Zolang in de Syrische grondwet is vastgelegd dat de Baath-partij de leiding
heeft in staat en maatschappij49, is er geen vooruitzicht op verandering van deze
situatie. De zes met de Baath-partij in het NPF samenwerkende politieke partijen
hebben zich verbonden geen activiteiten te ontplooien binnen de strijdkrachten en
onder studenten. Zij zijn nauwelijks als zelfstandig te beschouwen; de
mogelijkheid voor deze partijen om zich in woord en/of geschrift onafhankelijk
van de Baath-partij op te stellen, is beperkt. De invloed van deze kleine legale
partijen op het landsbestuur is dan ook vrijwel nihil. Via een wijziging van de
perswet heeft de Baath-partij in november 2000 echter toegestaan dat de in het
NPF samenwerkende partijen hun eigen (partij)kranten50 kregen, alsmede een
eigen partijkantoor.
Een aantal Palestijnse organisaties heeft zijn basis in Syrië51. Deze worden in Syrië
gedoogd, zolang zij opereren binnen de grenzen zoals aangegeven door de
autoriteiten en geen activiteiten ontplooien die voor de openbare orde als politiek
bedreigend zouden kunnen worden aangemerkt.
45 Zie subparagraaf 2.4.2.
46 Zie subparagraaf 2.4.1.
47 Arabisch: Majlis Al-Sha'b.
48 Zie subparagraaf 2.2.1.
49 Artikel 8 van de grondwet luidt: `The Baath Arab Socialist Party shall be the leader party in
society and the state, and shall lead a National Progressive Front that works to unite the
capacities of the masses of the people to serve the interests of the Arab Nation.'.
50 Zie subparagraaf 3.2.1.
51 Zie ook algemeen ambtsbericht Syrië/Palestijnen van 31 januari 2002 (kenmerk DPC/AM-
707220).
---
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
Op 17 november 2003 werd in Washington door zeven Syrische
oppositiegroeperingen, zes Syrische niet-gouvernementele organisaties en de
Yekiti partij52 , de Syrian Democratic Alliance (SDA) in het leven geroepen. De
alliantie bestaat uit een aantal in ballingschap levende persoonlijkheden en
groeperingen, die er naar streven de Baath partij te ontmantelen en een
democratische regeringsvorm met vrije verkiezingen en met vrijheid van
meningsuiting in de plaats te stellen van het huidige regime in Damascus. Een
tweede bijeenkomst van de SDA vond plaats in Brussel in januari 2004 53.
Ten aanzien van de in het algemeen ambtsbericht Syrië van juni 200354 genoemde
`Grouping for Democracy and Unity' en het `National Committee for the Unity of
the Syrian Communist' is geen nadere informatie bekend ten aanzien van
activiteiten, het aantal leden/sympathisanten en het eventueel bereiken van
gestelde doeleinden. Ook is niet bekend of deze groeperingen in de verslagperiode
daadwerkelijke goedkeuring hebben gekregen van de autoriteiten voor hun
politieke activiteiten.
2.2.1.1 Legale partijen
Er zijn zeven legale partijen die samen het NPF vormen. Van deze zeven partijen
is de Baath-partij de belangrijkste.
a. Baath-partij
De Arabische Baath-partij werd in l947 in Damascus op initiatief van Michel
Aflaq en Salah-Uddin Al-Bitar opgericht. In l952 ging deze partij samen met de
Arabisch-Socialistische Partij van Akram Al-Hourani. Hierdoor ontstond de
Arabisch-Socialistische Baath-partij. Op 23 februari l966 greep de radicale vleugel
(`neo-Baath') van de Arabisch-Socialistische Baath-partij door middel van een
militaire staatsgreep onder leiding van Salah Jadid de macht in Damascus. Als
gevolg van deze staatsgreep werden leden van het eerste uur verbannen of om het
leven gebracht. Velen vluchtten naar Irak waar de Iraakse Baath-partij in l968 aan
de macht kwam. Vanaf de jaren zeventig vond de Syrische Baath-oppositie steun
in Irak.
De ideologie van de Baath-partij houdt eenwording van de Arabische wereld en
een vorm van Arabisch socialisme in. De Baath-partij is een seculier ingestelde
partij die ook aan niet-moslims ruimte biedt. De Baath-partij zegt te ijveren voor
de emancipatie van de vrouw.
Ingevolge de grondwet beschikt de Baath-partij over een meerderheid aan
aanhangers in alle overheids- en volksorganisaties, zoals vakbonden en
vrouwengroeperingen.
52 Zie ook subparagraaf 3.3.6.
53 AFP, 19 januari 2004.
54 Algemeen ambtsbericht Syrië van 4 juni 2003, kenmerk DPV/AM-789606, blz. 11.
10
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
Lidmaatschap
Het lidmaatschap van de Baath-partij wordt in partijgelederen gezien als een
voorrecht. Slechts een beperkt deel van de bevolking kan lid van de Baath-partij
worden55. Jongeren sluiten zich veelal aan om privileges met betrekking tot studie
of werk te verkrijgen. Het lidmaatschap van de Baath-partij staat alleen open voor
Syrische staatsburgers en kan in het algemeen als volgt worden verkregen. Eerst
dient men lid te worden van de jeugdbeweging56 van de Baath-partij. Vervolgens
moet men `sympathisant'57 worden en ten slotte dient men een examen af te
leggen om volwaardig partijlid te kunnen worden.
De Baath-partij geeft ideologische cursussen voor het gewone lidmaatschap van de
partij. Deze cursussen voor studenten, militairen, arbeiders en ambtenaren zijn
specifiek op de verschillende categoriën toegesneden en verschillen van niveau. Al
deze cursussen duren tien maanden tot een jaar en worden gevolgd door
eerdergenoemd examen. Vervolgens wordt men bij een feestelijke gelegenheid als
volwaardig lid geïnstalleerd. Men moet wel voor het examen slagen om als
partijlid te worden toegelaten. De totale periode van aspirantschap en ideologische
opleiding, eventueel beginnend met de jeugdbeweging, kan drie jaar bedragen.
Alleen volwaardige leden van de Baath-partij krijgen een echte
lidmaatschapskaart; voor de drie eerdere stadia op weg naar het volwaardige
lidmaatschap van de Baath-partij bestaan er identiteitsbewijzen. Het lidmaatschap
van de Baath-partij mag en kan nooit worden opgezegd. Het is voor een lid van de
Baath-partij streng verboden lid te worden van een andere partij. Er bestaat een
intern decreet dat zulk `verraad' met de dood kan worden bestraft. Er is echter
geen voorbeeld bekend, waarbij daarvan daadwerkelijk sprake is geweest.
Partij-organen
Tijdens het in januari l985 gehouden Achtste Congres van de Baath-partij werd
besloten het aantal leden van het Centraal Comité uit te breiden van 75 naar
negentig leden. Bij diezelfde gelegenheid heeft het partijcongres de organen van
de Baath-partij in een nieuwe samenstelling bevestigd. Deze organen zijn:
1. het Centraal Comité, bestaande uit negentig leden, dat buiten de
partijcongressen de politieke lijn van de Baath-partij bepaalt. Tijdens het in
juni 2000 bijeengekomen Negende Congres van de Baath-partij werden 62
leden van het Centraal Comité vervangen. Er maken zestien vrouwen deel uit
van het Centraal Comité.
2. het Regionale Commando (ter vervanging van het vroegere Regionale
Comité), dat een uitvoerend orgaan is. Van de 21 leden van het Regionale
55 Naar schatting is zo'n zeven à acht procent van de Syrische bevolking lid van de Baath-partij.
56 Arabisch: Shabiba Al-Thaura, dat wil zeggen `de Jeugd van de Revolutie'. Met `de
Revolutie' wordt in dit verband `de Revolutie van de Baath-partij' bedoeld.
57 Arabisch: nasir.
---
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
Commando werden tijdens het Negende Congres van de Baath-partij twaalf
nieuwe leden gekozen.
3. het Inspectie- en Controle Comité, bestaande uit vijf leden, met als taak
toezicht op de uitvoering van besluiten en op de interne partijdiscipline.
De zes kleinere partijen die samen met de Baath-partij het Nationaal Progressief
Front (NPF) vormen, zijn:
b. Syrische Communistische Partij58 59
Deze partij is uiteengevallen60 in drie vleugels, namelijk
- een orthodoxe richting onder leiding van Wisal Farah, weduwe van de
voormalige leider Khaled Bakdash;
- een reformistische richting die in ideologisch opzicht dichter bij de Baath-
partij staat en geleid wordt door Yusuf Al-Faisal;
- een illegale vleugel, die geen onderdeel uitmaakt van het NPF 61.
c. Arabisch-Socialistische Unie 62
Deze partij vormt een voortzetting van de Nasseristische Partij die tijdens de unie
met Egypte (de Verenigde Arabische Republiek; l958 l961) als enige partij
optrad; wordt geleid door Safwan Al-Qudsi.
d. Socialistische Unionisten63
Deze partij vormt een afsplitsing van de Baath-partij en streeft herstel van de unie
met Egypte na; wordt geleid door Fayiz Ismail.
e. Beweging van Arabisch-Socialisten64
Deze partij vormt een restant van de vroegere Socialistische Partij en wordt geleid
door Ghassan Abdelaziz Osman.
f. Partij van Sociaal-Democratische Unionisten65
Dit is een meer liberale partij die wordt geleid door Ahmed Al-Assad.
58 Arabisch: Al-Hizb Al-Shuyu'i.
59 Deze partij opgericht in de jaren twintig van de vorige eeuw, heeft president Hafez Al-Assad
vanaf l970 gesteund en maakt sinds l972 deel uit van het NPF.
60 De splitsing binnen de Syrische Communistische Partij dateert van begin jaren zeventig. De
factie onder leiding van Khaled Bakdash die in l995 overleed, steunde de Baath-partij, terwijl
het Politiek Bureau van deze partij (CP-PB) onder leiding van Riyadh Al-Turk zich tegen het
regime keerde.
61 Zie verder subparagraaf 2.2.1.3.
62 Arabisch: Al-Ittihad Al-Ishtiraki Al-`Arabi.
63 Arabisch: Al-Wahdawiyyun Al-Ishtirakiyyun.
64 Arabisch: Harakat Al-Ishtirakiyyun Al-`Arabi.
65 Arabisch: Al-Wahdawiyyun Al-Dimuqratiyyun Al-Ijtima'iyyun.
12
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
g. Syrische Socialistische Nationale Partij66
Deze partij was vanaf l955 in Syrië verboden, omdat de partij door de Syrische
autoriteiten van betrokkenheid bij de moord op generaal Adnan Al-Maliki, chef
van de Generale Staf van de Syrische strijdkrachten, werd verdacht. Jarenlang zijn
leden en sympathisanten van deze partij vervolgd en leidde de partij een
schaduwbestaan. In de loop der tijd verbeterde de positie van deze partij echter
toen de autoriteiten ervan overtuigd raakten dat deze partij met de moord op Al-
Maliki niets van doen had. En marge van de parlementsverkiezingen begin maart
2003 werd deze partij officieel opgenomen in het Nationaal Progressief Front. De
partij zou grote aanhang genieten onder de bevolking, met name in de kuststreek.
Ook in Libanon is deze partij actief.
2.2.1.2 Gedoogde partijen
Er is voorzover bekend in Syrië nog één politieke partij officieel niet toegestaan
waarvan niettemin (marginale) activiteiten worden gedoogd, namelijk de
Assyrische Democratische Organisatie 67 (ADO). Dit is een organisatie van
Assyriërs68 die aandacht vraagt voor de culturele identiteit van de Assyriërs in
Syrië. De leider van deze organisatie, Bashir Sa'adi, heeft als onafhankelijk lid
zitting gehad in het parlement. Hij was in het verleden betrokken bij acties voor
Assyrische dorpen aan de rivier de Khabur. Hij werd daarvoor gearresteerd en zat
vervolgens een half jaar gevangen zonder proces.
In de jaren tachtig en negentig kwam het regelmatig voor dat partijactivisten
werden opgepakt en enige weken of maanden werden vastgehouden, om daarna
weer te worden vrijgelaten zonder dat er een rechtszaak volgde. De laatste jaren
komt dit veel minder frequent voor.
Er hebben zich voorzover bekend in de verslagperiode geen nieuwe feiten of
omstandigheden met betrekking tot bovengenoemde organisatie voorgedaan.
Voor zover valt na te gaan zijn er behalve Palestijnse69 en Koerdische70
groeperingen thans officieel geen andere politieke partijen of groeperingen
waarvan de autoriteiten (marginale) politieke activiteiten oogluikend toestaan.
2.2.1.3 Illegale partijen
66 Arabisch: Al-Hizb Al-Qaumi Al-Ijtima'i Al-Suri.
67 Arabisch: Al-Munazzama Al-Ashuriya Al-Dimuqratiyya.
68 Zie ook subparagraaf 3.2.3.
69 Zie algemeen ambtsbericht Syrië/Palestijnen van 31 januari 2002, kenmerk DPV/AM-
707220.
70 Zie algemeen ambtsbericht Syrië van 4 juni 2003, kenmerk DPV/AM-789606, subparagraaf
3.3.6.
13
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
Oppositiebewegingen zijn door de effectieve repressie van het bewind gedwongen
clandestien en vaak vanuit het buitenland te opereren. Groepen verdwijnen soms
van het toneel om later weer te verschijnen. Als er een tijd weinig of niets van een
groep wordt gehoord, hoeft dat niet te betekenen dat deze niet meer bestaat of dat
leden ervan niet meer worden vervolgd. Namen van oppositiebewegingen zijn
soms uitsluitend terug te vinden in hun publicaties of verklaringen. Af en toe
verschijnen er ook namen van nieuwe groeperingen als gevolg van allianties die
zijn georganiseerd rond een politiek programma. Splitsingen en onenigheid binnen
de groeperingen leiden tot nieuwe groepen met dezelfde of andere namen.
Illegale groeperingen zijn veelal rond personen geclusterde kleine bewegingen die,
althans in Syrië zelf, een schemerbestaan leiden. Veelal is het streven van
dergelijke groeperingen gericht op herstel van de in de grondwet vastgelegde
politieke vrijheden, c.q. beëindiging van de sinds l963 geldende staat van beleg.
Lidmaatschap van extreem-linkse groeperingen (met name diverse
communistische bewegingen), van dissidente Baath-organisaties en van andere
illegale groeperingen, kan langdurige detentie zonder vorm van proces tot gevolg
hebben. Verspreiding of bezit van clandestiene informatie kan eveneens leiden tot
langdurige gevangenisstraf.
Informatie over activiteiten die onderstaande groeperingen thans nog ontplooien
en het aantal leden/sympathisanten is onbekend.
a. Moslimbroederschap
Ondanks de aanwezigheid van een groot aantal kleine illegale oppositiepartijen en
groeperingen in Syrië, lijkt het regime in de eerste plaats bezorgd te zijn over
oppositie vanuit de hoek van de Moslimbroederschap71.
b. Nationaal Democratisch Verbond (NDV)72
Deze linkse coalitie is opgericht in l979 en was vooral begin jaren tachtig actief.
Sinds 2000 lijkt de coalitie opnieuw actief te zijn geworden. De in de coalitie
deelnemende partijen zijn zelf onafhankelijk van de coalitie actief. Leider van de
coalitie is Hasan Abd Al-Azim. De coalitie en de daarin samenwerkende partijen
willen binnen de marges van de Syrische wet legitieme oppositie voeren. Het
NDV geeft een tijdschrift uit getiteld Al-Mauwqif Al-Dimuqrati73. Ook worden
regelmatig verklaringen door het NDV uitgegeven over binnenlandspolitieke
ontwikkelingen. Aanhangers van het NDV komen regelmatig in elkaars huizen
bijeen. De achterban van het NDV bestaat voornamelijk uit communisten en
Nasseristen. Zolang het NDV van de autoriteiten geen officiële toestemming heeft
71 Voor achtergrond-informatie over de Moslimbroederschap zie het algemeen ambtsbericht
Syrië van 5 april 2002, kenmerk DPC/AM 730993 (blz. 17 t/m 21).
72 In het Arabisch: Al-Tajammu Al-Watani Al-Dimoqrati;
In het Frans: Rassemblement (Nationale) Démocratique;
In het Engels: National Democratic Rally.
73 In het Nederlands: het Democratische Standpunt.
14
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
gekregen om als erkende politieke groepering op te treden, is het voor veel
aanhangers niet aantrekkelijk om zich thans officieel bij het NDV aan te sluiten.
De volgende partijen maken sinds begin jaren tachtig deel van het NDV uit:
- Communistische Partij-Politiek Bureau (CP-PB)74;
Deze partij staat onder leiding van Riyadh Al-Turk. Informatie over deze partij, de
activiteiten en de achtergrond van haar leden is niet bekend.
- Arabische Democratische Socialistische Baath-Partij75;
Deze partij vertegenwoordigt de marxistisch-georiënteerde vleugel van de Baath-
partij, en was in Syrië aan de macht van l966 tot l970.
- Arabische Socialistische Unie Partij in Syrië76;
Deze partij bestaat voornamelijk uit aanhangers van de overleden Syrische
president Jamal Atassi.
- Arabische Socialistische Partij77;
Deze groepering heeft ook een legale pendant in de Beweging van Arabische
Socialisten78.
- Revolutionaire Arbeiderspartij79;
Van deze partij die zich in de jaren zestig zou hebben afgesplitst van de Arabische
Socialistische Partij, is voor wat betreft haar activiteiten al jaren niets meer
vernomen. Twijfel bestaat of deze partij thans nog wel bestaat, dan wel onderdeel
uitmaakt van het NDV.
c. Partij van Communistische Actie (PCA)80
Deze partij werd in l976 opgericht en is buiten het NDV gebleven. Lidmaatschap
van deze partij vormde voldoende reden om door de Syrische autoriteiten te
worden opgepakt, en kon langdurige detentie door de geheime diensten tot gevolg
hebben, vaak zonder vorm van proces. Met name in l984 en in l988 vonden er
arrestaties van PCA-leden plaats. De PCA opereert geheel ondergronds en
verwerpt het gebruik van geweld. De PCA staat onder leiding van Fatih Yamous.
Dr. Haytham Al-Manaa, voorzitter van de Arab Committee for Human Rights en
vooraanstaand lid van de PCA, keerde na een ballingschap van meer dan
vijfentwintig jaar op 25 augustus 2003 vanuit Frankrijk terug naar Syrië. Daarbij
werd hem door de Syrische autoriteiten bij zijn terugkeer geen strobreed in de weg
gelegd.
d. Nationale Alliantie voor de Bevrijding van Syrië81
74 In het Arabisch: Hizb Al-Shuyu'i Al-Maktab Al-Siasi.
75 In het Arabisch: Hizb Al-Baath Al-Dimoqrati Al-Ishtiraki Al-`Arabi.
76 In het Arabisch: Hizb Al-Ittihad Al-`Arabi Al-Ishtiraki fi Suriyya.
77 In het Arabisch: Hizb Al-Ishtiraki Al-`Arabi.
78 Zie subparagraaf 2.2.1.1.
79 In het Arabisch: Hizb Al-`Ummal Al-Thawri Al-`Arabi.
80 In het Arabisch: Hizb Al-`Amal Al-Shuyu'i.
81 In het Arabisch: Al-Tajammu Al-Watani li-l-Tahrir Suria.
15
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
In deze organisatie, die werd opgericht in Damascus in l982, werken
Nasseristen, islamisten en onafhankelijken samen.
e. Assyrische Democratische Partij82 (ADP)
Deze partij wordt door de autoriteiten niet gedoogd. Zij beweegt zich
geheel ondergronds.
f. Islamitische Bevrijdingspartij (Islamic Liberation Party)83
Deze partij werd in l952 in Jeruzalem opgericht door sjeikh Taqiuddin An-
Nabhani Al-Falastini en heeft afdelingen over de gehele wereld. Het hoofdkwartier
is vermoedelijk gevestigd in Londen. Na zijn dood werd An-Nabhani als
partijleider opgevolgd door sheikh Abd-El Qadim Zaloom, een voormalige
professor aan de Al-Azhar universiteit in Kairo die op 29 april 2003 overleed. Wie
thans aan het hoofd van deze partij staat en waar hij verblijf houdt is niet bekend.
Ook over de identiteit van andere leidinggevenden van de partij ontbreekt iedere
informatie. In de meeste Arabische landen alsmede in enkele Aziatische landen is
de partij verboden. De partij zet zich in voor invoering en strikte naleving van de
shari'a wetgeving, alsmede de oprichting van een islamitische staat (`khalifaat')84
85 voor alle moslims 86. In Duitsland is de partij wegens staatsgevaarlijke
activiteiten en antisemitisme verboden. In Denemarken volgden maatregelen nadat
de partij 30.000 euro had uitgeloofd voor elke moord op een prominente Deense
jood 87.
2.3 Politieke ontwikkelingen
Bij zijn aantreden in juli 2000 had President Bashar Al-Assad zich onder andere
tot taak gesteld Syrië te moderniseren. Daarbij had hij aangegeven voorzichtig
economische en maatschappelijke hervormingen te willen doorvoeren. De
president wist zich hierbij gesteund door een groep van gelijkgezinde technocraten
van zijn eigen leeftijd. In diezelfde periode kwam ook een politieke dialoog op
gang onder journalisten, mensenrechtenactivisten en kritische intellectuelen over
politieke en economische hervormingen88.
De bestaande politieke elite van generaals, hoofden van geheime diensten en
seniore politici toonde zich echter afkerig van een te snelle modernisering van de
82 In het Arabisch: Hizb Al-Dimuqrati Al-Ashuri.
83 In het Arabisch: Hizb Al-Tahrir Al-Islami.
84 In het Arabisch: Khilafah.
85 Als model voor een dergelijke staat staat deze partij voor ogen het rechtvaardige kalifaat, een
militaristische islamitische staat die bestond in de zevende en achtste eeuw onder Mohammed
en zijn eerste vier opvolgers (die bekend staan als de rechtvaardige kalifen).
86 Ariel Cohen, `Hizb ut-Tahrir: An Emerging Threat to US Interests in Central Asia, South
Asia and the Middle East', The Heritage Foundation Backgrounder, no. 1656
(Massachusetts, 30 mei 2003).
87 ANP, 26 februari 2004.
88 Zie verder ook subparagraaf 3.2.1.
16
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
samenleving. Dit zou schadelijk kunnen zijn voor de gevestigde politieke en
economische belangen van deze groep. Met argusogen werd van die kant dan ook
het moderniseringsproces gevolgd, dat onder leiding van de president op
voortvarende wijze ter hand was genomen. De gevestigde politieke elite zou
bepaalde hervormingsvoorstellen van de president wel kunnen aanvaarden, mits
deze voorstellen het bestaande politieke en economische systeem zouden
versterken. Door velen binnen de politieke elite wordt daarbij gekeken naar het
eigentijdse Chinese model, dat enerzijds economische hervormingen aanmoedigt
om een grotere welvaart in het land te bereiken, terwijl anderzijds een strakke
politieke controle wordt gehandhaafd.
Toen de monopoliepositie van de Baath-partij en de voorrechten van de gevestigde
machtselite echter in het geding kwamen werd aan de voorzichtige hervormingen
van de president een einde gemaakt. Uiteindelijk is daarbij de manoevreerruimte
die de president door de gevestigde politieke elite werd geboden voor politieke en
economische hervormingen te gering gebleken. Naar buiten toe bestaat derhalve
de indruk dat de president slechts het beleid van zijn vader en voorganger voortzet.
De gevestigde elite in Syrië heeft tot nog toe weinig inzet getoond om de door de
president voorgestelde administratieve en economische hervormingen
daadwerkelijk te laten plaatsvinden.
Op 10 september 2003 heeft president Al-Assad het ontslag aanvaard van premier
Mohammed Mustafa Miro en diens kabinet, en vervolgens de voorzitter van het
parlement, Mohammed Naji Al-Otari, gevraagd een nieuwe regering te vormen89.
Dit is de tweede kabinetswijziging sinds Bashar Al-Assad in 2000 zijn overleden
vader Hafez Al-Assad als president opvolgde. Op 20 september 2003 werd de
nieuwe regering van premier Al-Otari door de president beëdigd. Premier Al-
Otari, een architect die in l972 in Nederland heeft gestudeerd, is een
vooraanstaand lid van de Baath-partij en was in het verleden onder andere vice-
premier en gouverneur van de stad Homs. Het aantal ministersposten in de nieuwe
regering is met vijf afgenomen tot dertig; er zijn twee vrouwelijke ministers,
waaronder mevrouw Bouthaina Shaaban op het Department for Expatriates.
Oudgedienden als Mustapha Tlass (Defensie), Farouk Al-Shara'a (Buitenlandse
Zaken) en generaal Ali Haj Hamoud (Binnenlandse Zaken) bleven op hun post90.
De Baath-partij behoudt in de nieuwe regering het merendeel van het aantal
ministersposten (zeventien van de dertig ministersposten tegen slechts zes
ministersposten voor niet-partij gebonden personen (buiten de NPF)).
Op 29 september 2003 vaardigde de president een decreet uit waarbij de nieuwe
Supreme Council for Financial Monitoring de bevoegdheid kreeg om de
(financiële) administratie van alle regeringsinstellingen en staatsbedrijven waarin
89 Reuters, 10 september 2003.
90 The Oxford Business Group, `Syria: new government, old problems', volume 40 (Londen, 26
september 2003).
17
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
de staat een belang heeft van meer dan vijfentwintig procent, aan een onderzoek te
onderwerpen. De raad heeft de bevoegdheid om zonder voorafgaande machtiging
een onderzoek in te stellen en een gerechtelijk onderzoek te vragen indien er
onregelmatigheden worden geconstateerd. De president benoemt de voorzitter van
de raad, die de status van kabinetsminister heeft. Hoewel de raad rapport uitbrengt
aan de premier is zij volledig onafhankelijk in haar optreden91.
Op 7 oktober 2003 werd Mahmoud Al-Abrash, een in het westen opgeleide civiel
ingenieur en voorzitter van de commissie van het parlement voor buitenlandse
zaken, met een meerderheid van 211 voorstemmen van de 225 aanwezige
stemuitbrengende parlementariërs als opvolger van Mohammed Naji Al-Otari tot
voorzitter van het parlement gekozen92.
2.4 Veiligheidssituatie
2.4.1 Geheime diensten
Het binnenlandse beleid van het regime is gericht op sociaal-economische
ontwikkeling en handhaving van de politieke stabiliteit binnen de bestaande
machtsstructuren. Om het land in hun greep te houden gebruiken de machthebbers
een uitgebreid netwerk van geheime diensten. De in l963 afgekondigde Wet op de
Noodtoestand93 biedt de geheime diensten een basis om buiten enige justitiële of
parlementaire controle om te kunnen opereren. De onderlinge verhoudingen tussen
de elkaar deels overlappende en controlerende geheime diensten zijn veelal
ondoorzichtig. Geen van de geheime diensten heeft volledig toegang tot informatie
over andere geheime diensten of over de identiteit van medewerkers van andere
geheime diensten. De geheime diensten opereren onafhankelijk van elkaar en zijn
vrijwel geheel onafhankelijk van ministers, zodat deze laatsten geen werkelijke
invloed op hen kunnen uitoefenen. Wel zijn zij alle verantwoording schuldig aan
de president.
Er wordt streng opgetreden tegen alles wat wordt beschouwd als in strijd met de
door de Baath-partij gecreëerde ordening van de staat. Het regime in Damascus
heeft daarbij geheel Syrië onder controle94. Via vele tienduizenden medewerkers
van geheime diensten wordt de ontwikkeling van iedere vorm van oppositie
voorkomen. Personen verdacht van oppositionele activiteiten worden door
geheime diensten opgepakt en worden enige dagen incommunicado gehouden.
Medewerkers van geheime diensten zijn alom aanwezig in het Syrische
91 Reuters, 29 september 2003.
92 Reuters, 7 oktober 2003.
93 Voor de Engelse vertaling van de Wet op de Noodtoestand zie bijlage 1 van het algemeen
ambtsbericht Syrië van 5 april 2002, kenmerk 730993.
94 De door Israël bezette Golan-hoogvlakte niet meegerekend.
18
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
straatbeeld. Daarnaast maken deze diensten gebruik van een uitgebreid netwerk
van informanten. Voertuigen van veiligheidsdiensten in Syrië hebben geen
specifiek herkenbare nummerborden.
Er zijn geen merkbare verschillen tussen het binnenlandse veiligheidsbeleid van
president Bashar Al-Assad en dat van zijn vader Hafez Al-Assad te constateren.
Bij zijn aantreden als president heeft Bashar Al-Assad te kennen gegeven dat
continuïteit van het (binnenlandse veiligheids) beleid voorop staat en dat de
bevolking geen drastische veranderingen in het te voeren beleid moet
verwachten95.
De volgende vijf belangrijkste geheime diensten kunnen worden onderscheiden:
a. Directoraat voor Politieke Veiligheid (`Political Security Directorate')
(PSD)96
Deze dienst onder leiding van Ghazi Kan'an is verantwoordelijk voor het opsporen
van iedere vorm van georganiseerde politieke activiteit die ingaat tegen de
belangen van het regime. Dit brengt met zich mee het in de gaten houden van
verdachte politieke dissidenten. Ook de activiteiten van vreemdelingen in Syrië
alsmede hun contacten met de plaatselijke bevolking worden nauwlettend in het
oog gehouden.
b. Directoraat voor Algemene Veiligheid (`General Security Directorate')
(GSD)97
Deze dienst onder leiding van Hisham Bukhtiyar is de belangrijkste niet-militaire
geheime dienst in Syrië. Het GSD bestaat uit de volgende afdelingen:
· Afdeling voor Binnenlandse Veiligheid98
Deze afdeling is verantwoordelijk voor het in de gaten houden van de Syrische
bevolking in het algemeen, en overlapt daarmee de werkzaamheden van het PSD.
· Afdeling voor Buitenlandse Veiligheid 99 100.
· Palestina-afdeling101 102
95 Voor ongeregeldheden in het noordoosten van Syrië in maart 2004 en de reactie daarop van
de autoriteiten zie subparagraaf 3.3.6.
96 In het Arabisch: Idarat Al-Amn Al-Siyasi.
97 In het Arabisch: Idarat Al-Mukhabarat Al-Amn.
Deze dienst staat ook wel bekend als Amn Al-Dawla (in het Nederlands:
Staatsveiligheidsdienst).
98 Arabisch: Idarat Al-`Amn Al-Dakhili.
99 Arabisch: Fara' Al-Kharijiyya.
100 In de Syrische pers wordt nauwelijks melding gedaan van het bestaan van deze afdeling.
101 Arabisch: Fara' Falastin.
102 In de Syrische pers wordt nauwelijks melding gedaan van het bestaan van deze afdeling.
19
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
Deze afdeling houdt de activiteiten van Palestijnse groeperingen in Syrië en in
Libanon nauwlettend in de gaten.
c. Militaire Inlichtingendienst 103
Deze dienst onder leiding van Hassan Khalil heeft zijn hoofdkwartier in het
ministerie van Defensie in Damascus en is formeel verantwoordelijk voor
informatie van belang voor militaire operaties. Daarnaast is deze dienst
verantwoordelijk voor eventuele militaire en logistieke ondersteuning aan
Palestijnse, Libanese en Turkse extremistische groeperingen, politieke dissidenten
in het buitenland, alsmede voor coördinatie van de activiteiten van het Syrische en
het Libanese leger in Libanon. Deze dienst heeft verschillende onderafdelingen,
waaronder Fara' Al-Tahqiq Al-`Askari104 en Fara' Falastin105.
Een organisatie die organiek niet valt onder de militaire inlichtingendienst maar
wel nauw samenwerkt met deze dienst is Dabita Al-Fida'iyya106 in Damascus. Het
hoofd van deze afdeling zou rechtstreeks verantwoording moeten afleggen aan het
hoofd van de Palestine Branch van de Militaire Inlichtingendienst.
Dabita Al-Fida'iyya stond vroeger bekend onder de naam Maktab Falastin
Al-Kifah Al-Musallah107 (in het Engels: Office for Palestine and the Armed
Struggle). Deze organisatie bestond uit Syriërs en Palestijnen die deel uitmaakten
van Palestijnse groeperingen die door de Syrische regering werden gesteund.
Palestijnen die naar Syrië willen terugkeren, moeten machtiging voor toelating
verkrijgen van deze organisatie. In het algemeen worden Palestijnen die in Syrië
worden vastgehouden, voorafgaande aan hun vrijlating naar deze organisatie
overgebracht. In het verleden was deze organisatie nauw betrokken bij arrestaties
van Palestijnen in Syrië. Een belangrijke detentieplaats van deze organisatie ligt in
de buurt van de Bagdadstraat in het district Al-Qassa' in Damascus.
d. Luchtmacht-Inlichtingendienst 108
In tegenstelling tot wat de naam van deze dienst zou doen vermoeden, is deze
dienst niet in de allereerste plaats betrokken bij het verschaffen van inlichtingen
aan de luchtmacht. Deze dienst die onder leiding staat van Izedin Ismail, heeft zich
ontwikkeld tot de meest geheime en gevreesde geheime dienst van Syrië. Dit
vloeit voort uit het feit dat wijlen Hafez Al-Assad vroeger commandant van de
Syrische luchtmacht is geweest. Nadat hij in l970 de macht in handen had
gekregen, heeft Hafez Al-Assad deze dienst - die werd gedomineerd door mannen
die hij goed kende en in de meeste gevallen ook zelf had benoemd gebruikt om
gevoelige binnenlandse en internationale operaties te doen uitvoeren.
103 In het Arabisch: Shu'bat Al-Mukhabarat Al-`Askariyya.
104 In het Engels: Military Interrogation Branch.
105 In het Engels: Palestine Branch.
106 In het Engels: Commando Police.
107 In het Engels: Office for Palestine and the Armed Struggle.
108 In het Arabisch: Idarat Al-Mukhabarat Al-Jawwiyya.
20
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
In Syrië is de Luchtmacht-Inlichtingendienst vaak nauw betrokken geweest bij
operaties tegen islamitische opponenten van het regime. Deze dienst speelde een
belangrijke rol bij het neerslaan van opstanden van de Moslimbroederschap in de
jaren zeventig en begin jaren tachtig van de vorige eeuw109. Leden van deze dienst
zouden ook leiding hebben gegeven aan de landelijke jacht op leden van de Hizb
Al-Tahrir Al-Islami110 in december l999.
Thans lijkt deze dienst veel invloed te hebben verloren en geen hoofdrol meer te
vervullen.
e. Speciale Eenheden111.
Deze dienst, vermoedelijk onder leiding van Turkah Ala'addin, heeft talrijke
arrestaties verricht van personen die verdacht werden van ongeoorloofde politieke
activiteiten in Syrië. Het werkterrein van deze dienst zou zich na verloop van tijd
hebben verplaatst naar Libanon.
2.4.2 Strijdkrachten
De strijdkrachten nemen in de interne politieke constellatie van Syrië een
vooraanstaande positie in. Dit is hoofdzakelijk het gevolg van het feit dat zij de
voornaamste machtsbasis vormden voor het bewind van president Hafez Al-
Assad. Ook diens zoon en opvolger Bashar heeft de steun (van onderdelen) van de
strijdkrachten nodig om zijn binnenlandse machtspositie te kunnen consolideren.
De positie van de president is sterk afhankelijk van de loyaliteit van de
strijdkrachten. De president is opperbevelhebber van de strijdkrachten. Hassan
Turkmani is minister van Defensie en tevens plaatsvervangend
opperbevelhebber112. Bevelhebber der landstrijdkrachten is Ali Habib. Gebrek aan
geld heeft echter geleid tot een afname in kwaliteit van de strijdkrachten, met
name sinds de ineenstorting van de voormalige Sovjet-Unie die de belangrijkste
leverancier op defensiegebied voor Syrië vormde. Rusland is thans de
belangrijkste leverancier van wapens- en wapensystemen.
In verhouding tot de oppervlakte van het land zijn de strijdkrachten als relatief
middelgroot in aantal aan te merken. Schattingen over de omvang van de
strijdkrachten in actieve dienst lopen op tot ongeveer 215.000 manschappen
landstrijdkrachten, 40.000 luchtstrijdkrachten, 4.000 marine, en een staande
reserve (tot de leeftijd van 45 jaar) van 354.000 man.
109 Zie subparagrafen 2.1.2 en 2.2.1.
110 Zie ook subparagraaf 2.2.1.
111 In het Arabisch: Al-Wahdat Al-Khassa.
112 Op 12 mei 2004 is zijn voorganger Mustafa Tlass afgetreden. Deze had de funktie van
minister van Defensie tweeëndertig jaar lang bekleed. Hij was een vertrouweling van wijlen
president Hafez Al-Assad en geldt als een vertegenwoordiger van de antihervormingsgezinde
oude garde.
21
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
De beste afgestudeerden van universiteiten en hogescholen komen uiteindelijk
terecht in het leger, waar de ware prioriteiten van het regime liggen. Een baan in
het leger is gewild. De salarissen zijn er hoger, medische zorg beter, huisvesting
gratis of zwaar gesubsidieerd, en militairen hebben toegang tot speciale winkels
waar zij (import)goederen tegen kostprijs kunnen aanschaffen.
De strijdkrachten vervullen een ondersteunende rol in de buitenlandse politiek van
het regime. Hiervan getuigen onder andere de Syrische militaire presentie in het
buurland Libanon113 en de frontpositie die de Syrische strijdkrachten innemen in
de naar de mening van de Syrische regering `permanente confrontatie' met Israël.
In dit opzicht vormen de strijdkrachten een belangrijk instrument voor de
buitenlandse (militaire) politiek van de president.
Afgezien van de algemene veiligheidstaak van de reguliere eenheden van land-,
zee- en luchtmacht worden specifieke veiligheidstaken verricht door speciale
veiligheidseenheden, voor het merendeel aangevoerd door alawieten. Te denken
valt hierbij aan `special forces' gerecruteerd uit militaire commando's en de
militaire politie, aan de Republikeinse Garde die speciaal belast is met de
beveiliging van de president en zijn familie, en aan de Brigades ter Verdediging
van de Revolutie114.
2.4.3 Recente ontwikkelingen
Op 27 april 2004 hebben onbekenden explosieven tot ontploffing gebracht in de
wijk Al Mezzeh in Damascus waar enkele westerse en Arabische diplomatieke
vertegenwoordigingen zijn gehuisvest. Een gebouw dat vroeger in gebruik was bij
de United Nations Disengagement Observer Force (UNDOF) die toezicht houdt op
de wapenstilstandsovereenkomst tussen Syrische en Israëlische strijdkrachten in
de Golan-hoogvlakte, raakte daarbij zwaar beschadigd. Bij daaropvolgende felle
vuurgevechten tussen de nog onbekende strijders en veiligheidstroepen kwamen
naar verluidt twee strijders, een veiligheidsbeamte en een voorbijgangster om het
leven. Twee andere strijders zouden ernstig zijn verwond en afgevoerd naar een
militair ziekenhuis. Over de identiteit en de motieven van de daders is niets
bekend. Voorzover bekend heeft nog niemand de verantwoordelijkheid voor de
aanslag opgeëist. Enkele uren na de aanslag zou bij een inval door
veiligheidsdiensten in een huis in het bij Damascus nabijgelegen stad Khan Al-
Sheih wapens en chemicaliën zijn aangetroffen115.
113 Na een eerdere terugtrekking van zo'n zesduizend militairen uit Beiroet en omgeving in 2001
heeft Syrië in februari 2003 ongeveer vierduizend militairen uit hoofdzakelijk christelijke
gebieden ten noorden van Beiroet teruggetrokken. Er zijn thans nog ongeveer
zeventienduizend Syrische militairen in Libanon gestationeerd (Reuters, 24 februari 2003) .
114 Arabisch: Sarayat Difa' Al-Thawra.
115 AFP/DPA/Reuters/AP, 28 en 29 april 2004
---
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
2.5 Sociaal-economische situatie
Syrië staat voor 2003 op plaats 110 in de Human Development Index van de
UNDP (in 2002 was dat nog 108)116. Het BNP per hoofd van de bevolking was in
2002 1.191 US dollar. In 2001 lag het BNP per hoofd van de bevolking op 1.154
US dollar.
De Syrische economie is op staats-socialistische leest geschoeid. Hoewel er mede
dankzij een belangrijke toename van de olie- en landbouwproductie de economie
in de periode van l990 tot l995 met gemiddeld zes procent per jaar groeide117, is er
de laatste jaren sprake van een verslechtering van de economische situatie. Deze is
onder meer te wijten aan de politiek van import-substitutie die het land in een
economisch geïsoleerde positie heeft gebracht. De economie wordt voorts
geplaagd door een slechte economische infrastructuur, een corrupt bureaucratisch
apparaat118 en een verouderde regelgeving119. Hierdoor wordt de ontwikkeling van
de particuliere sector afgeremd. Uitgebreide liberaliseringsmaatregelen zijn
uitgebleven, terwijl het land nog steeds een planeconomie naar Sovjet-voorbeeld
voert. Er lijkt angst te bestaan voor liberalisering van de economie, omdat dit de
status quo, sociale stabiliteit en vooral ook de bevoorrechte economische positie
van de heersende elite zou kunnen aantasten. De roep om aanpassingen van het
beleid wordt echter steeds luider en wordt mede ingegeven door een toenemende
werkloosheid onder een sterk groeiende bevolking.
Met een olie- en gasvoorraad waarvan de omvang op langere termijn onzeker is,
met een agrarische sector die sterk afhankelijk is van voldoende regenval, en met
toerisme, gastarbeid en donaties uit andere Arabische landen als sterk politiek
afhankelijke inkomstenbronnen, lijkt de toekomst van de economie onzeker. De
grootste uitdaging vormt met name de enorme groei van de bevolking die met een
gemiddelde van 2,6 procent per jaar een van de hoogste ter wereld is, en een flinke
aanslag vormt op infrastructuur en hulpbronnen. Het bevolkingsaantal in Syrië
wordt thans geschat op circa 17 miljoen personen, van wie bijna de helft vijftien
jaar of jonger is 120. Ieder jaar komen er naar schatting ongeveer 200.000 mensen
bij die op zoek zijn naar een baan121. De werkeloosheid in Syrië, die door Westerse
116 Human Development Report 2003, UNDP (juli 2003).
117 `The Middle East and North Africa 2004, 50th edition, Europa Publications Ltd. (Londen,
2003).
118 Syrië staat (tesamen met China, Panama en Sri Lanka) op plaats 66 van de `2003
Transparency International Corruption Perceptions Index' van de in Berlijn gevestigde
organisatie Transparency International.
119 Oxford Analytica, `What keeps Syrian industry down' (Londen, 26 augustus 2003).
120 The Economist Intelligence Unit, `Country Profile Syria 2003' (Londen, 10 maart 2003).
121 Ibidem.
23
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
diplomaten wordt geschat op twintig procent van de beroepsbevolking122, wordt
gemaskeerd door het instandhouden van een groot leger en een omvangrijk
overheidsapparaat.
Totstandkoming van een associatie-overeenkomst met de Europese Unie,
verreweg de belangrijkste handelspartner van Syrië123, zou een katalyserend effect
kunnen hebben. De onderhandelingen over een ontwerp-tekst voor een dergelijke
overeenkomst die in l998 waren begonnen, konden op 9 december 2003 op
ambtelijk niveau worden afgerond, behoudens de exacte formulering van een non-
proliferatieclausule. De onderhandelingen hierover zijn nog niet afgesloten.
Ondertekening van de overeenkomst die naast politieke samenwerking moet leiden
tot nauwere samenwerking tussen Syrië en de EU op het gebied van handel,
economie, sociale ontwikkeling, cultuur en onderwijs, heeft begin april 2004 nog
niet plaats gevonden. De tot stand gekomen associatie-overeenkomst met Syrië is
de laatste in een reeks van samenwerkingsovereenkomsten tussen de vijftien
landen van de EU en de twaalf landen rond de Middellandse Zee die tesamen
omstreeks 2010 een vrijhandelszone willen gaan vormen. Het handelsvolume
tussen Syrië en de EU bedroeg in 2002 meer dan $ 6 miljard.
De Amerikaanse president George Bush heeft op vrijdag 12 december 2003 een
wet (de Syrian Accountability and Lebanese Sovereignty Restoration Act
(SALSRA)) ondertekend die het de Verenigde Staten mogelijk maakt om Syrië
economische en politieke sancties op te leggen. Deze maatregel moet Syrië er toe
aanzetten de door de VS veronderstelde steun aan het internationale terrorisme124
te staken. Ook willen de VS dat Syrië stopt met zijn pogingen nucleaire,
biologische en chemische wapens te verkrijgen. Verder eisen de VS dat Syrië zijn
bemoeienissen in Libanon staakt en guerillastrijders verhindert het buurland Irak
binnen te komen. De VS hebben verschillende opties om strafmaatregelen tegen
Syrië te treffen, zoals exportverboden voor Amerikaanse goederen, bevriezing van
Syrische tegoeden in de VS, de instelling van reisbeperkingen voor Syrische
diplomaten in de VS en het verbieden van Syrische passagiersvliegtuigen om door
Amerikaanse luchtruim te vliegen. Op 11 mei 2004 heeft de Amerikaanse regering
Syrië economische sancties opgelegd. De sancties voorzien in een verbod op
export van Amerikaanse goederen naar Syrië, met uitzondering van voedsel en
medicijnen. De tegoeden van bepaalde Syrische personen en instellingen in de
Verenigde Staten worden bevroren en de samenwerking tussen Amerikaanse en
Syrische banken wordt aan banden gelegd. Ook zou het Syrische vliegtuigen
verboden zijn op de VS te vliegen. Al deze maatregelen lijken grotendeels
symbolisch van aard te zijn. Een toekomstige inperking van investeringen door
122 The Economist Intelligence Unit, `Country Profile Syria 2003' (Londen, 10 maart 2003).
123 The Economist Intelligence Unit, `Country Profile Syria 2003' (Londen, 10 maart 2003).
124 d.w.z. steun aan de Libanese Hezbollah en bepaalde Palestijnse groeperingen, en niet zo zeer
steun aan Al-Qaida.
24
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
Amerikaanse energiebedrijven in Syrië staat niet op de lijst van verboden acties,
terwijl die firma's de enige Amerikaanse ondernemingen zijn die aanzienlijke
belangen in Syrië hebben. De overige economische interacties tussen de VS en
Syrië is beperkt. Zo bedroeg in 2003 de Amerikaanse export naar Syrië US$ 214
miljoen, terwijl de Syrische export naar de VS US$ 259 miljoen bedroeg,
voornamelijk stookolie en aardolieproducten.
Naar verluidt heeft onlangs in het kader van economische hervormingen een recent
presidentieel decreet een einde gemaakt aan het al tientallen jaren bestaande beleid
van de regering om alle afgestudeerde ingenieurs die een functie bij de overheid
ambieerden, in dienst te nemen. Een spontaan uitgebroken demonstratie van
ongeveer driehonderd studenten van de Universiteit van Aleppo tegen dit decreet
op 25 februari 2004 werd door de oproerpolitie uiteengedreven.
3 Mensenrechten
3.1 Waarborgen
3.1.1 Grondwet
In de grondwet van maart l973 worden garanties gegeven met betrekking tot de
persoonlijke vrijheid van burgers, de onaantastbaarheid van de wet, de gelijkheid
voor de wet van iedere burger, een eerlijke procesgang, de fysieke integriteit, de
onschendbaarheid van de woning, briefgeheim, vrijheid van beweging en geloof,
en bescherming van politieke vluchtelingen125.
In de praktijk worden echter presidentiële decreten gehanteerd die, op basis van de
sinds l963 geldende noodtoestand, de in de grondwet aan burgers toegekende
waarborgen, rechten en vrijheden buiten werking stellen.
3.1.2 Verdragen
Met betrekking tot de voornaamste internationale mensenrechtenverdragen is
Syrië partij bij:
- het in New York op 7 maart l966 tot stand gekomen Internationaal Verdrag
inzake de Uitbanning van alle Vormen van Rassendiscriminatie;
- het in New York op 19 december l966 tot stand gekomen Internationaal
Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten;
125 Voor de Engelse vertaling van de grondwetsartikelen waarin deze garanties staan verwoord
zie bijlage II van het algemeen ambtsbericht Syrië van 5 april 2002, kenmerk DPC/AM-
730993.
25
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
- het in New York op 19 december l966 tot stand gekomen Verdrag inzake
Economische, Sociale en Culturele Rechten;
- het op 18 december l979 in New York tot stand gekomen Verdrag inzake de
uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen; en
- het in New York op 20 november l989 tot stand gekomen Verdrag inzake de
Rechten van het Kind.
Syrië is nog geen partij bij het in New York op 10 december l984 tot stand
gekomen Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende
behandeling of bestraffing, en het daarbij behorende Facultatieve Protocol.
Er zijn geen verdragen in het kader van de Arabische Liga en/of bilaterale
verdragen van kracht tussen Syrië en Irak, op grond waarvan beide landen
(politieke) gevangenen aan elkaar uitleveren.
3.1.3 Overige wetgeving
Het parlement komt niet zelf met initiatief-wetgeving, maar geeft slechts een
oordeel over (en wijzigt soms) wetsvoorstellen afkomstig van de president.
Het Wetboek van Strafrecht van 1 september l949 bevat onder meer
strafbepalingen inzake schendingen van de openbare orde en veiligheid van de
staat, alsmede strafbepalingen inzake misdragingen met betrekking tot de
religieuze gebruiken van andere bevolkingsgroepen.
3.1.4 Toezicht
Ondanks het feit dat Syrië partij is bij een aantal belangrijke internationale
verdragen op het gebied van de bescherming van de rechten van de mens vinden er
in de praktijk regelmatig schendingen van mensenrechten plaats126. Het is echter
moeilijk om de mensenrechtensituatie in Syrië precies in kaart te brengen. De
autoriteiten zijn nauwelijks bereid om de mensenrechtensituatie in het land te
bespreken; zij ontkennen categorisch dat er schendingen van mensenrechten
plaatsvinden. Mensenrechtenorganisaties kunnen niet vrij werken en worden vaak
niet toegelaten. De regering heeft sinds l997 geen delegatie van Amnesty
International meer tot het land toegelaten. Alle (buitenlandse) niet-
gouvernementele organisaties moeten zich inschrijven bij het ministerie van
Sociale Zaken. Het is voor organisaties in Syrië verboden om zonder tussenkomst
van de overheid gelden van buitenlandse donoren te ontvangen.
126 US Department of State, `Country Reports on Human Rights Practices 2003: Syria'
(Washington, 25 februari 2004).
26
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
Of de in juli 2001 opgerichte Organisatie voor de Rechten van de Mens in Syrië 127
door het ministerie van Sociale Zaken en Arbeid is goedgekeurd is niet bekend.
Ook zijn er geen verdere gegevens over deze organisatie bekend.
3.2 Naleving en schendingen
3.2.1 Vrijheid van meningsuiting
De grondwet biedt burgers het recht om zich vrijelijk in woord en geschrift te
uiten128. In de praktijk worden deze rechten door de autoriteiten in aanzienlijke
mate beperkt. De regering controleert op strikte wijze de verspreiding van
informatie. Zij staat geen kritiek toe in woord noch in beeld op de president, de
familie van de president, de Baath-partij, de strijdkrachten, of op de
rechtmatigheid van het regime.
Gedurende de tweede helft van 2000 en het begin van 2001 kwam er in Syrië een
discussie op gang onder journalisten, mensenrechtenactivisten en kritische
intellectuelen over de voor Syrië noodzakelijke politieke en economische
hervormingen. Er kwamen openbare bijeenkomsten en vergaderingen
binnenskamers (in zogenaamde `salons') waar academici, zakenlieden,
journalisten en advocaten min of meer openlijk hun mening durfden te uiten over
de problemen waarmee het land worstelde. Van openlijke kritiek op de overleden
president of zijn zoon en opvolger was overigens geen sprake.
Na verloop van tijd bleken de machthebbers deze ontwikkelingen als een
bedreiging te ervaren voor de monopoliepositie van de Baath-partij en de
onaantastbaarheid van de voorrechten van de machtselite. Ook vrees voor een
groeiende invloed van fundamentalistische en militante islamitische stromingen
speelde daarbij een rol. In februari 2001 werd aan deze politieke dialoog door de
autoriteiten toch nog vrij onverwachts een einde gemaakt129. Af en toe doen
intellectuelen nog via een open brief een beroep op de president om grootschalige
hervormingen in gang te zetten, zoals het vrijlaten van politieke gevangenen en het
beëindigen van de staat van beleg130. Ook de in Syrië gedoogde Human Rights
127 Algemeen ambtsbericht Syrië van 4 juni 2003, kenmerk DPV/AM-789606, blz. 29.
128 Artikel 38 van de Grondwet luidt: `Every citizen shall have the right to express his opinion
publicly and freely, in speech, writing and other forms of expression, and to participate in the
work of control and the voicing of constructive criticism aimed to ensure the safety of the
structure of the homeland and the nation, and to enhance the socialist regime. The state shall
guarantee the freedom of the press and of printing and publishing, in accordance with the
law.'.
129 Voor een overzicht van arrestaties en veroordelingen in 2001 en 2002 van vooraanstaande
mensenrechtenactivisten en leden van civil-societygroepen en fora zie blz. 31, 32 en 33 van
het algemeen ambtsbericht Syrië van 4 juni 2003, kenmerk DPV/AM-789606.
130 Reuters, 4 juni 2003.
27
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
Association of Syria (HRAS) geeft met enige regelmaat verklaringen van gelijke
strekking af131.
In de verslagperiode heeft zich geen wezenlijke verbetering voorgedaan ten
aanzien van de positie van journalisten en de media.
Binnenskamers vinden nog wel sporadisch op kleine schaal en met gedogen van
de overheid bijeenkomsten plaats, alwaar over een breed scala van onderwerpen
van gedachten wordt gewisseld. De bekendste discussiegroep in Damascus is de
Al-Atassi-groep die soms ook actief leden van de Baath-partij uitnodigt om aan
deze discussies deel te nemen. Voorzover bekend ondervinden deelnemers aan
dergelijke bijeenkomsten over het algemeen geen problemen van de zijde van de
overheid.
In Damascus heeft de politie op 8 maart 2004 meer dan dertig demonstranten
gearresteerd. De arrestanten protesteerden in een zitactie tegen de al jaren durende
noodtoestand en eisten economische en politieke hervormingen. De zitactie voor
het parlementsgebouw viel samen met de eenenveertigste verjaardag van de
revolutie waardoor de Baath partij in l963 aan de macht kwam. De Committees for
the Defence of Democratic Liberties and Human Rights (CDDLHR), organisatie
van de actie, wilde een petitie met zesduizend handtekeningen aanbieden aan
president Al-Assad. Daarin werd hij opgeroepen de noodtoestand op te heffen,
radicale hervormingen door te voeren en alle politieke gevangenen vrij te laten. De
politie smoorde de demonstratie in de kiem, omdat de activisten geen toestemming
hadden gekregen voor een protestactie. De activisten werden na enkele uren van
ondervraging weer vrijgelaten132. De leider en oprichter van de CDDLHR, Aktham
Naisse (Nayssé/Nu'aysa), werd toen hij zich moest melden bij de afdeling van de
militaire veiligheidsdienst in Latakia 13 april 2004 aangehouden en bevindt zich
nog steeds in detentie133. In l992 werd hij door het SSSC tot negen jaar
gevangenisstraf veroordeeld vanwege zijn mensenrechtenactiviteiten. Van l991 tot
l998 verbleef hij in gevangenissschap134.
De pers is ondergeschikt aan de regering en de Baath-partij. Er bestaan in Syrië
geen onafhankelijke dagbladen135. Het ministerie van Informatie houdt toezicht op
alles wat van de drukpers komt136. De Wet op de Noodtoestand biedt de regering
uitgebreide bevoegdheden om te bepalen wat op het gebied van opinievorming wel
of niet geoorloofd is.
131 Reuters, 15 oktober 2003.
132 AP, 8 maart 2004, Reuters, 9 maart 2004, AFP, 10 maart 2004.
133 Amnesty International, urgent action, AI Index MDE 24/036/2004, 23 april 2004.
134 Amnesty International, urgent action, AI Index MDE 24/031/2004, 14 april 2004.
135 Voor een overzicht van in Syrië toegestane dagbladen en tijdschriften zie blz. 34 en 35 van
het algemeen ambtsbericht Syrië van 4 juni 2003, kenmerk DPV/AM789606.
136 Voor het op 22 september 2001 afgekondigde presidentieel decreet inzake de persvrijheid,
dat voorzover bekend nog steeds van kracht is, zie blz. 36 van het algemeen ambtsbericht
Syrië van 4 juni 2003, kenmerk DPV/AM-789606.
28
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
Radio- en televisiestations zijn in handen van de regering of de Baath-partij.
Het thans wijdverbreide bezit van schotelantennes voor televisieontvangst wordt
door de autoriteiten gedoogd. Ontvangst van uitzendingen van buitenlandse
televisiestations is in Syrië mogelijk. De televisiestations Al-Jazirah uit Qatar en
Abu Dhabi TV genieten in Syrië grote populariteit.
Er zijn thans meer openbare telefooncellen in Damascus beschikbaar.
Het gebruik van internet is in Syrië beperkt en aan strenge voorschriften
onderhevig. Overtreding van deze voorschriften kan tot afsluiting van de vereiste
telefoonaansluiting leiden. Ongestoord toegang tot internet is alleen mogelijk via
internet-providers in de buurlanden137. De Syrian Telecommunications
Establishment (STE), de enige internet-provider van het land, biedt nog steeds
geen toegang tot Israëlische websites of tot websites van de Syrische oppositie,
zoals de in Londen gevestigde Syrian Human Rights Committee. Er bestaat ook
censuur op het electronische berichtenverkeer. Naar verluidt zou een aantal
jongeren vastzitten bij de geheime dienst in verband met `chatten' (in het
Arabisch: `thartharat al-internet'). Over het juiste aantal, de duur van de detentie
en eventuele verdere bestraffing is geen nadere informatie bekend. Bepaalde
personen worden nauwgezet door de geheime dienst in de gaten gehouden in hun
bewegingen over het internet, met name het doorzenden van politiek getinte
artikelen.
3.2.2 Vrijheid van vereniging en van vergadering
De grondwet voorziet in het recht van vereniging138, het oprichten van vakbonden
wordt daaronder uitdrukkelijk begrepen. Het oprichten van onafhankelijke
politieke partijen is in Syrië niet toegestaan.
In de praktijk is het echter niet toegestaan om een onafhankelijke vakbond of enige
andere vereniging op te richten. Alle vakbonden moeten zijn aangesloten bij de
Algemene Federatie van Vakverenigingen (GFTU)139 die wordt gedomineerd door
de Baath-partij. De GFTU maakt dan ook feitelijk onderdeel uit van de
regeringsbureaucratie.
Met uitzondering van de agrarische sector zijn stakingen bij wet toegestaan. In de
praktijk wordt het werknemers verhinderd deel te nemen aan stakingen. De
137 Amnesty International, urgent action, AI index MDE 24/020/2003 (Londen, 24 juni 2003).
138 Artikel 39 van de grondwet bepaalt: `Citizens shall have the right of assembly and peaceful
demonstration within the principles of the Constitution. Exercising this right shall be
regulated by law.'.
139 General Federation of Trade Unions (GFTU).
29
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
autoriteiten treden hard op tegen iedere vorm van georganiseerde
werkonderbreking.
Voor het houden van openbare bijeenkomsten, demonstraties of vergaderingen is
uitdrukkelijk toestemming van de autoriteiten vereist. Personen die een
bijeenkomst hebben bezocht waarvoor van de zijde van de autoriteiten geen
uitdrukkelijke toestemming was verleend, kunnen vervolging te duchten hebben.
Risico voor vervolging wordt nog groter indien de desbetreffende bijeenkomst in
de ogen van de autoriteiten als politiek bedreigend wordt aangemerkt.
Om als legaal te kunnen worden aangemerkt moeten alle verenigingen en
organisaties bij de autoriteiten geregistreerd staan. Registratie en goedkeuring (van
activiteiten) van groeperingen die zich niet met politieke of voor de openbare orde
gevoelige aangelegenheden bezig houden, is doorgaans zonder bezwaar mogelijk.
Niet-geregistreerde groeperingen mogen geen bijeenkomsten houden. Bij de
autoriteiten geregistreerde groeperingen dienen iedere keer voor het houden van
een bijeenkomst toestemming van de autoriteiten te verkrijgen.
Op 23 augustus 2003 zou de bekende mensenrechtenadvocaat Haytham Al-Maleh
een lezing over mensenrechten geven voor het Al-Kawakibi forum140 in Aleppo.
Deze lezing werd uitgesteld omdat de spreker van de veiligheidsdiensten te horen
had gekregen dat hij geen publieke uitspraken meer mocht doen. Hoewel dit uitstel
van tevoren was aangekondigd in Aleppo, kwamen toch tweeëntwintig mensen op
die dag bijeen. Zij zijn toen gearresteerd maar binnen twee dagen weer vrijgelaten.
Tegen veertien van hen liep sinds 22 oktober 2003 voor de militaire rechtbank in
Aleppo een rechtzaak wegens betrokkenheid bij een geheime organisatie en
vanwege handelingen die binnen de staat tot onenigheid tussen partijen zou
kunnen leiden141. Op 2 april 2004 deed de militaire rechtbank uitspraak in deze
zaak. De veertien personen die terecht stonden werden veroordeeld tot
gevangenisstraf variërend van drie maanden tot één jaar cel.
Eind december 2003 heeft een militaire rechtbank in Damascus elf Syriërs
veroordeeld tot gevangenisstraffen van drie en vier jaar. Zij waren in april 2003
aangehouden in Daraya, een buitenwijk van Damascus, tijdens een vreedzame
protestdemonstratie tegen de Amerikaans-Britse militaire interventie in Irak 142.
3.2.3 Vrijheid van godsdienst
140 vernoemd naar een Syrische schrijver uit begin twintigste eeuw die vooral bekend is vanwege
zijn geschriften tegen `oppressieve systemen'.
141 Amnesty International Press Release, AI Index: MDE 24/041/2003, van 21 oktober 2003.
142 DPA, 23 december 2003.
30
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
De grondwet voorziet in vrijheid van godsdienst143. In de praktijk wordt dit recht
in het algemeen door de autoriteiten gerespecteerd. Leden van religieuze
minderheden worden niet louter vanwege hun religieuze achtergrond door de
autoriteiten vervolgd. Religieuze minderheden bezitten in Syrië het recht om
uitdrukking te geven aan hun eigen identiteit en geloofsbeleving. Dit mag echter
niet in strijd zijn met het door de autoriteiten nauwgezet gehanteerde beleid van
het handhaven van een religieus evenwicht in het land. De autoriteiten zijn zeer
gekant tegen welke vorm of uiting van separatisme dan ook.
Vanuit een ideologie van seculier Arabisch socialisme staat het regime traditioneel
tegemoetkomend en coöperatief tegenover de diverse religieuze minderheden in
het land, mits hun activiteiten de doelstellingen van deze ideologie niet
doorkruisen. In essentie wordt het regime gedragen door minderheden, in de eerste
plaats door de alawieten, waartoe ook de president behoort. Ook christenen en
islamitische minderheden (zoals ismaëlieten, druzen en sji'ieten) steunen over het
algemeen de huidige politieke status-quo in het land, niet in de laatste plaats uit
angst voor een eventuele vervanging van het huidige bewind door een regime van
sunnitisch-fundamentalistische signatuur.
De grondwet schrijft voor dat de president van Syrië moslim dient te zijn144.
Alle godsdiensten en sektes dienen officieel geregistreerd te staan bij de
autoriteiten die toezicht houden op bijeenkomsten en geldinzamelingsacties. Ook
dient de inhoud en teneur van het vrijdaggebed in de moskee van tevoren met de
geheime dienst te zijn afgestemd.
Onlangs heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken instructies uitgevaardigd
waarbij het voor buitenlandse studenten met ingang van het nieuwe studiejaar niet
meer mogelijk is om islam en de islamitische wet op particuliere scholen in Syrië
te studeren. Er zijn ongeveer twintig particuliere islamitische instellingen in Syrië
die onder toezicht staan van het ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid. Ieder jaar ontvangen deze instellingen zo'n 3.000 studenten uit
de Verenigde Staten, Japan, Groot-Brittannië, Indonesië en andere Arabische
landen145.
Bekering
143 Artikel 35 van de Grondwet bepaalt: `(1) Freedom of belief shall be guaranteed. The state
shall respect all religions. (2) The state shall guarantee the performance of all religious
rituals provided this does not violate public order.'.
144 Artikel 3 van de Grondwet bepaalt: `(1) Islam is the religion of the president of the
Republic.'.
145 AP, 4 maart 2004.
31
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
Het is niet toegestaan om moslims tot het christendom te bekeren. Dergelijk
proselitisme wordt bij wet veroordeeld als een `inbreuk op religie en gezin', en is
strafbaar als een vergrijp tegen de openbare orde146.
Missie- en zendingsactiviteiten onder moslims worden in de praktijk dan ook
ontmoedigd. Actieve bekeringswerkzaamheden passen niet in de door het regime
voorgestane staatsorde en de ruimte die daarbinnen is weggelegd voor religieuze
en etnische minderheden. Dergelijke activiteiten worden door de autoriteiten
gezien als een bedreiging voor het religieuze evenwicht in het land. In
voorkomende gevallen kan gebruik worden gemaakt van de artikelen 462 en 463
van het Wetboek van Strafrecht 147.
Net als in andere islamitische landen is de positie van moslims die openlijk
overgaan tot een ander geloof, problematisch. De burgerlijke wetgeving spreekt
zich over de gevolgen van een dergelijke apostasie niet uit. De sociale druk vanuit
de omgeving van de bekeerling om tot het islamitische geloof terug te keren, is
groot.
De Syrische geheime diensten houden zich voor zover bekend niet met religieuze
zaken bezig. Inmenging van geheime diensten in individuele kwesties van
apostasie is niet bekend.
Syrië kent christelijke, alawitische, druzische, ismaëlitische, joodse en yezidi-
minderheden.
Christenen
Er bevinden zich in Syrië diverse christelijke groeperingen, die in totaal een
minderheid van minder dan tien procent (1,4 miljoen)148 vormen. Vele christelijke
kerken hebben een eigen onderwijssysteem dat loopt van de kleuterschool tot en
met het priesterseminarium. Ook hebben zij eigen grondbezit.
Christenen zijn relatief sterk vertegenwoordigd in de vrije beroepen en in de
zakenwereld. Hun levensomstandigheden steken over het algemeen dan ook
gunstig af bij die van andere categorieën van de bevolking.
146 Zo schrijft artikel 462 van het Wetboek van Strafrecht voor dat een ieder die een van de in het
openbaar te belijden godsdiensten beledigt of uiting geeft aan minachting voor een van deze
godsdiensten, een gevangenisstraf van twee maanden tot twee jaar tegemoet kan zien.
Artikel 463 van het Wetboek van Strafrecht schrijft een gevangenisstraf voor van één maand
tot één jaar aan een ieder die de uitoefening van een godsdienst, ceremoniën of religieuze
praktijken met betrekking tot die godsdienst verstoort, of deze door daden van geweld of
bedreigingen verhindert; dan wel aan een ieder die gebouwen die heilig zijn voor
godsdiensten, attributen of andere voorwerpen die vereerd worden door leden van een
bepaalde religie of door een gedeelte van de bevolking, verwoest, verminkt, beschadigt,
ontwijdt of bezoedelt.
147 vgl. noot 140.
148 US Department of State, `Annual Report on International Religious Freedom for 2003
Syria' (Washington, 18 december 2003).
32
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
De christelijke gemeenschap in Syrië kan worden onderverdeeld in orthodoxe en
met Rome geunieerde kerken. De vier grootste christelijke kerken zijn de Syrisch-
en Grieks-orthodoxe en Syrisch- en Grieks-katholieke kerken. Ongeveer tachtig
procent van de christenen behoort tot één van deze kerken. De overige twintig
procent is verdeeld over vele kerken, waaronder de protestante, de Armeense en de
Assyrische kerken149.
Alawieten
Alawieten150 zijn van oudsher uiterst zwijgzaam geweest over wat hun religie
precies inhoudt. Deze was dan ook slechts bekend bij een kleine groep van
ingewijden. Zeker is dat naast de profeet Mohammed, diens schoonzoon Ali een
cruciale rol speelt voor de alawieten. Ali wordt een goddelijk karakter toegekend.
Het geloof in de drie-eenheid (Ali Mohammed Salman151) en bepaalde pre-
islamitische en christelijke elementen maakt dat alawieten door anderen geacht
worden ver af te staan van de oorspronkelijke sunnitische hoofdstroming van de
islam, voorzover zij überhaupt al worden erkend als moslims en niet worden
beschouwd als ketters. De alawitische religie wordt gezien als een onderdeel van
de `twaalver-sji'itische' islam.
Bakermat van de alawieten ligt vooral in de Nusayri-bergketen152 bij de havenstad
Latakia. Aanzienlijke alawitische gemeenschappen zijn te vinden in de vlakten bij
de steden Homs en Hama. In totaal wonen er ongeveer 1,4 miljoen alawieten in
Syrië (ongeveer 8% van de bevolking). De kleine machtsgroep waarop het regime
steunt, behoort voor een belangrijk deel tot de alawieten. Ook de president is
alawiet.
Druzen
De druzen zijn een islamitische sekte waarvan de leden vooral in Libanon, Syrië
en Israël wonen. Zij zien in Jethro, schoonvader van Mozes, de belangrijkste
profeet. Daarnaast vereren zij Mohammed, Mozes en Jezus. De godsdienstige
doctrine van de druzen, die alleen tot in details bekend is bij een kleine groep
ingewijden, is zeer complex, met tal van filosofische en astrologische elementen.
Druzen geloven onder andere in reïncarnatie. Hun leer heeft zich ver van de
oorspronkelijke islam verwijderd, en veel moslims beschouwen de druzen als
ketters.
149 Voor een overzicht van de verschillende christelijke kerken en overige christelijke
stromingen zie blz. 32 tot en met 37 van het algemeen ambtsbericht Syrië van 4 juni 2003,
kenmerk DPV/AM 789606.
150 Ook wel `Nusariërs' of `Alevieten' genoemd.
151 Volgens de overlevering is Salman de eerste niet-Arabier die tot de islam werd bekeerd.
152 Arabisch: Jabal Al-Nusayriyyah.
---
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
Er wonen ongeveer 400.000 druzen in Syrië, voornamelijk aan de grens met
Jordanië153. Er zijn ook aanzienlijke gemeenschappen op de Golan-hoogvlakte, in
zeventien dorpen in Jabal Al-A'la tussen Aleppo en Antiochië, en in vier dorpen
ten zuiden van Damascus.
Ismaëlieten
Ismaëlieten154 vormen een kleine minderheid binnen de sji'itische islam. Er
wonen ongeveer 200.000 ismaëlieten in Syrië, voornamelijk in Salamiyya, ten
oosten van de stad Hama. Er zijn kleine gemeenschappen in Masyaf en Qadmus.
Joden
Tot l948 woonden er ongeveer vierduizend Arabisch-sprekende joden in Syrië,
voornamelijk in de steden Damascus en Aleppo. Hoewel er zich weinig zionisten
onder hen bevonden, trokken velen om economische redenen in de jaren dertig
naar Palestina. De achterblijvers raakten in een moeilijke positie vanwege
pogingen van zionistische zijde om hen te bewegen naar Palestina te emigreren en
eisen van Arabisch-nationalistische zijde tot loyaliteit aan de Syrische staat. Door
de gebeurtenissen in Palestina vonden er twee grote aanvallen op joden en hun
bezittingen plaats in Aleppo in l945 en l947. Ondanks een officieel verbod om
Syrië te verlaten, verlieten nadien toch velen heimelijk het land. Er worden nog
twee synagoges gebruikt, in Damascus en in Aleppo.
Op 27 april l992 werd het uitreisverbod voor joden opgeheven. Wel hebben zij
uitdrukkelijk toestemming van de autoriteiten nodig om te mogen (uit)reizen.
Joden vormen overigens de enige minderheidsgroep in Syrië, waarvan de
godsdienst in paspoort of identiteitskaart staat vermeld. Op deze documenten staat
`Musawi' (`Mozaïsch') gestempeld. Voor Syrische joden zijn paspoorten slechts
voor een periode van twee jaar geldig in plaats van de gebruikelijke zes jaar.
Thans zouden er nog minder dan honderd joden in Syrië woonachtig zijn155. Zij
mogen het Hebreeuws op hun eigen scholen onderwijzen. Voor hen bestaat er
geen dienstplicht. Wel worden zij over het algemeen uitgesloten van werk bij de
overheid. Het onderhouden van contact met Israël is voor alle Syriërs streng
verboden.
Yezidi's156
153 In Jabal Al-Duruz en in Jabal Hawran.
154 Ook wel `zevener-sji'ieten' genoemd, naar Isma'il, de oudste zoon van de zesde iman.
155 US Department of State, `Annual Report on International Religious Freedom for 2003- Syria'
(Washington, 18 december 2003).
156 Voor deze religieuze minderheid zie ook `Ulkomaalaisviraston julkaisuja 1', Finse
immigratiedienst (Helsinki, 5 augustus l999), blz. 13 en 14.
34
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
De ongeveer 50.000 yezidi's157 in Syrië wonen in diverse dorpen langs de
noordgrens met Turkije tot in de Afrin-streek noordelijk van de stad Aleppo.
Het yezidi-geloof is een godsdienst waarin elementen uit de religies van het oude
Mesopotamië en Assyrië, alsmede oud-Iraans dualisme, zijn versmolten met
christelijke en islamitische voorstellingen. De yezidi's zijn afkomstig uit Irak. Zij
kennen een jaarlijkse pelgrimage naar het noorden van Irak. Hun groepsverband
heeft sterke tribale kenmerken. Zij huwen slechts binnen de eigen groep of clan.
Aan het hoofd van zo'n clan staat een geestelijk leider die `pir'158 wordt genoemd.
De yezidi's kennen een lange geschiedenis van discriminatie en vervolging van de
kant van de orthodoxe islam. Vaak worden zij uitgemaakt voor duivels-
aanbidders. Dit gaat terug op dualistische elementen in hun geloof en hun
interpretatie van het verhaal in de koran over de ongehoorzaamheid van de
gevallen engel (`satan') van God. In hun geloof neemt Malak Ta'us, de engel
Pauw, een belangrijke plaats in.
Aangezien hun geloof in tegenstelling tot de monotheïstische religies van
jodendom en christendom niet als zodanig door de islam wordt erkend, weet de
seculiere overheid niet goed raad met de geloofsovertuiging van de yezidi's.
Yezidi's worden in Syrië als moslims geregistreerd. Het gevolg is dat kinderen van
yezidi's op school islamitisch godsdienstonderricht ontvangen. Leiders van de
yezidi's vrezen dat hun gemeenschappen op die manier worden geabsorbeerd door
de islam.
In tegenstelling tot andere religieuze gemeenschappen in Syrië beschikken de
yezidi's niet over een eigen religieuze administratie die documenten kan afgeven
inzake familierechtelijke aangelegenheden als huwelijk, geboorte en
echtscheiding. Syrische burgers die het yezidi-geloof aanhangen, kunnen alleen op
civielrechtelijke wijze hun huwelijk laten registreren. Emigratie van yezidi's naar
westerse landen159 draagt er toe bij dat het aantal yezidi's in Syrië afneemt.
3.2.4 Bewegingsvrijheid
3.2.4.1 Binnenland
Hoewel er in Syrië veel politie op straat aanwezig is, is het binnenlands
personenverkeer over het algemeen niet aan strenge controle onderhevig. Syrische
burgers die binnen Syrië willen reizen, hebben daarvoor geen aparte vergunning
nodig. Wel dienen Syrische staatsburgers altijd hun identiteitsbewijs160 bij zich te
157 Zij worden ook wel als `vuuraanbidders' aangeduid, of `parsen', `parsi's' of `gebers'
genoemd.
158 Dat wil zeggen `wijze, oude man'.
159 Vooral in Duitsland bestaat een grote yezidi-gemeenschap.
160 Zie ook subparagraaf 3.2.4.3.
35
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
dragen en hebben zij de verplichting desgevraagd zichzelf te kunnen legitimeren.
Als er controleposten op de wegen zijn, dan staan die meestal in de buurt van
militaire installaties of in zogenaamde `restricted areas', zoals de Golan-
hoogvlakte. Daarbij wordt gecontroleerd op documenten en vracht in verband met
smokkelwaar, wapens, narcotica en subversieve literatuur. Bestuurders van
vrachtwagens161 met fruit, groente of katoen worden vaak gecontroleerd of zij wel
de juiste vergunningen hebben.
3.2.4.2 Buitenland
Om Syrië op legale wijze te kunnen verlaten dient men in het bezit te zijn van een
identiteitskaart en een paspoort. Vanwege een besluit van 28 december 2003 (nr.
1706) van de minister van Binnenlandse Zaken hebben de meeste Syrische
onderdanen die in het bezit zijn van een geldig paspoort voor reizen naar het
buitenland geen voorafgaande toestemming van de autoriteiten meer nodig. Ook
hoeven zij geen uitreisvisum meer te halen bij de afdeling Immigratie en
Paspoorten van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Uitgezonderd van deze
maatregel is een bepaalde categorie ambtenaren die ingevolge kabinetscirculaire
no 24 van l988 wel voorafgaande toestemming en een uitreisvisum van het
departement waar zij werkzaam zijn nodig hebben alvorens naar het buitenland op
reis te kunnen gaan. Kinderen, minderjarigen en mindervaliden hebben
toestemming van hun verzorger(s) nodig alsmede een uitreisvisum alvorens in het
buitenland op reis te kunnen gaan.
Het ministerie van Binnenlandse Zaken draagt zorg voor de controle van
passagiers en bagage op de luchthaven van Damascus. Daarnaast bevinden zich op
het vliegveld functionarissen van verschillende geheime diensten, die een
controlerende functie hebben.
Zelfs indien een persoon een paspoort heeft, kunnen de autoriteiten een
uitreisverbod tegen betrokkene uitvaardigen. Dit komt vooral voor bij personen die
bij verstek zijn veroordeeld, bij personen waarvan beslag is gelegd op hun
bezittingen, bij kinderen van wie de vader via de islamitische rechtbank een
uitreisverbod heeft aangevraagd, alsmede bij ex-politieke gevangenen.
Vrouwen beneden de leeftijd van achttien jaar mogen het land niet verlaten zonder
toestemming van hun ouders. Gehuwde vrouwen behoeven formeel de
toestemming van hun echtgenoot om Syrië te mogen verlaten.
Wanneer een vrouw al eerder naar het buitenland heeft kunnen reizen, wordt aan
deze regel in de praktijk vaak niet de hand gehouden. Niettemin heeft een
echtgenoot altijd het recht bij de autoriteiten kenbaar te maken dat hij zijn vrouw
verbiedt naar het buitenland te reizen.
161 Voor informatie over in Syrië gebruikte nummerborden zie algemeen ambtsbericht Syrië van
4 juni 2003, kenmerk DPV/AM 789606, blz. 47.
36
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
Illegale overschrijding van de landsgrenzen is gebruikelijk in Syrië. De grenzen
met Turkije, Jordanië en Libanon zijn in hoge mate poreus162. Er bestaan diverse
sluipwegen. De plaatselijke bevolking bezoekt familie aan de andere kant van de
grens zonder gebruik te maken van paspoorten. In geval van illegale
grensoverschrijding kan men voor ondervraging worden aangehouden en een
boete opgelegd krijgen.
Voor het personenverkeer tussen Syrië en Irak wordt gebruik gemaakt van de drie
officiële grensovergangen tussen Syrië en Irak, namelijk Tenf Al-Walid (meest
zuidelijke grensovergang op de weg tussen Damascus en Bagdad), Abu Kamal
Al-Qa'im (bij de Eufraat op de weg tussen Deir Al-Zor en Bagdad) en Al-
Ya'urubiya Al-Sa'ida (meest noordelijke grensovergang op de weg tussen Mosul
en Al-Qamishli). Begin april 2004 bleek de grens bij Tenf Al-Walid echter te
zijn gesloten voor personenverkeer. Wel is goederen- en handelsverkeer via deze
grensovergang naar Irak mogelijk. Het is niet bekend van welke duur de afsluiting
voor personenverkeer is.
Daarnaast bestaat er nog een onofficiële grensovergang tussen Syrië en Noord-Irak
bij Fish Khabour/Al-Qamishli. Aan Iraakse zijde vindt bij deze laatste
grensovergang controle plaats door de Kurdistan Regional Government
(KRG)/Koerdische Democratische Partij (KDP)-autoriteiten. Deze grensovergang
wordt overwegend gebruikt door personen die naar KRG/KDP- en
KRG/Patriottische Unie van Koerdistan (PUK)-gebied reizen. Via KDP- of PUK-
vertegenwoordiging dan wel vertegenwoordigingen van andere Iraakse politieke
bewegingen in Damascus dient hiervoor toestemming te worden aangevraagd bij
de Syrische inlichtingendienst. Voor de overtocht wordt gebruik gemaakt van een
pont.
Irakezen die via de officiële grensovergangen naar Syrië willen reizen, dienen over
een visum te beschikken van de Syrische diplomatieke vertegenwoordiging in
Bagdad.
In november 2003 is aangekondigd dat de wekelijkse treinverbinding tussen Syrië
(Aleppo) en Irak (Mosul) weer in gebruik is sinds het militair ingrijpen in Irak.
De Coalition Provisional Authority (CPA) heeft in oktober 2003 een verordening
uitgevaardigd waarmee troepen van de coalitie (waaraan naast de Verenigde
Staten en het Verenigd Koninkrijk nog zo'n dertig landen deelnemen) bevoegd
zijn alle mannen tussen de achttien en veertig jaar bij de grens met Syrië tegen te
houden.
3.2.4.3 Documenten
162 Zo loopt de grens met Turkije voor het grootste gedeelte evenwijdig aan de spoorlijn die de
steden Aleppo en Al-Qamishli met elkaar verbindt.
37
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
Identiteitsnummer163
Hieronder wordt nader ingegaan op de praktijk rond het identiteitsnummer
waaronder Syriërs geregistreerd staan.
Toekenning identiteitsnummer
Bij geboorte krijgt iedere burger een uniek identiteitsnummer164.
Dit identiteitsnummer165 komt altijd voor in officiële documenten zoals
identiteitskaart, geboorteakte, huwelijksakte, scheidingsakte en paspoort.
Vanaf de dag dat een burger de leeftijd van vijftien jaar166 bereikt, dient hij of zij
zo spoedig mogelijk een identiteitskaart aan te vragen bij het ministerie van
Binnenlandse Zaken. Vanaf die dag is men formeel gezien immers verplicht in het
bezit te zijn van een dergelijke kaart. Zolang deze kaart nog niet is aangevraagd of
nog niet gereed is, kan men nog enkele maanden na het bereiken van de
vijftienjarige leeftijd bij een eventuele aanhouding door de veiligheidsdiensten
naar de ouders verwijzen, bij wie men nog in het familieboekje geregistreerd staat.
Opbouw identiteitsnummer
In Syrië wordt het identiteitsnummer gevormd door de Arabische letter `kh' van
het Arabische woord `khana', gevolgd door drie of vier cijfers en een plaatsnaam.
Soms wordt daarbij ook het stadsdeel c.q. wijk genoemd als de desbetreffende
persoon uit een grotere plaats of stad komt.
Het is zeer onwaarschijnlijk dat iemand zijn of haar identiteitsnummer niet uit het
hoofd zou kennen. Familieleden in Syrië kunnen in de praktijk het
identiteitsnummer van verwanten in Syrië achterhalen.
Wijziging identiteitsnummer
In vrij uitzonderlijke gevallen komt het voor dat het identiteitsnummer wordt
gewijzigd. Een wijziging kan alleen plaatsvinden indien de persoon in kwestie zelf
zijn/haar registratie wil veranderen.
Zo zou iemand bij verandering van woonplaats de naam van de nieuwe
woonplaats in zijn of haar identiteitsnummer kunnen laten aanpassen. Deze
wijziging moet echter via de rechtbank lopen om er zeker van te zijn dat een
163 In verband met het opnemen van onderstaande tekst inzake het identiteitsnummer in dit
algemeen ambtsbericht komt het separate algemene ambtsbericht Syrië/identiteitsnummer
van 21 december 2001, kenmerk DPV/AM-746495, te vervallen.
164 Hierbij dient te worden aangetekend dat vrouwen de mogelijkheid hebben na de
huwelijksvoltrekking zich onder het identiteitsnummer van de echtgenoot te laten registreren.
Het door de gehuwde man en vrouw gedeelde nummer is daarmee niet meer uniek voor één
persoon.
165 In het Arabisch: Raqm Al-Khana; in de Nederlandse vertaling: nummer uit het register. In
het dagelijks gebruik wordt internationaal meestal de term identiteitsnummer aangehouden.
166 Vòòr het bereiken van de vijftienjarige leeftijd staat men ingeschreven in het familieboekje
dat doorgaans door de vader als hoofd van het gezin wordt beheerd.
38
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
eventueel strafblad bij het dossier van deze persoon blijft. In de praktijk komt het
echter weinig voor dat iemand bij een verhuizing wijzigingen laat aanbrengen in
zijn of haar identiteitsnummer.
Ook is het mogelijk dat een vrouw na de huwelijksvoltrekking zich onder het
identiteitsnummer van haar echtgenoot laat registreren. Haar nieuwe
identiteitsnummer is dan identiek aan het identiteitsnummer van haar echtgenoot.
Het is niet verplicht om zich als vrouw onder het identiteitsnummer van de
echtgenoot te laten registreren. Het komt in de praktijk vaak voor dat vrouwen na
de huwelijksvoltrekking hun eigen identiteitsnummer behouden.
Identiteitskaart
De aanvraag voor een identiteitskaart bij het bevolkingsregister dat onder het
ministerie van Binnenlandse Zaken valt, dient persoonlijk te geschieden en kan
niet via de post of via een familielid plaatsvinden. Bij de aanvraag moet het
familieboekje worden getoond en dient een aantal pasfoto's te worden ingeleverd.
Ook moet een aantal formulieren worden ingevuld.
De identiteitskaart heeft een onbeperkte geldigheidsduur. Hierdoor lopen veel
Syriërs rond met een identiteitskaart met daarin een (pas)foto waar zij niet of
nauwelijks meer op lijken.
Bij verlies van een identiteitskaart moet een politierapport worden opgemaakt. Dit
rapport moet worden overhandigd aan het bevolkingsregister. De geheime
diensten zullen vervolgens nagaan hoe het verlies van de identiteitskaart heeft
plaatsgevonden. Dit onderzoek kan drie tot vijf maanden in beslagnemen. Pas als
de goedkeuring van de geheime diensten is ontvangen, kan betrokkene een nieuwe
identiteitskaart in ontvangst nemen. De boete voor het verlies van een
identiteitskaart bedraagt 60 Syrische pond167.
De meeste Syriërs dragen een kopie van hun identiteitskaart bij zich uit vrees het
origineel te verliezen. Originele identiteitskaarten worden veelal thuis bewaard.
Het niet bij zich dragen van de identiteitskaart is niet strafbaar. In de praktijk komt
het vrijwel niet voor dat iemand niet in het bezit is van een identiteitskaart. Zonder
identiteitskaart is een Syriër niet in staat om bijvoorbeeld een paspoort aan te
vragen en naar het buitenland te reizen, te studeren of een examen af te leggen.
Iedere burger dient in het bezit te zijn van een identiteitskaart, ook wanneer men
beschikt over een geldig nationaal paspoort. Er bestaan straffen voor degene die
geen identiteitskaart heeft. De strafmaat bedraagt een gevangenisstraf van drie
maanden of een geldboete van 500 Syrische ponden168.
Paspoort
167 Ruim US$ 1.
168 Ruim US$ 10.
39
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
Teneinde een paspoort te verkrijgen dient men zich te wenden tot de Dienst
Immigratie en Paspoorten van het ministerie van Binnenlandse Zaken, die
afdelingen in het gehele land heeft.
Een paspoort wordt afgegeven voor de geldigheidsduur van zes jaar169.
Bij de aanvraag voor een paspoort wordt door de autoriteiten een
antecedentenonderzoek ingesteld, waarbij wordt nagegaan of de aanvrager nog
verplichtingen heeft ten aanzien van militaire dienst, dan wel behoort tot de
categorie van personen die het land niet mogen verlaten. In het algemeen kan het
paspoort al de volgende dag worden afgehaald. Paspoorten kunnen net als
identiteitskaarten alleen door de persoon in kwestie worden afgehaald. Wel kan
familieleden of vrienden worden gevraagd om afschriften of kopieën bij de
desbetreffende instanties te laten afhalen.
Het is voor jonge mannen die de achttienjarige leeftijd hebben bereikt en die hun
militaire dienstplicht nog moeten vervullen, vrijwel onmogelijk om een
uitreisvisum te verkrijgen. In geval van studie in het buitenland kan hierop een
uitzondering worden gemaakt. Wel kan een dienstplichtige een paspoort krijgen
met een geldigheidsduur van maximaal drie maanden.
Als een Syriër een paspoort bezit vormt dat geen indicatie dat hij niet
strafrechtelijk of anderszins door de autoriteiten wordt vervolgd. Het is denkbaar
dat hij/zij een paspoort kan hebben gekregen op het moment dat er (nog) geen
juridische zaak tegen hem/haar liep, of dat die nog niet was afgerond.
Het is niet waarschijnlijk dat een persoon na veroordeling voor een politiek delict
alsnog een paspoort heeft gekregen. Ex-politieke gevangenen krijgen over het
algemeen geen paspoort van de autoriteiten. De datum van afgifte van een
paspoort zou wel een aanwijzing kunnen zijn of de houder van dat paspoort
recentelijk nog problemen heeft gehad met de autoriteiten170.
Proces-verbaal
In Syrië heeft iedereen ten behoeve van wie een proces-verbaal is opgemaakt,
recht op een afschrift van dit proces-verbaal. Om dit afschrift moet wel
uitdrukkelijk worden gevraagd, waarna een kopie op het politiebureau kan worden
afgehaald.
Rijbewijs
Rijbewijzen worden uitgegeven door het Departement van Verkeerspolitie van het
ministerie van Binnenlandse Zaken
169 Aan joden worden paspoorten voor een periode van twee jaar verstrekt; zie ook subparagraaf
3.2.3.
170 Indien iemand bijvoorbeeld een week geleden een paspoort heeft gekregen, zou zulks als
bewijs kunnen worden geïnterpreteerd dat betrokkene tot op dat moment niet door de
autoriteiten werd gezocht.
40
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
Mukhtar en afgifte van documenten
De mukhtar is een dorpshoofd met een behoorlijk aanzien. Alleen mannen komen
in aanmerking voor deze functie. De functie is niet erfelijk, ook is het geen
officiële overheidsfunctie. De mukhtar heeft geen officiële relatie met de
burgemeester171.
De mukhtar heeft wel eigen stempels en formulieren die hij van het ministerie van
Binnenlandse Zaken ontvangt. Hij krijgt geen officieel salaris, maar kan wel
tarieven vragen voor zijn dienstverlening. Personen die documenten van de
mukhtar willen hebben, betalen hiervoor.
Elk dorp of grotere stadswijk heeft een mukhtar. De lokale Baath-partij nomineert
hun kandidaat voor deze functie, in belangrijkere wijken in Damascus schijnt zelfs
de president betrokken te worden bij de nominatie. De mukhtar moet bekend zijn
met de inwoners van zijn wijk of dorp.
De mukhtar stelt belangrijke documenten zoals geboorteaktes, overlijdensaktes en
soms ook trouwaktes, op. Deze documenten kunnen dan door de houders worden
gebruikt voor registratie in het bevolkingsregister. Pas als deze documenten door
het ministerie van Binnenlandse Zaken zijn gelegaliseerd en in het
bevolkingsregister zijn geregistreerd, krijgen zij een legale status en kunnen
personen rechten ontlenen aan de registratie.
De muktar kan ook documenten172 afgeven aan uit Syrië afkomstige Koerden die
niet de Syrische nationaliteit hebben, niet geregistreerd staan en geen
identiteitsdocumenten hebben (de zogenaamde `maktoum(een))173 . In feite gaat
het hierbij om documenten die vergelijkbaar zijn met een 'attesta de vita'.
Maktoum(een) hebben geen enkele juridische status in Syrië. In verband hiermee
hechten de Syrische autoriteiten geen juridische waarde aan dergelijke
documenten. Uit de praktijk blijkt overigens dat er de laatste jaren veel met
dergelijke documenten wordt gefraudeerd.
3.2.5 Rechtsgang
De grondwet voorziet in een onafhankelijke rechterlijke macht174. Berechting van
delicten die geen binnenlandspolitieke of veiligheidsdimensie hebben, geschiedt in
het algemeen volgens de regels van de procesgang zoals die is neergelegd in de
171 In het Arabisch: Rais Al-Baladiya.
172 In het Arabisch: `Shahadat Al-Ta'rif; d.w.z. bewijs van inschrijving bij de mukhtar
173 Zie ook subparagraaf 3.3.6.
174 Artikel 131 van de grondwet luidt: `The judicial power is independent. The president of the
Republic, assisted by the Supreme Judicial Council, shall guarantee this independence.'.
Artikel 133 van de grondwet luidt: `(1) Judges are independent. They are subject to no
authority other than that of the law in the discharge of their functions. (2) The honor,
conscience and impartiality of judges shall be a guarantee of the rights and freedoms of
individuals.'.
41
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
wet. De verdediging kan bij gewone burgerlijke of strafrechtprocessen verzoeken
om vrijlating op borgtocht. Dit geldt evenwel niet voor degenen die beschuldigd
worden van vergrijpen tegen de nationale veiligheid. Aangezien in Syrië de staat
almachtig is, kunnen de autoriteiten evenwel interveniëren ten voordele of ten
nadele van een beschuldigde, indien de belangen van de autoriteiten of de staat in
het geding zijn.
Het rechtssysteem is gebaseerd op het Franse rechtsstelsel en is als volgt
opgebouwd.
Opbouw rechtssysteem
Bovenaan het rechtssysteem staat het Hoge Constitutionele Hof, dat onder meer is
belast met het toetsen van wetgeving aan de grondwet. Het Hof is samengesteld uit
een `chief justice' en vier rechters. Zij worden per decreet benoemd door de
president voor een periode van vier jaar. Na deze periode zijn zij hernoembaar.
Een Hof van Cassatie, bestaande uit een president, zeven vice-presidenten en 31
raadsheren, buigt zich op verzoek van de verdediging of de openbare aanklager
over uitspraken gedaan in burgerlijke of strafrechtszaken door Hoven van Appèl.
Er zijn 54 Hoven van Appèl, die ieder een eigen geografische jurisdictie bezitten
ten aanzien van een deel van een provincie175. Ieder Hof van Appèl is weer
verdeeld in burgerlijke en strafrechtskamers, en buigt zich in beroep over
uitspraken gedaan door Hoven van Eerste Aanleg en Vredesrechtbanken. Ieder
Hof van Appèl bestaat uit een president, een aantal vice-presidenten176 en
raadsheren.
Iedere provincie kent een of meerdere Hoven van Eerste Aanleg, die elk weer zijn
verdeeld in verschillende kamers voor burgerlijke en strafrechtszaken. Elke kamer
bestaat uit een rechter. Er zijn in totaal 72 Hoven van Eerste Aanleg.
In de hoofdstad van elke provincie en in elk district bevinden zich een of meerdere
Vredesrechtbanken die jurisdictie bezitten over gewone burgerlijke en
strafrechtszaken. Er zijn in totaal 227 Vredesrechtbanken.
Personal status courts
Voor de verschillende bevolkingsgroepen bestaan er voorts in Syrië zogenaamde
`personal status courts'. Dit zijn religieuze rechtbanken die zich bezighouden met
personen- en familierechtelijke aangelegenheden als huwelijk en echtscheiding.
Voor moslims bestaat zo'n rechtbank uit een rechter177. Ook druzen hebben een
soortgelijke rechter178. Voor niet-moslims zijn er rechtbanken voor rooms-
katholieken, voor aanhangers van orthodoxe religies, voor protestanten en voor
joden.
175 Arabisch: mouhafazat.
176 `Presidents of Chambers'.
177 Arabisch: qadi shari'a.
178 Arabisch: qadi mazhabi.
42
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
Courts for minors
De samenstelling, het personeel, de zittingen, de jurisdictie en bevoegdheid van
deze rechtbanken worden bepaald door een speciale wet.
Militaire rechtbanken
Er zijn in Syrië militaire rechtbanken die speciaal belast zijn met strafrechtelijke
aangelegenheden tegen militairen. In sommige gevallen kunnen ook burgers door
deze rechtbanken worden berecht. Dit laatste is het geval wanneer er sprake is van
een conflict tussen burgers en het leger. Ook in gevallen van overtredingen begaan
door een groep, waarvan één of meerdere militairen deel uitmaken, wordt de groep
als geheel door een militaire rechtbank berecht.
Voor de categorie van militairen van lagere rang bestaan er in iedere provincie
rechtbanken, die gevormd worden door elk één rechter. Voor de categorie van
militairen met een officiersrang bestaan er rechtbanken in Damascus en in Aleppo,
die elk uit drie rechters bestaan.
Tegen uitspraken van de militaire rechtbanken kan bij het Hof van Cassatie in
beroep worden gegaan.
Buitengewone veiligheidsrechtbanken
Syrië kent een tweetal buitengewone veiligheidsrechtbanken die opereren op
grond van decreten die onder de geldende staat van beleg zijn uitgevaardigd. Het
recht op juridische bijstand in processen voor deze speciale rechtbanken is zeer
beperkt. Advocaten krijgen doorgaans voorafgaande aan de zitting geen toegang
tot hun clienten. Er bestaan geen betrouwbare gegevens over het aantal personen
dat in de verslagperiode door deze buitengewone veiligheidsrechtbanken is
berecht, de aanleiding voor hun berechting alsmede de hoogte van de strafmaat.
Vermoedelijk gaat het hierbij om enkele honderden zaken per jaar 179.
De speciale rechtbanken kunnen als volgt worden onderverdeeld:
· Hooggerechtshof voor de Staatsveiligheid180
Dit hof behandelt zaken van politieke en nationale veiligheid en werd ingesteld bij
Legislative Decree no. 47 van 28 maart l968. Krachtens dit decreet werden de
buitengewone militaire rechtbanken vervangen door het Hooggerechtshof voor de
Staatsveiligheid (SSSC). Dit hof dat werd vrijgesteld van de procedurele regels die
voor de rechtspraak in Syrië van toepassing zijn, is slechts verantwoording
schuldig aan de minister van Binnenlandse Zaken181.
179 US Department of State, `Syria, Country Reports on Human Rights Practices, 2003
(Washington, 25 februari 2004).
180 Supreme State Security Court (SSSC).
181 `who is, by delegation, the martial law governor in charge of overseeing the implementation
of the state of emergency law (Amnesty International, `Syria, repression and impunity: the
forgotten victims', AI index MDE 24/02/95 (Londen, april l995)).
43
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
Het recht op verdediging blijft van kracht, maar het hof is niet gehouden aan de
wetgeving omtrent procesrecht, ondervragings- en opsporingsmethoden182. Een
gedaagde voor dit hof dient zijn advocaat/verdediger eerst een machtiging183 te
verschaffen alvorens deze juridisch gemachtigd is voor hem/haar als raadsman te
kunnen optreden184. Deze machtiging dient door betrokkene in aanwezigheid van
zijn advocaat en een vertegenwoordiger van de Orde van Advocaten te worden
getekend. Ook moet er een honorarium voor deze machtiging worden betaald.
De kamers van het hof bestaan uit twee burgerrechters en een militaire rechter, die
allen worden benoemd door de president. Tegen uitspraken van dit hof is geen
beroep mogelijk. De tenlastelegging tegen degene die voor dit hof dient te
verschijnen, is vaak vaag geformuleerd. Zo kan ingevolge de onder de staat van
beleg van krachtzijnde wetgeving een ieder worden vervolgd die wordt verdacht
van `verzet tegen de doeleinden van de revolutie', `het vertrouwen van de
bevolking in de doeleinden van de revolutie aan het wankelen te brengen' en
`pogingen om de economische of sociale structuur van de staat te veranderen'185.
Vaak dient men voor dit hof te verschijnen om te worden berecht in
aangelegenheden die te maken hebben met de uitoefening van gewone politieke
rechten, zoals het recht op vrijheid van meningsuiting. Elk politiek vergrijp wordt
beschouwd als ondermijning van de staatsveiligheid. Op het politieke vergrijp van
het behoren tot de Moslimbroederschap staat in principe nog steeds de doodstraf.
Ook in het geval van spionage voor de vijand of gewelddadig verzet tegen de
staatsorde heeft het hof de bevoegdheid om doodvonnissen uit te spreken. Over de
laatste jaren zijn hiervan echter geen voorbeelden bekend.
Aangeklaagden worden in principe berecht onder de decreten van de
noodwetgeving. Niets belet het hof echter om ook nog gebruik te maken van
artikelen uit het gewone strafrecht. De decreten uit de noodwetgeving zullen
echter altijd blijven prevaleren, waardoor artikelen uit het gewone strafrecht
mogelijk uit hun verband kunnen worden gehaald.
Vonnissen van het hof worden slechts mondeling medegedeeld. In zaken die nog
niet zijn voorgekomen voor het SSSC (of voor een militaire rechtbank) en waar de
desbetreffende persoon nog niet is gehoord of is gezien door het SSSC (of door
een militaire rechtbank), worden vonnissen betreffende politieke delicten van het
SSSC (of van een militaire rechtbank) niet bij verstek geveld, indien de
desbetreffende persoon niet fysiek aanwezig is. In geval een persoon tijdens
zijn/haar voorarrest al wel is gehoord door het SSSC (of door een militaire
rechtbank), op borgtocht is vrijgelaten en vervolgens het land langs legale of
182 Artikel 7(a) van het decreet no.47 van 28 maart l968.
183 In het Arabisch: wakala.
184 Het is voor politieke gedetineerden die voor familie en vrienden incommuncado worden
gehouden, niet eenvoudig om tijdig voor de aanvang van de zitting een dergelijke machtiging
aan zijn raadsman ter hand te stellen.
185 US Department of State, `Syria country reports on human rights practices 2003
(Washington, 25 februari 2004).
---
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
illegale weg verlaat, zou het kunnen voorkomen dat het SSSC (of de
desbetreffende militaire rechtbank) veroordelingen uitspreekt betreffende politieke
delicten indien de persoon in kwestie niet aanwezig is. In de praktijk gebeurt dit
echter bijna nooit. Voorzover bekend is het nauwelijks voorgekomen dat een
persoon tijdens de procesgang bij het SSSC (of bij een militaire rechtbank)
tussentijds wordt vrijgelaten.
Het schriftelijke vonnis wordt in het archief van het SSSC opgeslagen. Van dit
originele vonnis worden geen afschriften verstrekt. Verzoeken om afschriften van
schriftelijke vonnissen worden door het SSSC afgewezen. Het is derhalve feitelijk
niet mogelijk dat een (bij verstek) veroordeelde in het bezit is van een op hem of
haar betrekking hebbend afschrift van een authentiek vonnis van het SSSC.
· Gerechtshof voor Economische Veiligheid186
Dit hof behandelt alleen delicten van financieel-economische aard. Personen
verdacht van overtredingen van wetgeving met betrekking tot financieel-
economische vergrijpen, dienen zich voor dit hof te verantwoorden. Vervolging
van financieel-economische vergrijpen vindt echter niet eenduidig plaats. Zo
blijven sommige regeringsfunctionarissen of zakenlieden met nauwe banden met
het Syrische regime, die de strenge Syrische financieel-economische regelgeving
hebben geschonden, soms gevrijwaard van justitiële vervolging.
3.2.6 Arrestaties en detenties
De wet op de noodtoestand verstrekt de autoriteiten onbeperkte bevoegdheden om
naar believen preventieve aanhoudingen te doen verrichten187. De bepalingen van
de strafwet die er op zijn gericht om willekeurige aanhouding en detentie tegen te
gaan, worden door deze wet buiten werking gesteld. Willekeurige aanhouding en
detentie komen in Syrië dan ook voor188. In gevallen van politieke vergrijpen of
vergrijpen tegen de nationale veiligheid worden arrestaties in het algemeen in het
geheim uitgevoerd. De verdachten worden daarbij voor onbepaalde tijd
incommunicado zonder enige vorm van proces vastgehouden.
186 Economic Security Court (ESC).
187 Zo staat artikel 4(a) van Legislative Decree 51 van 22 december l962 (vgl. ook bijlage 1) toe:
`The placing of restrictions on freedom of individuals with respect to meetings, residence,
travel and passage in specific places or at particular times. Preventive arrest of anyone
suspected of endangering public security and order. Authorization to investigate persons and
places. Delegation of any person to perform any of these tasks.'
188 US Department of State, `Syria country reports on human rights practices 2002'
(Washington, 31 maart 2003).
45
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
Ieder politiebureau en elke afdeling van de diverse geheime diensten kan een
arrestatiebevel afgeven. Een arrestatiebevel wordt niet aan de in hechtenis te
nemen persoon afgegeven. De bij een arrestatie betrokken instantie wil immers
niet een mogelijke arrestant van te voren waarschuwen voor een ophanden zijnde
arrestatie. Het is vrij onwaarschijnlijk dat een persoon een origineel arrestatiebevel
in zijn bezit kan hebben. Ook strookt het bepaaldelijk niet met de werkwijze van
de geheime diensten in Syrië om arrestatiebevelen of oproepbrieven189 te
verstrekken aan familieleden van personen die door de autoriteiten worden
gezocht. Personen die om politieke redenen worden gezocht, worden door de
geheime diensten zonder meer gearresteerd, ondervraagd en vaak in verband met
het onderzoek voor onbepaalde tijd vastgehouden.
Voorafgaande aan of tijdens de ondervraging van arrestanten die om politieke
redenen zijn gearresteerd, is juridische ondersteuning niet toegestaan. Vaak
verschaffen de politiële instanties nauwelijks of geen informatie aan familieleden
over het welzijn van arrestanten of de locatie van hun detentie. Bij eventuele
navraag door familieleden ontkennen noch bevestigen de autoriteiten vrijwel altijd
dat een persoon is gedetineerd en om welke reden. Door de onafhankelijk van
elkaar opererende geheime diensten is het voor de familie vaak onmogelijk te
achterhalen in welke gevangenis een familielid is gedetineerd. Er zijn
dientengevolge hiervan de afgelopen jaren talrijke personen verdwenen die
waarschijnlijk zonder enige vorm van proces in langdurige detentie werden
vastgehouden, of die mogelijkerwijs in gevangenschap zijn overleden190. Bij de
tenuitvoerlegging van straffen wordt in Syrië incidenteel hechtenis toegepast van
familieleden van personen die als gevaarlijke tegenstanders van het regime worden
beschouwd191.
Ondanks het feit dat zij de termijn van hun straf allang hebben uitgezeten, worden
waarschijnlijk nog talloze personen in gevangenschap gehouden.
Vrijgelaten politieke gevangenen kunnen hun burgerrechten verliezen voor een
periode die gelijkstaat aan de opgelegde straf. Ook kunnen politieke gevangenen
na hun vrijlating nog worden onderworpen aan allerlei beperkende maatregelen,
zoals een meldingsplicht. Ook komt het voor dat politieke gevangenen na hun
189 Er is een wezenlijk verschil tussen een oproepbrief en een arrestatiebevel.
Het komt in Syrië dagelijks veelvuldig voor dat iemand wordt opgeroepen zich te melden bij
een kantoor van de politie of geheime dienst. Na het gesprek op het kantoor van de politie of
van de geheime dienst kan de persoon in kwestie weer gewoon naar huis. Dit soort oproepen
hebben bijna altijd niets met politieke vervolging te maken
Een arrestatiebevel richt zich duidelijk op het aanhouden van een bepaalde persoon.
190 Voor een beschrijving van de situatie van gevangenen in de Seydnaya-gevangenis vergelijk
The Human Rights Association in Syria, `Political prisoners of Syria, a report about Saidnaya
prison' (Damascus, oktober 2003).
191 In Duitsland wordt dit verschijnsel omschreven als `Sippenhaft'. Hiermee wordt bedoeld `het
in hechtenis nemen van familieleden in de plaats van de politieke tegenstander zelf met het
doel hetzij de politieke tegenstander te dwingen zich over te geven, hetzij om familieleden
een gevangenisstraf te laten uitzitten in plaats van de gezochte politieke tegenstander'.
46
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
vrijlating een verklaring moeten ondertekenen waarbij zij moeten beloven van
verdere politieke activiteiten af te zien. Soms worden personen bij hun vrijlating
geronseld om als informant voor een van de geheime diensten te gaan werken.
In de voornaamste stad of plaats van elk van de twaalf provincies192 van Syrië
bevinden zich minstens één burgergevangenis193, één gevangenis van de
staatsveiligheidsdienst'194 en één militaire gevangenis195.
Het aantal politieke gevangenen in Syrië is niet exact bekend, doch wordt geschat
op enige honderden. De autoriteiten hebben zich in het verleden altijd op het
standpunt gesteld dat hoewel het oogmerk van sommige gevangenen een politieke
achtergrond had, hun activiteiten (inclusief subversie) crimineel van aard waren.
Met betrekking tot de officiële bekendmaking van de vrijlating van zeshonderd
(politieke) gevangenen in november 2000, hebben de autoriteiten voor het eerst
expliciet toegegeven dat er politieke gevangenen in Syrië zijn. Voormalige
(politieke) gevangenen worden vaak na hun vrijlating nog onderworpen aan de
zogenaamde `rights ban', die ingaat op de dag van de veroordeling tot tenminste
10 jaar na afloop van de straf. Personen die met een `rights ban' te maken hebben,
mogen niet stemmen, (betaald) werk zoeken of in dienst treden bij de overheid;
ook krijgen zij geen paspoort196.
Niet-Syrische gevangenen
Tijdens de Libanese burgeroorlog (l975-l990) en met name gedurende de
gewapende strijd in Libanon tussen door Syrië gesteunde shi'itische groeperingen
als de Amal197 en Hezbollah198 enerzijds, en de Palestine Liberation Organisation
(PLO) anderzijds, hebben zich talloze willekeurige aanhoudingen en
verdwijningen voorgedaan van mensen die werden beschouwd als een bedreiging
voor de Libanese, c.q. Syrische veiligheid, of louter alleen ter verkrijging van
informatie199. Veel van degenen die zijn verdwenen of werden vastgehouden,
werden gearresteerd of weggevoerd door Syrische strijdkrachten in Libanon, of
door rivaliserende milities aan de Syrische strijdkrachten overgedragen.
192 Deze twaalf provincies (in het Arabisch: muhafaza) zijn: Damascus, Aleppo, Homs, Hama,
Idlib, Latakia, Tartous, Dera'a, Al-Suweida, Al-Raqqa, Deir Al-Zor en Al-Hassakah.
193 In het Arabisch: Al-Sijin Al-Madani.
194 In het Arabisch: Al-Sijin Amn Al-Dawla.
195 In het Arabisch: Al-Sijin Al-Askari.
196 US Department of State, `Syria country report on human rights practices 2003'
(Washington, 25 februari 2004).
197 Arabisch: Afwaj Al-Muqawamah Al-Lubnaniyya; Nederlands: `Batallions van Libanees
Verzet'.
198 Nederlands: `Partij van God'.
199 Amnesty International, `Syria caught in a regional conflict: Lebanese, Palestinian and
Jordanian political detainees in Syria', Londen, januari l999.
47
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
Na beëindiging van de burgeroorlog in Libanon werden nog Libanese ingezetenen
door de Syrische strijdkrachten naar Syrië weggevoerd, of daarheen overgebracht
door de Libanese militaire inlichtingendienst. Ondanks de vrijlating van enige
honderden politieke gevangenen in de afgelopen jaren bestaat het vermoeden dat
nog talrijke Syrische, maar ook niet-Syrische politieke gevangenen zich in
gevangenschap bevinden in Syrië.
Op 29 januari 2004 kwam door Duitse bemiddeling een Israëlische gevangenenruil
met de Libanese Hezbollah-beweging totstandkwam, waarbij Israël vierhonderd
Palestijnen, drieëntwintig Libanezen, vijf Syriërs, drie Marokkanen, drie
Sudanezen, een Libiër en een Duitser heeft vrijgelaten in ruil voor de overdracht
door Hezbollah van de drie jaar geleden ontvoerde Israëlische zakenman Elhanan
Tannenbaum en de stoffelijke resten van drie gekidnapte Israëlische militairen. In
verband hiermee deed een van de leiders van het christelijke anti-Syrische verzet
in Libanon, generaal Michel Aoun, een oproep tot vrijlating van Libanezen die
zich vermoedelijk nog in Syrische detentie zouden bevinden. In december 2000
werden nog vierenvijftig Libanese gevangenen door Syrië vrijgelaten; sindsdien
hebben Beiroet en Damascus deze kwestie voor gesloten verklaard. Het aantal
personen afkomstig uit Libanon dat in Syrië is verdwenen, maar dat volgens hun
familieleden nog in leven zou kunnen zijn wordt geschat op ongeveer
tweehonderd. Hoewel de Libanese regering in 2001 in deze kwestie een
ministeriële commissie heeft ingesteld, heeft deze commissie tot nog toe geen
rapport aan de regering uitgebracht 200.
Volgens welingelichte bronnen zouden er zo'n vijftien Syriërs afkomstig uit de
Golan-hoogvlakte in Israëlische detentie verkeren. Zij zitten gevangenisstraffen uit
vanwege hun verzet tegen de Israëlische bezetting van de Golan-hoogvlakte.
Verwanten van deze gevangenen deden op 29 januari 2004 een oproep tot
vrijlating van hun familieleden in het kader van een volgende ronde van
gevangenenruil tussen Israël en Hezbollah 201.
3.2.6.1 Amnestieregelingen
In verband met per presidentieel decreet afgekondigde amnestiewetgeving heeft in
het verleden in Syrië diverse malen strafkwijtschelding plaatsgevonden, op grond
waarvan ook politieke gevangenen zijn vrijgelaten202.
200 AFP, 27 januari 2004.
201 AP, 29 januari 2004.
202 Voor amnestieregelingen waarbij in het verleden politieke gevangenen zijn vrijgekomen zie
blz. 61 tot en met 64 van het algemeen ambtsbericht Syrië van 4 juni 2003, kenmerk
DPV/AM-789606.
48
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
In Syrië worden bij tijd en wijle amnestiewetten afgekondigd die ook op
deserteurs van toepassing zijn. Dit geschiedde reeds in l988, l992 en in l999. Men
is dan vaak verplicht om zich binnen zestig dagen te melden teneinde gebruik te
kunnen maken van de geboden amnestieregeling.
Op 2 juli 2003 heeft de president per decreet amnestie afgekondigd voor kleine
delicten (waaronder ontduiking van de dienstplicht) die vòòr 10 juni 2003 zijn
begaan.
Eind januari 2004 zijn naar verluidt enkele tientallen politieke gevangenen
vrijgelaten. De meerderheid van deze gevangenen die behoorde tot de
Moslimbroederschap, Al-Hezb Al-Tahrir of de Iraakse Baath partij, had hun straf
inmiddels uitgezeten of zou ziek zijn. Sinds het aantreden van president Bashar
Al-Assad in juni 2000 zijn er in het kader van twee presidentiële
amnestieregelingen 722 politieke gevangenen vrijgelaten203.
3.2.7 Mishandeling en foltering
Mishandeling en foltering, hoewel expliciet bij wet verboden, komen voor, met
name tijdens verhoren in voorarrest door de veiligheidsdiensten. Politieke
gevangenen die men hoe dan ook aan het praten wil krijgen, worden aan zware
foltering onderworpen. Bij gewoon politieverhoor is al gauw van hardhandige
bejegening sprake.
De wreedheden tijdens gevangenschap bestaan voorts uit vaak erbarmelijke
sanitaire omstandigheden, het onthouden van medische zorg en het verbieden van
bezoek door familie of vrienden. Ook komt het voor dat gevangenen worden
gedwongen hun medegevangenen te mishandelen, met name uit de eigen politieke
groepering.
Tijdens ondervragingen door de geheime diensten afgedwongen bekentenissen
kunnen worden gebruikt in zaken voor het Hooggerechtshof voor de
Staatsveiligheid (SSSC). Deze praktijken zijn in het kader van de politieke
repressie heel gangbaar.
3.2.8 Verdwijningen
Of politiek gemotiveerde verdwijningen in Syrië daadwerkelijk plaatsvinden of in
het verleden hebben plaatsgevonden, is niet bekend.
Ondanks herhaalde verzoeken van internationale mensenrechtenorganisaties en
buitenlandse regeringen om informatie, hebben de autoriteiten tot nog toe weinig
203 AFP, 31 januari 2004.
49
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
gegevens verstrekt over het welzijn en omstandigheden van personen die al jaren
incommunicado worden vastgehouden, of van wie alleen de aanvangsdatum van
hun detentie bekend is.
3.2.9 Buitengerechtelijke executies en moorden
Overlijden tijdens detentie is in het verleden voorgekomen. Deze gevallen zijn
door de autoriteiten nooit onderzocht. Het aantal of de identiteit van personen die
sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw in gevangenissen zijn overleden, blijft
onbekend.
3.2.10 Doodstraf
Het civiele strafrecht kent de doodstraf voor moord; het militaire strafrecht kent de
doodstraf voor desertie of muiterij tijdens oorlogshandelingen. De uitvoering van
de doodstraf moet door het staatshoofd worden bekrachtigd. Informatie over het
aantal doodvonnissen en terechtstellingen is niet voorhanden.
3.3 Positie van specifieke groepen
Louter het behoren tot één van de in deze paragraaf omschreven specifieke
groepen zal voor zover bekend niet leiden tot een onevenredige of discriminatoire
bestraffing of tenuitvoerlegging van een straf die wordt opgelegd bij
(strafrechtelijke) vervolging wegens een commuun delict.
3.3.1 Vrouwen
Vrouwen participeren zonder beperkingen in het politieke systeem in Syrië. De
regering bevordert onderwijs voor vrouwen. Het is sinds september 2003 verboden
voor vrouwelijke leraren om islam/shari'a lessen te geven in moskeëen en in
huizen. Een belemmering voor de gelijkwaardige ontplooiing van vrouwen in de
Syrische samenleving wordt gevormd door de toepassing van het traditionele
islamitische familierecht. Hierdoor hebben vrouwen, met name in geval van
echtscheiding, een achtergestelde positie. Zo kan een vrouw slechts voor een
achtste deel erven van haar man. Kinderen worden volgens islamitisch recht in
geval van echtscheiding toegewezen aan de vader. Mannen zijn volgens het
islamitische recht (de shari'a) verplicht hun ongetrouwde zusters te onderhouden.
Van de familierechtelijke aangelegenheden vallen huwelijk, echtscheiding en
voogdijschap onder de bevoegdheid van religieuze rechtbanken: shari'a
rechtbanken voor moslims, canonieke (`ruhi') rechtbanken voor de verschillende
christelijke kerken, en een aparte Druzische rechtbank. Christenen vallen voor wat
betreft echtscheidingen onder het canonieke recht. Christelijke kerken in Syrië
staan echtscheiding niet of nauwelijks toe. Voor het overige valt het familierecht
50
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
onder het burgerlijke recht. Het burgerlijk familierecht is in Syrië evenwel in hoge
mate ontleend aan de shari'a.
Asma'a Al-Assad, de vrouw van de president, voelt zich erg betrokken bij de
positie van de vrouw in Syrië. Ook de (toekomstige) positie van het kind in de
Syrische samenleving heeft haar grote belangstelling. Regelmatig verleent zij haar
medewerking aan symposia inzake vrouwen en kinderen in Syrië, houdt er
inleidingen en neemt actief deel aan debat en discussies.
Registratie huwelijken
Een Syriër is wettelijk niet verplicht zijn in het buitenland gesloten huwelijk in
Syrië te laten registreren. In Syrië kunnen behalve christelijke en islamitische, ook
andere (bijvoorbeeld joodse) huwelijken worden geregistreerd. Voor een
islamitische man vormt het geen probleem om iemand van een ander geloof tot
vrouw te nemen. In principe zou hij evengoed een jodin of een christelijke vrouw
kunnen huwen. Immers het jodendom is in Syrië waar zich een kleine joodse
gemeenschap bevindt, een erkende religie. De vrouw in kwestie behoeft zich
daarbij niet tot de islam te bekeren. Het is echter voor een niet-islamitische man
streng verboden een islamitische vrouw te huwen.
Een Syrische man kan een verblijfsvergunning voor zijn buitenlandse vrouw
verkrijgen door steeds opnieuw een gelegaliseerde buitenlandse huwelijksakte
over te leggen. Een Syrische verblijfsvergunning op grond van een huwelijk heeft
een looptijd van een jaar. Wanneer een buitenlandse vrouw die in het bezit is van
een Syrische verblijfsvergunning Syrië uitreist, vervalt deze verblijfsvergunning
en moet zij voor terugkeer naar Syrië weer een nieuwe verblijfsvergunning
aanvragen. Als men echter blijft nalaten een in het buitenland gesloten huwelijk in
Syrië te laten registreren en als de betrokken buitenlandse vrouw toch regelmatig
binnen een jaar weer uitreist naar haar geboorteland, kan dat voor de autoriteiten
aanleiding zijn voor de desbetreffende vrouw een verblijfsvergunning slechts voor
een half jaar te verstrekken. Onder bepaalde omstandigheden is die
verblijfsvergunning evenwel gemakkelijk met nog een half jaar verlengbaar
zonder dat die vrouw Syrië moet verlaten. De optie om het in het buitenland
gesloten huwelijk in Syrië te laten registreren is wel veel gebruikelijker. Immers,
jaarlijkse verlenging van de verblijfsvergunning wordt dan vrijwel automatisch en
zonder veel bureaucratische rompslomp verstrekt.
Familie-aangelegenheden
Eerwraak
Eerwraak komt in de Arabische wereld, alsook in Syrië voor. Bij eerwraak gaat het
meestal om wraak vanwege seksuele omgang voor het huwelijk of vanwege
seksuele omgang met iemand anders dan de huwelijkspartner. Het huwen met een
man zonder (uitdrukkelijke) toestemming van de eigen familie (van de vrouw)
51
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
vormt in Syrië over het algemeen geen reden voor eerwraak. De vraag of een
vrouw te vrezen heeft van haar familie omdat zij in het geheim en zonder
toestemming van haar familie met een ander huwt dan met degene die door haar
familie voor haar is uitgezocht, valt moeilijk te beantwoorden. Wel kan in dit
kader worden gesteld dat de betrokken vrouw niet tegen de wet handelt door als
volwassen vrouw met iemand te huwen tegen de wil van haar eigen familie. Een in
dit kader tegen haar begaan misdrijf door haar eigen familie zal dan ook onder het
normale strafrecht vallen. Voor moord kan hierbij maximaal de doodstraf worden
opgelegd. Er is in dit geval geen sprake van strafvermindering of een
uitzonderingssituatie omdat het hierbij om eerwraak zou gaan.
Bloedwraak
Bloedwraak204 is een gewoonterechtelijk gebruik dat in het verleden veel
voorkwam onder bedoeïenenstammen. Het ligt voor de hand dat dit ook het geval
is geweest in Syrië. Voor de komst van de islam leidde bloedwraak vaak tot
langdurige vetes tussen twee families. Er is daarbij altijd sprake van
wederkerigheid, waarbij de ene familie de daad wreekt van de andere familie
volgens het principe `oog om oog, tand om tand'. In het geval van bijvoorbeeld
moord op een familielid is het de morele verplichting deze moord te wreken door
een familielid uit de stam van de dader te vermoorden. Dit leidde regelmatig tot
een geweldspiraal, omdat daarna weer een moord moest worden gewroken. In de
koran staan regels die paal en perk stellen aan deze geweldspiraal. In het geval van
bloedwraak is het aanbevelenswaardig dat de betrokken families bij elkaar komen
om te bespreken wat de geleden schade is. Via overleg moeten de betrokken
families tot overeenstemming zien te komen over de (hoogte van)
schadevergoeding205. Omdat het bij bloedwraak in feite gaat om normale strafbare
feiten, zullen de autoriteiten personen die betrokken zijn bij bloedwraak, zeker
juridisch vervolgen. Er bestaat voorts te veel risico dat bloedwraak tussen twee
families uit de hand gaat lopen, en destabiliserende gevolgen zou kunnen hebben
voor de veiligheidssituatie in de desbetreffende regio. Hoewel het niet aannemelijk
is dat bloedwraak in Syrië nog voorkomt, moet zulks echter niet geheel worden
uitgesloten. Aan de andere kant zijn in gebieden in het noord-oosten van Syrië
rond de steden Al-Qamishli en Al-Hasakah permanent veel veiligheidsdiensten
aanwezig. Het is daarom praktisch onmogelijk dat gevallen van bloedwraak daar,
maar ook elders in het land aan de aandacht van deze veiligheidsdiensten zouden
kunnen ontsnappen, en dat vervolgens deze veiligheidsdiensten daartegen geen
juridische stappen zouden ondernemen.
3.3.2 Minderjarigen
204 In het Arabisch: Tha'r.
205 In het Arabisch: Diyah.
52
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
Vanaf achttien jaar is een persoon in Syrië wettelijk meerderjarig en wordt geacht
handelingsbekwaam te zijn.
Een minderjarige dient een zelfstandig identiteitsdocument aan te vragen vanaf
zijn vijftiende jaar. Voor paspoorten geldt dat minderjarigen tot vijftien jaar
toestemming moeten hebben van hun wettige voogd voor de aanvraag van een
eigen document. De aanvraag moet worden ingediend door de wettige voogd.
Bij afwezigheid van de ouders (door overlijden of verblijf buiten Syrië) worden
minderjarigen vrijwel altijd door familieleden opgevangen. In eerste instantie zal
dit de familie van vaderszijde zijn; als die niet aanwezig is of afziet van deze
verplichting, kan de familie van moederszijde opvang aanbieden.
Er zijn diverse opvanghuizen voor minderjarigen, vaak gelieerd aan een moskee of
een kerk. In het algemeen zijn er voldoende plaatsen beschikbaar.
De kwaliteit van de geboden opvang loopt erg uiteen. Sommige opvanghuizen
bieden goede voorzieningen op het gebied van scholing en gezondheidszorg,
andere opvanghuizen zijn van zeer bedenkelijke kwaliteit. In het algemeen zal de
familie van een minderjarige er alles aan doen om een minderjarige niet in een
opvanghuis terecht te laten komen.
Voor zover bekend zijn er geen speciale overheidsinstellingen belast met de
opvang van alleenstaande minderjarigen en de opvang van repatrianten.
Als er geen familieleden zijn die de voogdij op zich kunnen nemen, is de
familierechter206 verantwoordelijk.
Diverse ngo's die zich bezighouden met charitatieve doeleinden, bekommeren
zich om de opvang van wezen. Daarnaast zijn er ook kerken en moskeeën
betrokken bij de opvang van wezen en minderjarigen. SOS Kinderdorpen (SOS
Children's Villages) is in Syrië actief.
3.3.3 Vooraanstaande intellectuelen en schrijvers
Niet alle personen die in 2000/2001 bij forumdiscussiegroepen aanwezig zijn
geweest, hebben daadwerkelijk vrees voor vervolging. Alleen degenen die zich
prominent hebben opgesteld door bijvoorbeeld het schrijven van artikelen of het
geven van voordrachten tijdens forumdiscussiegroepen bevinden zich in een
kwetsbare positie.
De speelruimte voor een kritische houding van vooraanstaande intellectuelen en
schrijvers is bijzonder gering. Zo durven journalisten niet of nauwelijks meer over
206 In het Arabisch: Qadi Al-Shara'a.
53
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
gevoelige onderwerpen in de lokale pers te schrijven. Alleen in pan-Arabische
kranten als Al-Hayat en in Libanese kranten als Al-Safir en Al-Nahar verschijnen
met enige regelmaat stukken over de mensenrechtensituatie en over de situatie van
Koerden.
In sommige gevallen worden intellectuelen, advocaten of journalisten belemmerd
om Syrië uit te reizen.
Op 24 januari 2004 overleed in het Al-Shefaa Ziekenhuis in Damascus de
beroemde Arabische schrijver Abdel Rahman Munif op eenenzeventigjarige
leeftijd. Munif werd beschouwd als een van de grootste, maar ook een van de
meest controversiële eigentijdse Arabische schrijvers. Munifs Saudische
staatsburgerschap werd in l963 ingetrokken wegens politieke activiteiten tegen het
regime in Riyadh. Hij woonde sinds vijftien jaar in Syrië; de Syrische autoriteiten
hadden hem het Syrische staatsburgerschap verleend; zijn vrouw was een
Syrische. Munif heeft meer dan tien romans geschreven (waaronder `Cities of
Salt' en `East of the Mediterranean') en ook non-fictie. Zo beschreef hij in het
boek `The Ends' de ontberingen die hij als politiek gevangene heeft moeten
ondergaan, naar verluidt in Saoedi-Arabië. Zijn boeken zijn in een aantal landen in
het Golfgebied verboden.
3.3.4 Homoseksuelen
De Syrische wet stelt het hebben van `tegennatuurlijk seksueel contact' strafbaar
met maximaal drie jaar gevangenisstraf207. Het is niet waarschijnlijk dat er
bescherming zal worden gezocht bij de autoriteiten indien een persoon wordt
lastig gevallen vanwege zijn of haar homoseksualiteit. In de praktijk vindt geen
actief vervolgingsbeleid plaats, tenzij er sprake is van homoseksuele relaties met
minderjarigen. Hoewel er in de Arabische context een formeel taboe rust op
homoseksualiteit, is het in het algemeen mogelijk uiting te geven aan
homoseksuele gevoelens, mits men daarbij de nodige discretie betoont.
3.3.5 Palestijnen
Over de positie van Palestijnen in Syrië is in januari 2002 een separaat algemeen
ambtsbericht verschenen.
Het overgrote deel van de Palestijnse vluchtelingen in Syrië staat geregistreerd bij
de United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near
207 Artikel 520 Wetboek van Strafrecht luidt alsvolgt: `Ieder tegennatuurlijk seksueel contact
wordt bestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaar.'.
54
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
East (UNRWA)208 en heeft een eigen UNRWA-registratienummer. Ook dit
nummer mag bij betrokkene bekend worden verondersteld. In het geval dat
iemand stelt dit UNRWA-registratienummer niet te kennen, kan hij/zij dit
registratienummer zelf of eventueel via familieleden zonder problemen bij
UNRWA achterhalen.
Het UNRWA-registratienummer bestaat uit een achttal cijfers aan de hand
waarvan de geografische plaats waar de Palestijnse vluchtelingen geregistreerd
staan, kan worden nagegaan.
Daarnaast staan veel Palestijnse vluchtelingen en hun nakomelingen in Syrië bij
het General Authority for Palestine Arab Refugees (GAPAR)209 geregistreerd. Zij
krijgen vanuit het door GAPAR bijgehouden bevolkingsregister een eigen Syrisch
registratienummer toegekend. Dit unieke nummer (ook met aanduiding `kh') en
plaatsnaam) dat kan worden achterhaald, komt voor op de Syrisch-Palestijnse
vluchtelingendocumenten die door de Palestijnse Afdeling van het Syrische
ministerie van Binnenlandse Zaken aan bij GAPAR geregistreerde Palestijnen
wordt afgegeven. Tot hun vijftiende levensjaar staan Syrische Palestijnen
geregistreerd op de documenten van hun ouders. Daarna kunnen zij een eigen
Syrisch-Palestijns vluchtelingen document aanvragen. De meeste Palestijnen in
Syrië zijn in het bezit van een dergelijk document. Het document heeft een
geldigheidsduur van vijf jaar. In tegenstelling tot de vrijwillige registratie bij
UNRWA is registratie bij GAPAR wel algemeen verplicht. Zonder een GAPAR-
registratie kan men geen reisdocument krijgen.
Ten slotte is er nog een groep van Palestijnse vluchtelingen die bij UNRWA noch
bij GAPAR geregistreerd staat. Deze groep is 40.000 tot 50.000 personen groot.
Zij hebben geen Syrische identiteitsbewijzen met een uniek identiteitsnummer.
Mohammad (Abu) Abbas, oprichter van het Palestijnse Bevrijdingsfront (PLF) en
het brein achter de kaping van het Italiaanse cruiseschip Achille Lauro in l985,
overleed op 9 maart 2004 in Amerikaanse gevangenischap in Irak als gevolg van
een hartaanval. Tijdens die kaping werd een Amerikaanse jood in een rolstoel, de
69-jarige Leon Klinghoffer, doodgeschoten en overboord gegooid. Hij was vorig
jaar enkele dagen na de val van Saddam Hoessein in Irak door het Amerikaanse
leger opgepakt. Omdat Israël een verzoek van de Palestijnse Autoriteit had
afgewezen om het stoffelijk overschot terug te brengen naar Palestijns gebied,
werd diens lichaam op 23 maart 2004 met een vliegtuig van het Rode Kruis naar
Syrië vervoerd, alwaar hij op de `begraafplaats der Martelaren' even buiten
Damascus ter aard werd besteld210.
208 Palestijnen noemen UNRWA doorgaans Al-Wikala (in het Engels: the Agency) of Wikalat
Al-Gawt (in het Engels: the Relief Agency).
209 In het Arabisch: Al-Hai'a Al-`Ammah lil-Laji'een Al-`Arab Al-Falastiniyyeen.
210 AFP, Reuters, AP, 22 en 23 maart 2004.
---
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
3.3.6 Koerden211
De Koerdische bevolkingsgroep wordt niet louter op grond van haar etnische
afkomst vervolgd, dan wel discriminatoir gestraft. Individuele leden van de
Koerdische bevolkingsgroep worden niet vervolgd louter vanwege hun Koerdische
afkomst.
Koerden in Syrië kunnen naar status als volgt worden onderscheiden:
a. Koerden die de Syrische nationaliteit bezitten, een Syrisch paspoort (kunnen)
bezitten en niet als Koerd geregistreerd staan;
b. Uit Syrië afkomstige Koerden die niet de Syrische nationaliteit hebben en die
als `vreemdeling'212 geregistreerd staan in de vreemdelingenregistratie van de
provincie Al-Hasakah en een oranjekleurige213 identiteitskaart hebben;
c. Uit Syrië afkomstige Koerden die niet de Syrische nationaliteit hebben, maar
die in hun woonplaats elders in Syrië geregistreerd staan214 en op basis van
deze registratie over identiteitsdocumenten zouden kunnen beschikken;
d. Uit Syrië afkomstige Koerden die niet de Syrische nationaliteit hebben, niet
geregistreerd staan en geen identiteitsdocumenten hebben215.
e. Koerden die bijvoorbeeld uit Irak of Turkije afkomstig zijn, en over
reisdocumenten van het land van herkomst zouden kunnen beschikken;
f. Iraakse Koerden met of zonder reisdocumenten. Deze categorie wordt sinds
begin l994 door de onder Syrische controle staande Iraakse afdeling van de
Baath-partij nog slechts in zeer speciale gevallen voorzien van
identiteitskaarten die zijn uitgegeven voor Iraakse vluchtelingen. Deze kaarten
die wit van kleur zijn, houden een vorm van registratie in;
g. Iraakse Koerden, die als identiteitsbewijs alleen hun in Irak uitgegeven
identiteitskaart en een zogenaamde `reisbrief' met stempel van de Syrische
veiligheidscontrole ter goedkeuring van binnenkomst in Syrië via de
onofficiële overgang bij Fish Khabour aan de grens met Noord-Irak kunnen
tonen.
211 Voor een uitgebreid historisch overzicht met culturele uitingen en partijen/groeperingen zie
blz. 60 tot en met 67 van het algemeen ambtsbericht Syrië van 4 juni 2003, kenmerk
DPV/AM-789606.
212 In het Arabisch: ajnabi.
213 Er bestaan in Syrië geen rode identiteitskaarten voor staatloze Koerden. Wel zijn voor deze
categorie personen roze-oranjeachtige gekleurde identiteitskaarten beschikbaar. Het is
mogelijk dat een persoon een Koerdische identiteitskaart als `rood' in plaats van `oranje'
aanduidt.
214 Dat wil zeggen niet in de vreemdelingenregistratie van de provincie Al-Hasakah, maar elders
in Syrië.
215 De zogenaamde `niet-geregistreerden' (`not appearing in the records', `unregistered',
`undisclosed'); in het Arabisch: maktoum(een).
56
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
Hoewel hun eenzelfde behandeling ten deel zal kunnen vallen als andere Syriërs
die wegens (vermeende) politieke activiteiten worden opgepakt, zijn veel Koerden
ook buiten de toegestane marge politiek actief. Het is echter onduidelijk hoe ruim
het Syrische gedoogbeleid is voor Koerdische politieke activiteiten.
In de houding van de Syrische autoriteiten ten opzichte van Koerdische partijen is
ook na het aantreden van president Bashar Al-Assad geen merkbare verandering
opgetreden. Koerdische partijen zijn officieel niet toegestaan. In de praktijk wordt
enige politieke activiteit van Koerdische partijen gedoogd. De marges waarbinnen
politieke activiteiten van Koerdische partijen op Syrisch grondgebied worden
gedoogd, zijn niet duidelijk te definiëren. Het hangt soms van de
gemoedsgesteldheid van een lokaal lid van de geheime diensten af of iemand die
bekend staat actief te zijn voor een Koerdische partij wel of niet wordt opgepakt.
Openlijke politieke activiteiten georganiseerd door Koerdische partijen vinden
voorzover bekend in het algemeen in Syrië niet plaats.
De Yeketi-partij verspreidt min of meer vrijelijk haar partijblad Yeketi Al-Wahda,
de Democratische Koerdische Alliantie in Syrië doet hetzelfde met haar blad Al-
Tahaluf Hevbendi. Voorzover bekend betrachten Koerdische partijen in Syrië
echter wel de nodige voorzichtigheid bij het verspreiden van partijvlugschriften.
Zij gaan er daarbij van uit dat de autoriteiten niet al hun activiteiten zonder meer
zullen gedogen. Hoewel zij regelmatig bijeenkomsten hebben, geschiedt zulks niet
al te openlijk. Koerdische partijen gaan er vanuit dat de autoriteiten op de hoogte
zijn van hun activiteiten en bijeenkomsten. Het is evenwel niet duidelijk wanneer
en om welke redenen de autoriteiten zullen ingrijpen.
Wat de naam van de subgroep is die zich onder leiding van Murad Hair Al-Din
heeft afgescheiden van de Linkse Partij216 en of er verder nog iets bekend is over
deze subgroep, is geen nadere informatie bekend.
Of de samenwerking tussen een drietal Koerdische politieke partijen in het
Koerdische Democratische Front in Syrië doorgang heeft gevonden217, en zo ja
wie de leider van dit Front is en of er verder nog iets bekend is over dit Front, is
geen informatie bekend.
Koerdische Arbeiderspartij (PKK)
Na bemiddeling van Egypte en Iran hebben in de Turkse stad Adana op 19 en 20
oktober l998 tussen delegaties van Syrië en Turkije besprekingen plaatsgevonden
om te komen tot nauwere samenwerking tussen beide landen ter bestrijding van
terrorisme. Als gevolg hiervan is de situatie voor de PKK 218 in Syrië radicaal
gewijzigd. Tot najaar l998 stond de PKK onder officieuze bescherming van de
Syrische autoriteiten. PKK-leider Abdullah Öcalan verbleef in Damascus en het
216 vgl. blz. 66 van het algemeen ambtsbericht Syrië van 4 juni 2003, kenmerk DPV/AM
789606.
217 idem, blz. 67.
218 Parti Kerkaran Kurdistan.
57
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
Syrische regime verleende heimelijk steun aan PKK-acties tegen Turkije. Het lijkt
echter te ver te gaan om te stellen dat de PKK ooit zijn invloed kon doen gelden in
geheel Syrië. Er zijn echter voorbeelden van aanslagen als interne afrekening. In
het najaar van l998 besloot Turkije aan deze situatie een einde te maken door Syrië
onder zware militaire druk te zetten. Syrië heeft onder deze dreiging moeten
zwichten. PKK-leider Öcalan die al enige jaren verblijf hield in Damascus, werd
gedwongen het land te verlaten. Voorts werd er resoluut een einde gemaakt aan
PKK-activiteiten in Syrië. Hierbij zouden PKK-kampen zijn gesloten en zou PKK-
strijders zijn aangezegd het land te verlaten. Er zouden op Turks verzoek PKK-
leden zijn uitgeleverd. In het kader van de Adana-overeenkomst zouden zich
enkele Turkse ambtenaren in Syrië bevinden, die toezicht moeten houden op PKK-
activiteiten in Syrië.
Honderden Syrische Koerden die in Turkije en met name vanuit Noord-Irak aan de
zijde van de PKK hebben gevochten, zijn de afgelopen jaren naar Syrië
teruggekeerd. Voor staatloze Koerden afkomstig uit Syrië is het echter niet zo
eenvoudig om naar Syrië terug te keren. Zo mogen enkele honderden (staatloze)
Koerden afkomstig uit Syrië die zich in de buurt van de stad Sulaymaniyya in
Noord-Irak ophouden, niet van de Syrische autoriteiten naar Syrië terugkeren.
Sommige Koerden die naar Syrië zijn teruggekeerd, hebben zich aangesloten bij
de Syrische Nationaal-Democratische Coalitie (SNDC). De meeste Koerdische ex-
PKK-strijders afkomstig uit Syrië hebben na terugkeer in Syrië hun normale leven
weer opgepakt zonder daarbij problemen te hebben ondervonden van de kant van
de autoriteiten. Sommigen onder hen kunnen na een jarenlange afwezigheid
problemen hebben die samenhangen met herintegratie in de Syrische samenleving.
Het is onwaarschijnlijk dat de Syrische autoriteiten de Syrische nationaliteit
ontnemen aan een persoon vanwege zijn of haar activiteiten voor de PKK in
Turkije en/of Noord-Irak.
Koerdische ex-PKK-strijders afkomstig uit Syrië die na terugkeer in Syrië nog
steeds actief zijn voor de PKK, worden door de Syrische autoriteiten nauwlettend
in de gaten gehouden. Voorzover bekend heeft de PKK niet veel invloed meer in
Syrië. In Noord-Irak gebruikt de PKK nog steeds enkele duizenden uit Syrië
afkomstige Koerden als strijder.
Niet-Syrische Koerden
Sinds begin 2001 was er sprake van nauwere economische betrekkingen tussen
Syrië en het Iraakse regime van Saddam Hoessein, die voorzover bekend geen
gevolgen hadden voor de in Syrië verblijfhoudende Koerden. Of er enige vorm
van samenwerking tussen Syrische en Iraakse geheime diensten plaatsvond, is niet
bekend. Evenmin is iets bekend over uitleveringen op politieke gronden vanuit
Syrië naar Irak. Het is op dit moment nog onduidelijk hoe de Syrisch-Iraakse
betrekkingen zich na de val van het regime van Saddam Hoessein gaan
ontwikkelen.
58
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
In Syrië ondervinden niet-Syrische Koerden als etnische eenheid geen
systematische onderdrukking van de zijde van de autoriteiten, mits zij zich
onthouden van activiteiten (in de vorm van eisen voor een grotere autonomie voor
Koerden) die ingaan tegen de integriteit van de Syrische staat. Zolang zij zich
inzetten voor de Koerden in Noord-Irak genieten diverse Koerdische groeperingen
gastvrijheid in Syrië. De best georganiseerde bewegingen onder hen zijn de
Patriottische Unie Koerdistan (PUK) en de Koerdische Democratische Partij
(KDP) die beide een eigen kantoor in Damascus hebben.
Recente ontwikkelingen
Twee Koerden (Hassan Saleh en Marwan `Uthman (Othman) die na een
vreedzame demonstratie in december 2002 in Damascus waren gearresteerd,
hebben meer dan een jaar incommunicado gedetineerd gezeten, vermoedelijk in de
Adra-gevangenis, buiten Damascus219. Op 22 februari 2004 werden zij voorgeleid
voor het SSSC op beschuldiging van lidmaatschap van een verboden organisatie,
het aanzetten tot sectarische tweespalt en een poging tot afscheiding van een deel
van het Syrische grondgebied. Hoewel zij in eerste instantie waren veroordeeld tot
drie jaar gevangenisstraf werd hun straf uiteindelijk verminderd tot in totaal
veertien maanden gevangenisstraf. Omdat zij inmiddels de volledige termijn van
deze laatste straf hadden uitgezeten, zijn zij inmiddels vrijgelaten 220.
Op 22 oktober 2003 werd de oprichting van Democratische Unie Partij
(Democratic Union Party) gevierd met marsen, bijeenkomsten, muziek en
redevoeringen in Afrin, Darik, Aleppo, Al-Raqqah, Dirbasiyah, Al-Hassakah en
Amud.
Op 25 juni 2003 vond ter gelegenheid van de dag van het kind bij het gebouw van
UNICEF in Damascus een demonstratie plaats van 200 à 300 Koerden, waaraan
ook door een aantal kinderen werd deelgenomen. Daarbij werd onder het
aanbieden van een petitie opgeroepen tot verlening van burger- en politieke
rechten aan de Koerdische bevolking in Syrië, waaronder het recht voor kinderen
van Koerdische afkomst om op school in de Koerdische taal te worden
onderwezen. Na verloop van tijd werd de demonstratie door politie en
veiligheidseenheden op hardhandige wijze uiteengedreven. Twintig mensen
raakten gewond en acht werden aangehouden, waarvan een persoon korte tijd later
weer werd vrijgelaten221. Op 11 januari 2004 vond een eerste zitting plaats van het
Hooggerechtshof voor de Staatsveiligheid in Damascus waar de rechtzaak tegen
de gevangengenomen Koerden diende. Vertegenwoordigers van de lidstaten van
de Europese Unie ter plaatse mochten de rechtzitting niet bijwonen. Ook tijdens de
tweede zitting op 22 februari 2004 werden vertegenwoordigers van de
219 Amnesty International Press Release, 9 januari 2004.
220 AP en Reuters, 23 februari 2004.
221 Amnesty International, urgent action, AI Index: MDE 24/021/2003 (Londen, 26 juni 2003);
Reuters, 25 juni 2003.
59
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
diplomatieke vertegenwoordigingen in Damascus van de lidstaten van de EU, de
VS en Canada geweerd. De zitting tegen de betrokken Koerden die van deelname
aan een verboden organisatie alsmede van separatisme worden beschuldigd, werd
vervolgens verdaagd. Nadere informatie over het verdere verloop van dit proces is
vooralsnog niet bekend.
Op 5 oktober 2003 hield een groep Koerden een vreedzame demonstratie bij het
parlementsgebouw in Damascus in verband met de herdenking van de volkstelling
van l962 222. Daarbij vond ook een ontmoeting plaats met premier Al-Otari223.
Bij gelegenheid van het plaatsvinden van een voetbalwedstrijd in de stad Al-
Qamishli, zevenhonderdenvijfenzeventig kilometer ten noordoosten van
Damascus, braken op 12 maart 2004 onlusten uit. Aanhangers van Koerdische en
Arabische voetbalclubs (Al-Futuwa en Al-Jihad) gingen met elkaar op de vuist en
bekogelden elkaar met stenen. De Arabieren droegen foto's met zich mee van de
verdreven Iraakse dictator Saddam Hoessein, die verantwoordelijk wordt
gehouden voor de dood van tienduizenden Iraakse Koerden. Bij deze rellen
zouden negen doden zijn gevallen en raakten meer dan honderd mensen gewond.
Op 13 maart 2004 ontaardde in Al-Qamishli de begrafenis van de slachtoffers
opnieuw in rellen, waarbij nog zeker zes doden zouden zijn gevallen. De onlusten
sloegen vervolgens over op de stad Al-Hassakah, tachtig kilometer ten zuidwesten
van Al-Qamishli. Ook in de steden Aleppo (driehonderdentwintig kilometer ten
noorden van Damascus) en in de nabij gelegen stad Afreen, braken rellen uit.
De politie greep met harde hand in om honderden Koerden, die leuzen tegen de
regering riepen en winkels en regeringsgebouwen aanvielen, uiteen te jagen.
Naar verluidt zouden de autoriteiten naar aanleiding van deze rellen honderden
Koerden hebben opgepakt, ook preventief met name in Doumar, een voornamelijk
door Koerden bewoonde voorstad van Damascus; daarvan zouden inmiddels
vijfhonderd à zeshonderd Koerden weer zijn vrijgelaten224 . Over het exacte aantal
Koerden dat nog naar aanleiding van de onlusten in hechtenis verkeert, bestaat
vooralsnog onvoldoende betrouwbare informatie.
Volgens de Koerden zouden bij de ongeregeldheden in totaal veertig doden zijn
gevallen, de Syrische autoriteiten houden het op vijfentwintig doden225.
Alle festiviteiten rond Nowrouz226, het feest van het Koerdische nieuwjaar, op 21
maart 2004 werden in verband met de gebeurtenissen van de afgelopen dagen
afgelast; in plaats daarvan werd rouw afgekondigd ter herdenking van alle
222 Zie eerder deze subparagraaf 3.3.6.
223 Reuters, 5 oktober 2003.
224 Reuters, 19 maart 2004.
225 AFP, 19 maart 2004
226 In het Farsi betekent dit woord nieuwjaar. Het is een oud Perzisch feest dat op de eerst dag
van het voorjaar in veel landen, waaronder Afghanistan en Iran wordt gevierd met
toespraken, zang, dans en vreugdevuren.
60
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
slachtoffers die gevallen waren. Wel kwamen op 21 maart 2004 ongeveer 3000
Koerden bijeen in een stadion bij de stad Al-Qamishli. Bij die gelegenheid werden
toespraken gehouden in het Arabisch en het Koerdisch. Daarin werd onder meer
opgeroepen tot vrijlating van alle Koerden die tijdens de onlusten in hechtenis
waren genomen, onderwijs in het Koerdisch op scholen en herstel van de burger-
en politieke rechten voor die Koerden die daarvan zijn verstoken. Portretten van
Turks-Koerdische PKK-voorman Abdullah Ocalan en de Iraaks-Koerdische PDK-
leider Massoud Barzani werden rondgedragen door de aanwezigen. Er werd met
zwarte en Koerdische (rood, groen, geel) vlaggen gezwaaid. Vertegenwoordigers
van veiligheidsdiensten waren niet nadrukkelijk aanwezig227.
Naar verluidt zijn er in april 2004 nog steeds Koerden opgepakt. Een groot deel
daarvan zit nog vast. Onbekend is of zij zijn aangeklaagd. Twee Koerden (Ferhad
Mohammad Daoud en Hussein Hamas Nasso) zouden vanwege mishandeling in
gevangenschap zijn overleden, een ander (Hanif Hanane Mohammad) zou in coma
verkeren228.
Amnesty International riep op 6 april 2004 de autoriteiten op een onafhankelijk
gerechtelijk onderzoek te laten plaatsvinden naar de rellen van maart 2004229.
Regionale ontwikkelingen
Syrië, dat zich al geen groot voorstander toonde van de Amerikaans-Britse
interventie en militaire aanwezigheid in Irak, verzet zich tegen een opdeling langs
etnische lijnen van het buurland. Het Amerikaanse voornemen om de semi-
autonome status voor de Koerdische regio in het noorden van Irak in stand te
houden zou naar de Syrische opvatting deze opdeling juist in de hand werken. Met
de uitvoering van dit voornemen zal een toekomstige Iraakse regering voor een
voldongen feit komen te staan, de Koerden zullen hun zelfbestuur nooit meer
willen opgeven. Volgens Syrië zal deze opdeling ook andere etnische groepen in
de regio kunnen aansporen een grotere mate van zelfbestuur op te eisen en zal
binnen bestaande landsgrenzen separatistische tendenzen kunnen aanscherpen.
Tijdens zijn driedaagse bezoek aan Turkije begin januari 2004 gaf de Syrische
president daarin bijgevallen door zijn Turkse ambtgenoot Ahmet Necdet Sezer
uiting aan zijn bezorgdheid over de politieke ontwikkelingen in Noord-Irak. De
Koerdische bevolking in de regio bestaat naar schatting uit ongeveer vijfentwintig
miljoen mensen. De Koerden wonen voornamelijk in Turkije, Irak, Iran en Syrië.
3.3.7 Dienstplichtigen
In Syrië geldt een algemene dienstplicht230 voor mannen vanaf achttien jaar die 2½
jaar duurt. In theorie kan men daarna tot zijn vijftigste jaar worden opgeroepen om
227 AFP, 20 en 21 maart 2004.
228 Amnesty International, urgent action, AI Index MDE 243/032/2004, 14 april 2003; AP, 12
april 2004; AFP, 8 en 10 april 2004; Reuters, 10 april 2004.
229 AP, 6 april 2004.
61
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
voor een periode van zes maanden als reservist te dienen. Dit komt op dit moment
in de praktijk niet voor. Vrouwen kunnen op vrijwillige basis bepaalde militaire
taken vervullen. De dienstplicht voor soldaten bij speciale eenheden duurt sinds
augustus l999 eveneens 2½ jaar. Voorheen bedroeg die diensttijd een periode van
drie jaar. Er worden speciale eisen gesteld aan diegenen die (willen) dienen binnen
deze speciale eenheden. Zij moeten met name trouw aan het Syrische gezag zijn.
Personen waarover de geringste twijfel bestaat over hun trouw aan het staatsgezag,
worden niet tot deze eenheden toegelaten. Of men daarnaast nog aan bijzondere
recruteringseisen zou moeten voldoen, en zo ja welke, is niet bekend. Syriërs die
tot een religieuze of etnische minderheid behoren, zijn net als andere Syriërs
dienstplichtig, met uitzondering van leden van de joodse gemeenschap en staatloze
Koerden die al dan niet geregistreerd zijn. Het wordt overigens zeer
onwaarschijnlijk geacht dat ex-politieke gevangenen na hun vrijlating nog hun
dienstplicht moeten vervullen. Bij in diensttreding dient een Syriër zijn
identiteitsbewijs in te leveren.
Staatloze Palestijnen vervullen in principe hun dienstplicht in het Palestijnse
Bevrijdingsleger231 (PLA) (of `Yarmouk Brigades'232), een Palestijns onderdeel
van het Syrische leger. Indien zij een universitaire studie hebben voltooid worden
zij eerst in het reguliere Syrische leger ingelijfd, waarna zij als officier dienst doen
in het PLA. Onttrekken zij zich aan de dienstplicht dan worden zij op gelijke wijze
behandeld als Syriërs die een dergelijk delict hebben gepleegd.
Het is mogelijk om voor de gehele periode van de militaire dienst vervangende
dienst in het leger te verrichten als arts of ingenieur. Daarvoor ontvangt men een
normaal salaris. Een arts of ingenieur die heeft gestudeerd op kosten van de staat,
moet vervolgens drie jaar in regeringsdienst werken om dat af te betalen. Het is
eventueel mogelijk om beide periodes achter elkaar te doen. Er is een speciale
dienstplichtregeling voor studenten. Deze komt erop neer dat men slechts twee
jaar in het leger behoeft te dienen, in plaats van 2½ jaar. Zes maanden worden
kwijtgescholden indien men voldoet aan de verplichting tijdens de studie elke
maand een uur militair onderricht te volgen. In geval van studie (ook studie in het
buitenland) kan uitstel van opkomst voor de eerste militaire oefening worden
verkregen tot het 26e jaar; in geval van een studie medicijnen tot het 29e jaar.
230 In het Arabisch: Al-Khidma Al-Ijbariya.
231 In het Arabisch: Jaysh Al-Tahrir Al-Filastini.
232 De Yarmouk-Brigades waren oorspronkelijk gevestigd in Jordanië, maar werden na de
burgeroorlog in Jordanië in l970/l971 verdreven naar andere landen, waaronder Syrië en
Libanon. De Brigades zijn op den duur opgegaan in het Palestijnse Bevrijdingsleger (PLA)
dat deel uitmaakt van het Syrische leger. De term `Yarmouk Brigades' wordt in verband
hiermee nog zelden meer gebruikt.
62
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
De Syrische wetgeving voorziet niet in vrijstelling op grond van
gewetensbezwaren. Vrijstelling van militaire dienstplicht wordt alleen in de
volgende gevallen verleend:
· indien men de enige zoon in het gezin is;
· wegens een ernstige lichamelijke of geestelijke handicap;
· indien men reeds in een ander land zijn dienstplicht heeft vervuld233.
Op 29 juli 2000 heeft de president per decreet no. 11 bepaald dat Syrische en
Palestijnse militaire recruten die buiten Syrië verblijfhouden, onder de volgende
voorwaarden hun militaire dienstplicht kunnen afkopen:
· Voor degenen die vijftien jaar of langer achtereen in het buitenland
verblijfhouden, dan wel ouder zijn dan veertig jaar, bestaat een afkoopbedraag
van US$ 15.000.
· Voor degenen die tien jaar of langer achtereen in het buitenland
verblijfhouden en hun geld willen beleggen in Syrië, dan wel houder zijn van
een universitair diploma op wetenschappelijk-technisch gebied, bestaat een
afkoopbedrag van US$ 10.000.
· Voorts is de mogelijkheid om voor US$ 5.000 de militaire dienstplicht af te
kopen ook uitgebreid tot degenen die langer dan vijf jaar achtereen in niet-
Arabische landen verblijf hebben gehouden. Dit was tot voor kort alleen
mogelijk, indien men langer dan vijf jaar achtereen in louter Arabische landen
(met uitzondering van Libanon) woonachtig is geweest. Dit gold met name
voor Syrische gastarbeiders in de Golfstaten en Syrische studenten die thans in
de Arabische wereld studeerden.
Op 2 juli 2003 heeft de president per decreet amnestie afgekondigd voor kleine
delicten (waaronder het ontduiken van de militaire dienstplicht). Naar het zich laat
aanzien heeft een persoon die de militaire dienstplicht heeft ontdoken in verband
met deze amnestieregeling bij terugkeer naar Syrië geen vervolging of andere
problemen te vrezen van de kant van de autoriteiten. Bij de Syrische ambassade in
Brussel kan een laissez-passer (in het Arabisch: Wathiqat Al-Murur) worden
verkregen om Syrië binnen te reizen. Deze ambassade zal vervolgens de relevante
overheids- en veiligheidsdiensten inlichten over de terugkeer naar Syrië van de
persoon in kwestie. De oproep om alsnog te verschijnen om in militaire dienst te
gaan zal de betrokken persoon gewoon thuis in Syrië kunnen afwachten. Indien
deze persoon er voor kiest om zijn militaire dienstplicht alsnog te vervullen gelden
de gewone regelingen voor hem die ook voor andere Syrische dienstplichtigen van
kracht zijn met betrekking tot verlof en gezinsleven. Hij kan er ook voor kiezen
om door betaling van een bepaald bedrag de militaire dienstplicht af te kopen.
Hierna hoeft de persoon in kwestie niet meer in militaire dienst en zou hij zonder
problemen in Syrië kunnen verblijven.
233 Deze regel is niet beperkt tot Arabische landen.
63
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
Dienstplichtigen hebben recht op verlof. Het hangt ervan af waar in het land de
dienstplichtige gelegerd is, hoe eenvoudig het is om tijdens die verlofperiodes naar
huis te gaan. Voor sommigen is dat elke maand enkele dagen, voor anderen die
verder van hun woonplaats zijn gelegerd kan het om tien dagen gaan elke twee à
drie maanden. Als iemand dichtbij zijn woonplaats is gelegerd ( en bijvoorbeeld
een kantoorbaan in het leger heeft) kan hij na afloop van de werktijden (vaak na
13:00 of 14:00 uur) een zelfstandige baan hebben. Zo werken dienstplichtigen 's-
middags vaak als chauffeur of in winkels of restaurants.
Na vervulling van zijn militaire dienstplicht kan een persoon in het bezit worden
gesteld van een paspoort. Het is niet mogelijk voor personen die de dienstplicht
hebben ontdoken om een paspoort te krijgen. Wel kunnen zij een laissez-passer
krijgen om naar Syrië terug te keren. Een buitenlandse echtgenote van een
dienstplichtige kan zonder problemen op een toeristenvisum naar Syrië komen.
Een dienstplichtige kan daarbij de formaliteiten voor een permanente
verblijfsvergunning voor zijn echtgenote regelen.
Dienstweigering
Dienstweigering (ook op geloofsgronden) is strafbaar. Volgens de wet wordt de
dienstplicht van iemand die niet of te laat gehoor geeft aan een oproep om voor de
militaire keuring te verschijnen, met drie maanden vermeerderd. Daarnaast kan
een boete van 150 Syrische ponden234 worden opgelegd. Dit geldt ook voor
personen die geen gehoor hebben gegeven aan deze oproep en naar het buitenland
zijn vertrokken.
Een dienstplichtige die zich niet of niet tijdig na een definitieve oproep meldt235 en
opgepakt wordt, wordt bestraft met een gevangenisstraf van een tot zes maanden ,
waarbij de dienstplicht alsnog moet worden uitgediend. Deze straf wordt vaak pas
na twee tot drie jaar na het niet komen opdagen opgelegd.Vaak wordt deze straf
niet opgelegd indien de betrokken persoon een geldige reden(bijvoorbeeld ziekte,
familieomstandigheden, e.d.) kan overleggen waarom hij niet kwam opdagen.
De autoriteiten voeren een actief opsporings-en vervolgingsbeleid ten aanzien van
dienstweigeraars; daarbij wordt een bevel tot aanhouding uitgevaardigd.
Desertie
Desertie tijdens de vervulling van de militaire dienstplicht is strafbaar. Pas na drie
maanden militaire dienst wordt ongeoorloofde afwezigheid als desertie in de zin
van de wet beschouwd. Voor die tijd vindt bestraffing plaats als beschreven onder
dienstweigering. Indien een dienstplichtig militair deserteert, kan hij tot een jaar
gevangenisstraf worden veroordeeld indien hij in Syrië is gebleven. Indien hij het
land heeft verlaten, loopt de gevangenisstraf op tot vijf jaar. In beide gevallen
moet de betrokken persoon na afloop van de gevangenisstraf de dienstplicht verder
234 US$ drie.
235 In het Arabisch: Mutakhkhalif an Al-Khidma.
64
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
uitdienen. Op desertie tijdens daadwerkelijke gevechtshandelingen kan voor
dienstplichtigen de doodstraf staan.
Voor beroepsmilitairen geldt een andere strafmaat. In alle gevallen gaat het om
een strafbaar feit dat door een militaire rechtbank wordt beoordeeld. Afhankelijk
van de wijze en het moment waarop de betrokken persoon deserteert, zal de
strafmaat verschillen van drie tot en met tien jaar. Een beroepsmilitair die tijdens
daadwerkelijke gevechtshandelingen deserteert (en naar de vijand overloopt) kan
tot de doodstraf worden veroordeeld.
De autoriteiten voeren een actief opsporings- en vervolgingsbeleid ten opzichte
van deserteurs; daarbij wordt een bevel tot aanhouding uitgevaardigd.
4 Migratie
4.1 Migratiestromen en -motieven
Het Syrische staatsgezag strekt zich over het gehele grondgebied van het land
uit236. Er is geen verschil in toepassing van besluiten of maatregelen op regionaal
niveau of met betrekking tot bijzondere groepen. Het is daarom niet mogelijk om
zich aan eventuele vervolging door de Syrische autoriteiten vanwege politieke
activiteiten te onttrekken door zich naar een bepaald gebied of streek te begeven.
In geval van sociale problemen (bij burenruzie of bij huwelijk tegen de wens van
de familie) zou men zich aan deze problemen kunnen onttrekken door naar een
andere streek te gaan.
4.2 Vluchtelingen
In Syrië bevinden zich naast Palestijnen237 nog circa 40.000 andere vluchtelingen.
Deze zijn grotendeels afkomstig uit Irak en lang voor de militaire interventie in
Irak naar Syrië gekomen. Voor hen is Syrië land van eerste opvang; een
permanente verblijfstatus wordt niet toegekend.
Het merendeel van de Syrische bevolking van de Golan-hoogvlakte ontvluchtte
tijdens de oorlogen van l967 en l973 dit gebied. Hoewel over het aantal
vluchtelingen geen exacte gegevens bekend zijn (Israël: 70.000; Syrië: 153.000)
236 De door Israël bezette Golan-hoogvlakte niet meegerekend.
237 Zie ook het algemeen ambtsbericht Syrië/Palestijnen van 31 januari 2002.
65
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
kon geen van hen na afloop van de vijandelijkheden naar huis terugkeren. Zij
werden tijdelijk opgenomen op diverse plaatsen in Syrië. Volgens Syrië zou hun
aantal (vermeerderd met nakomelingen) thans omstreeks 500.000 bedragen. Na de
oorlog van l973 gaf Israël het oostelijk gedeelte van de Golan-hoogvlakte dat zich
uitstrekte naar de stad Al-Kuneitra, de voormalige hoofdstad van de provincie
Golan, terug aan Syrië in ruil voor Israëlische krijgsgevangenen. Alvorens deze
stad te verlaten werd zij door Israël volledig met de grond gelijk gemaakt. Hoewel
verwacht werd dat de 53.000 voormalige bewoners van deze stad zouden
terugkeren, werd de stad onbewoonbaar verklaard door de Syrische autoriteiten en
bleef sindsdien onbewoond. Na l973 herbouwde Syrië een tiental dorpen die aan
de Golan-Hoogvlakte grensden; daar werden 60.000 voormalige vluchtelingen uit
dat gebied gehervestigd. De overige vluchtelingen uit dat gebied en hun
nakomelingen wonen in huisvestingsprojecten in de omstreken van Damascus,
Dara en Homs 238.
In verband met de militaire interventie in Irak werd in Syrië een drietal
vluchtelingenkampen opgericht. Naast het al bestaande kamp Al-Hol in het noord-
oosten van Syrië werden nieuwe kampen opgezet bij de meest zuidelijke
grensovergang Tenf-Al-Walid op de weg Bagdad-Damascus en bij Al-Bukmal
verder naar het noorden. In de praktijk zijn deze kampen vrijwel leeggebleven.
Over het aantal Iraakse vluchtelingen in Syrië na afloop van de militaire
interventie in Irak is niets bekend.
Voor zover bekend zijn er geen officiële nationale niet-gouvernementele
organisaties in Syrië die zich bezighouden met de opvang van vluchtelingen en
ontheemden.
UNHCR, de International Organisation of Migration (IOM), het United Nations
Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East (UNRWA)239 en
het International Committee of the Red Cross (ICRC) zijn de internationale
organisaties die zich in Syrië elk binnen hun eigen mandaat met het
vluchtelingenprobleem bezighouden.
UNHCR draagt in Syrië zorg voor Iraqi's, Jemenieten, Somaliërs, Sudanezen en
Afghanen. Onder hen bevinden zich talrijke vluchtelingen die al eerder in een
ander land hebben verbleven. UNHCR verschaft geen bijstand noch zet zij zich in
voor hervestiging, indien de desbetreffende vluchtelingen geen gegronde vrees
voor vervolging hebben in het land van eerder verblijf of niet uit dat land zijn
gedeporteerd.
Sinds medio 2001 is het IOM officieel vertegenwoordigd in Syrië. Het IOM houdt
zich momenteel vooral bezig met de logistieke afhandeling van de diverse
hervestigingsprogramma's van de Amerikaanse, Canadese en Australische
238 US Committee for Refugees, World Refugee Survey 2003 Syria, Washington, juni 2003.
239 Zie ook het algemeen ambtsbericht Syrie/Palestijnen van 31 januari 2002.
---
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
ambassades in Damascus. Daarnaast is het IOM ook betrokken bij de vrijwillige
terugkeer van Syrische uitgeprocedeerde asielzoekers naar Syrië.
Ook het ICRC houdt zich indirect met de positie van vluchtelingen bezig. Het
ICRC is verantwoordelijk voor het faciliteren van contacten tussen de bevolking
van de Golan-hoogvlakte aan de Syrische kant van de Golan en het door Israël
bezette gedeelte van de Golan. Ook geeft het ICRC reisdocumenten uit aan
vluchtelingen die via hervestigingsprogramma's naar Europa of Noord-Amerika
vertrekken.
Ongeveer tweehonderd Syriërs die in Irak in ballingschap leefden, trachtten in
april 2003 in verband met de militaire interventie in Irak naar Syrië terug te keren.
Bij terugkeer werd het merendeel van hen door de Syrische autoriteiten
aangehouden en voor onbepaalde tijd vastgehouden.
4.3 Beleid andere westerse landen
Uit onderzoek naar het beleid van een aantal andere westerse landen inzake
Syrische asielzoekers is het volgende gebleken.
België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Italië, het Verenigd Koninkrijk en
Zwitserland hebben geen algemeen geldend bijzonder beleid met betrekking tot
Syrische asielzoekers. Uitgeprocedeerde asielzoekers worden in beginsel naar
Syrië verwijderd. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende
categorieën of bevolkingsgroepen, maar wordt het individuele risico van iedere
asielaanvrager dat hij of zij bij verwijdering naar Syrië zou lopen, meegewogen.
4.4 Terugkeer
In het kader van een identiteitsonderzoek is het standaardprocedure dat een
uitgezette Syriër bij terugkeer naar Syrië aldaar wordt aangehouden ter controle
van zijn gegevens. Dit vindt in ieder geval plaats bij die Syrische onderdanen die
niet in het bezit zijn van een paspoort, maar reizen op een laissez-passer.
Bij binnenkomst in Syrië wordt, evenals bij uitreis, nagegaan of men gezocht
wordt door de autoriteiten. Deze controle kan enkele uren tot dagen duren,
gedurende welke men in detentie verblijft. Het is echter wel mogelijk dat iemand
via omkoping toch op een eigen reisdocument kan vertrekken240.
In geval van illegale grensoverschrijding kan men voor ondervraging aangehouden
worden en een boete krijgen.
Er zijn enige gevallen bekend van teruggezonden asielzoekers afkomstig uit
Westeuropese landen die bij terugkeer naar Syrië voor ondervraging door de
240 Zie verder paragraaf 3.2.4.2.
67
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
geheime diensten werden aangehouden, omdat zij werden gezocht door de
autoriteiten. Het betrof personen die de militaire dienstplicht dan wel de
arbeidsplicht241 niet vervuld hadden. Ook is een geval bekend van een
teruggezonden asielzoeker die na terugkeer werd aangehouden omdat hij in het
buitenland politiek actief was 242.
Er zijn geen gevallen bekend van in Westeuropese landen uitgeprocedeerde
asielzoekers die bij terugkeer in Syrië ernstige problemen hebben ondervonden,
louter vanwege het feit dat zij Syrië zonder toestemming hadden verlaten of omdat
zij in het buitenland asiel hadden aangevraagd.
Hoewel de mogelijkheid bestaat dat men een gevangenisstraf tussen de twee en
vijf jaar krijgt opgelegd wegens het gebruik van valse documenten of tenminste
drie jaar gevangenisstraf en een boete omdat men zonder toestemming niet op het
werk243 aanwezig is geweest, vindt deze bestraffing in de praktijk niet plaats. Er
zijn slechts gevallen bekend waarin illegaal uitgereisde Syriërs die in het
buitenland asiel hadden aangevraagd, bij terugkeer een geringe geldboete kregen.
4.5 Beleid UNHCR
Sinds het uitbrengen van het vorige algemene ambtsbericht Syrië in juni 2003 zijn
van UNHCR geen nieuwe beleidstandpunten inzake Syrië bekend geworden.
De United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR) heeft geen
bezwaar tegen de terugkeer van Syrische asielzoekers naar Syrië, die na een
zorgvuldige asielprocedure zijn afgewezen. UNHCR dringt er daarbij op aan dat
`each case be handled with caution allowing for individual circumstances to be
considered.'. Daarentegen geldt volgens UNHCR `a safe and dignified return of a
rejected asylum seeker with a islamist profile cannot be guaranteed. UNHCR
would therefore recommend that asylum seekers with a islamist profile be granted
continued protection.'.
UNHCR beschikt voorzover bekend niet over informatie inzake terugkeer naar
Syrië van uitgeprocedeerde asielzoekers afkomstig uit Syrië.
241 Voor ingenieurs en artsen die na studie op kosten van de staat als tegenprestatie gedurende
drie jaar in overheidsdienst moeten werken.
242 Hussein Daoud, een Syrische koerd die door Duitsland na afwijzing van zijn asielaanvraag op
10 december 2000 naar Syrië was teruggestuurd, werd bij aankomst in Damascus
aangehouden. Hij verblijft sindsdien in detentie, laatstelijk in de Sedanya-gevangenis (juni
2001) in afwachting van het resultaat van het tegen hem ingestelde politiële onderzoek. Ten
tijde van zijn asielaanvraag in Braunschweig op 18 januari l996 en daarna was hij politiek
actief in Duitsland en nam hij deel aan demonstraties van Syrische ballingen voor de Syrische
ambassade in Duitsland (vgl Amnesty International, Urgent Actions 2001).
243 Er zijn gevallen bekend van personen die na terugkomst pro forma alsnog een officieel
ontslagverzoek hebben moeten indienen, zodat er van ongeoorloofde werkverlating geen
sprake meer kon zijn.
68
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
5 Samenvatting
Met het aantreden van een nieuwe president in juli 2000 was er in Syrië korte tijd
sprake van een politieke dialoog onder journalisten, mensenrechtenactivisten en
kritische intellectuelen over de voor het land noodzakelijke politieke en
economische hervormingen. Uitspraken van de president en daarbij gewekte
verwachtingen over een modernisering van de samenleving droegen het nodige
hiertoe bij. Toen deze ontwikkelingen een bedreiging bleken te vormen voor de
monopoliepositie van de Baath-partij en de voorrechten van de machtselite werd
aan deze voorzichtige hervormingen een einde gemaakt.
De manoevreerruimte die de president werd geboden voor politieke en
economische hervormingen bleek gering te zijn. Naar buiten toe bestaat derhalve
de indruk dat de president het beleid van zijn overleden vader en voorganger
slechts voortzet. De gevestigde elite heeft tot nog toe weinig inzet getoond om de
door de president voorgestelde administratieve en economische hervormingen
daadwerkelijk te laten plaatsvinden.
De roep om echte economische en politieke hervormingen in het land is echter
groot. De economische groei veelal gebaseerd op export van olie en gas neemt
onvoldoende toe, terwijl de bevolkingsgroei explosief toeneemt. Ook de
werkloosheid neemt in het land grote vormen aan.
Hoewel exacte en eenduidige informatie over schendingen van mensenrechten niet
altijd te achterhalen is, kan worden gesteld dat de mensenrechten regelmatig
worden geschonden. Van een adequaat toezicht op eerbiediging van de
mensenrechten is geen sprake.
Vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vereniging en vergadering zijn aan
beperkingen onderhevig. De vrijheid van godsdienstbeleving wordt in de praktijk
over het algemeen geëerbiedigd. Er is geen sprake van vervolging louter op basis
van religie of etniciteit.
Van een eerlijke rechtsgang en rechtseenheid is vaak geen sprake, terwijl
willekeurige arrestaties en detenties plaatsvinden. De toestand in Syrische
gevangenissen is slecht. Mishandeling en foltering komen voor. Of verdwijningen
daadwerkelijk plaatsvinden is niet bekend. Over buitengerechtelijke executies en
moorden is weinig informatie bekend. Hoewel de doodstraf ten uitvoer kan
worden gelegd, zijn er geen aanwijzigingen dat deze recentelijk is toegepast.
Personen die moeten vrezen voor vervolging door de autoriteiten in Syrië hebben
geen mogelijkheid zich aan deze vervolging te onttrekken door vestiging elders in
Syrië. Er zijn geen gevallen bekend van in Westeuropese landen uitgeprocedeerde
asielzoekers die bij terugkeer in Syrië ernstige problemen hebben ondervonden
69
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
louter vanwege het feit dat zij Syrië zonder toestemming hadden verlaten of omdat
zij in het buitenland asiel hadden aangevraagd.
Bijlage Literatuurlijst
Naast de in de inleiding genoemde bronnen is gebruik gemaakt van de volgende
bronnen en publicaties:
Agence France Presse (AFP)
Al-Hayat
Al-Majalla
Al-Quds Al-Arabi
Al-Sharq Al-Awsat
Al-Zaman
Amnesty International, Syria, caught in a regional conflict: Lebanese, Palestinian
and Jordanian political detainees in Syria, AI index MDE 24/01/99 (Londen, 27
januari l999)
Amnesty International, Syria, double injustice: prisoners of conscience detained
beyond expiry of their sentences, AI index MDE 24/10/99 (Londen, 27 juli l999)
Amnesty International, Syria: torture, despair and dehumanization in Tadmur
military prison, AI index MDE 24/014/2001 (Londen, 19 september 2001)
70
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
Amnesty International, Syria: smothering freedom of expression: the detention of
peaceful critics, AI index MDE 24/007/2002 (Londen, 6 juni 2002)
Amnesty International, Annual report 2003 Syrian Arab Republic (Londen, mei
2003)
Amnesty International, urgent actions 2002 (Londen, 15 en 30 januari 2002)
An-Nahar
Associated Press (AP)
Beker, M. , Oordt, R. van, Soeterik, R., Het Midden-Oosten, een politiek
handboek (Amsterdam, l997)
Berger, Maurits S., The Legal System of Family Law in Syria, in: Bulletin
d'études orientales, tome XLIX (Damascus, l997)
Central Intelligence Agency (CIA), World Factbook 2003 Syria (Washington, 18
december 2003)
Code Penal Syrien, édition l979
Cohen, Ariel, Hizb ut-Tahrir: An Emerging Threat to US Interest in Central Asia,
South Asia and the Middle East, The Heritage Foundation Backgrounder, no.
1656 (Massachusetts, 30 mei 2003)
Collet, André, Le Golan, un enjeu majeur au coeur du proche-orient, défense
nationale, jrg. 57, nr. 3 (Parijs, maart 2001)
Dam, N. van, The struggle for power in Syria: politics and society under Assad
and the Ba'th party, 3rd edition (Londen/New York, l996/l997)
Dam, N. van, en Keulen, J., De vrede die niet kwam (Amsterdam, l998)
Droz-Vincent, Philippe, Syrie: la nouvelle génération au pouvoir, monde arabe
maghreb machrak, no. 173 (Parijs, juli-september 2001)
Economist Intelligence Unit, Country profile Syria 2003 (Londen, 10 maart 2003)
Economist Intelligence Unit, Country reports Syria 2003
71
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
Economist Intelligence Unit, Country report Syria (Londen, januari 2004)
Foreign Report
Freedom House, Freedom in the World Syria 2003, Washington, 18 juni 2003
George, Alan, Syria: Neither Bread nor Freedom, Zed Books (Londen/New York,
2003)
Ghadbian, Najib, The new Asad: dynamics of continuity and change in Syria,
Middle East Journal, vol. 55, no. 4 (Washington, herfst 2001)
Gresh, Alain, L'Ascension programmée du docteur Bachar en Syrie, le monde
diplomatique (Parijs, juli 2000)
Hendriks, A., Tielman, R., Veen, E. van der, The Third Pink Book a global view
of lesbian and gay liberation and oppression, Prometheus Books (Buffalo/New
York, l993)
Hoff, Ruud, Het Midden-Oosten, een politieke geschiedenis, Het Spectrum BV
(Utrecht, l991)
Hourani, Albert, A History of the Arab Peoples, (Londen, l991)
Human Rights Association in Syria (HRAS), Political prisoners of Syria a report
about Saidnaya Prison (Damascus, september 2003)
Human Rights Association in Syria (HRAS), Torture in Syria (Damascus, januari
2004)
Human Rights Watch Middle East, Syria, the price of dissent, vol. 7, no. 4
(Washington, juli l995)
Human Rights Watch Syria's Tadmor Prison, dissent still hostage to a legacy of
terror, vol. 8, no. 2 (Washington, april l996)
Human Rights Watch Middle East, Syria, the silenced kurds, vol. 8, no. 4 (E)
(Washington, oktober l996)
Human Rights Watch World Report 2003: Syria
International Crisis Group, Syria under Bashar: Domestic and Foreign Policy
Challenges (Amman/Brussel, 11 februari 2004)
72
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
Jane's Foreign Report
Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT), Landenreeks, `Syrië' (Amsterdam,
l997)
Le Monde
Ma'oz, Moshe, Middle East minorities: between integration and conflict,
Washington Institute for Near East Policy (Washington, l999)
Mideast Mirror
Middle East Intelligence Bulletin, Syria's intelligence services: a primer, no. 6,
vol. 2 (Washington, 1 juli 2000)
Middle East Intelligence Bulletin, Syria arrests leading dissidents, no. 9, vol. 3
(Washington, september 2001)
Middle East International
Ministerie van Buitenlandse Zaken, Het Midden-Oosten ('s-Gravenhage, januari
l998)
Ministerie van Buitenlandse Zaken, algemeen ambtsbericht Syrië, DPV/AM-
789606 ('s-Gravenhage, 4 juni 2003)
Ministerie van Buitenlandse Zaken, algemeen ambtsbericht Syrië/Palestijnen,
DPV/AM-707220 ('s-Gravenhage, 31 januari 2002)
Minority Rights Group International, World Directory of Minorities (Londen,
l997)
Minority Rights Group International, The Kurds (Londen, l996)
Norwegian Refugee Council/Global IDP Project, Profile of internal displacement:
Syrian Arab Republic (Genève, 23 september 2003)
Pacini, Andrea (ed.), Christian communities in the Arab Middle East the
challenge of the future, Clarendon Press (Oxford, l998)
Peaslee, Amos J., Constitutions of nations, volume II Asia, Australia and
Oceania, revised fourth edition, Martinus Nijhoff Publishers
(Dordrecht/Boston/Lancaster, l985)
73
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
Perthes, Volker, Syrien nach dem Wechsel: innere und äussere Factoren der
politischen Entwicklung, Stiftung Wissenschaft und Politik , Deutsches Institut für
Internationale Politik und Sicherheit (Berlin, maart 2001)
Reuters
Revolutionary & Dissident Movements of the World an international guide, third
edition (Londen, l997)
Seale, Patrick, Asad of Syria: the struggle for the Middle East (Londen, l988)
Seale, Patrick, What must Syria do to defend itself?, Al-Hayat (Londen, 2 mei
2003)
Simon, Steven, Après Hafez El-Assad, politique internationale, nr. 88 (Parijs,
zomer 2000)
Syrian Human Rights Committee (SHRC), Annual Report-2002, (Londen, juni
2002)
The Economist
The Middle East and North Africa 2004, Syria, 50th edition, Europa Publications
Ltd (Londen, 2003)
The Oxford Business Group, Emerging Syria 2003 (Londen, 2003)
The Reality of the Sect, Hizb ut-Tahrir: http://htexposed.bizland.com
The Statesman's Yearbook, statistical and historical annual of the states of the
world for the year l999-2000, Macmillan Press Ltd. (Londen, l998)
Ulkomaalaisviraston julkaisuja 1/Directorate of Immigration, Kurdistan (Helsinki,
5 augustus l999)
United Nations Development Fund for Women (UNIFEM)/Arab States Regional
Office, Evaluating the Status of Syrian Women in Light of the Beijing Platform
for Action, first edition (Amman, 2003)
UNHCR, Syria 2000 annual protection report (Washington, 2001)
US Committee for Refugees (USCR), World Refugee Survey 2003 Syria,
(Washington, juni 2003)
74
Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2004
US Department of State, Background note: Syria, (Washington, oktober 2003)
US Department of State, Syria country report on human rights practices for 2003
(Washington, 25 februari 2004)
US Department of State, Annual report on international religious freedom for 2003
- Syria (Washington, 18 december 2003)
Zisser, Eyal, The `Alawis, lords of Syria: from ethnic minority to ruling sect, in:
Minorities and the state in the Arab world, uitgegeven door Ofra Bengio en
Gabriel Ben-Dor (Boulder/Colorado/Londen, l999)
75
---- --
Ministerie van Buitenlandse Zaken