Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
Telefax (070) 333 40 33
2513 AA `s-GRAVENHAGE
Uw brief Ons kenmerk
SV/R&S/04/57292
Onderwerp Datum
Vervanging scholingsregels WW 25 augustus 2004
./. Hierbij zend ik u ter kennisneming de Scholingsregeling WW. Met deze regeling worden de
scholingsregels bij werkloosheid verruimd. Het UWV kan daardoor meer mogelijkheden
bieden voor scholing van werklozen.
De nieuwe regeling wordt ingevoerd naar aanleiding van het aflopen van de zogenaamde
scholingsexperimenten WW. Uit die experimenten is gebleken dat er behoefte bestaat aan
flexibiliteit en maatwerk bij scholing.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
(mr. A.J. de Geus)
2
Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 25 augustus 2004 ,
Directie Sociale Verzekeringen, nr. 04/57292 houdende vaststelling van regels over de
noodzakelijke opleiding of scholing bedoeld in artikel 76 Werkloosheidswet
(Scholingsregeling WW)
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op artikel 76 van de Werkloosheidswet;
BESLUIT:
Artikel 1 Noodzakelijke opleiding of scholing
1. Het recht op uitkering tijdens noodzakelijke opleiding of scholing als bedoeld in artikel 76 van de
Werkloosheidswet blijft bestaan indien de opleiding of scholing bestaat uit het systematisch verwerven van
kennis dan wel vaardigheden volgens een vooraf vastgesteld programma, waarbij de verworven kennis en
vaardigheden worden getoetst.
2. De opleiding of scholing is noodzakelijk indien aannemelijk is:
a. dat de werknemer niet zonder opleiding of scholing een voor hem passend beroep of functie kan uitoefenen
op de arbeidsmarkt en dat de voorgestelde opleiding of scholing daartoe een adequaat middel is; en
b. dat de opleiding of scholing relevant is voor de arbeidsmarkt.
3. De noodzakelijke opleiding of scholing bestaat in overwegende mate uit het verrichten van activiteiten die
niet productie als doel hebben.
Artikel 2 Duur
Opleiding of scholing als bedoeld in artikel 76 van de Werkloosheidswet, duurt maximaal één jaar. Het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan in individuele gevallen een opleiding of scholing van een
langere duur toestaan, doch niet meer dan twee jaar.
Artikel 3 Uitzondering recht op uitkering
Geen recht op uitkering als bedoeld in artikel 1 en 2 blijft bestaan, indien tijdens de opleiding of scholing recht
bestaat op een voorziening in de derving van inkomen.
Artikel 4 Overgangsrecht
Deze regeling is van toepassing op de werkloze werknemer die op of na de dag van inwerkingtreding van deze
regeling een aanvraag heeft ingediend tot deelname aan opleiding of scholing.
Artikel 5 Intrekking
---
De regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 20 december 1990 houdende
vaststelling van regels als bedoeld in artikel 76, eerste en tweede lid, van de Werkloosheidswet1 wordt
ingetrokken.
Artikel 6 Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin
zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 augustus 2004.
Artikel 7. Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Scholingsregeling WW.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
's-Gravenhage, 25 augustus 2004
de Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(A.J. de Geus)
1 Stcrt. 1990, 252; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 18 februari 2002 (Stcrt. 37)
4
Toelichting
Algemeen
Artikel 76 van de Werkloosheidswet (hierna WW) bepaalt dat de werkloze werknemer bij het volgen van een
noodzakelijke opleiding of scholing het recht op uitkering behoudt. Op grond van artikel 76 van de WW
worden voorwaarden gesteld aan de opleiding of scholing, die kan worden gevolgd met behoud van
werkloosheidsuitkering. De regels hebben betrekking op onder meer de aard, de omvang en de duur van de
opleiding of scholing. Hierna worden opleiding en scholing naast elkaar gebruikt.
Met deze regeling worden de voorheen bestaande regels ingetrokken. Directe aanleiding tot deze regeling is de
afloop van de scholingsexperimenten in de Werkloosheidswet. De experimenten boden meer ruimte om
scholing te volgen met behoud van uitkering. De ervaringen die zijn opgedaan in de experimenten zijn
meegenomen in deze regeling. Met de experimenten werden specifieke regels gegeven waarmee de
mogelijkheden tot deelname aan scholing werden verruimd met betrekking tot bedrijfsopleidingen,
productieve arbeid tijdens scholing en de duur van scholing. Met deze regeling worden de mogelijkheden
behouden, maar wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om de regeling te vereenvoudigen en specifieke
regels te laten vervallen. Hierdoor bieden de regels het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV)
meer flexibiliteit en kan meer maatwerk in scholing worden geboden. De voortzetting van de
werkloosheidsuitkering tijdens scholing is een faciliteit die is gericht op reïntegratie van de werkloze op de
arbeidsmarkt. Tijdens de noodzakelijke scholing wordt de uitkeringsgerechtigde geacht werkloos te zijn en
wordt hij tevens op grond van de Regeling vrijstelling verplichtingen WW (Staatscourant 2003, 241)
gedurende de duur van de scholing minus de laatste twee maanden vrijgesteld van de verplichting te trachten
passende arbeid te verkrijgen. Onderhavige regeling beoogt daarom voorwaarden te stellen waardoor scholing
ook inderdaad een bijdrage is tot vergroting van de kansen op het duurzaam verkrijgen van arbeid.
Artikel 1 Noodzakelijke opleiding of scholing
Artikel 1, eerste lid
In dit lid wordt aangegeven wat onder opleiding of scholing in het kader van artikel 76 WW wordt verstaan.
Dit betreft het systematisch verwerven van arbeidsmarktrelevante kennis en/of vaardigheden voor de
uitoefening van een taak, functie of (zelfstandig) beroep. Er moet dus sprake zijn van een vooraf vastgesteld
programma waarin is vastgelegd wat wordt geleerd en op welke wijze dit wordt getoetst. Het afgegeven
diploma of certificaat dan wel ander document over de gevolgde scholing moet de toekomstige werkgever de
garantie bieden dat de afgestudeerde daadwerkelijk aan de eisen van de kwalificatiestructuur voldoet. Bij een
scholingsprogramma kan de cursist doorgaans ook een beroep doen op begeleiding van daartoe aangestelde
docenten.
Artikel 1, tweede lid, onderdeel a
Deelnemen aan scholing met behoud van werkloosheidsuitkering is alleen toegestaan indien de scholing voor
deze persoon noodzakelijk is, gezien zijn positie op de arbeidsmarkt. Het is aan het UWV om te beoordelen of
dit aannemelijk is. Scholing zal praktisch alleen tijdens een reïntegratietraject aan de orde komen, omdat het
dan gaat om een persoon met een afstand tot de arbeidsmarkt. Bij de intake van de aanvraag om
werkloosheidsuitkering wordt door het CWI al vastgesteld of er een grote afstand is tot de arbeidsmarkt.
Daarbij kan aan de orde
komen dat er een scholingsbehoefte is.
Ook in het kader van een reïntegratietraject kan in samenspraak tussen reïntegratiebedrijf en de werkloze
worden geoordeeld dat scholing gewenst of noodzakelijk is. Het UWV kan bij de beoordeling van de vraag of
scholing noodzakelijk is, gebruik maken van deze inzichten en wensen die hiervoor zijn gebleken. Daarbij
zullen in de persoon gelegen factoren een rol kunnen spelen zoals vooropleidingen, arbeidsverleden, de duur
van de werkloosheid, eerdere perioden van werkloosheid, leeftijd, sociale achtergrond en de noodzaak van
verandering van beroep in verband met handicap of intellectuele capaciteiten.
Artikel 1, tweede lid, onder b
Scholingen worden als relevant voor de arbeidsmarkt aangemerkt als er op de arbeidsmarkt vraag is naar
werknemers met de scholing. Het is daarbij in het algemeen niet voldoende dat er bij slechts één werkgever
vraag is naar werknemers met de bewuste opleiding. Een opleiding zal in een zekere kring van werkgevers als
waardevol en noodzakelijk herkend moeten worden. Daarmee moeten de opleidingen hun waarde bewezen
hebben en dus in het algemeen al enige tijd bestaan. Hieruit vloeit ook een strakke toepassing voort. Bij twijfel
of een scholing door werkgevers als arbeidsmarktrelevant herkend wordt, valt deze niet onder de
scholingsregeling in de WW. In de regel zullen opleidingen die vanuit een sector of branche worden opgezet
5
als arbeidsmarktrelevant worden aangemerkt. Er wordt geen lijst bijgehouden van opleidingen die als
arbeidsmarktrelevant worden beschouwd. De markt van opleidingen is namelijk voortdurend in beweging. Het
bijhouden van een lijst en toetsing van opleidingen aan die lijst zal meer vertragend werken dan duidelijkheid
bieden over de opleidingen die als arbeidsmarktrelevant worden beschouwd.
Gelet op het feit dat scholing is gericht op het verkrijgen van de kennis of vaardigheden die ook daadwerkelijk
in een taak of functie uitgeoefend kunnen worden bij een potentiële werkgever of ingezet kunnen worden bij
de uitoefening van een beroep wordt tevens duidelijk dat activiteiten zoals trainingen gericht op het opdoen
van vaardigheid in het solliciteren niet worden gezien als scholing in de zin van artikel 76 van de WW. Ook
een algemeen vormende opleiding die niet gericht is op de uitoefening van een taak of beroep wordt niet als
een zodanige scholing aangemerkt.
Artikel 1, derde lid
Bij de scholing moet het verwerven van kennis en vaardigheden vooropstaan. Deze kunnen ook verworven
worden door praktische arbeid. Als onderdeel van de scholing kan praktische arbeid worden verricht. Deze
praktische arbeid kan productieve arbeid omvatten, maar dit praktische deel van de scholing zal ten dienste
moeten staan van de scholing en dus het verwerven van kennis en vaardigheden dan wel het praktisch leren
toepassen daarvan tot doel hebben. Tijdens de scholing mag dus niet in overwegende mate het doel zijn het
verrichten van productieve arbeid. Er zijn geen regels gesteld over de onderlinge verhouding tussen het
praktische deel en het theoretische deel van de scholing. De behoefte aan praktische arbeid kan immers per
opleiding verschillen.
Artikel 2 Duur
Doel van de scholing is dat de uitkeringsgerechtigde zo snel mogelijk duurzaam geplaatst kan worden in
arbeid. De scholing mag dus niet leiden tot verlenging van de werkloosheid en zal niet langer mogen duren dan
noodzakelijk is om toegang tot de arbeidsmarkt te krijgen. In het algemeen moet worden aangenomen dat met
een scholing die niet langer duurt dan een jaar toegang tot de arbeidsmarkt mogelijk is. Het gaat immers om
personen die al een
arbeidsverleden hebben en kennis en ervaring hebben opgedaan. De scholing tijdens de uitkeringsperiode zal
dus in het algemeen een aanvulling zijn op hetgeen al is verworven. Bij de afweging van de duur van de
scholing wordt ook rekening gehouden met de wachttijd die er kan zijn voordat met de scholing gestart kan
worden. Het is gewenst dat zoveel mogelijk die opleiding wordt gezocht die het eerst afgerond kan zijn. Het
UWV is bevoegd om, indien individuele omstandigheden daartoe noodzaken, scholing voor een langere duur
met behoud van uitkering toe te staan, indien dit noodzakelijk wordt geacht. Dit kan bijvoorbeeld het geval
zijn als aannemelijk is dat de voorgestelde scholing de kortste weg is naar werk en er geen andere
scholingsmogelijkheid voorhanden is die korter duurt. Daarnaast kan bij de afweging van de duur van de
scholing ook rekening worden gehouden met de relevantie voor de arbeidsmarkt. Als er keuze is tussen
verschillende noodzakelijke opleidingen of cursussen kan de arbeidsmarktrelevantie de doorslaggevende factor
zijn boven de duur van de scholing.
Artikel 3 Uitzondering recht op uitkering
Evenals in de bestaande regeling wordt een uitzondering op het recht op behoud van uitkering gemaakt, indien
in verband met het volgen van de opleiding of scholing aanspraak bestaat op een uitkering in verband met
inkomensderving (wegens het volgen van de opleiding). Daarbij gaat het vooral om een toekenning van
studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000. Een WW-gerechtigde kan indien hij aan
gestelde voorwaarden voldoet in aanmerking komen voor studiefinanciering. Aanspraak op studiefinanciering
bestaat, indien een erkende en een erkend type (beroeps)opleiding wordt gevolgd van een duur van ten minste
een jaar en met een bepaalde studiebelasting. Er bestaat om in aanmerking te kunnen komen voor
studiefinanciering een leeftijdgrens. Bij de vaststelling van de studiefinanciering wordt ondermeer rekening
gehouden met inkomen en de kosten van levensonderhoud. In de situatie, dat een WW-gerechtigde een
volledige opleiding volgt, waarvoor hij studiefinanciering krijgt toegekend, zal dit ook gevolgen hebben voor
het recht op de WW-uitkering. Dit wordt beoordeeld door het UWV met toepassing van de relevante wettelijke
bepalingen. Dit artikel bewerkstelligt, dat het UWV in geval van een opleiding waarbij studiefinanciering aan
de orde is, deze regeling (het toestaan van scholing met behoud van uitkering) niet hoeft toe te passen.
Artikel 4 Overgangsrecht
Het verzoek van de werkloze werknemer die vóór de dag van inwerkingtreding van deze regeling de aanvraag
tot deelname aan een noodzakelijke opleiding of scholing heeft ingediend, wordt beoordeeld op grond van de
6
regeling die op grond van artikel 5 wordt ingetrokken.
Artikel 5 Intrekking
De regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 20 december 1990 houdende
vaststelling van regels, als bedoeld in artikel 76, eerste en tweede lid, van de Werkloosheidswet (Stcrt. 252),
wordt ingetrokken. Deze regeling werd op grond van artikel 76 WW vastgesteld door de Sociale
Verzekeringsraad, die de bevoegdheid had regels te stellen omtrent de werknemer die een noodzakelijke
opleiding of scholing gaat volgen. Deze bevoegdheid berustte vanaf de invoering van de Organisatiewet
Sociale Verzekeringen op 1 januari 1995 bij het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming. Bij de
invoering van
de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 is de regeling een regeling geworden van de Minister van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die geacht wordt op grond van het tweede lid, van artikel 76 WW te zijn
genomen.
Artikel 6 Inwerkingtreding
De scholingsexperimenten hebben geleerd dat er behoefte bestaat aan meer ruimte voor het UWV voor het
leveren van maatwerk in verband met scholing. Het is wenselijk deze ruimte aansluitend op het aflopen van de
experimenten te bieden. De experimenten lopen af op 1 augustus 2004. De regeling treedt daarom met
terugwerkende kracht op 1 augustus 2004 in werking volgend op het van rechtswege vervallen van de
experimenten.
In het voorstel van wet houdende wijziging van enkele socialeverzekeringswetten en enige andere wetten in
verband met het aanbrengen van enige vereenvoudigingen (Kamerstukken II 2003/04, 29 513), wordt artikel
76 WW aangepast in die zin dat de werkloosheidsuitkering niet meer verlengd wordt voor de duur van de
scholing terwijl de vastgestelde duur van de WW-uitkering is verstreken. De onderhavige regeling stelt echter
eisen aan de noodzaak van de scholing en geldt zowel voor de situatie voor inwerkingtreding van dit
wetsvoorstel als voor de situatie na de inwerkingtreding.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(A.J. de Geus)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid