RIJKSVOORLICHTINGSDIENST
Persbericht
26 augustus 2004
KABINET ANTWOORDT VAKCENTRALES
Minister-president Balkenende heeft namens het kabinet gereageerd
op de brief die de drie voorzitters van de vakcentrales op 24
augustus 2004 hebben gestuurd. De reactie van het kabinet is,
evenals de brief van de werknemersorganisaties, in afschrift aan
de Tweede Kamer gezonden.
Hieronder de letterlijke tekst:
Geachte heren,
Graag reageer ik namens het kabinet op uw brief van 24 augustus jl
(kenmerk 42.202.18).
Wil Nederland nu en in de toekomst voldoende werkgelegenheid en
belangrijke voorzieningen in de zorg, het onderwijs en de sociale
zekerheid kunnen behouden en verbeteren, dan moet onze economie
krachtig groeien.
Er zijn eerste tekenen van herstel; er is weer een beginnende
economische groei bij een lage inflatie. Herstel van de
werkgelegenheid lijkt volgend jaar mogelijk, aldus het Centraal
Planbureau.
Het kabinet doet een groot beroep op u als vakcentrales, maar
uiteraard ook op de werkgeversorganisaties en alle andere
maatschappelijke groeperingen, om dit prille herstel de ruimte te
geven, om het niet, als het ware, 'in de knop te breken'. En om
gezamenlijk de ambitie te tonen de economische groei te
versnellen, zodat de werkgelegenheid sterker gaat aantrekken.
Door dit en het vorige kabinet is eerlijk aangegeven dat
maatregelen om de economie te herstarten ingrijpend zijn. 'Het
lijkt verleidelijk om geen pijnlijke maatregelen te nemen. Maar
één ding is dan zeker: de weg omhoog wordt twee keer zo lang, en
dubbel zo zwaar.', aldus de regeringsverklaring van het huidige
kabinet.
U heeft dat met de werkgevers in de verklaring van de Stichting
van de Arbeid van 17 oktober 2003, ten behoeve van het toen door
ons gesloten Najaarsakkoord, erkend. U constateerde 'dat ons land
zich in een onverminderd slechte economische situatie bevindt,
hetgeen blijkt uit een afkalvende internationale
concurrentiepositie en werkgelegenheid ...'. U deed - in de
context van een bredere agenda - vervolgens 'een dringend
beroep op CAO-partijen om in de voor 2004 te vernieuwen CAO's geen
contractloonstijging en voor 2005 een tot nul naderende
contractloonstijging overeen te komen.'
U sprak uit de afgesproken WAO-maatregelen te effectueren, en
sprak de bereidheid uit te spreken over 'het gehele stelsel van
fiscale faciliëring ten behoeve van VUT/prepensioen en levensloop
met als ingangsdatum 1 januari 2006, alsmede eventuele
overgangsmaatregelen.'
Dit past bij de ook door sociale partners al jaren ingezette lijn
om te komen tot volledige afschaffing van omslaggefinancierde
regelingen voor vervroegd uittreden.
Ik heb deze uitspraken van werknemers en werkgevers gewaardeerd,
en doe dat nog steeds.
Dat u na het niet tot stand komen van een Voorjaarsakkoord de
precieze inhoud en maatvoering van de kabinetsvoorstellen niet
deelt, is uiteraard uw volle recht. Ik houd vast dat we het wel
principieel eens zijn over de noodzaak van een
toekomstgeoriënteerde hervormingsagenda voor groei en
werkgelegenheid.
Tegen deze achtergrond, herkent het kabinet zich niet in het door
u neergezette beeld als zou het kabinet een starre houding hebben
getoond bij de onderhandelingen over het Voorjaarsakkoord. In de
Stichting van de Arbeid had u afgesproken om uiterlijk in april
2004 een gezamenlijk voorstel te ontwikkelen over VUT, prepensioen
en levensloop. Nadat het kabinet op 29 april constateerde dat de
Stichting van de Arbeid niet eensluidend was, en er dus tussen de
sociale partners geen overeenstemming was bereikt, is er op uw
verzoek meer tijd gegeven voor nader overleg binnen de sociale
partners en met het kabinet.
Gedurende deze gehele periode heeft het kabinet tot drie maal toe
nadere concessies gedaan. Laatstelijk op 18 mei op basis van het
gemeenschappelijke compromisvoorstel van de werkgevers. Voor het
kabinet was hun compromis een goed uitgangspunt. De nadere
kabinetsvoorstellen gebaseerd op dit compromis waren voor het
werkgeversdeel van de sociale partners aanvaardbaar, voor u niet.
Op 26 mei heb ik namens het kabinet verantwoording afgelegd in de
Tweede Kamer. De meerderheid van de Tweede Kamer heeft de
verantwoording van het kabinet over het verloop van het
Voorjaarsoverleg aanvaard en gesteund.
Vervolgens betekent dit voor het kabinet dat de concrete (wets-)
voorstellen aan de Tweede en Eerste Kamer moeten worden
voorgelegd. Dat zal gebeuren op Prinsjesdag; op dat moment kan (en
zal) het kabinet nader kunnen ingaan op de in uw brief genoemde
reeks van concrete onderwerpen.
De maatregelen van het kabinet houden de solidariteit in het
stelsel van sociale zekerheid en pensioenen overeind.
Voorkomen wordt dat werkenden nog tientallen jaren lang premie
moeten betalen voor voorzieningen waarvan zij geen gebruik zullen
maken, terwijl zij bovendien voor hun eigen voorzieningen ook nog
moeten sparen.
De hoogte van premies en belastingen wordt beheersbaar gehouden
voor werkende mensen met gewone en middeninkomens. Dat is de basis
voor draagvlak van werkenden om de kosten van sociale
voorzieningen mee te dragen.
Met het voorbereiden van een levensloopregeling worden nieuwe
antwoorden gegeven op steeds dringender vragen van mensen met
kinderen die zorg en arbeid moeten en willen combineren.
Er is en blijft een sociaal en gezondheidsstelsel van substantiële
omvang met circa 58 miljard euro aan uitgaven voor sociale
zekerheid en arbeidsmarkt en circa 36 miljard euro aan uitgaven
voor de zorg, samen circa 20 % van onze totale economie en circa
50% van de collectieve uitgaven. Dit hoge niveau aan uitgaven voor
sociale zekerheid en zorg betekent nu al een hoge premie- en
belastingdruk in ons land. Een gemiddelde werknemer betaalt tussen
de 20% en 35% van zijn brutoloon aan VUT of prepensioen, AOW en
AWBZ; nog los van de premies voor andere werknemersverzekeringen
en de belastingen.
Individuele garanties kan geen enkel kabinet in iedere
omstandigheid geven. Ik realiseer me terdege dat voor degenen die
op afzienbare termijn met VUT of prepensioen willen gaan, de
onzekerheid ontstaat of dit nog mogelijk is. Een zekere
overgangstermijn kan die pijn verzachten.
Tegelijkertijd moet voorkomen worden dat alle lasten worden
doorgeschoven naar de jongeren en jong werkenden van nu. Tegenover
10 werkenden staan nu 3 gepensioneerden; over een aantal jaren is
de verhouding 10 tegenover 6. Dat vergt lastige afwegingen, ook
tussen mensen en generaties onderling, dat besef ik.
Dit kabinet wil de Nederlandse samenleving blijven modelleren op
basis van een sterke economie, een slagvaardige overheid en
samenhang in de samenleving.
Op het streven naar een samenleving met gevoel voor
gemeenschapszin, voor zorg en welzijn in de directe leefomgeving
moeten werkgevers, werknemers en overheid elkaar kunnen vinden. En
op de ambitie om van Nederland een goed presenterende economie te
maken.
Het kabinet erkent de eigen positie en verantwoordelijkheid van de
sociale partners en hecht daar ook aan.
Het kabinet neemt ook rekenschap van de zorgen en vragen in de
samenleving en beseft dat door het grote aantal veranderingen
mensen het overzicht verliezen en daardoor onzeker worden.
Daadkracht en draagvlak moeten een juist evenwicht vinden. Wij
zullen aan dat principe bij onze voorstellen inhoud geven.
Met vriendelijke groeten,
w.g.
DE MINISTER-PRESIDENT,
Minister van Algemene Zaken,
Mr.dr. J.P. Balkenende
In afschrift aan: de voorzitters van de Tweede en Eerste Kamer der
Staten-Generaal
In afschrift aan: de organisaties van werkgevers: VNO NCW, MKB
Nederland, LTO Nederland
RVD, 26.08.2004, 18.55 uur.
Ministerie van Algemene Zaken