Aan de voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Plein 2
2511 CR Den Haag
Datum Uw brief Ons kenmerk
(Kenmerk)
2030417950 FM 2004-00963 U
Onderwerp
Kamervragen van de leden Heemskerk en Wolfsen
over de bestrijding van malafide
effectenverkopers
Hierbij zend ik u, mede namens minister van
Justitie, de antwoorden op de vragen van de
kamerleden Heemskerk en Wolfsen die mij werden
toegezonden per brief van 15 juli 2004 onder
nummer 2030417950.
1. Bent u op de hoogte van de berichtgeving
rondom boiler rooms, d.w.z. illegale
effecteninstellingen die aandelen en opties
verkopen via agressieve telefonische colportage?
Ja.
2. Deelt u de mening van het Financieel
Expertise Centrum (FEC) dat boiler rooms zich
bezondigen aan «oplichtingspraktijken» en deze
een «ernstige bedreiging vormen voor het
vertrouwen in de financiële sector»?
Het FEC concludeert dat deze praktijken zich
voordoen. Elke vorm van oplichting en elke
gedraging van malafide aanbieders heeft een
nadelig effect op het vertrouwen van consumenten
in de financiële sector.Nederland kent de Wet
toezicht effectenverkeer 1995 (hierna: Wte 1995)
om dit nadelig effect te beperken. Met het
toezicht op grond van de Wte 1995 worden twee
doeleinden gediend. In de eerste plaats wordt er
gestreefd naar een adequate functionering van de
effectenmarkten. In de tweede plaats is er het
streven beleggers te beschermen tegen malafide
aanbiedingen, onvoldoende informatie en
ondeskundig optreden. Het stelsel van
reglementering en toezicht is er op gericht
eisen te stellen aan de bedrijfsvoering en de
integriteit van de bestuurders van
effecten-instellingen en transparantie te bieden
ten aanzien van de aan te bieden effecten.
3. Is het waar dat er «honderden illegale
aanbieders» zijn, die voor enkele honderden
miljoenen euro's aan fraude zouden hebben
gepleegd? Is de omvang hiervan toegenomen de
afgelopen jaren?
De Autoriteit Financiële Markten (hierna: "AFM")
is in het jaar 2003 237 onderzoeken gestart naar
instellingen die zonder vergunning of zonder
prospectus effecten(diensten) aanbieden en
daarmee handelen in strijd met de financiële
toezichtwetgeving. Met betrekking tot de door
het FEC genoemde aantallen en
benadelingsbedragen wordt in het rapport telkens
vermeld dat het gaat om schattingen en
vermoedens en dat geen betrouwbare cijfers
bekend zijn. Gelet op dit feit, is het ook niet
goed mogelijk om een eventuele toename te
constateren. Denkbaar is dat door meer
handhaving en opsporing meer zaken aan het licht
komen, zonder dat het aantal overtredingen van
de Wte 1995 is toegenomen.
4. Wanneer wordt het rapport van het FEC naar de
Kamer gezonden? Wilt u
bij de aanbieding tevens melden op welke wijze u
uitvoering gaat geven aan de aanbevelingen?
Het FEC publiceert met enige regelmaat
rapportages over ontwikkelingen rond
financieel-economische criminaliteit. In het
verleden zond het Ministerie van Financiën, de
hoedanigheid van voorzitter van de
begeleidingscommissie van het FEC, deze
rapportages ter informatie aan de Tweede Kamer.
Per 15 maart 2004 is het Convenant
Herstructurering FEC in werking getreden (Stcrt.
2004, nr. 65), onder andere met als doel om
sterker tot uitdrukking te brengen dat het FEC
een samenwerkingsverband is van en voor de
deelnemende organisaties zelf. In verband
daarmee is de begeleidingscommissie vervangen
door een FEC-raad, zonder participatie door de
ministeries van Financiën en van Justitie. De
FEC-raad draagt zelf zorg voor de openbaarmaking
van de onder zijn verantwoordelijkheid verrichte
onderzoeken. De FEC-rapportages - inclusief de
rapportage over "boiler rooms" - zijn te vinden
op de website van het FEC (www.fecinfo.nl).
5. Is het waar dat het simpel blijkt te zijn
voor deze aanbieders om zich te onttrekken aan
bestaande wet- en regelgeving? Zo ja hoe
verklaart u dat?
De bestaande wet- en regelgeving verbiedt de
activiteiten die door deze aanbieders worden
verricht. Voor het aanbieden van effecten bij
uitgifte moet een prospectus algemeen
verkrijgbaar zijn en zijn overlegd aan de AFM
(voor beursgenoteerde effecten geldt dat dit
prospectus wordt overlegd aan de beurs, op basis
van de regelgeving van Euronext). Het is
verboden om zonder een vergunning diensten als
effectenbemiddelaar of vermogensbeheerder aan te
bieden of te verrichten.
Voor zover de in het FEC-rapport beschreven
partijen zonder een prospectus verkrijgbaar te
hebben of aan de AFM voor te leggen of zonder in
het bezit te zijn van een vergunning toch
effecten bij uitgifte aanbieden dan wel diensten
als effectenbemiddelaar of vermogensbeheerder
verrichten, worden kernbepalingen van de
betreffende wetgeving overtreden.
De in het FEC-rapport omschreven activiteiten
kunnen buiten de financiële toezichtwetgeving
vallen; hetzij omdat er geen sprake is van
effecten in de zin van de Wte 1995, hetzij omdat
er een vrijstelling van toepassing is
(bijvoorbeeld ten aanzien van de professionele
handel). Voor zover dit het geval is, zullen
boilerroom activiteiten veelal kunnen worden
geclassificeerd als oplichting, valsheid in
geschrifte dan wel deelneming aan een criminele
organisatie.
Evenals bij iedere overtreding van wettelijke
bepalingen is het dan zaak voor de bevoegde
autoriteiten om voldoende capaciteit beschikbaar
te hebben om maatregelen te nemen op basis van
deze wet- en regelgeving.
6. Deelt u de mening dat Autoriteit Financiële
Markten (AFM) en De Nederlandsche Bank (DNB)
bankrekeningen van deze illegale
effecteninstellingen moeten kunnen bevriezen?
Deelt u de mening van de
FEC dat de wetgeving aangepast moet worden,
zodat de toezichthouders de beleggers sneller in
het openbaar kunnen waarschuwen? Zouden
accountants
een belangrijkere rol moeten spelen bij het
toezicht op effecteninstellingen? Deelt u de
mening van de FEC dat de wetgeving aangepast
moet worden, zodat er een
verbod op cold calling komt?
Indien de toezichthouder constateert dat er
illegale ondernemingen op de markt actief zijn,
kan deze aangifte doen bij het OM. Tegen
illegale ondernemingen kan worden opgetreden op
basis van het Wetboek van Strafvordering. Bij
constatering van een malafide onderneming zal de
toezichthouder aangifte doen bij het OM. In het
opsporingsonderzoek kan strafrechtelijk beslag
worden gelegd ex artikel 94 en artikel 94a Sv en
ex artikel 18 WED. Het OM kan een voorlopige
maatregel ex artikel 28 WED uitvaardigen met een
bevel de aanbieding te staken. Thans wordt nader
bezien in hoeverre de feitelijke naleving van
het bevel kan worden bewerkstelligd door via de
toezichthouder de financiële instellingen
omtrent het bevel te informeren. Toegang tot het
(reguliere) financiële stelsel wordt alsdan voor
malafide aanbieders problematisch. Met de
toepassing van artikel 29 WED kan het OM in
raadkamer vorderen dat een bewindvoerder in de
onderneming wordt aangesteld. Voor zover (nog)
mogelijk, kunnen hiermee de belangen van de
benadeelden worden geborgd. Voorts is de
toezichthouder in bepaalde gevallen de
bevoegdheid toegekend een curator aan te
stellen. Er bestaat dan ook geen behoefte aan
nadere regelgeving.
Consumenten en professionele partijen op de
financiële markten hebben er baat bij dat de
toezichthouders in voorkomende gevallen kunnen
waarschuwen voor misstanden die zij in het kader
van hun toezicht aantreffen. Daarom wordt in de
nieuwe Wet op het financieel toezicht (Wft) de
publicatiebevoegdheid van de toezichthouders
opnieuw bezien. De publicatiebevoegdheid van de
toezichthouders zal gericht zijn op het
waarschuwen van het publiek tegen ondernemingen
die handelen in strijd met bepalingen uit de
Wft. Hierbij moet bijvoorbeeld gedacht worden
aan instellingen die zonder de vereiste
vergunning optreden. De bepalingen met
betrekking tot de publicatiebevoegdheid van de
toezichthouders worden tegelijk met het deel
gedragstoezicht van de Wft aan de Tweede Kamer
aangeboden, naar verwachting eind 2004/ begin
2005.
Effecteninstellingen leggen binnen zes maanden
na afloop van hun boekjaar een jaarrekening over
aan de minister van Financiën. Deze jaarrekening
wordt vergezeld door een verklaring omtrent
getrouwheid, afgegeven door een accountant, die
niet in dienstbetrekking tot de
effecteninstelling staat. Deze accountants zijn
op grond van de Wte 1995 gehouden de
toezichthouder zo spoedig mogelijk elke
omstandigheid te melden die in strijd is met de
eisen die voor het verkrijgen van een vergunning
zijn gesteld, in strijd is met de bij of
krachtens de Wte 1995 opgelegde verplichtingen,
het voortbestaan van de effecteninstelling
bedreigt of leidt tot weigering van het afgeven
van een verklaring omtrent de getrouwheid of tot
het maken van een voorbehoud. De accountant moet
van deze omstandigheden kennis hebben gekregen
bij de uitoefening van zijn uit de Wte 1995
voortvloeiende werkzaamheden.
Daarnaast moet de accountant zo spoedig mogelijk
alle inlichtingen verschaffen die redelijkerwijs
nodig zijn ten behoeve van het toezicht op de
naleving van de Wte 1995. Dit heeft betrekking
op het accountantsverslag aan de directie en de
raad van commissarissen, de management letter en
de correspondentie tussen de accountant en de
effecteninstelling die rechtstreeks verband
houdt met de accountantsverklaring bij de
jaarrekening en op de maand- en kwartaalstaat
van de effecteninstelling. Het rapport van het
FEC geeft geen aanleiding om dit aan te passen.
Zoals het rapport van het FEC reeds aangeeft,
vloeit uit de Wte 1995, het Bte 1995 en de
nadere regeling gedragstoezicht effectenverkeer
2002 (art. 26 NRg) een verbod op cold calling
voort voor effecteninstellingen.
Voorts regelt de richtlijn betreffende de
verkoop op afstand van financiële diensten aan
consumenten (RL 2002/65 23 september 2002) het
leggen van contact met consumenten door
aanbieders van financiële diensten, via middelen
voor communicatie op afstand. Deze richtlijn
bepaalt dat voor het gebruik van
geautomatiseerde oproepsystemen zonder
menselijke tussenkomst en van faxen voorafgaande
instemming van de consument vereist is. Tevens
bepaalt deze richtlijn dat andere technieken
voor communicatie op afstand, waarmee een
individuele communicatie tot stand kan worden
gebracht, alleen met instemming van de betrokken
consumenten zijn toegestaan of alleen mogen
worden gebruikt wanneer de consument daar geen
uitdrukkelijk bezwaar tegen heeft gemaakt. Deze
bepalingen zullen in het kader van de Wet
financiële dienstverlening worden
geïmplementeerd in het Burgerlijk Wetboek. Er
komt op deze wijze een algeheel verbod op cold
calling voor financiële diensten.
7. Is het waar dat de AFM nu jaarlijks maar 8
keer aangifte doet tegen aanbieders van illegale
effecten? Waarom gebeurt dat zo weinig? Indien
dit vaker gebeurt, heeft het OM dan voldoende
capaciteit om de aangiftes in behandeling te
nemen? Zo ja, waarom gebeurde dat dan niet
eerder? Zo neen, waarom niet en hoe gaat u
bevorderen dat deze capaciteit er wel komt?
De AFM heeft in het jaar 2003 dertien keer
aangifte gedaan bij het Openbaar Ministerie.
Tien keer heeft de AFM aangifte gedaan tegen
instellingen die de vergunningplicht hebben
overtreden en drie keer is aangifte gedaan tegen
instellingen die effecten hebben uitgegeven
zonder daartoe een prospectus algemeen
verkrijgbaar te hebben gesteld. In het eerste
half jaar van 2004 heeft de AFM negen aangiften
gedaan. Aangetekend zij hierbij dat gedupeerde
beleggers niet altijd bij de AFM melding maken
van hetgeen hen is overkomen, waardoor de AFM
niet altijd op de hoogte van de betreffende
fraudezaak kan zijn. Daarnaast melden
gedupeerden zich regelmatig direct bij de
politie of de FIOD/ECD zodat de AFM geen
aangifte meer hoeft te doen.
Ter zake van deze overtredingen van de
financiële toezichtwetgeving wordt veelal
besloten een maatregel te geven aan de
instelling en/of de zaak bestuurlijk af te doen.
Zo heeft de AFM in het eerste half jaar van 2004
al tien registraties van clientenremissiers
doorgehaald (zes in 2003), één aanbieder van
effecten gedwongen alsnog een prospectus op te
stellen dan wel de beleggingen terug te draaien
(één in 2003) en drie lasten onder dwangsom
opgelegd (geen in 2003). Deze stijging is het
gevolg van een toegenomen activiteit op het
gebied van de bestrijding van illegale
financiële activiteiten (zie ook het antwoord op
vraag 3).
Het OM neemt meer onderzoeken in behandeling dan
op aangifte van de AFM. Ook door De
Nederlandsche Bank N.V., de FIOD-ECD en de
regiokorpsen van de politie worden onderzoeken
ingesteld naar aanleiding van aangiften en
klachten. Het OM is voldoende in staat die
aangiften en onderzoeken in behandeling te
nemen.
8. Is het waar dat de waarschuwingen van de AFM
slechts een klein deel van de beleggers
bereiken? Hoe kan bevorderd worden dat het
bereik en de effectiviteit van de waarschuwingen
van de AFM veel groter wordt?
Het is niet vast te stellen hoeveel beleggers
kennis nemen van de waarschuwingen van de AFM.
Gezien de publicatie van deze waarschuwingen op
de website van de AFM, het persbericht dat de
AFM verstuurt en afgeleide publicaties in met
name het Financieele Dagblad en de financiële
katern van de Telegraaf, mag worden aangenomen
dat een significant aantal beleggers op de
hoogte zou moeten zijn.
De AFM geeft reeds op diverse manieren invulling
aan de voorlichting van consumenten
(toezichtlijn, uitgeven van brochures, geven van
speeches e.d.). In het kader van deze
voorlichting wordt onder andere aangegeven dat
beleggers een zekere voorzichtigheid dienen te
betrachten bij het financieel zaken doen en dat
zij een eigen verantwoordelijkheid hebben om
bijvoorbeeld na te (laten) gaan of hetgeen in
het prospectus of andere informatie is opgenomen
past bij de eigen situatie of verwachting. Bij
elke uitbreiding van de waarschuwingssystematiek
moet bedacht worden dat het niet mogelijk is
alle consumenten te bereiken met waarschuwingen.
Het is van belang dat beleggers zelf een actieve
houding aannemen en daarmee alert zijn op deze
waarschuwingen. Naast de
waarschuwingssystematiek raadt de AFM in haar
externe uitingen de belegger altijd aan om na te
gaan of een aanbieder een vergunning heeft van
de AFM.
De minister van Financiën,
G. Zalm
Bijlage:
- Rapportage Boiler rooms
Ministerie van Financiën