Spreekpunten minister van Verkeer en Waterstaat, Karla Peijs,
persconferentie over RijnGouwelijn Oost op maandag 30
augustus om 15.30 uur in Den Haag.
(alleen uitgesproken tekst geldt)
De RijnGouwelijn Oost is een bijzonder project. En een bijzonder
project verdient een bijzondere bijdrage van het Rijk. En daarom ben
ik hier.
Vandaag bezegelen de heer Norder en ik namelijk het akkoord over de
Rijksbijdrage aan dit project: maximaal 140 miljoen euro. Voorwaar
geen geringe bijdrage zeg ik met veel gevoel voor understatement. Maar
we krijgen er dan ook iets nieuws en bijzonders voor terug.
De RijnGouwelijn is zo'n mooi regionaal project dat een deel van het
antwoord is op de verkeersknelpunten waar we tegenaan lopen. Een
project bijzonder in zijn soort. Daar mag de provincie best trots op
zijn.
Wat maakt dit project nu zo bijzonder? Het project is een pilot. Een
pilot waarin ervaring wordt opgedaan met een bijzondere vorm van een
lightrailsysteem. Hierin zal een lightrailvoertuig zowel als tram
rijden, als samen met reguliere treinen gebruik maken van het
landelijk spoorwegnet. Vanwege eerste ervaring van een project met dit
bijzondere karakter heb ik dus een extra grote financiële reservering
gemaakt.
De bijdrage van het Rijk- en dat wil ik in het bijzonder benadrukken -
is gekoppeld aan afspraken over het grotere geheel van het gezamenlijk
aanpakken van verkeer- en vervoerknelpunten. Door een dergelijk
project te bekijken in het licht van het grotere geheel van
bereikbaarheidsproblemen in de toekomst, kan je betere afwegingen
maken in prioriteiten en financiële bijdragen. Met deze inzet kan ik
niet anders zeggen dat mijn ministerie en de provincie bijzonder
constructieve gesprekken hebben gevoerd.
De provincie Zuid-Holland en het ministerie van Verkeer en Waterstaat
staan samen voor enorme uitdagingen. Hoe zorgen we voor een betere
bereikbaarheid van onze steden en dorpen? Hoe vangen we de toekomstige
groei van de mobiliteit op? Hoe verbeteren we onze economische kansen?
En hoe beschermen we de leefbaarheid en veiligheid van onze burgers?
Daarin heeft ieder zijn rol te spelen. De verantwoordelijkheid voor
regionale projecten is gedecentraliseerd. De regionale overheid is
verantwoordelijk voor de voorbereiding, besluitvorming, aanleg en
exploitatie van regionale vervoersvoorzieningen. Bij grote projecten -
voor Zuid-Holland boven de 112 miljoen euro
- kan ik een rijksbijdrage leveren. Kortom, decentraal wat kan,
centraal wat moet! Het Rijk betaalt mee en stelt uiteraard
voorwaarden. En het rijk draagt zelf zorg voor de landelijke systemen
dat wil zeggen de rijkswegen en spoorwegen. Daarom is gezamenlijk
optrekken zo belangrijk. Dat is ook precies het spoor waar ik op zit
voor toekomstig mobiliteitsbeleid. U zal daar meer over lezen in de
binnenkort te verschijnen Nota Mobiliteit [of de weblog van Gerrit
Zalm].
Ik waardeer de constructieve en innovatieve wijze waarop de provincie
bijdraagt aan de oplossing van verkeersproblemen. Dit project, maar
ook de proef met lightrailvoertuigen op het spoor, die nu loopt op de
verbinding Gouda-Alphen, zijn daarvan belangrijke voorbeelden. De
bijdrage van het rijk staat nu vast. De provincie is weer aan zet. Het
ontwerp, de aanleg en de exploitatie zijn de volgende stappen die
genomen moeten worden. Ik heb daar gezien de voorgeschiedenis van dit
project heel veel vertrouwen in.
Ik dank u voor uw aandacht.
Ministerie van Verkeer en Waterstaat