De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
DN. 2004/2604
datum
19-08-2004
onderwerp
Tussenrapportage Beleidsprogramma Biodiversiteit Internationaal
TRC 2004/5448
bijlagen
Geachte Voorzitter,
Met onze brief van 23 mei 2002 (N2002/1608) hebben wij u het
Beleidsprogramma Biodiversiteit Internationaal (BBI) aangeboden. Het
BBI groepeert de voornemens van zes ministeries op het gebied van
internationaal biodiversiteitsbeleid voor de periode 2002-2006, en
vormt daarmee de Nederlandse bijdrage aan het bereiken van de
internationaal overeengekomen doelstellingen van het Verdrag inzake
Biologische Diversiteit (CBD) en Millennium Development Goal 7. Naar
aanleiding van onze toezegging tussentijds te zullen rapporteren over
de uitvoering van het BBI, breng ik u bij deze op de hoogte van de
resultaten tot nu toe. Ik doe dit mede namens mijn collega's van OS en
VROM.
datum
19-08-2004
kenmerk
DN. 2004/2604
bijlage
1. Proces van uitvoering BBI met externe partners gestart
Na verschijning van de nota is een proces op gang gebracht dat is
gericht op het breed onder de aandacht brengen van het BBI en het tot
stand brengen van samenwerking tussen overheid en maatschappelijke
organisaties bij de uitvoering van het beleidsprogramma. Daarbij is
veel aandacht besteed aan het verbeteren van de communicatie tussen
alle betrokken partijen. Inmiddels is actuele informatie over de
uitvoering van het BBI beschikbaar op de website van het Nederlandse
CBD Clearing-House Mechanism (http://www.biodiversity-chm.nl). Tevens
worden betrokkenen nader geïnformeerd via een apart in het leven
geroepen BBI Bulletin.
Op 15 april 2003 is in Den Haag een bijeenkomst gehouden waarbij 120
deelnemers van verschillende organisaties aanwezig waren. Tijdens deze
bijeenkomst maakte de overheid duidelijk dat het BBI niet door haar
alleen kan worden uitgevoerd. Zij heeft de andere actoren uit de
samenleving daarbij nodig. Ook werd geconstateerd dat het nodig is de
verschillende beleidsvoornemens verder te concretiseren. Inmiddels
hebben bijeenkomsten over deelonderwerpen als ecologische netwerken,
bossen, water, agrobiodiversiteit, droge gebieden, kennis, educatie en
informatievoorziening plaatsgehad.
Op 11 mei 2004 vond een tweede publieksbijeenkomst over de
implementatie van het BBI plaats.
Om meer doelgericht aan de verdere uitvoering van het BBI te kunnen
werken is de 'Beleidsmonitor Biodiversiteit' ontwikkeld. Met deze
database kunnen op eenvoudige wijze overzichten van beleidsonderdelen
of thema's worden gemaakt, internationale verplichtingen aan
Nederlands beleid worden gerelateerd en de voortgang van de uitvoering
worden gevolgd.
Een deel van het BBI wordt uitgevoerd via het Actieplan Natuurbeheer
voor Midden- en Oost-Europa 2001-2004. Met dit actieplan ondersteunt
Nederland een reeks Midden- en Oost-Europese landen op het gebied van
natuurbeleidsontwikkeling en concrete beschermings- en
beheersmaatregelen. In verband met de betekenis van deze landen voor
de Europese natuur zal voortzetting van het programma na 2004 worden
bezien.
2. Drie thematische speerpunten
Het BBI kent een groot aantal verschillende onderwerpen en
activiteiten. Dit is inherent aan de keuze voor biodiversiteit als
beleidsthema. Er zijn drie specifieke speerpunten benoemd. Dit zijn 1)
het versterken van ecologische netwerken; 2) het verduurzamen van het
gebruik van (agro)biodiversiteit en 3) het verminderen van de
negatieve effecten van Nederlands handelen op de biodiversiteit in het
buitenland.
Beschermde gebieden / Ecologische netwerken
Nederland benadrukt sinds enige jaren in een reeks van internationale
fora het belang van ecologische netwerken als instrument voor
biodiversiteitbeheer. De beleidsdoelstelling van Nederland is dat op
den duur op wereldschaal 10% van het landoppervlak deel uitmaakt van
een samenhangend systeem van beschermde natuurgebieden.
Zo is tijdens de WSSD in Johannesburg in september 2002 de
ontwikkeling van nationale en regionale ecologische netwerken
geïdentificeerd als één van de methoden om het wereldwijde verlies aan
biodiversiteit een halt toe te roepen. Ter voorbereiding op het World
Parks Congress (WPC) in Durban in september 2003 alsmede de 7e
Conferentie van Partijen (COP7) van de CBD in februari 2004 in Kuala
Lumpur heeft Nederland in juni 2003 een Stategic Round Table
georganiseerd over de rol van beschermde gebieden en ecologische
netwerken. Deze bijeenkomst heeft geleid tot een aantal aanbevelingen
aan internationale gremia.
Het 5e IUCN World Parks Congress, waar zo'n 2500 mensen aan deelnamen,
maakte duidelijk dat het natuurbeleid op een kruispunt staat. De
afgelopen jaren is in brede kring het besef gegroeid dat de in Den
Haag (CBD-COP6) en Johannesburg (WSSD) afgesproken doelstelling om het
verlies aan biodiversiteit in 2010 tot staan te brengen niet kan
worden gehaald zonder nieuwe, offensieve benaderingen.
Een belangrijk discussiethema van het WPC vormde dan ook de inbedding
van natuurdoelstellingen in bredere regionale benaderingen gericht op
het duurzaam samengaan van zowel ecologische, economische als sociale
belangen. Veel van de inhoudelijke bijdragen die Nederland in Durban
heeft aangeleverd zijn terug te vinden in de Message of the WPC to the
CBD. Nederland is er tijdens de 7e Conferentie van Partijen bij het
Biodiversiteitsverdrag in februari 2004 ook in geslaagd een verwijzing
naar het belang van ecologische netwerken in het Werkprogramma
Beschermde Gebieden op te nemen.
Op een meer praktisch niveau wordt in het kader van de uitvoering van
het BBI via het Actieplan Natuurbeheer Midden- en Oost-Europa de
ontwikkeling van indicatieve kaarten voor ecologische netwerken in
Oost-Europa mogelijk gemaakt. Er wordt steun verleend aan de
ontwikkeling van ecologische netwerken in Centraal Amerika, Nepal en
Indo-China. De lokale bevolking wordt betrokken bij het beheer van de
beschermde gebieden en aanvullend door sociaal-economische
activiteiten in de omringende bufferzones. Specifieke aandacht wordt
hierbij besteed aan het ontwikkelen van zogenaamde 'flyways' voor voor
Nederland belangrijke trekvogels.
Duurzaam gebruik van biodiversiteit
Een tweede speerpunt van het BBI is het 'duurzame gebruik' van
biodiversiteit. Bij een goede invulling van dit begrip wordt naast het
gebruik ook de instandhouding van biodiversiteit meegenomen. Om het
concept van duurzaam gebruik verder praktisch uit te werken heeft
Nederland in de afgelopen jaren een aantal internationale workshops
gesteund die geleid hebben tot een serie richtlijnen voor duurzaam
beheer, die door de recent gehouden COP7-CBD zijn aanvaard. Deze
richtlijnen moeten door de partijen bij het Biodiversiteitsverdrag
vertaald worden naar nationaal beleid en uitmonden in een praktisch
hulpmiddel voor de instandhouding en duurzaam gebruik van
biodiversiteit door de lokale bevolking.
Ook binnen de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking zijn veel
activiteiten gaande die het duurzaam gebruik van biodiversiteit
beogen. Dit geldt bijvoorbeeld voor het beheer van beschermde
natuurgebieden waarbij ook de sociaal-economische ontwikkeling van de
plaatselijke bevolking veel aandacht krijgt. Het geldt ook voor
landbouwontwikkeling waarbij het behoud en duurzaam gebruik van
(agro)biodiversiteit de kwetsbaarheid van de armste groepen ten
opzichte van bijvoorbeeld droogte of prijsschommelingen dient te
verminderen. Voor het duurzaam gebruik van biodiversiteit is de
uitvoering van de CBD- werkprogramma's voor de verschillende
ecosystemen van belang. Hieronder volgt een korte beschrijving van de
BBI-activiteiten op dit vlak voor Bossen, Wetlands en Zeeën,
Landbouwgebieden en Droge gebieden.
Bossen
Het BBI werkprogramma voor bossen is uitgewerkt en besproken met de
maatschappelijke organisaties. Binnen de Nederlandse internationale
inspanningen is traditioneel veel aandacht geweest voor bossen als
belangrijk ecosysteem voor behoud van biodiversiteit. Bossen spelen
tevens een centrale rol als leefgebied en bron van inkomsten voor veel
lokale gemeenschappen.
Het Regeringstandpunt Tropisch Regenwoud blijft het kader voor de
Nederlandse investeringen in bossenactiviteiten. De bilaterale
inspanningen van Nederland richten zich onder andere op
beleidsvorming, versterking van de bosinstituten, de bescherming van
natuurgebieden en het bevorderen van de participatie van de bevolking.
Enkele concrete resultaten zijn dat Colombia de aanbevelingen van het
Tropenbosprogramma voor haar nieuwe biodiversiteitsbeleid heeft
gebruikt, dat via het Nederlands Comité voor IUCN de waarden van het
Guyana Shield bosgebied in kaart zijn gebracht en dat inmiddels 66
NGO's in ontwikkelingslanden profiteerden van subsidies onder het
Tropisch Regenwoud Programma.
Het afgelopen jaar is de ontwikkeling en uitvoering van nationale
bossenprogramma's (nfp's) verder ondersteund, enerzijds via bilaterale
inspanningen (o.a. Guatemala, Peru, Vietnam, Senegal) en anderzijds
via de in 2002 gestarte en bij de FAO ondergebrachte National Forest
Programmes-Facility. Via dit laatstgenoemde initiatief is naast
landenspecifieke ondersteuning ook een compleet overzicht samengesteld
van financieringsmogelijkheden voor het duurzaam beheer van bossen.
Op multilateraal gebied laat de voortgang op bossengebied te wensen
over. Het proces binnen het United Nations Forum on Forests kent
vooralsnog weinig voortgang in de bereidheid om tot harde afspraken op
het gebied van duurzaam bosbeheer te komen. Het werkprogramma Bossen
dat tijdens de COP6 - CBD in Den Haag werd aangenomen biedt daartoe
meer inspiratie. Nederland heeft aan de secretariaten van het UNFF en
het Biodiversiteitsverdrag twee medewerkers toegevoegd om de
samenwerking tussen deze secretariaten te versterken.
De betrokken ministeries maken zich inmiddels zorgen over de voortgang
in het UNFF- proces. De discussie over een apart juridisch bindend
instrument op het gebied van bossen wordt nu al 12 jaar lang gevoerd
en loopt uitermate moeizaam: een groot aantal landen ziet niets in een
dergelijk instrument. De vraag dringt zich in toenemende mate op of
voortzetting van de discussie in UNFF-verband nog wel zinvol is en of
een bossenprotocol onder het Biodiversiteitsverdrag niet meer kans van
slagen heeft. Tot op dit moment is Nederland echter politiek gebonden
aan de bestaande EU Raadsconclusies die gericht zijn op de
ontwikkeling van een apart bossenverdrag.
Water
Water staat internationaal zeer in de belangstelling. Voor Nederland
bestaat de inzet eruit dat bij het beheer van water zowel de productie
van voedsel als het behoud van biodiversiteit binnen een stroomgebied
moeten worden meegenomen. De actieve deelname tijdens de WSSD in
Johannesburg en het 3de Wereld Water Forum in Kyoto heeft geleid tot
het interdepartementale programma 'Partners voor Water'. Binnen
'Partners voor Water' zijn momenteel 23 projecten in uitvoering die
zich specifiek richten op het thema 'water voor voedsel en
ecosystemen'.
Ook worden projecten uitgevoerd gericht op duurzaam gebruik, eerlijke
verdeling van de opbrengsten en bescherming van kustgebieden en
wetlands in andere landen, zoals in de regio West Afrika.
Capaciteitsopbouw ten behoeve van nationale en regionale
beleidsontwikkeling wordt meer dan voorheen geïntegreerd met
sociaal-economische analyses om zo ook een bijdrage te leveren aan
armoedebestrijding. Het belang van de ecologische relaties met
Nederland is evident. Aanvullende ondersteuning op bilateraal niveau
vindt plaats via ambassades.
Wat betreft het beschermen van de biodiversiteit van het mariene
milieu is tijdens de laatste ministersvergadering van de OSPAR-landen
in Bremen in juni 2003 de 'Aanbeveling voor het aanwijzen van
beschermde mariene gebieden' aangenomen. Op grond hiervan zal in 2010
een ecologisch netwerk worden gecreëerd van goed beheerde beschermde
mariene gebieden. Een eerste voorlopige aanmelding van potentiële
gebieden zal in 2005 plaatsvinden. Daarnaast is in het kader van de
OSPAR-landen een 'Initiële lijst van bedreigde en afnemende
diersoorten en habitats op zee' vastgesteld. Het beschermen van de
biodiversiteit voor zowel zoet als zout water wordt ook gerealiseerd
door de toepassing van de relevante EU-regelgeving zoals de
Kaderrichtlijn Water en de EU-vogel- en habitatrichtlijnen. Verder
wordt er in Noordzee-kader gewerkt aan een set van 10 ecologische
kwaliteitsdoelen.
Landbouwgebieden
Onder het thema agrobiodiversiteit is ingezet op capaciteitsopbouw in
ontwikkelings-landen. Daarnaast wordt bij de ondersteuning van de
CGIAR-instellingen voor landbouwkundig onderzoek de link met
biodiversiteit gelegd. De richting van het onderzoek wordt steeds meer
gedefinieerd door de belangengroepen zelf en door de internationale
ontwikkelingsagenda. Daarbij komt de eerlijke verdeling van de
opbrengsten van het gebruik van genetische bronnen steeds meer
centraal te staan. Het partnerschap tussen Nederland en de FAO is
naast op bossen ook gericht op de thema's voedselzekerheid en
agrobiodiversiteit. Via het Actieplan Natuurbeheer Midden- en
Oost-Europa is steun verleend aan landbouwmilieuprogramma's. De sterke
relatie tussen biodiversiteit en landbouw in die regio werd daarmee
onderkend. De hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid in
2003 bood gelegenheid om uitvoering te geven aan de voornemens tot
verdere integratie van milieu en biodiversiteit. Nederland heeft deze
hervormingsvoorstellen gesteund.
Droge gebieden
De belangstelling voor het beheer van biodiversiteit van de droge
gebieden neemt toe.
De CBD en het verdrag voor woestijnbestrijding (UNCCD) hebben een
gezamenlijk werkprogramma voor de droge gebieden aangenomen dat
Nederland ondersteunt.
Een aantal maatschappelijke organisaties is gestart met initiatieven
gericht op versterking van de participatie van de bevolking bij het
beheer van de droge gebieden, met onder meer aandacht voor
agrobiodiversiteit en weidebeheer. In de bestaande bossenprogramma's
van OS wordt ondersteuning van duurzaam beheer van droge bossen
voortgezet en is er toenemende belangstelling voor het gebruik van
inheemse soorten.
Het verminderen van de negatieve effecten van Nederlands handelen op
de biodiversiteit in het buitenland
Dit derde speerpunt van het BBI heeft voor een belangrijk deel een
langetermijnkarakter. Als gevolg van de import van grondstoffen legt
Nederland een groot beslag op de natuurlijke hulpbronnen en
biodiversiteit elders in de wereld. Zowel door de overheid als door
niet-gouvernementele organisaties worden inspanningen geleverd ten
behoeve van behoud van biodiversiteit buiten ons land.
Internationaal en in Nederland doet momenteel de discussie rond de
import van illegaal gekapt hout stof opwaaien. Nederland ondersteunt
het EU-actieplan tegen illegaal hout actief. Verder werden het
Afrikaprogramma van de FSC (Forest Stewardship Council), de Conference
sur les Ecosystèmes de Fôrets Denses et Humides d'Afrique Centrale en
de eerste bijeenkomst van African Forest Law Enforcement and
Governance-proces ondersteund. Het nieuwe OS-beleid biedt meer
mogelijkheden om in de toekomst in het Congo Basin het onderwerp
duurzaam bosbeheer in relatie tot de houthandel in geconsolideerde
vorm op te pakken. Ook in Azië zijn onderhandelingen gestart over het
tegengaan van de illegale houtkap. Het tegengaan van de illegale kap
is in de praktijk een verlengstuk van Goed Bestuur en Integriteit van
overheden. De verwachting is dat de aandacht van illegale houtkap dan
ook zal verbreden naar aandacht voor goed bestuur en maatschappelijke
participatie.
In het kader van het BBI-hoofdstuk Maatschappelijk Verantwoord
Ondernemen en de transitie 'Biodiversiteit en duurzaam gebruik
natuurlijke hulpbronnen' wordt in opdracht van VROM gewerkt aan het
project 'Beoordelingskader biodiversiteit'. Dit project is bedoeld om
bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en overheden handvatten
te bieden om biodiversiteit op een transparante manier te beoordelen
en te integreren in hun beleid inzake Maatschappelijk Verantwoord
Ondernemen. Het beoordelingskader vormt daarbij géén apart instrument,
en stelt ook géén extra eisen aan bedrijven. Het is een hulpmiddel om
ofwel aan reeds bestaande verplichtingen (biodiversiteit in MER)
transparanter te kunnen voldoen, ofwel om organisaties te helpen bij
vrijwillige initiatieven ten aanzien van het operationaliseren van
biodiversiteitbeleid. Met EZ wordt overlegd over de mogelijkheid om
het beoordelingskader beschikbaar te stellen via het MVO-kenniscentrum
dat binnenkort operationeel zal zijn. In 2004 zal VROM zich in
samenwerking met andere ministeries inzetten voor communicatie,
verdere draagvlakvergroting en praktische toepassing in
pilotprojecten.
Ondanks deze inspanningen is de Nederlandse 'ecologische voetafdruk'
nog groot.
De verwezenlijking van de onder dit BBI speerpunt genoemde doelen is
in de verslagperiode nog onvoldoende naderbij gekomen. Extra inzet op
dit onderdeel van het beleidsprogramma en ook in het kader van de
Transitie Biodiversiteit is nodig.
Transitie Biodiversiteit
In het verlengde van het BBI en voortkomend uit de signalering van
hardnekkige milieuproblemen in het NMP4 heeft de overheid een
beleidsproces in gang gezet van een transitie naar een duurzaam
gebruik van biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen. Dit wordt
opgepakt in samenwerking met bedrijfsleven, maatschappelijke
organisaties en kennisinstellingen. Vanuit een langetermijnvisie (tot
2030) wordt ingezet op beleidsinnovatie. Momenteel wordt gewerkt aan
een Uitvoeringsprogramma 2004 - 2007 met vier speerpunten:
internationale ecologische netwerken, duurzame landbouw en
ruimtegebruik, vis en voedselvoorziening, en bossen. Voor de
speerpunten worden streefbeelden geformuleerd voor 2030. In
samenwerking met maatschappelijke partners zullen experimenten worden
uitgevoerd die moeten leiden tot daadwerkelijke verduurzaming van het
gebruik van biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen. Dit
uitvoeringsprogramma zal u in de tweede helft van dit jaar worden
aangeboden.
In 2004 zal de uitvoering van het BBI worden voortgezet; begin 2005
zal opnieuw worden gerapporteerd over de voortgang. Tevens zal een
begin worden gemaakt met de mid-term evaluatie van dit
beleidsprogramma.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
PDF-versie van de brief
Voor downloaden van PDF-bestanden:
Zie het origineel
Tussenrapportage Beleidsprogramma Biodiversiteit Internationaal
(PDF-formaat, 95 kB)
---
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit