visie van het nederlandse kabinet op het groenboek
"gelijkheid en non-discriminatie in een uitgebreide europese
unie" (com(2004)379 def.)
Inleiding
Met het oog op de toekomst van gelijkheid en non-discriminatie in de Europese Unie en in
het bijzonder in Nederland komt het kabinet naar aanleiding van het Groenboek "Gelijkheid
en non-discriminatie in een uitgebreide EU" tot de navolgende reactie. Het uitgangspunt is
dat de toepassing van het subsidiariteitsbeginsel voor het kabinet voorop staat. Er wordt
vooral gekeken naar de complementaire rol en taken van de Europese Unie.
De ontwikkelingen die zich in de afgelopen vijf jaar in de Europese Unie hebben
voorgedaan op het terrein van gelijke behandeling en non-discriminatie hebben een
aanzienlijke invloed gehad op de Nederlandse situatie. Twee nieuwe wetten met betrekking
tot gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte en leeftijd zijn van
kracht geworden en de Algemene wet gelijke behandeling is gewijzigd. Daarnaast zijn in het
kader van het communautaire actieprogramma ter bestrijding van discriminatie
verschillende bewustwordingsactiviteiten van start gegaan, waaronder de campagne
`Discriminatie? Bel Gelijk!'.
1. Verwezenlijken van de uitdaging van uitbreiding
Het kabinet vindt het belangrijk dat de Europese Unie (EU) haar inspanningen ter
bestrijding van discriminatie voortzet, in het bijzonder vanwege de recente uitbreiding van
de Europese Unie. Het realiseren van wettelijke bescherming op gronden als leeftijd,
handicap of seksuele gerichtheid is in de nieuwe, maar ook in de oude lidstaten, een
uitdaging gebleken en/of heeft tot controverse geleid. Ook blijven inspanningen
noodzakelijk om de integratie en participatie van minderheden te bevorderen. In het
Groenboek wordt terecht bijzondere aandacht gevraagd voor de problematiek van de Roma.
Het is van groot belang dat in de uitgebreide EU een ieder participeert op de arbeidsmarkt
en in de samenleving, ongeacht verschillen in sexe, leeftijd, etnische origine, handicap, etc.
Daarnaast kan de bestrijding van discriminatie bijdragen aan grotere diversiteit binnen
bedrijven en instellingen en daarmee aan de doelstelling de juiste persoon op de juiste plek
te krijgen. Het bestrijden van discriminatie draagt in dat verband ook bij aan de Lissabon-
doelstelling om een toename naar 70% netto-arbeidsparticipatie in de periode tot 2010 te
realiseren.
2. Implementeren van het beginsel van non-discriminatie in wetgeving en praktijk
De belangrijkste resterende hindernissen voor de effectieve implementatie van Europese
antidiscriminatiewetgeving zijn op dit moment:
· Het gebrek aan informatie/bewustzijn omtrent rechten en plichten op grond van de
antidiscriminatiewetgeving. Uit de eerste evaluatie van de Algemene wet gelijke
behandeling in 1999 is bijvoorbeeld gebleken dat de wetgeving rond gelijke behandeling
in Nederland onvoldoende bekend is.
· Overlapping van en/of conflicten tussen bepalingen van verschillende
discriminatiegronden.
Het kabinet is van mening dat er op dit moment geen sprake is van een coherent stelsel van
Europese antidiscriminatiewetgeving. Voor verschillende gronden zijn er achtereenvolgens
aparte richtlijnen tot stand gekomen. Het kabinet is huiverig voor een dergelijke `stap voor
stap-benadering' in de toekomst. Een dergelijke benadering kan conflicten tussen
bepalingen van verschillende discriminatiegronden in de hand werken waardoor de
implementatie van bepalingen in nationale wetgeving wordt bemoeilijkt. Het kabinet
onderschrijft stroomlijning van het huidige stelsel van antidiscriminatiewetgeving voor alle
gronden uit artikel 13 EG (inclusief geslacht). Nederland staat dan ook positief tegenover
het richtlijnvoorstel voor stroomlijning van de gelijke behandelingsrichtlijnen m/v en wil
daar tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de EU een politiek akkoord over bereiken.
Het kabinet is het eens met het standpunt van de Commissie dat volledige implementatie
van de bestaande wetgeving op dit moment prioriteit verdient.
Uitgangspunt van het kabinet is dat het EU-beleid zich in de komende jaren primair moet
richten op de gronden die genoemd worden in artikel 13 EG. Wel zou er bij de
totstandkoming van nieuw beleid rekening gehouden moeten worden met de non-
discriminatiegronden uit het Handvest. Het kabinet denkt dan met name aan de gronden
`genetische kenmerken' en `politieke of andere denkbeelden'.
Overigens betekent een verschuiving van de aandacht naar nieuwe terreinen of gronden van
discriminatie voor het kabinet dat de verdeling van de binnen de EU beschikbare middelen
voor de bestrijding van discriminatie nader moet worden onderzocht.
3. Verbeteren van gegevensverzameling, monitoring en analyse
Voor de ontwikkeling van een effectief beleid ter bevordering van gelijke behandeling en ter
bestrijding van discriminatie is het belangrijk dat er gegevens worden verzameld.
Datacollectie en monitoring zijn echter een middel en geen doel op zich. Bovendien moeten
de kosten (administratieve lasten) en de baten van gegevensverzameling goed tegen elkaar
worden afgewogen. De noodzaak van monitoring kan betekenen dat de mogelijkheden om
terzake relevante data te verzamelen moeten worden verbeterd. De wens om meer en
kwalitatief betere data te verzamelen mag echter nooit ten koste gaan van een strikte
handhaving van privacyregels.
Voorts vindt het kabinet het van belang dat in de toekomst monitoring op alle gronden zal
plaatsvinden. De verbreding van het werkgebied van het Europees monitoring centrum naar
alle gronden van artikel 13 is hierbij een belangrijk instrument. Het kabinet is ook
voorstander van koppeling van gelijke behandeling en andere mensenrechten in het mandaat
van een nieuw agentschap voor mensenrechten mits dit niet ten koste gaat van de aanpak
van discriminatie. Uiteraard moet de precieze invulling van het mandaat en de
bevoegdheden van een dergelijk Mensenrechtenagentschap worden afgewacht.
4. Ten volle benutten van EU-subsidies
Het in kaart brengen van de effectiviteit van antidiscriminatiewetgeving en -beleid moet de
komende jaren een belangrijk speerpunt blijven bij de analyse en monitoring van de invloed
van de Europese antidiscriminatiewetgeving. Immers, als niet duidelijk is hoe discriminatie
op een effectieve manier kan worden bestreden, kunnen de beschikbare middelen
onmogelijk effectief ingezet worden. Ook moet er meer inzicht komen in de wisselwerking
tussen wetgeving en beleid en de wijze waarop die wisselwerking geoptimaliseerd kan
worden.
Activiteiten op het gebied van bewustmaking en informatieverstrekking zullen in de
komende jaren nodig blijven. Een randvoorwaarde voor het kabinet daarbij is dat er een
coherente samenhang is tussen het geheel van activiteiten op Europees niveau en nationaal
niveau. Het geheel aan maatregelen binnen de EU, maar ook tussen EU en lidstaten moet
elkaar zoveel mogelijk versterken en aanvullen. Daarnaast zouden de maatregelen die op
Europees niveau genomen worden zo veel mogelijk moeten aansluiten bij de nationale
context en situatie.
Toekomstige activiteiten ter benutting van EU-subsidies zouden onder meer moeten worden
gericht op werkgelegenheid en de werkplek, de aandacht binnen het bedrijfsleven voor
diversiteit, discriminatie buiten de werksfeer en de ondersteuning van en de dialoog met de
samenleving op lokaal niveau.
De Europese Unie zou in de toekomst opnieuw moeten investeren in een actieprogramma
inzake gelijkheid en non-discriminatie op basis van een financiering van 80/20%, te weten
80% vanuit het actieprogramma en 20% vanuit de subsidieaanvrager. Deze verdeling
2
verdient de voorkeur boven een hogere drempel voor financiering vanuit de EU aangezien
het een kwetsbaar onderwerp betreft dat niet altijd voldoende prioriteit heeft onder de
groepen die discriminatie zouden moeten tegengaan en gelijke behandeling zouden moeten
bevorderen.
5. Verbeteren van samenwerking met betrokkenen
Werkgeversorganisaties zouden meer betrokken moeten worden bij de maatregelen van de
EU ter bestrijding van discriminatie. Datzelfde geldt voor regionale en lokale autoriteiten.
Provincies en gemeenten kunnen een belangrijke rol spelen bij het bestrijden van
discriminatie in de samenleving. Daarbij is het wel van belang dat regionale en lokale
activiteiten worden afgestemd met de nationale activiteiten.
Ook zou de samenwerking met rechters en beroepsbeoefenaars zou verbeterd moeten
worden. In de eerste plaats kunnen rechters, officieren van justitie en advocaten waardevol
advies geven over de praktische aspecten van toepassing van EU-regelgeving betreffende
gelijke behandeling (inclusief artikel 13-richtlijnen) en de eventuele problemen die zij
daarbij ondervinden. In de tweede plaats kan gedacht worden aan training van deze groep
praktijkbeoefenaren. In Nederland hebben wij positieve ervaringen met het Landelijk
Expertise Centrum Discriminatie van het Openbaar Ministerie, waardoor de deskundigheid
bij officieren van justitie sterk bevorderd is.
Organisaties op het terrein van sport en media zijn belangrijke stakeholders als het gaat om
het bestrijden van discriminatie. De rol van het voor burgers aansprekende terrein van de
sport verdient, ook gezien de uitkomsten van de speciale Sport Eurobarometer `Sport als
middel', meer aandacht. Integratie van het bestrijden van discriminatie binnen de reguliere
sport en media-aandacht voor sportevenementen gericht op specifieke groepen leveren een
bijdrage aan gelijke behandeling.
In het algemeen kan nog het volgende worden opgemerkt met betrekking tot de
samenwerking met én tussen betrokkenen. Organisaties op terreinen waarbinnen
discriminatie zich kan voordoen, zoals ondernemingen, zien op dit moment niet altijd in
waarom zij zich zouden moeten bezig houden met het bevorderen van gelijke behandeling
en zien dit niet als prioriteit. Derhalve is er ook geen of onvoldoende bereidheid om te
investeren in beleid en maatregelen op dit terrein. Een betere samenwerking tussen
verschillende stakeholders (belangenorganisaties van discriminatieslachtoffers en
organisaties werkzaam op terreinen waarop discriminatie zou moeten worden aangepakt) is
gewenst.
6. Waarborgen van complementariteit met andere EU-beleidsgebieden
Nederland heeft - net als veel andere landen te maken met een aantal trends dat de
houdbaarheid van de verzorgingsstaat onder druk zet. De bevolking vergrijst en
individualiseert; de economie heeft te maken met internationalisering, economische
integratie en technologische ontwikkelingen. Tegelijkertijd heeft Nederland zich in Lissabon
en in Stockholm gecommitteerd aan de doelstelling om van de Europese Unie in 2010 tot de
meest concurrerende economie ter wereld te maken. Een verhoging van de
arbeidsparticipatie is hiervoor van cruciaal belang, omdat dit zorgt voor meer economische
groei en minder uitkeringsafhankelijkheid. Het is dus van groot belang dat een ieder
participeert op de arbeidsmarkt en in de samenleving, ongeacht verschillen in sexe, leeftijd,
etnische origine, handicap, etc.
Vergrijzing, ontgroening en migratie vormen eveneens een uitdaging voor het sociale beleid
van de Europese Unie. Demografische verwachtingen wijzen erop dat ongelijkheid in
Europa zal toenemen. Dat vraagt om extra aandacht voor preventie van armoede en sociale
uitsluiting en voor maatschappelijk verantwoord ondernemen en duurzame sociale
ontwikkeling. Daarbij zijn `mainstreaming' van antidiscriminatie beleid (via concepten als
`universal design', `inclusive design' en inclusief beleid) en de open methode van
beleidscoördinatie (via de NAP's voor armoede en sociale uitsluiting) belangrijk.
3
Daarnaast zou het onderwerp non-discriminatie in andere EU-beleidsterreinen, die van
oudsher niet of weinig met sociale vraagstukken van doen hebben, moeten worden
meegenomen. Het kabinet denkt hierbij aan onderwijs, immigratiebeleid en
veiligheidsbeleid.
Hoewel bijzondere aandacht voor de bestrijding van discriminatie op grond van geslacht en
gendermainstreaming nog altijd nodig blijft, acht het kabinet het van groot belang dat de
inspanningen ter bestrijding van discriminatie op grond van geslacht meer gekoppeld
worden aan de inspanningen ter bestrijding van discriminatie op grond van andere artikel
13-gronden. Dit geldt voor zowel beleidsmaatregelen (actieprogramma's en
informatiecampagnes) als wetgeving.
4
BIJLAGE
Groenboek over gelijke behandeling en non-discriminatie in een uitgebreide EU
VRAGENLIJST
1. VERWEZENLIJKEN VAN DE UITDAGING VAN UITBREIDING
Hoe belangrijk vindt u het dat de EU haar inspanningen ter bestrijding van discriminatie op
grond van ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd en
seksuele geaardheid na de uitbreiding versterkt?
Zeer belangrijk belangrijk niet belangrijk weet niet
2. IMPLEMENTEREN VAN HET BEGINSEL VAN NON-DISCRIMINATIE IN WETGEVING EN
PRAKTIJK
Welke invloed heeft de Europese wetgeving volgens u gehad op de mate van bescherming
in de EU tegen discriminatie op grond van ras of etnische afstamming, godsdienst of
overtuiging, handicap, leeftijd en seksuele geaardheid?
Zeer grote invloed grote invloed beperkte invloed geen invloed weet niet
Wat zijn volgens u de belangrijkste resterende hindernissen voor de effectieve
implementatie van Europese antidiscriminatiewetgeving? (maximaal 3 antwoorden)
· Nationale implementatie wetgeving onvolledig
· Gebrek aan informatie/bewustzijn omtrent rechten en plichten onder
antidiscriminatiewetgeving
· Blijven bestaan van discriminerende houdingen en praktijken
· Moeilijkheden voor slachtoffers van discriminatie bij toegang tot rechtbank of tribunaal
· Sancties en oplossingen niet effectief genoeg
· Verschillende mate aan bescherming voor verschillende discriminatiegronden
· Overlapping van/ conflicten tussen bepalingen van verschillende discriminatiegronden
· Capaciteit van non-gouvernementele organisaties en vakbonden om slachtoffers te
beschermen
· Effectiviteit van gespecialiseerde organen voor gelijke behandeling
· Anders (Vrije tekst maximaal aantal woorden)
Vindt u dat er serieuze problemen zijn die niet onder de huidige Europese
antidiscriminatiewetgeving vallen (Ja/Nee)
· Zo ja, specificeer het probleem. (Vrije tekst maximaal aantal woorden)
· Hoe effectief zouden de volgende instrumenten in uw ogen zijn bij de aanpak van het
probleem? (maximaal 3 antwoorden)
Bewustmaking
5
Opleiding
Vrijwillige gedragscodes
Afspraken tussen de sociale partners
Verdere wetgeving
Overheidsopdrachten/contractnakoming
Positieve actie
· Geef aan hoe belangrijk u het vindt om actie te ondernemen op de volgende niveaus:
Lokaal
Regionaal
Nationaal
Europees
Zou de EU de discussie moeten stimuleren omtrent de aanvullende discriminatiegronden die
genoemd staan in het Handvest van de grondrechten1? (maximaal 3 antwoorden)
· Sociale afkomst
· Genetische kenmerken
· Taal
· Politieke of andere denkbeelden
· Behoren tot een nationale minderheid
· Vermogen
· Geboorte
3. VERBETEREN VAN GEGEVENSVERZAMELING, MONITORING EN ANALYSE
Hoe belangrijk is het volgens u voor de ontwikkeling van een effectief beleid ter
bevordering van gelijke behandeling en ter bestrijding van discriminatie dat er gegevens
worden verzameld?
Zeer belangrijk belangrijk onbelangrijk weet niet
Bent u het ermee eens dat de EU zou moeten samenwerken met nationale autoriteiten en
ander betrokkenen om te verkennen hoe gegevens omtrent discriminatie en de integratie van
kansarme groepen verzameld zouden kunnen worden?
Zeer eens eens oneens zeer oneens weet niet
1 Zie artikel 21 van het Handvest van de grondrechten van de EU.
---
4. TEN VOLLE BENUTTEN VAN EU-SUBSIDIES
Welke terreinen zouden bij de subsidies van de EU prioriteit moeten krijgen ? (maximaal 3
antwoorden)
· EU-brede onderzoeken ter vergelijking van ervaring van discriminatie en maatregelen
ter bestrijding van discriminatie
· Analyse en monitoring van de invloed van antidiscriminatiewetgeving
· Informatie en bewustmakingsactiviteiten
· Opleiding op het gebied van diversiteit en discriminatie
· Ontwikkeling van netwerken tussen groepen die betrokken zijn bij de strijd tegen
discriminatie
· Beroepsopleiding en werkervaring voor leden van kansarme groepen
· Anders (vrije tekst)
Op welke aandachtsgebieden moeten toekomstige activiteiten worden gericht? (maximaal 3
antwoorden)
· Werkgelegenheid en de werkplek
· De aandacht binnen het bedrijfsleven voor diversiteit
· Overheidsopdrachten
· Discriminatie buiten de werksfeer (onderwijs, sociale zekerheid, gezondheidszorg,
toegang tot goederen en diensten, huisvesting)
· Internationale vergelijkingen op het gebied van anti-discriminatie
· De economische invloed van antidiscriminatiewetgeving
· Anders (vrije tekst): Dialoog met de samenleving op lokaal niveau en de aandacht
binnen het bedrijfsleven voor diversiteit.
5. VERBETEREN VAN SAMENWERKING MET BETROKKENEN
Vindt u dat de volgende betrokken partijen meer betrokken moeten worden bij de
maatregelen van de EU ter bestrijding van discriminatie? (maximaal 3 antwoorden)
· Nationale autoriteiten
· Regionale en lokale autoriteiten
· Organisaties die werken met potentiële slachtoffers van discriminatie
· Netwerken van NGO´s op Europees niveau
· Vakbonden
7
· Werkgeversorganisaties
· Grote bedrijven
· Kleine en middelgrote bedrijven
· Dienstverleners
· Gespecialiseerde organen voor gelijke behandeling
· Rechters en rechtsbeoefenaars
· Anders (vrije tekst): organisaties op het terrein van sport en media, regionale en lokale
autoriteiten.
6. WAARBORGEN VAN COMPLEMENTARITEIT MET ANDERE EU-BELEIDSGEBIEDEN
Welke van de volgende instrumenten kan volgens u op effectievere wijze worden toegepast
om de inspanningen van de EU ter bestrijding van discriminatie te bevorderen? (maximaal 3
antwoorden)
· Europese werkgelegenheidsstrategie
· Europese strategie en Europees programma voor sociale insluiting
· Europees Sociaal Fonds
· Communautair initiatief EQUAL
· Sociale dialoog
· Maatschappelijk verantwoord ondernemen
· Onderwijs, opleiding en jeugdzaken
· Anders (vrije tekst)
Bent u het ermee eens dat inspanningen ter bestrijding van discriminatie op grond van
geslacht in de EU meer gekoppeld moeten worden aan inspanningen ter bestrijding van
discriminatie op grond van ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, leeftijd,
handicap en seksuele geaardheid?
Zeer eens eens oneens zeer oneens weet niet
Bent u het ermee eens dat het nog steeds nodig is om in het bijzonder aandacht te besteden
aan discriminatie op grond van geslacht en het bevorderen van gendermainstreaming?
Zeer eens eens oneens zeer oneens weet niet
8
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid