Kamerstuk, 17-8-2004
Kwijtscheldingstermijnen Eigen bijdrage (motie-Kant)
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DVVO/ZA-U-2506496
18 augustus 2004
De Tweede Kamer heeft naar aanleiding van een algemeen overleg met mij
op 4 december 2002 de motie-Kant aangenomen (Kamerstukken II, 2002/03,
26631, nr. 30). De Kamer vraagt mij daarin de eigen bijdrage thuiszorg
die mensen moeten betalen kwijt te schelden indien deze na een
bepaalde termijn in rekening wordt gebracht.
In mijn brief van 3 mei 2004 (Kamerstukken II, 2003/04, 26631, nr. 92)
heb ik aangegeven dat ik op basis van het advies van het College voor
zorgverzekeringen (CVZ) heb besloten eigen bijdragen zorg zonder
verblijf (voorheen thuiszorg) kwijt te schelden voor cliënten van wie
binnen een jaar de gegevens in de gemeentelijke basisadministratie
niet geverifieerd kunnen worden. In betreffende brief heb ik ook
gemeld dat het ontbreken van definitieve gegevens over het inkomen
voor mij geen reden is voor kwijtschelding. In die gevallen wordt een
voorlopige eigen bijdrage opgelegd.
Ik heb in vervolg op voornoemde brief van 3 mei 2004 aan de Tweede
Kamer, het CVZ verzocht uiterlijk 1 augustus 2004 de uitvoering van
het opleggen van de eigen bijdrage zorg zonder verblijf middels een
voorlopige beschikking en factuur voor zowel nieuwe cliënten als
bestaande cliënten met terugwerkende kracht te regelen. Het gaat dan
om cliënten waarvan het definitieve inkomen (wat nodig is voor het
verzenden van een definitieve beschikking en factuur) (nog) niet
vanuit de Belastingdienst kan worden geleverd. Deze cliënten zullen in
het vervolg altijd een voorlopige beschikking en factuur ontvangen
voor de eigen bijdrage; uiteraard zo spoedig mogelijk gevolgd door een
definitieve beschikking en factuur. Aangezien de verjaringstermijn
volgens het Burgerlijk Wetboek 5 jaar is, zou deze procedure terug
gaan tot en met 1 augustus 1999.
Ten behoeve van de uitvoering hebben het CVZ en het Centraal
Administratie Kantoor (CAK) sinds 3 mei 2004 aanvullende informatie
aangedragen, die er toe heeft geleid dat ik mijn eerder ingenomen
standpunt omtrent de uitvoering van de motie-Kant heb genuanceerd.
Nuancering standpunt uitvoering opleggen eigen bijdragen thuiszorg
Op basis van recente informatie van het CVZ en het CAK heb ik in
afwijking van mijn brief van 3 mei 2004, besloten dat cliënten, die in
de jaren 1999 tot en met 2001 thuiszorg hebben ontvangen en waarvoor
tot op heden nog geen eigen bijdrage kon worden opgelegd, geen eigen
bijdrage meer over die jaren krijgen opgelegd. Ik wil nadrukkelijk
opmerken dat het om een éénmalige actie gaat. Betreffende cliënten
zullen voor zorg die is ontvangen in 2002, 2003 en 2004 een voorlopige
beschikking en factuur ontvangen ter hoogte van de laagste eigen
bijdrage, waarbij afhankelijk van de definitieve inkomensgegevens
eventueel een naheffing volgt. De cliënten die dit betreft, zullen in
de komende maanden van 2004 de voorlopige beschikking en factuur
ontvangen over de jaren vanaf 2002. Tegelijkertijd zullen zij worden
geïnformeerd over de teruggavemogelijkheden.
De belangrijkste redenen om eigen bijdragen thuiszorg over 1999 tot en
met 2001 niet meer op te leggen zijn de volgende.
De inningsprocedure verliep in die jaren voor een belangrijk deel
anders dan de huidige inningsprocedure; cliënten ontvingen geen
formele kennisgeving over het verschuldigd zijn van een eigen bijdrage
en voor hen kan een (voorlopige) beschikking en factuur onverwacht
komen.
Bovendien bedraagt het aantal cliënten dat inmiddels is overleden
enkele tientallen procenten, waardoor de resterende opbrengst van de
eigen bijdrage beperkt is.
Op basis van bovengenoemde overwegingen heb ik besloten om éénmalig de
eigen bijdrage niet meer op te leggen over de jaren 1999 tot en met
2001.
Een vergelijkbare situatie kan in de toekomst niet meer voorkomen,
omdat cliënten met ingang van 1 augustus 2004 altijd een voorlopige
beschikking en factuur ontvangen als het definitieve inkomen niet op
korte termijn via de Belastingdienst beschikbaar komt.
Daarnaast wil ik benadrukken dat mijn uitgangspunt is, dat de eigen
bijdrage regeling zo goed mogelijk moet worden uitgevoerd. Er mogen
geen vermijdbare vertragingen zijn.
Ik verwacht u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
drs. Clémence Ross-van Dorp
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport