De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
DN. 2004/2566
datum
27-08-2004
onderwerp
Verslag 56e jaarvergadering Internationale Walvisvaart Commissie
TRC 2004/6042
bijlagen
Geachte Voorzitter,
Hierbij doe ik u verslag van de 56e bijeenkomst van de Internationale
Walvisvaartcommissie (IWC), die van 19 t/m 22 juli jongstleden in
Sorrento, Italië is gehouden.
datum
27-08-2004
kenmerk
DN. 2004/2566
bijlage
1. Inleiding en hoofdzaken
De vergadering werd in het algemeen gekenmerkt door een grote
belangstelling van landen en toehoorders en grondige discussies over
de uitgangspunten en doelstellingen van het walvisvaartverdrag. De
sfeer was beter en constructiever dan de afgelopen jaren, waarin de
vergaderingen van de organisatie zich kenmerkten door dikwijls weinig
verheffende taferelen tussen beschermingsgezinde en
pro-walvisvaartlanden. Nederland heeft zich, in vervolg op de inzet in
de afgelopen jaren, verder ingezet om een brug te slaan tussen de
uiteenlopende gepolariseerde verhoudingen in de IWC. Hiermee is verder
gewerkt aan vertrouwensopbouw en dialoog, zodat de organisatie
daadwerkelijk als een effectief opererende organisatie kan
functioneren voor de bescherming en het beheer van alle walvissen.
Doel van deze insteek is een effectievere bescherming van de walvissen
te realiseren dan nu het geval is. De vangst van walvissen, ook van de
meer bedreigde soorten, is immers de laatste jaren toegenomen en
zonder regulerende maatregelen zal deze de komende jaren
hoogstwaarschijnlijk verder toenemen, hetgeen ik zou betreuren.
Als belangrijkste resultaat van deze jaarvergadering geldt dat
consensus is bereikt over een werkplan voor de verdere afronding van
het herziene beheersregime voor de walvisvaart (Revised Management
Scheme - RMS). Hierin zal internationaal toezicht op de naleving van
afspraken over alle walvisvangst (bepaald op grond van een veilig en
zorgvuldig wetenschappelijk vastgesteld populatiemodel) worden
vastgelegd. Onderdeel van het RMS-pakket vormt voorts de gelijktijdige
uitwerking van afspraken over de inperking van de wetenschappelijke
walvisvaart, de geleidelijke uitfasering van het huidige moratorium op
de commerciële walvisvaart en de beperking van vangsten tot de eigen
territoriale wateren. Hiermee zou greep komen op de huidige
ongecontroleerde vangst op walvissen die door diverse landen wordt
uitgevoerd. De Voorzitter van de IWC, de Deen H. Fisher, had hiertoe
een voorstel voorbereid, na consultatie met een groep 'vrienden van
het voorzitterschap' die op de vorige jaarvergadering was ingesteld.
Nederland heeft de werkafspraken tot verdere uitwerking gesteund om
onder andere te bewerkstelligen dat de huidige uitholling van het
verdrag tot staan wordt gebracht, zoals dit nu gebeurt via
wetenschappelijke vangsten en voorbehouden op het moratorium van
Noorwegen en IJsland. De IWC moet hiermee opnieuw controle krijgen
over alle vangsten. Met name de soorten die in de huidige situatie
door wetenschappelijke vangst worden bedreigd, kunnen daarmee ook
daadwerkelijk betere bescherming krijgen. De urgentie van een
effectief beheerssysteem bleek vooral toen Noorwegen aankondigde de
vangst van 650 dwergvinvissen geleidelijk naar 1800 te willen
verhogen. Deze aantallen gaan veel verder dan onder de IWC-regels
mogelijk zal zijn, maar veel kan de IWC niet tegen dergelijke
voorstellen van Noorwegen doen, gezien het voorbehoud op het
moratorium door dit land.
Tegelijkertijd is de eerste vergadering gehouden van het speciale
Beschermingscomité dat zich bezig gaat houden met zaken als bijvangst,
milieuproblemen, habitatdegradatie et cetera. Op de vorige
jaarvergadering in Berlijn in 2003 is dit comité op basis van een
meerderheidsbesluit ingesteld. Dit besluit heeft echter grote bezwaren
opgeleverd bij pro-walvisvaartlanden dat deze dreigden het comité te
boycotten, waarmee effectieve implementatie sterk zou worden beperkt.
Een groot aantal pro-walvisvaartlanden (met uitzondering van Japan en
aantal Caribische en Afrikaanse landen) nam toch deel aan deze eerste
verkennende vergadering en er is, op basis van een Nederlands
initiatief, een opening gecreëerd om deze landen bij het belangrijke
werk van het comité te betrekken. Hiermee is het bestaan en werking
van het comité voorlopig veilig gesteld.
Tot slot is ook het onderwerp dierenwelzijn op de jaarvergadering
besproken. Besloten is op de komende jaarvergadering opnieuw een
grotere workshop aan dit onderwerp te wijden.
2. Samenstelling van en stemverhoudingen binnen de IWC
De IWC telt op dit moment 55 leden waarvan Mauritanië, Hongarije,
Tuvalu, Ivoorkust, België en Suriname het afgelopen jaar toetraden.
Het zag er vlak voor de bijeenkomst naar uit dat de voorstanders van
de walvisvaart dit jaar voor het eerst een (enkelvoudige) meerderheid
zouden krijgen. Hoewel besluiten over bijvoorbeeld walvisquota of het
opheffen van het moratorium met driekwart meerderheid genomen moeten
worden, zou een dergelijke verschuiving in de stemverhoudingen het
zwaartepunt en de uitstraling van de organisatie kunnen wijzigen van
vooral de bescherming van walvissen naar het gebruik van walvissen.
Via een enkelvoudige meerheid zouden pro-walvisvaartlanden in die
situatie eenvoudig resoluties kunnen aannemen, comités kunnen opheffen
dan wel instellen en budgetten kunnen wijzigen, waarmee de organisatie
een geheel andere koers zou kunnen gaan varen. Tijdens de eerste
stemmingen bleek dat de beschermingsgezinde landen voorlopig nog een
krappe meerderheid houden, maar de vraag is hoe dit zich in de komende
jaren ontwikkelt.
Van de nieuwe leden behoren Mauritanië, Tuvalu, Ivoorkust en Suriname
tot de voorstanders van de walvisvaart, waartoe naast Japan en
Noorwegen ook veel Carïbische eilandstaten en diverse Afrikaanse
landen behoren. De nieuwe leden Hongarije en België behoren tot de
beschermingsgezinde landen waartoe ook de Verenigde Staten, Australië,
Nieuw-Zeeland en de meeste Europese landen, waaronder Nederland,
behoren.
Diverse landen binnen de IWC staan open voor een meer gematigde en
pragmatische koers, gericht op dialoog tussen beiden 'kampen' en een
effectief opereren van de organisatie. Het betreft geen vaste groep
landen, maar omvat zowel landen die beschermingsgezind zijn, als
landen die beperkt duurzaam gebruik onder strikte voorwaarden niet op
voorhand uitsluiten. Vele Europese landen (waaronder Zweden,
Zwitserland, Spanje, Ierland, Nederland en ook een meer
pro-walvisvaart georiënteerd land als Denemarken) en de Verenigde
Staten trachten vanuit deze groep bruggen te slaan binnen de IWC,
teneinde een constructieve en geloofwaardige organisatie te behouden.
3. Herzien beheerregime (Revised Management Scheme - RMS)
Het moratorium op de commerciële walvisvaart is voor de meeste landen,
behalve de landen met een voorbehoud, zoals Noorwegen en IJsland, in
1986 in werking getreden. Sindsdien werkt de IWC aan een herzien
beheerregime (RMS). Het RMS moet de zekerheid bieden dat duurzaam
gebruik van walvispopulaties wordt omkleed met waterdichte garanties
dat dit niet leidt tot aantasting van de bestaanszekerheid van de
betreffende populaties en dat er controleerbare regels worden
vastgesteld die ook worden nageleefd. Begin jaren negentig is reeds
overeenstemming bereikt over een wetenschappelijk model om de omvang
van populaties van de diverse soorten walvissen vast te stellen met
eventuele vangstquota (RMP). Het afgelopen decennium is verder gewerkt
aan andere elementen van de RMS, zoals internationale controles en
inspecties, controleren van producten op markten, nalevingsregels en
kostenverdeling.
Ondanks het moratorium vindt op dit moment walvisvangst plaats.
Noorwegen en IJsland, die het voorbehoud hebben gemaakt, jagen op
eigen titel op walvissen, zonder enige controle door de IWC. Noorwegen
vangt jaarlijks ongeveer 650 dwergvinvissen en in 2003 heeft IJsland
in het kader van wetenschappelijke walvisvaart 37 dwergvinvissen
geschoten. Japan heeft als wetenschappelijke walvisvangst in 2003
circa 700 walvissen gejaagd (440 dwergvinvissen in de Antarctische
wateren, 150 dwergvinvissen in de Stille Oceaan, 50 Noordse vinvissen,
10 potvissen en 50 Bryde's walvissen), waaronder zich enkele
populaties bevinden die bedreigd zijn of waarover onvoldoende kennis
aanwezig is over het effect van deze jacht. Onder een in stellen RMP
en RMS zou deze jacht niet worden goedgekeurd.
Bij de besprekingen over het hernieuwde beheerregime spelen de huidige
walvisvangst en andere onderwerpen die nauw verwant zijn, een
belangrijke rol. Het betreft zaken als het inperken van de
wetenschappelijke vangsten, het opheffen van de huidige voorbehouden
op het moratorium door IJsland en Noorwegen en instelling van
gebiedsgrenzen voor de vangsten en overgangstermijnen. Ook voor
Nederland zijn afspraken over deze laatste onderwerpen essentiële
voorwaarden in de besprekingen rond een RMS pakket en de controle op
alle walvisvaart.
Vorig jaar is besloten tot de instelling van een groep 'Vrienden van
de Voorzitter', waartoe IWC-voorzitter Fisher een divers samengestelde
groep van landen (zowel beschermingsgezind als pro-walvisvaart (de
Verenigde Staten, Japan, IJsland, Zweden, Denemarken, Spanje en
Nederland) bijeenbracht om de reikwijdte van mogelijke oplossingen te
verkennen.
Op basis van de inbreng heeft de IWC-voorzitter de belangrijkste
bestanddelen van een mogelijk compromispakket bijeengebracht,
waaronder:
* verbeterd toezicht en controle op walvisvangst (vangstverificatie,
internationale inspecteurs, nalevingsregels, DNA-registers ten
behoeve van controles),
* afspraken over het terugbrengen van wetenschappelijke vangsten,
* leveren van gegevens over dierenwelzijn om onnodig lijden te
voorkomen,
* verdeling van kosten van toezicht en controle,
* vaststelling van veilige quota (volgens het reeds begin jaren '90
aanvaarde RMP, wetenschappelijk vastgesteld model voor
quotaberekening),
* uitfasering van het moratorium door tijdelijke vangstbeperking tot
exclusieve economische zone (EEZ) van landen, met gelijktijdige
opgave van de voorbehouden op het moratorium door de huidige
walvisvaartlanden.
Het betrof hierbij niet een voorstel van de groep, maar nadrukkelijk
een compromis voorstel van de IWC-voorzitter.
Nadat deze voorstellen eerder in een apart overleg waren toegelicht,
gaven in de plenaire zitting nagenoeg alle landen aan waardering voor
het voorstel van de voorzitter te hebben. Met name de koppeling die is
gelegd tussen de diverse onderdelen van een RMS-pakket. Velen meenden
dat een compromispakket dat op een brede steun kan rekenen, de enige
weg voorwaarts biedt voor de IWC om te kunnen blijven functioneren.
Echter, het compromispakket bleek inhoudelijk voor veel landen in de
huidige vorm niet aanvaardbaar, zowel van pro- als
antiwalvisvaartzijde.
Ook Nederland heeft aangegeven het huidige pakket als belangrijke
basis te beschouwen voor verdere bespreking, maar met name verder te
willen praten over de wijze waarop het moratorium eventueel gefaseerd
wordt opgeheven, de daadwerkelijke beperking van de wetenschappelijke
vangsten en de kostenverdeling, waarbij walvisvarende landen meer
kosten van het toezicht dienen te dragen. De Verenigde Staten en
diverse Europese landen hadden vergelijkbare voorbehouden. Landen als
Australië, Duitsland, Verenigd Koninkrijk en Zuid-Afrika maakten ook
bezwaar tegen de directe koppeling tussen de afronding van het RMS en
het uitfaseren van het moratorium en benadrukten dat verdere
transparantie in het proces nodig is. Noorwegen was van mening dat het
RMP in zijn huidige vorm te conservatief is en aangepast dient te
worden om zodoende de quota voor dwergvinvissen te kunnen verhogen
(zoals aangegeven is het land voornemens om mogelijk onder het
voorbehoud op het moratorium en buiten het door de IWC vastgestelde
RMP de jacht uit te breiden van circa 650 naar circa 1800 exemplaren).
Japan gaf aan het recht op eigen wetenschappelijke walvisvangst onder
het Verdrag niet zomaar te willen opgeven en ook andere
pro-walvisvaartlanden gaven aan twijfels te hebben over de inperking
van mogelijkheden. Desondanks gaven zij wel aan tot verdere bespreking
en compromisvorming bereid te zijn om snelle besluitvorming te kunnen
realiseren.
Uiteindelijk is in consensus door alle IWC-leden besloten om het
proces in het komend jaar volgens een stappenschema voort te zetten.
Een aparte RMS werkgroep en een aantal sub-werkgroepen (technische- en
schrijfgroepen) zullen de komende periode intensief gaan onderhandelen
op basis van het RMS-compromisvoorstel dat de voorzitter voorafgaand
aan de vergadering had opgesteld en het door de landen geleverde
commentaar daarop.
De werkgroep zal transparant te werk gaan, dat wil zeggen dat alle
IWC-leden kunnen deelnemen en er zal in het openbaar worden gewerkt.
Er wordt naar gestreefd het RMS met de aanvullende afspraken op de
volgende jaarvergadering in Korea af te ronden.
4. Beschermingscomité
Het vorig jaar met steun van de beschermingsgezinde landen en onder
veel protest van Japan en medestanders ingestelde Beschermingscomité
kwam voorafgaand aan de jaarvergadering onder voorzitterschap van de
Zuid Afrikaanse commissaris voor het eerst bijeen. Deze inaugurele
bijeenkomst was bedoeld om de doelstellingen en de agenda van het
comité vast te stellen. Door velen werd opgemerkt dat dit comité
aanvullend dient te zijn op reeds bestaande IWC-organen, zoals het
Wetenschappelijk comité, en dat het de zwaar belaste agenda van de
jaarvergadering wat de beschermingsonderwerpen betreft kan verlichten.
Het comité zou zich kunnen richten op onderwerpen als bedreigde
walvissoorten en -populaties, milieukwesties, antropogene verstoringen
zoals bijvangst en strandingen, walvistoerisme en habitatbescherming.
Belangrijk punt echter vormde het zoeken van toenadering tot de
pro-walvisvaartlanden om hen alsnog bij het comité te betrekken. Deze
landen waren zeer teleurgesteld over de wijze waarop het comité,
zonder overleg met deze landen, in 2003 tot stand is gekomen. Japan en
een aantal Caribische en Afrikaanse landen namen op voorhand geen deel
aan de bijeenkomst, omdat zij van mening zijn dat dit comité te
eenzijdig op de bescherming van walvissen is gericht en duurzaam
beheer en gebruik van deze dieren, conform de dubbele doelstelling van
het verdrag, niet zou erkennen.
IJsland, Noorwegen, Denemarken en Korea waren wel aanwezig maar gaven
aan niet deel te zullen nemen aan verdere besprekingen als er geen
bereidheid bestond nader te spreken over de doelstellingen van het
beschermingscomité, in relatie tot het duurzame gebruik.
Voorstanders van het Beschermingscomité gaven aan dat het werk van het
comité beide doelen kan dienen. Nadat de discussie op een patstelling
leek uit te lopen, is op initiatief van Nederland in een kleine groep
(onder andere IJsland, Mexico, Korea en Zuid-Afrika) een aantal opties
uitgewerkt voor een oplossing van dit probleem. Onder
verantwoordelijkheid van de IWC-voorzitter zal hier in de komende
periode met alle betrokken landen (ook de landen die niet aanwezig
waren bij het Beschermingscomité) verder aan worden gewerkt. Met het
initiatief van Nederland is aldus een voorzichtige opening gecreëerd
om de pro-walvisvaartlanden bij het belangrijke werk van het comité te
betrekken en is het bestaan en werking van het comité voorlopig veilig
gesteld.
5. Wetenschappelijk onderzoek en kleinschalige kustvisserij
Japan en IJsland jagen in het kader van wetenschappelijk onderzoek op
walvissen, een mogelijkheid die het verdrag biedt, zonder dat hiervoor
goedkeuring van de organisatie nodig is. Japan presenteerde de
resultaten van het onderzoek dat zich richt op verspreiding en omvang
van de populaties en op de relatie met visserij. Japan is van mening
dat walvissen een bedreiging voor de Japanse visserijbelangen vormen.
Hoewel IJsland vorig jaar het voornemen had om jaarlijks 250 walvissen
te jagen heeft het in 2003 37 walvissen geschoten, eveneens om de
interactie tussen walvissen en visserijbestanden te onderzoeken. Japan
en IJsland kregen ook dit jaar weer veel kritiek waarbij de noodzaak
om walvissen te doden voor onderzoek betwist werd. Aangegeven werd dat
voldoende alternatieven voorhanden zijn en het wetenschappelijk
gehalte van het onderzoek twijfelachtig is. Ook Nederland staat zeer
kritisch tegenover dit wetenschappelijk onderzoek aangezien er
voldoende alternatieve methoden zijn om onderzoek te doen naar het
goed beheer van de walvispopulatie. Nederland heeft derhalve in het
licht van onderhandelingen over het RMS, gepleit voor sterke
terughoudendheid en afspraken hierover in het RMS-pakket.
Japan diende net als voorgaande jaren een verzoek in voor vangstquota
(150 dwergvinvissen en 150 Bryde's walvissen) om de economische,
sociale en culturele situatie in vissersgemeenschappen aan de Japanse
kust te verbeteren. Daarbij beargumenteerde Japan dat de vangst
eveneens als een proef voor de toepassing van een toekomstig RMS
dient. Het verzoek, dat met een driekwart meerderheid aangenomen dient
te worden, werd ook dit jaar afgewezen.
6. Reservaten
Net als voorgaande jaren werden opnieuw voorstellen ingediend voor het
instellen van een walvisreservaat in de Zuidelijke Atlantische Oceaan
(voorstel Brazilië en Argentinië) en een reservaat in de Zuidelijke
Stille Oceaan (voorstel Australië en Nieuw-Zeeland). De voorstellen
werden ook dit keer door een blokkerende minderheid van
pro-walvisvaartlanden afgestemd; ook deze voorstellen vergen namelijk
een driekwart meerderheid. Anderzijds trachtte Japan het huidige
reservaat in de zuidelijk Atlantische Oceaan op te heffen. Ook dit
voorstel behaalde geen driekwart meerderheid en werd dus afgewezen.
7. Dierenwelzijn en bijvangsten
Onder het agendapunt humane dodingsmethodes en dierenwelzijn is
informatie besproken die door een aantal landen is ingediend.
Afgesproken is dat op de komende Conferentie in Korea in 2005 opnieuw
uitgebreid tijd wordt ingeruimd voor een aparte werkgroepvergadering.
Nederland heeft dit ondersteund en hecht er belang aan dat de IWC
voldoende aandacht besteedt aan dierenwelzijn.
Rusland heeft toelichting gegeven op de voorgenomen workshop die het
land, met Nederlandse ondersteuning, zal geven om meer rekening te
houden met dierenwelzijnsaspecten bij de bestaande autochtone
walvisvangst van inheemse volkeren in Chukotka. Het betreft in dit
geval vangsten die onder de IWC zijn goedgekeurd voor autochtone
bevolkingsgroepen die voor het levensonderhoud en behoud van
traditionele levenswijze mede afhankelijk zijn van de traditionele
walvisvangst.
Ten aanzien van de monitoring en vermindering van bijvangsten van
walvisachtigen in de visserij, is na advies van het het
wetenschappelijk comité afgesproken dat in het komend jaar hierover
een workshop wordt georganiseerd.
8. Juridische kwesties in de IWC
Mede naar aanleiding van de commotie over de juridische
toelaatbaarheid van de IJslandse terugkeer in de IWC met een
voorbehoud op het moratorium in 2001 en 2002 heeft Nederland in 2003,
op verzoek van de voorzitter, het initiatief genomen tot het opstellen
van een document over de wijze waarop de IWC in de toekomst om kan
gaan met juridische kwesties. Nederland ziet dit als één van de
mogelijkheden om aan vertrouwensopbouw in de gepolariseerde IWC te
werken. Met algemene instemming aanvaardde de vorige jaarvergadering
het voorstel om, als eerste stap, een overzicht op te stellen over de
wijze waarop andere verdragsorganisaties omgaan met bepaalde
juridische kwesties. Het secretariaat presenteerde hiertoe een
document. Voorts presenteerde Nederland een document met verschillende
opties om juridische problemen op te lossen. De IWC-vergadering
verwelkomde het document en verwees het voor verdere behandeling door
naar het Financieel en Administratief Comité.
9. Verkiezing vice-voorzitter
Omdat de vorig jaar verkozen vice-voorzitter, de heer Dominguez
(Spanje) zich vlak voor de vergadering had teruggetrokken, moest een
nieuwe vice-voorzitter gekozen worden. Van de twee kandidaten, de heer
Kleinschmidt (Zuid Afrika) en de heer Morimoto (Japan) werd de eerste
met een verschil van slechts één stem verkozen. Hiermee blijft een
beschermingsgezind land vice-voorzitter van de IWC. De vice-voorzitter
wordt, in de regel, na drie jaar voorzitter van de IWC. Met een
mogelijk gewijzigde stemverhouding zou het anders kunnen uitpakken.
10. Ontwikkelingen in de IWC
Deze vergadering van de IWC in Sorrento is een belangrijke vergadering
geweest.
De organisatie en het verdrag staan, naar het zich laat aanzien, op
een belangrijk kruispunt. Enerzijds betreft dit de samenstelling en de
stemverhouding in de commissie, anderzijds de inhoudelijke koers en
geloofwaardigheid van het verdrag voor de komende jaren.
Het verdrag uit 1946 richt zich op regulering van de vangst van
walvissen (duurzaam gebruik, vaststelling quota). De afgelopen
decennia hebben beschermingsaspecten steeds meer aandacht gekregen.
Het moratorium op de walvisvaart uit 1986 heeft daarbij effectief
bijgedragen om de grote achteruitgang van de walvispopulaties in de
jaren '50 '70 tot staan te brengen, waarna in de afgelopen jaren een
eerste voorzichtig herstel van bepaalde populaties is waar te nemen.
De scherpe tweedeling tussen beschermingsgezinde landen en
pro-walvisvaartlanden die in de afgelopen jaren is ontstaan, heeft
geresulteerd in het binnenhalen van zoveel mogelijk nieuwe leden aan
beide zijden. Tot op dit moment hebben de beschermende landen een
beperkte meerderheid, maar het aantal pro-walvisvaartlanden is
eveneens groeiende, zodat het niet ondenkbeeldig is dat in de komende
jaren een meerderheid van deze landen ontstaat.
Tegelijkertijd hebben een aantal pro-walvisvaart landen (in het
bijzonder Japan) aangegeven zeer kritisch naar de ontwikkelingen in de
IWC te blijven kijken en mogelijk uit de IWC te stappen wanneer de
organisatie te ver afdwaalt van de oorspronkelijke doelstelling van
het verdrag. Met het verlaten van de IWC of het opzetten van een
concurrerend nieuw verdrag wordt het gezag van de IWC als dè
organisatie die het beheer van walvissen regelt, ondermijnd. Hiermee
zouden vervolgens toch verdere vangst en mogelijk handel buiten de IWC
om kunnen worden geregeld en komen de beschermingsafspraken in de IWC
onder druk.
Inhoudelijk is te zien dat het bestaande moratorium op de commerciële
walvisvangst steeds verder wordt uitgehold door wetenschappelijke
vangsten, voorbehouden op het moratorium en mogelijke vangsten door
niet leden. Feit is dat op dit moment buiten de controle van de IWC
reeds vele walvissen worden gevangen (waaronder ook sterk bedreigde
soorten en populaties) en dat walvisvarende landen, zoals zij hebben
aangekondigd, dit in de komende jaren van plan zijn uit te breiden.
De geloofwaardigheid van de IWC als organisatie die daadwerkelijk
toezicht heeft op de walvisvaart in brede zin, komt hiermee verder
onder druk. Reden om te bezien in hoeverre met besluiten over betere
controle en beheer tot daadwerkelijk effectievere bescherming van
walvissen kan worden gekomen.
Net als in de afgelopen jaren heeft Nederland aangegeven veel belang
te hechten aan een geloofwaardige en effectief opererende IWC, waarbij
een oplossing voor beide zijden wordt gevonden. Nederland heeft zich
daartoe actief ingezet om de effectiviteit van de IWC te verhogen,
ervan uitgaande dat dit de beste mogelijkheid biedt om de walvissen te
beschermen. De gemaakte werkafspraken om tot verdere onderhandelingen
en mogelijke besluitvorming in 2005 te komen van een breed RMS pakket,
zal zowel voor de organisatie en de daadwerkelijke bescherming en het
beheer van de walvissen zeer cruciaal zijn.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
PDF-versie van de brief
Voor downloaden van PDF-bestanden:
Zie het origineel
Verslag 56e jaarvergadering Internationale Walvisvaart Commissie
(PDF-formaat, 110 kB)
---
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit