Informatie voor de pers. Vrije Universiteit Amsterdam.
30/08/2004
---
Meer corruptie- en fraudeonderzoeken in gemeenten, dankzij Amsterdam
Jaarlijks vinden in Nederlandse gemeenten 179 onderzoeken naar
corruptie en fraude plaats. Dat is 75 procent meer dan twaalf jaar
geleden; Amsterdam is verantwoordelijk voor dit verschil. Kennelijk is
deze gemeente oplettender geworden als het om fraude en corruptie
gaat. De onderzoeksgroep Integriteit van bestuur van de Vrije
Universiteit Amsterdam onderzocht de lokale corruptie en fraude
middels een enquête onder alle Nederlandse gemeentesecretarissen. Drs.
Henriëtte Hulsebosch en Carel Peeters deden het onderzoek en schreven
samen met drs. Karin Lasthuizen en prof. dr. Leo Huberts het
onderzoeksrapport Nederland fraude- en corruptieland? De omvang,
achtergronden en afwikkeling van corruptie- en fraudeonderzoeken in
Nederlandse gemeenten in 1991 en 2003.
Verreweg de meeste onderzoeken naar fraude en corruptie gaan over
ambtenaren. Bestuurders en politici zijn veel minder vaak onderwerp
van onderzoek. De verhouding "corruptieonderzoek fraudeonderzoek" is
bijna gelijk (47 versus 53 procent). Het gaat bij "fraude en
corruptie" dus duidelijk niet alleen om interne diefstal en fraude
("de greep uit de kas"). Ook "corruptie", waarbij mensen, organisaties
of bedrijven van buiten de overheid ten onrechte (dreigen te) worden
bevoordeeld, komt regelmatig voor. Wanneer de gemeente overtuigd is
van de aanwezigheid van corruptie of fraude, dan leidt dat lang niet
altijd tot het inschakelen van politie en justitie. Dat gebeurt
slechts in eenderde van de gevallen. Het corruptie- en fraudepatroon
verschilt nogal tussen grote en kleinere gemeenten. Onderzoeken naar
politici en bestuurders doen zich relatief meer voor in de kleinere
gemeenten. Dat roept vragen op over de mogelijke
belangenverstrengeling tussen de overheid en de samenleving in kleine
gemeenten.
De onderzoekers achterhaalden hoeveel onderzoeken naar corruptie en
fraude er jaarlijks in Nederlandse gemeenten plaatsvinden en waartoe
die onderzoeken leiden, of sprake is van een toename of een afname en
wat de geconstateerde veranderingen zou kunnen verklaren. Om die
vragen te kunnen beantwoorden herhaalden ze de enquête die in 1991
onder gemeentesecretarissen is gehouden. In 2003 zijn de
gemeentesecretarissen van de 489 Nederlandse gemeenten aangeschreven
met een "verzoek om informatie". De respons geeft een goed beeld van
alle Nederlandse gemeenten.
Verschillen tussen 1991 en 2003:
- Het blijkt dat de toename sinds 1991 maar liefst 75 procent
bedraagt: in de jaren voor 1991 waren er jaarlijks 103 onderzoeken
naar fraude en corruptie, tegen 179 in de jaren voor 2003.
- Het aandeel van politici en bestuurders in de fraude- en
corruptieonderzoeken is tegenwoordig kleiner en dat van ambtenaren
groter dan in 1991.
- De mate waarin gemeenten politie en justitie inschakelen wanneer men
tot de conclusie komt dat daadwerkelijk sprake was van fraude of
corruptie, is het laatste decennium (verder) afgenomen.
- De gevonden stijging met 75 procent van het aantal gemeentelijke
corruptie- en fraudeonderzoeken blijkt volledig toe te schrijven aan
de toename in één gemeente: Amsterdam. Daar is in de jaren 1998-2003
sprake van een omvangrijke toename en die verandering leidt
geëxtrapoleerd tot de genoemde stijging.
- Zonder de cijfers van Amsterdam is het omgerekende jaarlijkse aantal
onderzoeken ongeveer gelijk aan dat van 1991. Voor de andere gemeenten
tezamen, blijken er nauwelijks verschillen tussen het aantal
corruptie- en fraudeonderzoeken in 1991 en 2003. Alle commotie over
integriteit heeft in de gemiddelde Nederlandse gemeenten dus niet tot
meer onderzoek geleid. Dat is een verrassend resultaat. Veel gemeenten
lijken ondanks de mooie woorden te slapen of te dommelen.
- In Amsterdam is er de laatste jaren wel veel veranderd. Het aantal
onderzoeken stijgt vanaf het eind van de jaren negentig. Dat betekent
dat de corruptie- en fraudegeneigdheid van de Amsterdammer geen
verklaring biedt voor het hoge aantal onderzoeken. In wat Amsterdam
doet en anderen nalaten, moet het geheim schuilen. Amsterdam lijkt op
dit terrein actief en klaarwakker, en daar steekt de rest van het land
schril bij af.
Voor de wetenschappelijke kennis en voor het beleid is het belangrijk
dat we preciezer nagaan wat de kern is van de "Amsterdamse aanpak".
Dat maakt onderzoek naar het "Amsterdam-model" urgent. Elementen van
belang zouden kunnen zijn: de langdurige projectmatige aanpak en de
breedte van de integriteitsprojecten met betrokkenheid van alle
diensten, de totstandkoming van een Bureau Integriteit (als symbool
maar ook als concreet aanspreekpunt), de opstelling van de gemeente,
inclusief de moed van het gemeentebestuur, enzovoort.
Vrije Universiteit Amsterdam