Uitspraak Rechtbank Amsterdam LJN-nummer: AQ7412 Zaaknr: CV 03-5323
Bron: Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak: 25-08-2004
Datum publicatie: 25-08-2004
Soort zaak: civiel - civiel overig
Soort procedure: eerste aanleg - enkelvoudig
RECHTBANK AMSTERDAM
sector kanton - locatie Amsterdam
rolnummer: CV 03-5323
25 augustus 2004
184
Vonnis van de kantonrechter te Amsterdam in de zaak van:
1. de stichting Stichting Eegalease, gevestigd te 's-Gravenhage
2. de vereniging met volledige rechtsbevoegd-heid Consumentenbond,
gevestigd te 's-Gravenhage
3. , wonende te
4. , wonende te
5. , wonende te
eisers in conventie bij dagvaarding van 13 maart 2003
verweerders in - voorwaardelijke - reconventie
gemachtigde: mr W.M. Schonewille
Eisende partijen worden nader aangeduid met Eegalease c.s. dan wel met
Eegalease en de Consumenten-bond tezamen, en eisers sub 3, 4 en 5 als
zodanig zonder aparte naamsvermelding.
t e g e n
de naamloze vennootschap Dexia Bank Nederland N.V.
gevestigd te Amsterdam.
gedaagde in conventie
eiseres in - voorwaardelijke - reconventie
gemachtigde: mr H.G. van Everdingen.
Gedaagde partij wordt aangeduid met Dexia.
VERDER VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Uitgegaan wordt van:
- het vonnis in het in deze zaak door Dexia opgeworpen
be-voegd-heids-in-ci-dent van 3 december 2003 en de daarin genoemde
processtuk-ken,
- de conclusie van repliek in conventie en antwoord in -
voorwaardelijke - reconventie van Eegalease c.s. met één bewijsstuk
- de conclusie van dupliek in conventie en repliek in -
voorwaardelijke - reconventie van Dexia met overlegging van recente
rechtspraak
- de conclusie van dupliek in - voorwaardelijke - reconventie van
Eegalease c.s..
- het verzoek tot vonnis wijzen.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
In conventie en in - voorwaardelijke - reconventie
1. In aanvulling op de vastgestelde feiten in het incidenteel vonnis
van 3 december 2003 wordt als enerzijds gesteld en anderzijds erkend
dan wel onvoldoende weersproken van het volgende uitgegaan:
1.1 Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Legio-Lease
B.V. en andere rechtspersonen, zoals reeds samengevat onder 1.1. in
voormeld incidenteel vonnis.
1.2 Eegalease is een stichting die zich volgens haar statuten - kort
gezegd - ten doel stelt op te treden voor hen die gehuwd (of gehuwd
geweest) zijn met, dan wel als partner geregistreerd zijn (of zijn
geweest) van diege-nen die in de periode van 1 januari 1995 tot en met
1 mei 2002 effectenle-a-se-overeen-komsten hebben gesloten met één of
meer van de hier-voor ge-noemde vennoot-schappen en die als gevolg
daarvan schade hebben geleden dan wel daardoor anders-zins in hun
belangen zijn aange-tast of drei-gen te worden aangetast. Inmiddels
hebben zich ca 15.000 echtgeno-ten dan wel geregistreerde partners bij
Eegalease aangesloten.
1.3 De Consumentenbond is een vereniging die zich volgens haar
statuten - kort gezegd - ten doel stelt als onafhankelijke organisatie
de belangen van consumenten te behartigen.
1.4 De rechtsvoorgangers van Dexia hebben vanaf begin jaren negentig
in Nederland onder vele verschillende benamingen en in vele varian-ten
effectenleaseproducten aangeboden. Deze producten bestaan - behoudens
enkele andere constructies - in de kern eruit dat de klant een pakket
effecten koopt, dat die koop door (inmiddels) Dexia wordt
gefinancierd, dat de klant over de geleende hoofdsom maandelijks rente
verschuldigd is en dat de klant kort voor het einde van de looptijd
een bedrag van ? 100,00 betaalt en aan het einde van de looptijd de
restant koopsom dient af te lossen, hetgeen in het alge-meen
plaatsvindt door verkoop van de effecten en verreke-ning van de
opbrengst daarvan met de geleende hoofd-som.
1.5 De inhoud van de bij dagvaarding overgelegde
voorbeeldovereen-komst met de daarbij geldende Bijzondere voorwaarden
Effecten Lease zijn samengevat onder 1.3 tot en met 1.8 in het
incidenteel vonnis van 3 december 2003.
1.6 Eegalease en de Consumentenbond hebben bij brief van 29 januari
2003 onder verwijzing naar de artikelen 1:89 BW en 3:305a BW namens de
bij Eegalease aangesloten, overigens niet met name genoemde
echtgenoten, dan wel geregis-treerde partners de
effec-tenlea-se-overeenkomsten vernietigd die door hun partners in de
periode van 29 januari 2000 tot en met 1 mei 2002 met Dexia waren
afgeslo-ten, zonder dat deze echtgenoten dan wel geregis-treerde
partners ten blijke van hun toestemming de effectenlease-overeen-komst
mede hadden ondertekend.
1.7 , is gehuwd met heeft op of
omstreeks 15 december 2000 een effecten-leaseovereenkomst gesloten met
de naam "Korting Kado". heeft deze overeenkomst middels een
aangete-kende brief van 25 april 2002 onder verwijzing naar artikel
1:89 BW vernietigd.
1.8 , is gehuwd met . heeft op of
omstreeks 20 april 2000 een effecten-leaseovereenkomst gesloten met
Legio Lease met de naam "Winstverdriedubbelaar". heeft deze
overeenkomst mid-dels een aangete-kende brief van 11 februari 2003
onder verwij-zing naar artikel 1:89 BW vernietigd.
1.9 , is gehuwd met . heeft op of
om-streeks 11 oktober 2000 een effecten-leaseovereenkomst gesloten met
Legio Lease met de naam "Winst-Ver10Dubbelaar". heeft deze
overeenkomst middels een aangete-kende brief van 12 februari 2003
onder verwij-zing naar artikel 1:89 BW vernie-tigd.
De vordering en de grondslag daarvan in conventie:
2. Eisers vorderen verkla-ring dat het te wijzen vonnis uitvoerbaar
bij voorraad is en:
met betrekking tot Eegalease en de Consumentenbond:
1. voor recht te verklaren dat:
(a) de effectenlease-overeenkomsten, genoemd in dit onderdeel van de
dagvaarding onder 89 verschillende benamingen, die met Dexia zijn
gesloten, zijn te kwalificeren als overeenkomst van koop op
afbeta-ling in de zin van artikel 1:88 lid 1 sub d BW en
(b) op deze effectenlease-overeenkomsten die met Dexia zijn gesloten,
van toepassing is het bepaalde in de artikelen 1:88 en 1:89 BW;
2. voor recht te verklaren dat alle onder 1. genoemde
effectenlease-overeenkomsten, die met Dexia en/of haar
rechtsvoorgangers zijn geslo-ten in de periode 29 januari 2000 tot en
met 1 mei 2002 zonder dat beide echtgenoten en/of geregistreerde
partners de effectenlea-se-overeenkomst hebben ondertekend, dan wel
hebben toegestemd in de totstandko-ming van de
effectenlease-overeen-komst, vernietigd zijn althans vernietig-baar
zijn op grond van het bepaalde in artikel 1:89 BW;
3. Dexia te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Eega-
le-ase te betalen een bedrag van EUR p.m., zijnde de door Eegalease
gemaakte kosten ter behartiging van het collectieve belang - zoals
hierboven omschreven - alsmede de nog te maken kosten, beide
vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de datum dat de
genoemde kosten door Eegalease zijn gemaakt, danwel de datum der
dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening, althans Dexia te
veroordelen tot schadevergoeding nader op te maken bij staat;
4. Dexia te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de
Consumentenbond te betalen een bedrag van EUR p.m., zijnde de door de
Consumentenbond gemaakte kosten ter beharti-ging van het collectieve
belang - zoals hierboven omschre-ven - alsmede de nog te maken kosten,
beide vermeerderd met de wettelij-ke rente daarover vanaf de datum dat
de genoemde kosten door de Consumentenbond zijn gemaakt, danwel de
datum der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening, althans
Dexia te veroordelen tot schadevergoeding nader op te maken bij staat;
met betrekking tot eiseres sub 3
5. voor recht te verklaren dat de huurkoopovereenkomst met nummer
59120566 rechtsgeldig door eiseres sub 3 is vernietigd en dat dit
impli-ceert dat Dexia geen enkele toewijsbare vordering jegens de
effectenlea-secontractant en eiseres sub 3 kan instellen uit hoofde
van de (vernietig-de) effectenlease-overeenkomst;
6. Dexia te veroordelen tot betaling aan eiseres sub 3 van een bedrag
van EUR 4.324,02, zijnde het tot en met 1 mei 2002 onverschul-digd
door haar aan Dexia betaalde bedrag, te vermeerderen met de wettelijke
rente per datum afboeking van de respectievelijke maand-ter-mijnen;
7. Dexia te veroordelen tot betaling aan eiseres sub 3 van een bedrag
van EUR 227,58 per maand na 1 juni 2002, zijnde de maandelijks door
Dexia ten onrechte geïncasseerde bedragen, te vermeerderen met de
wettelijke rente per datum afboeking van de respectievelijke
incassotermijnen;
8. Dexia te veroordelen tot betaling aan eiseres sub 3 van een bedrag
van EUR 118,81 zijnde de ten onrechte door Legio in rekening gebrachte
incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente per datum
debitering van die kosten;
met betrekking tot eiser sub 4:
9. voor recht te verklaren dat de huurkoopover-een-komst met num-mer
74405926 rechtsgeldig door eiser sub 4 is vernietigd en dat dit
impli-ceert dat Dexia geen enkele toewijsbare vordering jegens de
effec-tenleasecontractant en eiser sub 4 kan instellen uit hoofde van
de (vernietigde) effectenlease-overeenkomst;
10. Dexia te veroordelen tot betaling aan eiser sub 4 van een bedrag
van
EUR 7.526,64, zijnde het tot en met 1 februari 2003 onver-schuldigd
door haar aan Dexia betaalde bedrag, te vermeerde-ren met de
wettelijke rente per datum afboeking van de respectievelijke
maand-ter-mijnen;
11. Dexia te veroordelen tot betaling aan eiser sub 4 van een bedrag
van
EUR 228,08 per maand na 1 februari 2003, zijnde de maande-lijks door
Dexia ten onrechte geïncasseerde bedragen, te vermeer-deren met de
wettelijke rente per datum afboeking van de respec-tie-velijke
incassotermijnen;
met betrekking tot eiseres sub 5:
12. voor recht te verklaren dat de huurkoopover-een-komst met num-mer
76180755 rechtsgeldig door eiseres sub 5 is vernietigd en dat dit
impli-ceert dat Dexia geen enkele toewijsbare vordering jegens de
effectenleasecontractant en eiseres sub 5 kan instellen uit hoofde van
de (vernietigde) effectenlease-overeenkomst;
13. Dexia te veroordelen tot betaling aan eiseres sub 5 van een bedrag
van EUR 1.270,64, zijnde het tot en met 1 februari 2003
onver-schul-digd door haar aan Dexia betaalde bedrag, te vermeerde-ren
met de wettelijke rente per datum afboeking van de respectievelijke
maand-ter-mijnen;
14. Dexia te veroordelen tot betaling aan eiseres sub 5 van een bedrag
van EUR 45,38 per maand na 1 februari 2003, zijnde de maande-lijks
door Dexia ten onrechte geïncasseerde bedragen, te vermeer-deren met
de wettelijke rente per datum afboeking van de respec-tie-velijke
incassotermijnen;
15. alles met veroordeling van Dexia in de kosten van deze procedure.
3. Eegalease c.s. leggen aan deze vorderingen - kort gezegd - ten
grondslag dat voornoemde effectenlease-overeenkomsten gekwalificeerd
moeten worden als een overeenkomst van koop op afbetaling, waarop
artikel 1:88 lid 1 onder d. BW toepassing dient te vinden, zodat de
effectenlease-con-tractant voor de totstand-koming van de betreffende
effecten-lease-overeen-komst de toestem-ming van de echtge-noot dan
wel geregistreerd partner nodig heeft. Nu deze toe-stemming ontbreekt
is de overeenkomst op de voet van artikel 1:89 BW vernietig-baar,
welke nietig-heid Eegalease en de Consu-mentenbond bij brief van 29
januari 2003 jegens Dexia collectief hebben ingeroe-pen. Tevens
stellen Eegalease en de Consumen-tenbond dat zij vanwege onrechtmatig
handelen van Legio Lease schade hebben geleden in de vorm van kosten
die zij ter behartiging van het collectieve belang hebben gemaakt.
Dexia heeft nagelaten om de toestemming van de echtgenoot dan wel
geregistreerd partner voor de effec-tenlease-overeen-komst in elk
individueel geval te vragen en zij heeft daar-door kunnen voorzien dat
een organisatie zich de belangen van deze part-ners zou kunnen
aantrekken.
Eisers sub 3, 4 en 5 hebben ieder bij aparte brief de nietigheid
ingeroepen van de door hun echtge-noot/echt-genote met Dexia gesloten
effectenlea-se-overeenkom-st, elk omschreven onder 1.7, 1.8. en 1.9
van dit vonnis. Uit dit beroep op nietigheid van de overeenkomst volgt
de restitutiever-plichting van Dexia van de betaalde termijnen aan de
betreffende eisers vanwege onverschuldigde betaling.
Verweer van Dexia:
4. Dexia voert primair het verweer dat koop op afbetaling van
vermogens-rechten niet valt onder de reikwijdte van de bescherming van
de niet-contracterende partner, als bedoeld in artikel 1:88 lid 1
onder d. BW. Zulks volgt uit de letterlijke tekst van het artikel
waarin het uitsluitend gaat om koop op afbetaling van zaken (zijnde
stoffelijke objecten ex artikel 3:2 BW) en niet om vermogensrechten,
zoals effecten. Dat de regeling van koop op afbetaling in artikel
7A:1576 lid 5 BW ook op vermogensrech-ten van toepas-sing doet zijn,
maakt dat niet anders. Indien de wetgever de beschermings-ge-dachte
van artikel 1:88 lid 1 onder d. BW ook zou hebben willen uitstrek-ken
tot koop op afbetaling van vermogensrechten dan had de wetgever zulks
ook in de tekst van dat artikel geïncorporeerd.
Dexia vervolgt met het betoog dat de effectenlease-overeenkomst niet
voldoet aan de criteria die gesteld worden aan een overeenkomst van
koop op afbetaling, wat betreft de aflevering, de eis van de twee
termijnen en de eigendomsverkrijging.
Subsidiair betoogt Dexia - kort gezegd - dat in geval de kantonrechter
daarover onverhoopt anders mocht oordelen artikel 6:278 BW aan de
ongedaanmakingsverplichtingen in de weg staat.
5. Dexia voert tevens verweer tegen de procespositie van Eegalease en
van de Consumentenbond. Dexia stelt zich op het standpunt dat deze
organisa-ties in hun vorderingen niet kunnen worden ontvangen. In de
eerste plaats zijn de doelomschrijvingen van beide organisaties niet
in overeen-stemming met de belangen van de personen die zij
vertegenwoor-digen. Eegalease treedt uitsluitend op voor partners van
effectenleasecon-tractanten die schade hebben geleden en niet voor
alle partners; de Consu-mentenbond kan deze partners niet
vertegenwoordigen omdat deze geen consument zijn. Deze partners zijn
geen partij geweest bij de effectenlease-overeen-komsten en hebben dus
ook niets geconsumeerd.
Voorts moeten de belangen, wil sprake zijn van ontvan-kelijkheid, zich
lenen voor bundeling. Voor wat betreft de vordering onder 1 (b) is aan
die eis niet voldaan. Het staat niet vast dat alle partners enig
belang bij de ingestelde vordering hebben, nu het recht om de
nietigheid in te roepen van een rechtshandeling ex artikel 1:88 lid 1
onder d. BW een hoogst persoonlijk recht is. Mogelijk wordt door het
doen van een beroep op de nietigheid van een door de partner gesloten
effectenlease-overeenkomst openlijk afstand genomen van een persoon,
met wie de partij die het beroep doet een diep affectieve band heeft.
Daarmee kan in die relatie twee-spalt worden gezaaid. Artikel 3:305a
lid 5 BW, dat aan de betrokkene de moge-lijkheid biedt om bezwaar te
maken tegen de werking van de uit-spraak, neemt dit bezwaar niet weg.
Ook in ander opzicht acht Dexia de belangen van deze partners niet
uniform. Een niet onaanzienlijk deel van de partners van
effectenleasecon-tractanten die zich bij Eegalease hebben aangesloten
hebben vóór 29 januari 2000 effectenle-ase-overeen-komsten gesloten
die gelet op de toenmalige beurs-koersen een positief resultaat
vertoonden. Van die over-eenkomsten hebben zij niet de nietigheid
ingeroe-pen.
Tenslotte zijn de belangen ongelijksoortig omdat 75.000
effectenle-a-se-contrac-tanten een aanbod van Dexia hebben aanvaard
tot afdoening van de zaak, die daar-mee uitdruk-kelijk afstand hebben
genomen van de acties van o.a. Eegalea-se.
Bovendien missen Eegalease en de Consumentenbond de bevoegdheid om bij
een brief een collectieve vernietiging in te roepen.
Belan-gen-organisaties kunnen volgens artikel 3:305a BW onder
omstandigheden een rechtsvorde-ring instellen. De wet bevat echter
geen bepaling die aan belan-genorgani-saties de mogelijkheid verschaft
om anders dan door het instellen van een vorde-ring de rechten van
derden uit te oefenen. Dexia verwijst terzake naar de
wetsgeschiedenis. De brief van 29 januari 2003 heeft dus geen effect,
aldus nog steeds Dexia.
Ook hebben beide belangenorganisaties volgens Dexia niet de
bevoegdheid om de vernietiging van de effectenlease-overeenkomsten in
rechte te vorderen. Het vonnis waarbij een rechter een overeenkomst
vernietigt is een consti-tu-tief vonnis. Het vonnis schept een nieuwe
rechtstoestand en de vernie-ti-ging geldt vanaf het moment waarop het
vonnis kracht van gewijsde heeft. In casu heeft een vonnis ex artikel
3:305a BW geen effect jegens de contract-spartijen (of in dit geval
hun partners), die niet aan het vonnis zijn gebon-den. Een
constitutief vonnis op vordering van een belan-genorganisa-tie is
daarmee inhoudsloos.
Bovendien is de mogelijkheid om een beroep te doen op vernietiging op
grond van artikel 1:89 BW een hoogst persoonlijk recht, waarvan de
aard zich verzet tegen de uitoefening door een derde.
Ook artikel 3:51 BW verzet zich tegen de onderhavige procedure, nu
uitsluitend Dexia en niet alle contractanten, waaronder de
effectenlease-contractanten in deze procedure zijn betrokken.
Wat de vorderingen onder 3 en 4 betreft: er is geen sprake van het
schen-den van de norm dat bij effectenlease-overeenkomsten de
toestemming van de partner moet worden gevraagd. Een dergelijk norm
richt zich tot de contrac-te-ren-de partner en niet tot de
wederpartij. Voorzover al sprake zou zijn van een geschonden norm en
derhalve van onrechtmatig handelen dan is dat toch zeker niet het
geval tegenover een derde die zich naderhand de belangen van
(beweerde-lijk) gelaedeer-den aantrekt.
Ook bestrijdt Dexia dat Eegalea-se en de Consumen-tenbond kosten
hebben gemaakt die voor vergoeding in aanmer-king komen.
Tegen de vorderingen van eisers sub 3, 4 en 5 biedt Dexia aan bewijs
te leveren van het feit dat hun partners wel toestemming hebben
gegeven voor de effectenlease-overeenkomst.
Dexia stelt zich op het standpunt dat de toestemming niet
noodzakelijker-wijs schriftelijk moet worden verleend. Dexia acht de
schriftelijke vorm van een huurkoop-over-eenkomst in verband waarmee
ook aan de toestem-mingshandeling het schriftelijk-heidsvereiste zou
kleven niet van doorslag-gevend belang. Het vorm-voorschrift dat de
huur-koopover-eenkomst schrifte-lijk moet zijn aangegaan betreft de
koopprijs, het plan van afbeta-ling en het eigendomsvoorbe-houd. Wordt
aan dat voorschrift geen gevolg gegeven dan gaat de overeenkomst de
kenmerken vertonen van een overeen-komst van koop op afbeta-ling,
waarvoor het schriftelijkheidsver-eiste van artikel 1:88 lid 3 BW niet
geldt.
Ook betoogt Dexia dat de partners niet zelfstandig een vordering tot
restitutie van de betaalde termijnen hebben. Deze vordering valt
slechts toe aan de effectenleasecontractanten zelf. Tenslotte verzet
Dexia zich tegen toewijzing van wettelijke rente. Artikel 6:205 BW
staat daaraan in de weg.
Verwijzing op de voet van artikel 15 lid 2 Wet-boek van Burgerlij-ke
Rechtsvor-dering
6. Dexia verzoekt verwijzing van deze zaak naar een meervoudige kamer
op grond van voornoemd artikel.
Een dergelijk verzoek - toen rustend op artikel 98 Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering - is echter al eerder in deze proce-du-re
afgewezen.
Daargelaten dat Dexia dit verzoek niet heeft gemoti-veerd zijn
daarvoor ook nu - mede vanwege organisatori-sche rede-nen - geen
termen aanwe-zig.
Beoordeling van de vorderingen:
7. In dit vonnis komen - gelet op de weren van Dexia - de volgende
vragen aan de orde:
a. Zijn de effectenlease-overeenkomsten, die door Dexia zijn gesloten,
te kwalificeren als koop op afbetaling?
b. Is artikel 1:88 lid 1 onder d. BW op de onderhavige
effecten-lea-se-over-een-komsten van toepassing?
c. Kunnen Eegalease respectievelijk de Consumentenbond worden
ontvan-gen in hun vorderingen, e.e.a. op de voet van artikel 3:305a
BW?
d. Kunnen Eegalea-se, respectievelijk de Consu-mentenbond collectief
de nietigheid inroepen van meerbedoelde
effecten-lease-overeen-kom-sten?
e. Zo ja, kunnen Eegalease, respectievelijk de Consumentenbond schade
vorde-ren voor gemaakte, dan wel nog te maken kosten?
f. Zijn de effectenlease-overeenkomsten van de partners van eisers sub
3, 4 en 5 nietig en leidt zulks tot integrale restitutie inclusief
wettelijke rente van de betaalde termijnen dan wel dient daarover
anders te worden geoordeeld op de voet van artikel 6:278 BW?
8. Vraag a: Zijn de effectenlease-overeenkomsten, die door Dexia zijn
geslo-ten, te kwalificeren als koop op afbetaling?
In het incidenteel vonnis van 3 december 2003 in deze zaak is reeds
als voorlopig oordeel gegeven dat de in deze procedure door Eegalease
c.s. overgelegde voorbeeldovereenkomst onder de naam
WinstverDrieDubbe-laar aan de criteria van een overeenkomst van koop
op afbetaling voldoet. In dat vonnis is de vraag beantwoord of de
kantonrechter bevoegd was om deze zaak te beslissen. De kantonrechter
heeft zich daar bevoegd ver-klaard, nu de bij dagvaarding overgelegde
voorbeeldovereenkomst is gekwalificeerd als een huurkoopovereenkomst
en zaken die een huurkoop-overeenkomst betreffen worden op grond van
artikel 93 lid c. Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering door de
kantonrechter beslist. De kantonrech-ter volstaat met te verwijzen
naar dat vonnis, dat als hier herhaald en ingelast dient te worden
beschouwd.
De kantonrechter houdt het ervoor dat alle producten die door Dexia
zijn aangebo-den onder de in de dagvaarding genoemde 89 namen dezelfde
kenmer-ken bevatten. In ieder geval heeft Dexia op dat punt geen
verweer gevoerd.
Het incidenteel vonnis van 3 december 2003 behoeft volledigheidshalve
de navolgende nuancering.
Als gezegd dient de genoemde voorbeeldovereenkomst - anders dan Dexia
blijft betogen - als een overeenkomst van koop op afbetaling te worden
gekwalificeerd. Deze overeen-komst voldoet aan alle eisen die artikel
7A:1576 lid 1 BW aan de overeenkomst van koop op afbetaling stelt, te
weten betaling van de koopprijs in termijnen, waarvan twee of meer
ver-schijnen nadat de verkochte zaak aan de koper is afgele-verd.
Van afleve-ring is sprake door de bijschrijving in de admini-stratie
van Dexia, althans van haar rechtsvoorgangers, door haar aantekening
in de boekhou-ding volgens artikel 17 Wet Giraal Effectenverkeer. Dat
deze aantekening als een voorwaardelij-ke aantekening moet worden
gezien, afhankelijk van de vraag of de eigen-dom daadwerke-lijk
overgaat, doet daaraan niet af. Vast-staat immers - en Dexia heeft
zulks zelf betoogd - dat het economisch risico van de effecten is
overgegaan op de effecten-lea-secontractant.
Los van de te betalen rentetermij-nen is voorts sprake van twee
termijnen van de koop-som, te weten de f 100,00-termijn, die vrijwel
aan het einde van de looptijd van de overeen-komst moet worden
betaald, en de restant-koopsom aan het eind van de looptijd.
Een andere uitleg dan dat de f 100,00-termijn van te onderge-schikte
en te geringe betekenis is om als termijn te gelden heeft Dexia niet
gegeven. Derhalve kan daaraan geen andere betekenis worden toegekend
dan dat Dexia zelf bij de tot-standko-ming van het
effectenlease-product desbewust bedoeld heeft deze
effecten-lease-overeenkomst als een over-een-komst van koop op
afbetaling te kwalificeren. Ieder verweer dat deze kwalificatie
bestrijdt wordt daarmee geacht verworpen te zijn.
9. Vraag b. Is artikel 1:88 lid 1 onder d. BW op de onderhavige
effecten-lea-se-over-een-kom-sten van toepassing?
Het geschil tussen partijen draait hier om de betekenis van het begrip
zaak in dat artikel en de reikwijdte van artikel 7A:1576 lid 5 BW,
zulks mede in het licht van de veranderde betekenis van het begrip
zaak (stoffelijk object) na de invoering van het Nieuw Burger-lijk
Wetboek in 1992 (daarvoor mede omvattende de vermogensrechten). Anders
dan Dexia betoogt dient ter beant-woording van deze discussie geen
doorslag-geven-de beteke-nis te worden gehecht aan de letterlijke
tekst van artikel 1:88 BW, waarin het woord vermogensrechten niet
voorkomt.
In de wetsge-schie-denis is immers niet uitdrukkelijk geble-ken dat de
wetge-ver heeft beoogd de koop op afbetaling van vermo-gens-rech-ten
van de bescher-mings-gedachte van artikel 1:88 lid 1 onder d BW uit te
zonde-ren.
De huidige tekst van het artikel, waarin het begrip zaak van kleur is
ver-schoten, is tot stand gekomen in het kader van de aanpas-sing van
Boek 1 BW aan het nieuwe vermogensrecht. Uit de parle-men-taire
geschiedenis op artikel 7A:1576 BW blijkt dat de wetgever geen
materiële wijziging van de wettelij-ke regeling van de koop op
afbeta-ling die vóór de invoe-ring van het Nieuw BW evenzeer
betrekking kon hebben op vermo-gensrechten beoogde en dat de minister
in het kader van de behan-deling van artikel 1:88 BW verwees naar de
destijds nog van kracht zijnde tekst van artikel 1576-oud BW, waarin
de term "zaak" ook vermo-gens-rechten omvat-te. In de gedachte-gang
van Dexia zou derhalve stilzwij-gend een beper-king van de
be-scher-mingsge-dachte van artikel 1:88 BW in het wettelij-ke systeem
zijn ingeslo-pen. Niet aannemelijk is dat een dergelijke materiële
wijziging gelet op de bescher-mingsfunctie van het
toestemmingsvereiste zonder uitdruk-kelijke motivering in de wet zou
zijn vastgelegd. Nu deze wijziging ontbreekt moet worden aangeno-men
dat het geldende artikel 1:88 lid 1 sub d BW verwijst naar de gehele
wettelijke regeling van de koop op afbetaling, zoals neerge-legd in
artikel 7A:1576 BW, dus met inbegrip van het bepaalde in artikel
7A:1576 lid 5 BW.
Dientengevolge moet ervan worden uitgegaan dat indien een gehuwde
persoon dan wel een partner in een geregis-treerd partnerschap een
effec-tenlease-overeenkomst afsluit, hij/zij daar-voor de toestem-ming
van de andere echtgenoot of geregistreerd partner nodig heeft, indien
deze over-eenkomst voldoet aan de criteria van een overeenkomst van
koop op afbetaling, volgens de kenmer-ken omschreven in artikel
7A:1576 BW.
10. Vraag c. Kunnen Eegalease respectievelijk de Consumentenbond
worden ontvan-gen in hun vorderingen, e.e.a. op de voet van artikel
3:305a BW?
Uitgangspunt is dat de collectieve actie van de artikelen 3:305a e.v.
BW ertoe strekt bepaal-de rechtspersonen de bevoegdheid te geven ter
bescher-ming van de belangen van andere personen een rechtsvordering
in te stellen. Tussen partijen is niet in geschil dat Eegalease en de
Consu-mentenbond rechts-perso-nen zijn waaraan in beginsel de
be-voegdheid toekomt ter bescherming van de belangen van andere
perso-nen een rechtsvordering in te stellen. Dit wordt als vaststaand
aangenomen.
11. Het antwoord op de vraag of deze rechtsvordering zich kan
uitstrek-ken tot de gevorderde verklaring voor recht onder 2. van het
petitum kan in het midden blijven aangezien deze vordering in geen
geval toewijsbaar is. Anders dan Eegalease kennelijk voor ogen heeft
kan een verklaring voor recht in een collectie-ve actie hooguit
betrekking hebben op een declaratoi-re uitspraak ten aanzien van de
kwalificatie van de betreffende effectenle-ase-overeenkomsten en op de
vraag van het toepassingsbereik van artikel 1:88 lid 1 onder d BW in
zijn algemeenheid, maar niet op de gevolgen daarvan. Het inroepen van
de nietigheid van een in strijd met het toestem-mingsver-eiste van
voormeld artikel gesloten overeenkomst van koop op afbetaling is een
aan de echtgenoot dan wel geregistreerd partner toeko-mend
hoogst-persoonlijk recht. Een collectieve actie strekt niet zover dat
de belangenor-ganisatie zonder expliciete mandatering zich dit recht
kan toeëigenen. Bovendien zou - zo betoogt Dexia terecht - een
dergelijk vonnis inhouds-loos zijn, nu in dat vonnis de concrete
overeenkomst waarvan vernietiging wordt gevraagd ontbreekt.
Dit geldt zowel voor de beoogde collectieve vernietiging bij brief van
29 januari 2003 als voor de subsidiair gevorderde collectieve
vernietiging bij vonnis.
12. Ten aanzien van de schadevordering terzake door Eegalease en de
Consu-mentenbond gemaakte kosten kan de vraag van de ontvanke-lijkheid
eveneens in het midden blijven. Deze vorde-ring is evenmin
toe-wijs-baar. Weliswaar hebben belan-genorganisaties als Eegalease en
de Consu-mentenbond de mogelijk-heid om vergoe-ding van de eigen
schade te vorderen maar daarvoor gelden de normale eisen die aan een
schadever-goedingsactie vanwege onrechtma-tig handelen moeten worden
gesteld. Daartoe hoort de voorzienbaarheids-eis, waarop Dexia heeft
gewezen. Eegalease stelt dat Legio Lease (rechtsvoorganger van Dexia,
ktr.) - als overtre-der van de norm dat beide echtgenoten en/of
geregistreerde partners de effectenlease-overeen-komst moeten
ondertekenen - ten tijde van het aangaan van de
effectenlea-se-overeenkomsten zonder de (schrifte-lijke) toestemming
van eventuele partners te verlangen, had kunnen voorzien dat een
belangenor-ganisatie zich de belangen van die partners zou kunnen gaan
aantrekken. Dit betoog strekt te ver. Zo al sprake zou zijn van een
onrechtmatige gedraging zijdens Dexia jegens de partners van de
effecten-leasecontractan-ten, is aan de voorzienbaarheidseis dat de
gedraging ook onrecht-matig zou zijn tegenover een derde die zich
naderhand de belan-gen van de gelaedeerden aantrekt geenszins voldaan.
13. Voor het overige (en dat geldt voor de vorderingen in het petitum
onder 1 a en b) zijn er onvoldoende bezwaren aangevoerd tegen de
ontvan-kelijkheid van Eegalease en de Consumentenbond om de onder 1 a
en b van de dagvaarding gevorderde verklarin-gen voor recht te
vorderen. Beide belan-genorgani-saties voldoen aan de vereisten die
artikel 3:305a BW hen stelt. De kantonrechter volgt Eegalease en de
Consumentenbond in hun betoog dat aan het criterium van
gelijk-soortige belangen niet zodanig zware eisen moeten worden
gesteld, dat de belangen die Eegalease en de Consumen-tenbond
behartigen voor de betrokken perso-nen in alle opzichten dezelfde
zijn. Zulks zou indruisen tegen het bestaan van het collectief
actierecht. Datzelfde geldt voor de formulering van de doelstelling
van beide belangen-organisaties, die de paraplu van het collectief
actierecht vormt. Voorzover de bezwaren die Dexia daartegen inbrengt
aan de criteria van artikel 3:305a BW verderstrek-kende eisen stellen,
heeft Dexia kennelijk de bedoeling het collectief actierecht, dat in
casu gelet op voor-gaande overwe-gingen uitslui-tend nog betrekking
heeft op het verkrijgen van een declaratoi-re uit-spraak ten aanzien
van de toepasse-lijkheid van de Wet op door haar verkochte
effectenlease-overeenkomsten, uit te hollen. Aan die bezwaren wordt
voorbij-ge-gaan.
14. Dit alles leidt tot de conclusie dat de vorderingen van Eegalease
en de Consu-menten-bond onder 1 a en b in het petitum van de
dagvaarding toewijsbaar zijn. Voor het overige worden zij afgewe-zen.
15. Vraag d. Kunnen Eegalea-se, respectievelijk de Consu-menten-bond
collectief de nietig-heid inroepen van meerbedoelde
effecten-lease-overeen-komsten?
Vraag e. Zo ja, kunnen Eegalease, respectievelijk de Consumen-ten-bond
schade vorde-ren voor gemaakte, dan wel nog te maken kosten?
Beide vragen zijn reeds ten nadele van Eegalease en de
Consu-menten-bond beant-woord bij de behandeling van de vraag naar de
ontvankelijk-heid van beide belangen-organisaties met betrekking tot
hun vorderingen onder 2, 3 en 4 in de dag-vaarding.
16. Vraag f. Zijn de effectenlease-overeenkomsten van de partners van
eisers sub 3, 4 en 5 nietig en leidt zulks tot integrale restitutie
inclusief wettelijke rente van de betaalde termijnen dan wel dient
daarover anders te worden geoordeeld op de voet van artikel 6:278 BW?
Het betoog in de voorgaande overwegingen leidt tot de conclusie dat
eisers sub 3, 4 en 5 terecht een beroep hebben gedaan op vernietiging
van de respectievelijke effecten-lease-overeenkomsten, die hun
echtgenoten hebben gesloten. De overeenkom-sten hebben de kenmerken
van een overeen-komst van koop op afbetaling, waarvoor volgens artikel
1:88 lid 1 onder d. BW zij die met Dexia de
effectenlease-over-eenkomsten hebben afgeslo-ten toe-stem-ming aan hun
echtgenoot dan wel geregistreerd partner hadden moeten vragen. Nu zij
dat niet hebben gedaan en de partners de nietigheid hebben ingeroe-pen
zijn de betreffende effec-tenlea-se-overeen-komsten nietig.
Dexia biedt bewijs aan van het feit dat de eisers sub 3, 4 en 5 wel
hun toestemming hebben gegeven, maar aan dat bewijsaanbod wordt
voorbijge-gaan. Daargelaten dat Dexia nog geen begin van bewijs
daarvan heeft gele-verd, vergt artikel 1:88 lid 3 BW dat de
toestemming schriftelijk had moeten zijn gegeven. Dexia betoogt nog
dat het geven van schriftelijke toestemming niet nodig is omdat de
effectenlease-overeenkomst als huur-koop-overeenkomst, waarvoor het
schriftelijkheids-vereiste geldt, even-goed als overeenkomst van koop
op afbetaling kan gelden, als afstand wordt genomen van de eis van
eigendomsvoorbehoud.
Dit is echter een ondeug-delijk gelegenheidsargu-ment, dat niet
strookt met de in deze procedu-re verder door Dexia ingeno-men
procespositie. Dit argument wordt verworpen.
17. Dan volgt de vraag naar de restitutieverplichtingen van Dexia.
Dexia betoogt primair dat de eisers sub 3, 4 en 5 de restitutie van
betaalde termijnen niet kunnen vorderen omdat zij geen partij zijn
geweest bij de effectenlease-overeenkomsten en derhalve deze vordering
niet zelf zouden hebben.
Dit betoog wordt niet gevolgd. Artikel 1:89 BW geeft aan de echtgenoot
die een beroep op de vernietiging heeft gedaan de bevoegdheid alle uit
de nietigheid voortvloeiende rechtshandelingen in te stellen. Tegen de
achter-grond van de bescherming die artikel 1:88 BW biedt, be-hoort
daartoe in de eerste plaats de restitutievordering van de door de
effecten-le-asecon-tractant betaalde termijnen.
18. Voorts zou volgens Dexia artikel 6:278 BW een rol moeten spelen.
Dit artikel zou de speculatieve gedachten die de echtgenoot van de
effecten-leasecontractant zou hebben, nu deze leasecontractant op de
betreffende overeenkomst verlies heeft geleden, moeten doorkruisen.
Dit artikel bepaalt in zijn eerste lid dat de partij die ontbinding
kiest van een reeds uitgevoerde overeenkomst, nadat de verhou-ding in
waarde tussen hetgeen wederzijds bij ongedaan-making zou moeten worden
verricht, zich te haren gunste heeft gewijzigd, verplicht is door
bijbeta-ling de oorspronke-lijke waardeverhouding te herstellen,
indien aannemelijk is dat zij zonder deze wijziging geen ontbin-ding
zou hebben gekozen. Het tweede lid verklaart die bepaling van
overeenkomstige toepassing ingeval de partij te wier gunste de
wijziging is ingetreden, op andere grond dan ontbinding de stoot tot
ongedaanma-king geeft en aanne-melijk is dat zij daartoe zonder deze
wijziging niet zou zijn overgegaan.
Deze bepaling is echter niet van toepassing. Weliswaar gaat het in
geval van een vernietiging van een effectenlease-overeenkomst om
ongedaanma-king op andere grond dan ontbinding, maar de in deze
bepa-ling bedoelde stoot tot ongedaanmaking is niet gegeven door de
echtgeno-ten van eisers sub 3, 4 en 5, die partij zijn bij de
respectieve overeenkomsten, maar door eisers, die daarbij geen partij
zijn en tegen wie voornoemd artikel zich dus niet richt.
19. Het vorenstaande brengt mee dat de in de dagvaarding onder 5, 9 en
12 gevorderde verkla-ringen voor recht toewijsbaar zijn, evenwel met
uitzonde-ring van de gevorderde verklaringen voor recht dat Dexia geen
enkele toewijs-bare vorde-ring jegens de echtgenoten van eisers sub 3,
4 en 5 en tegen henzelf kunnen instellen. Deze vordering is te
onbepaald om toewijs-baar te kunnen zijn.
De - cijfermatig niet bestre-den - resterende vorderin-gen van eisers
sub 3, 4 en 5 onder de vorderingen onder 6, 7, 8, 10, 11, 13 en 14 in
de dagvaar-ding zijn verder alle toewijs-baar, zulks met inbegrip van
de wettelijke rente als gevor-derd. Artikel 6:205 BW mist toepassing,
nu geen sprake is van kwade trouw.
met betrekking tot alle eisers:
20. Gelet op deze afloop van het geding in conventie wordt Dexia
veroordeeld in de proces-kos-ten gevallen aan de zijde van Eegalease.
De vordering en haar grondslag in - voorwaardelijke - reconventie
21. Dexia heeft deze voorwaardelijke vordering ingesteld voor het
geval de kantonrechter enig gedeelte van het door de desbetref-fende
eisers in conven-tie gevorderde mocht toewijzen. Nu dat het geval is
ten aanzien van de vorderin-gen in de dagvaarding onder 1. a en b. en
ten aanzien van de vorde-ringen van eisers sub 3, 4 en 5 komt deze -
voorwaar-delijke - recon-ventionele vordering hier aan de orde, echter
slechts voor wat betreft het in reconven-tie gevor-derde onder B, C, D
en E. De vordering onder A kan niet geacht worden aan het
voorwaardelijk karakter te hebben voldaan, nu in conventie de
collectieve vernietiging van de effectenlease-overeenkomsten niet is
toegestaan.
22. Dexia vordert onder B. een verklaring voor recht dat de
echtgenoten van de thans gedaagden sub 3, 4 en 5 aan Dexia een
vergoeding verschuldigd is gelijk aan de aankoopwaarde van de
effecten, waar zijn of haar effecten-lease-overeenkomsten betrekking
op had, verminderd met de beurswaarde van de effecten op datum van
vernietiging.
Voorts vordert Dexia van deze gedaagden respectievelijk EUR 1.660,05,
EUR 20.957,16 en EUR 4.312,60, alles te vermeerderen met de
wettelij-ke rente sedert de onderscheiden data van de brieven waarin
een beroep is gedaan op de vernietiging van de
effectenlease-overeenkomsten en met veroordeling van Eegalease en de
Consumentenbond hoofdelijk in de kos-ten van deze reconventionele
procedure.
23. Dexia verwijst als grondslag daartoe naar de omstandigheid dat
vernietiging van de effectenlease-overeenkomsten zou leiden tot een
vordering van Dexia op de effectenleasecontractant tot vergoeding van
het koers-ver-lies over de periode vanaf de datum van de overeenkomst
tot de datum van vernietiging. Jegens de gedaagden sub 3, 4 en 5
betekent dat in concreto een veroordeling tot betaling van het bedrag
dat hun echtgenoten eventueel op grond van artikel 6:278 BW
verschuldigd zouden zijn.
24. Deze vordering stuit af op het feit dat Dexia in deze procedure
geen beroep op artikel 6:278 BW kan doen. De kantonrechter verwijst
voor haar overwe-gingen op dit punt naar hetgeen daaromtrent in
conventie onder rov. 17 is overwo-gen. Een andere opvatting zou ertoe
kunnen leiden dat in strijd met de bescher-mingsgedachte van artikel
1:88 BW voor de echtgenoot die geen toestemming heeft gegeven toch een
financieel nadelig rechts-gevolg zou worden verbonden aan een
over-een-komst die niet zonder zijn toestemming gesloten had mogen
worden en daarom vernietigd wordt.
25. Dit betekent dat de vorderingen van Dexia worden afgewezen.
26. Gelet op de afloop van het geding in reconventie wordt Dexia
veroordeeld in de proceskosten die aan de zijde van Eegalease zijn
gevallen.
BESLISSING
De kantonrechter:
In conventie
met betrekking tot Eegalease en de Consumentenbond:
I. verklaart voor recht dat:
(a) de effectenlease-overeenkomsten, genoemd in dit onderdeel van de
dagvaarding onder 89 verschillende benamingen, die met Dexia zijn
gesloten, worden gekwalificeerd als overeenkomst van koop op
afbeta-ling in de zin van artikel 1:88 lid 1 sub d BW en dat
(b) op deze effectenlease-overeenkomsten die met Dexia zijn gesloten,
van toepassing is het bepaalde in de artikelen 1:88 en 1:89 BW;
II. wijst af het meer of anders gevorderde;
met betrekking tot eiseres sub 3
III. verklaart voor recht dat de huurkoopovereenkomst met nummer
59120566 rechtsgeldig door eiseres sub 3 is vernie-tigd;
IV. veroordeelt Dexia tot betaling aan eiseres sub 3 van een bedrag
van
EUR 4.324,02, zijnde het tot en met 1 mei 2002 onverschul-digd door
haar aan Dexia betaalde bedrag, te vermeerderen met de wettelijke
rente per datum afboeking van de respectievelijke maandter-mijnen;
V. veroordeelt Dexia tot betaling aan eiseres sub 3 van een bedrag van
EUR 227,58 per maand na 1 juni 2002, zijnde de maandelijks door Dexia
ten onrechte geïncasseerde bedragen, te vermeerderen met de wettelijke
rente berekend per datum afboeking van de respectie-velijke
incassotermij-nen tot aan de dag der algehele voldoening;
VI. veroordeelt Dexia tot betaling aan eiseres sub 3 van een bedrag
van EUR 118,81 zijnde de ten onrechte door Legio in rekening gebrachte
incasso-kosten, vermeerderd met de wettelijke rente berekend per datum
debitering van die kosten tot aan de dag der algehele voldoening;
VII. wijst af het meer of anders gevorderde;
met betrekking tot eiser sub 4:
VIII. verklaart voor recht dat de huurkoop-over-een-komst met num-mer
74405926 rechtsgeldig door eiser sub 4 is vernietigd;
IX. veroordeelt Dexia tot betaling aan eiser sub 4 van een bedrag van
EUR 7.526,64, zijnde het tot en met 1 februari 2003 onver-schul-digd
door haar aan Dexia betaalde bedrag, te vermeer-de-ren met de
wettelijke rente berekend per datum afboeking van de respectie-velijke
maandtermij-nen tot aan de dag der algehele voldoening;
X. veroordeelt Dexia tot betaling aan eiser sub 4 van een bedrag van
EUR 228,08 per maand na 1 februari 2003, zijnde de maan-de-lijks door
Dexia ten onrechte geïncasseerd bedragen, te vermeer-deren met de
wettelijke rente per datum afboeking van de respectie-velijke
incassotermij-nen tot aan de dag der algehele voldoening;
XI. wijst af het meer of anders gevorderde;
met betrekking tot eiseres sub 5:
XII. verklaart voor recht dat de huurkoopover-een-komst met num-mer
76180755 rechtsgeldig door eiseres sub 5 is vernietigd;
XIII. veroordeelt Dexia tot betaling aan eiseres sub 5 van een bedrag
van
EUR 1.270,64, zijnde het tot en met 1 februari 2003 onver-schuldigd
door haar aan Dexia betaalde bedrag, te vermeerde-ren met de
wettelijke rente per datum afboeking van de respectievelijke
maandter-mijnen tot aan de dag der algehele voldoening;
XIV. veroordeelt Dexia tot betaling aan eiseres sub 5 van een bedrag
van EUR 45,38 per maand na 1 februari 2003, zijnde de maande-lijks
door Dexia ten onrechte geïncasseerde bedragen, te vermeer-deren met
de wettelijke rente per datum afboeking van de respectie-velijke
incassotermijnen tot aan de dag der algehele voldoening;
XV. wijst af het meer of anders gevorderde;
met betrekking tot alle eisers:
XVI. veroordeelt Dexia in de kosten van het geding aan de zijde van
Eegalease c.s. gevallen, tot op heden begroot op:
- 232,00 griffierecht
- 81,16 dagvaardingskosten
- 1.450,00 salaris van de gemachtigde
-----------
EUR 1.763,16 in totaal,
een en ander, voorzover verschuldigd, inclusief BTW;
In reconventie
XVII. wijst de vordering af;
XVIII. veroordeelt Dexia in de proceskosten aan de zijde van Eegalease
c.s. gevallen, tot op heden begroot op EUR 725,00 voorzover
ver-schuldigd inclusief BTW, aan salaris van hun ge-machtig-de;
In conventie en reconventie
XIX. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voor-raad, voorzover
de Wet zulks toelaat.
Aldus gewezen door mr. M.C. Scholten, kantonrechter, en uitgesproken
ter openbare terechtzit-ting van de Rechtbank Amsterdam van 25
augustus 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter