Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 Telefax (070) 333 40 33 2513 AA DEN HAAG

Uw brief Ons kenmerk
DCE/2004/39891

Onderwerp Datum
Vijfde verdiepend onderzoek 30 augustus 2004 VN-Vrouwenverdrag

Hierbij bied ik u ter kennisneming het rapport Naar Ander Recht en Beleid. De betekenis van artikel 5a VN-Vrouwen-verdrag voor het uitbannen van structurele
genderdiscriminatie, van de hand van prof. dr R. Holtmaat aan. Bij de ratificatie in 1991 van het VN-Vrouwenverdrag heeft de regering besloten verdiepende onderzoeken te laten uitvoeren naar de betekenis van dit verdrag voor ons land. Dit rapport is het vijfde in de reeks. Gelijktijdig is een Engelstalige versie van het rapport geschreven.

Het boek bevat een analyse van de inhoud en strekking van artikel 5a van het verdrag. Dit artikel stelt dat de Staten, die lid zijn bij het verdrag, `alle passende maatregelen' moeten nemen tot verandering van het sociale en culturele gedragspatroon van de man en de vrouw ten einde te komen tot `de uitbanning van vooroordelen, van gewoonten en van alle andere gebruiken, die zijn gebaseerd op de gedachte van minderwaardigheid of
meerderwaardigheid van een van beide geslachten of op stereotype rollen van mannen en vrouwen'.

De conclusie van het onderzoek is dat artikel 5a van het VN-Vrouwenverdrag de Staten die aangesloten zijn bij het Verdrag ondermeer verplicht tot het voeren van een actief beleid om het recht en het overheidsbeleid te onderwerpen aan een kritisch onderzoek naar daaraan ten grondslag liggende genderstereotypen. Deze verplichting wordt samengevat in de uitspraak dat het Verdrag verplicht tot het bestrijden van structurele genderdiscriminatie.*


---


* Onder gender wordt verstaan: een naar tijd en plaats verschillende constructie van mannelijkheid en vrouwelijkheid. Het concept van structurele genderdiscriminatie duidt op die vormen van discriminatie die voortvloeien uit het feit dat aan de structuur en organisatie van de samenleving genderstereotypen ten grondslag liggen, waardoor bestaande ongelijke machtsverhoudingen tussen de seksen worden bestendigd.

2

Daarmee houdt het Vrouwenverdrag, aldus de auteur, een normstelling in die verder strekt dan de bestaande wetgeving op het terrein van de gelijke behandeling van mannen en vrouwen, en geeft het een belangrijke aanvulling ten opzichte van het bestaande Nederlandse recht en het EG-recht dat seksediscriminatie verbiedt.

De auteur vat de verschillen tussen seksediscriminatie en genderdiscriminatie als volgt samen.
In de eerste plaats staat bij seksediscriminatie de biologische sekse centraal. Op grond van het enkele feit dat iemand een man of een vrouw is mag geen onderscheid gemaakt worden bij het toedelen van rechten, plichten of verantwoordelijkheden. Bij genderdiscriminatie gaat het daarentegen primair om de sociale, culturele en maatschappelijke constructie van het man- of vrouwzijn.
In de tweede plaats gaat het bij seksediscriminatie om verbod op ongelijke behandeling van individuele vrouwen ten opzichte van mannen (of omgekeerd). Het seksediscriminatierecht biedt individuele rechtsbescherming op voorwaarde dat mensen zelf het initiatief nemen om bepaalde zaken voor de rechter te brengen. Bij het bestrijden van genderdiscriminatie ligt de bal niet bij individuele burgers, maar bij de overheid die in een betere positie is om structurele vormen van discriminatie aan te pakken. In de derde plaats neigt het verbod tot discriminatie op grond van sekse tot assimilatie aan de dominante, mannelijke norm. Het bestrijden van structurele genderdiscriminatie is er daarentegen juist op gericht om deze normen fundamenteel ter discussie te stellen.

Het rapport werpt nieuw licht op de betekenis, voor Nederland maar ook internationaal, van het VN-Vrouwenverdrag. Beargumenteerd wordt dat het bestrijden van structurele genderdiscriminatie deel uitmaakt van de opdracht die het Verdrag de staten die partij zijn stelt. Bovendien geeft het rapport handvatten voor beleidsmakers op internationaal en nationaal niveau hoe uitwerking te geven aan het Verdrag wat betreft dergelijk vormen van discriminatie.

Ik ben voornemens dit rapport van een onafhankelijk onderzoeker, prof. dr R. Holtmaat, komend najaar, gelijktijdig met de vierde regeringsrapportage, ter kennisneming aan te bieden aan het Comité voor de uitbanning van alle vormen van discriminatie jegens vrouwen. Ook zal het rapport in beide aangegeven talen onder relevante doelgroepen worden verspreid om het debat over het thema van dit rapport te stimuleren.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)

3

Bijlage: rapport Naar Ander Recht en Beleid., De betekenis van artikel 5a VN-Vrouwen-verdrag voor het uitbannen van structurele genderdiscriminatie