Uitspraak Rechtbank Amsterdam LJN-nummer: AQ7091 Zaaknr: 13/097117-04
Bron: Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak: 20-08-2004
Datum publicatie: 20-08-2004
Soort zaak: straf -
Soort procedure: eerste aanleg - meervoudig
RECHTBANK AMSTERDAM, MEERVOUDIGE KAMER 9C
Parketnummer: 13/097117-04
RK nummer: 04/2857
Uitspraak: 20 augustus 2004
UITSPRAAK
Inzake overlevering in het kader van een Europees aanhoudingsbevel.
GEZIEN de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend
door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering
dateert van 16 juli 2004 en strekt onder meer tot het in behandeling
nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), uitgevaardigd door
Daniel Fransen, onderzoeksrechter bij de rechtbank van eerste aanleg
te Brussel. Dit bevel betreft de aanhouding en overlevering van:
,
geboren te op 1974,
wonende ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gede-tineerd in de Penitentiaire Inrichting Nieuw Vosseveld te
Vught,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
GEZIEN de overige stukken.
GELET OP de behandeling ter openbare zitting van deze recht-bank en
kamer van 13 augustus 2004, waar zijn gehoord de offi-cier van
justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. V.L. Koppe,
advocaat te Amsterdam.
OVERWEGENDE
De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde
personalia juist zijn en dat hij niet de Nederlandse, maar de
Belgische en Marokkaanse nationaliteit heeft.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële
autoriteiten van de uitvaardigende staat ingesteld strafrechtelijk
onderzoek. Dit onderzoek betreft het vermoeden dat de opgeëiste
persoon zich schul-dig heeft gemaakt aan naar het recht van de
uitvaardigende staat strafbare feiten.
De feiten zijn omschreven in een door de griffier gewaarmerkte en als
bijlage 1 aan deze uitspraak gehechte fotokopie van onderdeel e) van
het EAB en in een door de griffier gewaarmerkte en als bijlage 2 aan
deze uitspraak gehechte fotokopie van een faxbericht van M. Yernaux,
federaal magistraat van het Federaal Parket te Brussel d.d. 11
augustus 2004. Deze feiten worden naar Belgisch recht gekwalificeerd
als:
a. deelnemen aan activiteiten van een terreurgroep,
b. bendevorming met het oog op het plegen van misdaden tegen personen
en goederen,
c. valsheid in geschriften,
d. gebruik van valse documenten..
Feit a. staat vermeld onder nummer 2 op bijlage 1 van de
Overleveringswet (OLW), te weten:
terrorisme.
De rechtbank beschouwt het als een kennelijke omissie van de Belgische
justitiële autoriteiten dat feit b. niet is aangekruist op genoemde
bijlage. Het feit staat vermeld onder nummer 2 van die bijlage.
Op deze feiten is naar het recht van de uitvaardigende staat een
vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
De raadsman heeft ter zitting onder meer aangevoerd dat eerst de vraag
moet worden beantwoord naar het kader waarbinnen het begrip terrorisme
moet worden getoetst.
Voorts heeft de raadsman betoogd dat de wet Terroristische misdrijven
op 29 december 2003 is gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad, zodat
de wet pas van kracht is sinds januari 2004.
ten aanzien van de feiten a. en b.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de omschrijving van de
feiten, waarvan de opgeëiste persoon volgens het EAB en de daarop
gegeven toelichtingen wordt beschuldigd, de uitvoerende autoriteit in
redelijkheid heeft kunnen brengen tot de beslissing dat deze feiten
als terrorisme c.q. deelneming aan een criminele organisatie kunnen
worden gekwalificeerd.
De verstrekte gegevens overziende is de rechtbank van oordeel dat de
bedoelde beslissingen deze marginale toets kunnen doorstaan, zodat de
overlevering ten aanzien van terrorisme en deelneming aan een
criminele organisatie zal worden toegestaan. Voor wat betreft het
gestelde terrorisme geldt dat de toestemming is beperkt tot
terroristische activiteiten die door de opgeëiste persoon zouden zijn
gepleegd in de periode waarin deze volgens de Belgische wetgeving
strafbaar zijn gesteld.
Ten aanzien van feit b. wordt naar het oordeel van de rechtbank
voldaan aan de wettelijke vereisten.
ten aanzien van de feiten c. en d.
De rechtbank is van oordeel dat het EAB en de aanvullende stukken te
dien aanzien niet voldoen aan de in artikel 2, tweede lid OLW gestelde
vereisten, in het bijzonder dat de feitenomschrijving onvoldoende
gegevens bevat omtrent betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij deze
feiten om tot een toelaatbare overlevering te komen.
De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan de
feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Hij heeft dit
tijdens het verhoor ter zitting echter niet kunnen aantonen. Dat er
ten aanzien van de opgeëiste persoon geen sprake kan zijn van een
vermoeden van schuld aan die feiten, is niet gebleken.
Nu ten aanzien van de feiten a. en b. waarvoor de overlevering wordt
gevraagd is vastgesteld dat aan alle eisen is voldaan die de
Overleveringswet daaraan stelt, dient de overlevering in zoverre te
worden toegestaan.
GEZIEN
De artikelen 2, 5, en 7 van de Overleveringswet.
RECHTDOENDE
STAAT TOE de overlevering van aan de Belgische
autoriteiten ten behoeve van strafvervolging ter zake van de
verdenking dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten waarvoor
zijn overlevering wordt verzocht, te weten: deelnemen aan de
activiteiten van een terreurgroep (terrorisme) , uitsluitend voor de
periode waarin dit volgens de Belgische wet strafbaar is, en
bendevorming met het oog op het plegen van misdaden tegen personen en
goederen (deelneming aan een criminele organisatie.
Staat de overlevering voor de overige feiten niet toe.
Aldus gedaan door
mr. F. Salomon, voorzit-ter,
mrs. E.D. Bonga-Sigmond en N. Rozemond, rech-ters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Boyer, grif-fier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 20 augustus 2004.
Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.