LJN-nummer: AQ6960 Zaaknr: 03/2696 WVG
Bron: Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak: 4-08-2004
Datum publicatie: 17-08-2004
Soort zaak: bestuursrecht - bestuursrecht overig
Soort procedure: eerste aanleg - enkelvoudig
RECHTBANK TE ROTTERDAM
Enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
Reg.nr.: WVG 03/2696 KRD
Uitspraak
in het geding tussen
, wonende te , eiser,
en
het bestuur van het gemeenschappelijk orgaan Regionale Organisatie
Gehandicaptenvoorzieningen Nieuwe Waterweg Noord, verweerder.
1. Ontstaan en loop van de procedure
Op 5 maart 2003 heeft eiser een vervoersvoorziening, genaamd Power
Trike, aangevraagd.
Bij besluit van 19 mei 2003 heeft verweerder eiser meegedeeld dat de
aanvraag wordt afgewezen omdat de Power Trike niet noodzakelijk is om
deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer en een scootermobiel
tezamen met het gebruik van aanvullend openbaar vervoer een adequate
voorziening vormt.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 27 mei 2003 bezwaar
gemaakt.
Bij besluit van 26 augustus 2003 heeft verweerder het bezwaar
ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit) heeft eiser bij
brief van 8 september 2003 beroep ingesteld.
Verweerder heeft bij brief van 9 oktober 2003 een verweerschrift
ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 april 2004. Eiser
was aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door I. de
Vries.
2. Overwegingen
Bij beoordeling van het geding gaat de rechtbank uit van de volgende
feiten.
Eiser is aangewezen op het gebruik van een rolstoel. Eiser is in het
bezit van een handbewogen rolstoel en beschikt over een eigen auto. De
Power Trike betreft een frame bestaande uit een los wiel met een motor
+ accu, welk aan de rolstoel wordt bevestigd.
In het indicatierapport van 15 mei 2003 is vermeld dat eiser
belemmeringen ondervindt ten aanzien van zijn mobiliteit.
Geconcludeerd is dat geen indicatie aanwezig is voor verstrekking van
de Power Trike, maar dat eiser op basis van de beperkte loopafstand -
waartoe hij wel in staat is - wel in aanmerking komt voor verstrekking
van een scootermobiel.
In de rapportage van 2 juni 2003 van verweerder is overwogen dat eiser
een uitgebreide vervoersbehoefte heeft. Alle noodzakelijke
verplaatsingen kunnen plaatsvinden met een scootermobiel, eventueel in
combinatie met aanvullend openbaar vervoer.
Eiser heeft gesteld dat verweerder zich ten onrechte niet heeft
gehouden aan het WVG-protocol dat op 26 maart 2002 is gesloten tussen
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Vereniging van
Nederlandse Gemeenten en een aantal maatschappelijke organisaties
(hierna: het protocol).
Volgens eiser zou verweerder op grond van het protocol de mogelijkheid
hebben een voorziening te verstrekken die duurder is dan de
scootmobiel. Een voordeel van de Power Trike is dat deze in de auto
van eiser kan worden meegenomen. Eiser heeft gesteld dat hij niet in
aanmerking komt voor het gebruik van aanvullend openbaar vervoer,
omdat hij de beschikking heeft over een eigen auto. Volgens eiser is
het prijsverschil tussen de Power Trike en een scootmobiel niet groot.
Verweerder heeft aangevoerd dat het protocol door hem niet is
vastgesteld zodat het niet van toepassing is. Verweerder heeft het
standpunt ingenomen dat de scootermobiel tezamen met aanvullend
openbaar vervoer, waarmee eiser in staat moet worden geacht deel te
nemen aan het leven van alledag, de goedkoopst adequate voorziening
vormt. Verweerder acht zich niet gehouden tegemoet te komen aan de
wens van eiser om de Power Trike mee te nemen in de auto. De stelling
van eiser dat hij niet in aanmerking komt voor het gebruik van
aanvullend openbaar vervoer, omdat hij de beschikking heeft over een
eigen auto, is onjuist. Mededeling van die strekking heeft verweerder
niet gedaan.
Verweerder heeft gesteld dat verstrekking van een scootmobiel
goedkoper is dan verstrekking van de Power Trike. De nieuwprijs van de
Power Trike is EUR 4345,-. De nieuwprijs van een scootmobiel varieert
afhankelijk van het model, van EUR 3299,- tot EUR 4026,-. Verweerder
heeft scootmobiels op voorraad die voor de hele regio worden gebruikt.
Ze worden in bruikleen verstrekt en kunnen worden hergebruikt. In
geval van hergebruik betaalt verweerder de leverancier een klein
bedrag voor aflever- en herverstrekkosten. De nieuwprijzen van de
scootmobiels zijn inclusief twee accu's en WA-verzekering. Verweerder
heeft gesteld dat op grond van berekeningen, zonder deze werkwijze,
hij veel duurder uit zou zijn.
De rechtbank overweegt als volgt.
Artikel 2, eerste lid, van de WVG luidt als volgt. Het gemeentebestuur
draagt zorg voor de verlening van woonvoorzieningen,
vervoersvoorzieningen en rolstoelen ten behoeve van de deelneming aan
het maatschappelijk verkeer van in de gemeente woonachtige
gehandicapten en stelt met inachtneming van het bepaalde bij of
krachtens deze wet daartoe regels vast bij verordening.
Artikel 3 van de WVG bepaalt dat het gemeentebestuur verantwoorde
voorzieningen aanbiedt en dat onder verantwoorde voorzieningen worden
verstaan de voorzieningen die doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht
worden verleend.
Artikel 1.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Verordening
voorzieningen gehandicapten Nieuwe Waterweg Noord (hierna: de
verordening), voor zover hier van belang, luidt als volgt.
Een voorziening kan slechts worden toegekend voorzover deze, naar
objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopste adequate voorziening
kan worden aangemerkt.
In artikel 3.1 van de Verordening is bepaald dat de toegekende
vervoersvoorziening er toe dient bij te dragen dat de gehandicapte zo
zelfstandig mogelijk kan deelnemen aan het maatschappelijk verkeer.
In paragraaf 4.6 van het Verstrekkingenboek is bepaald dat bij de
advisering van een scootermobiel altijd eerst wordt gekeken of een
standaard scootermobiel een adequate oplossing biedt. Is deze om
medische of antropometrische redenen niet adequaat dan kan een ander
model worden geadviseerd.
In zijn uitspraak van 19 november 2003, gepubliceerd in JSV 2004/34,
heeft de Centrale Raad van Beroep overwogen dat de in het protocol
neergelede regels niet als algemeen verbindende voorschriften en
evenmin als beleidsregels moeten worden aangemerkt. De Centrale Raad
heeft daarbij overwogen dat nu het protocol niet in een verordening of
in beleid is opgenomen, de rechter het bestreden besluit niet aan het
protocol kan toetsen.
De rechtbank stelt vast dat door burgemeester en wethouders van de
gemeente noch verweerder het protocol geheel of ten dele heeft
geïmplementeerd of als beleid aanvaard. De rechtbank mag het bestreden
besluit dus niet toetsen aan regels van het protocol. De stelling van
eiser dat verweerder in verband met dat protocol gehouden zou zijn
meer rekening te houden met zijn wensen, slaagt om deze reden niet.
Ingevolge vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep dient
het gemeente bestuur zodanige vervoersvoorzieningen moet aanbieden dat
de ter plaatse wonende gehandicapte daardoor tenminste in staat wordt
gesteld om in zijn directe woon- en leefomgeving in aanvaardbare mate
sociale contacten te onderhouden en deel te nemen aan het leven van
alledag. De zorgplicht van verweerder ingevolge artikel 3 van de WVG
omvat geen bovenregionaal vervoer.
Evenmin als verweerder ziet de rechtbank in dat eiser niet aanmerking
zou komen voor aanvullend openbaar vervoer op de grond dat hij over
een auto beschikt.
Eiser heeft niet betwist dat de verstrekking van een scootmobiel in
combinatie met aanvullend openbaar vervoer voor hem een adequate
voorziening vormen.
Naar het oordeel van de rechtbank gaat verweerders zorgplicht niet
zover dat hij aan de wens van eiser om de Power Trike mee te nemen in
zijn auto tegemoet diende te komen. Aan de wensen en voorkeuren van de
individuele gehandicapte hoeft verweerder geen doorslaggevende
betekenis toe te kennen.
De rechtbank ziet in hetgeen eiser heeft aangevoerd, en ook
anderszins, geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de door
verweerder gegeven informatie over de kosten van verstrekking van
scootmobiels en over de prijs van de Power Trike.
De stelling van eiser dat het prijsverschil tussen de Power Trike en
een scootmobiel niet groot is, aangenomen dat eiser doelt op het
duurste model scootmobiel, en gelet op de informatie van verweerder,
is niet onjuist. Dit neemt evenwel niet weg dat op grond van de
hiervoor weergegeven informatie van verweerder aannemelijk is dat door
middel van bruikleenverstrekking en hergebruik van scootmobiels en
aanzienlijk verschil in kosten voortvloeit, althans een verschil dat
groter is dan de - door verweerder niet gekwantificeerde - aan de
leverancier te betalen herverstrekkosten. Daar komt bij dat de
scootmobiel door verweerder worden verstrekt inclusief WA-verzekering,
waarvan de kosten, anders dan bij de nieuwprijs van de Power Trike,
bij de nieuwprijs van de scootmobiel zijn inbegrepen.
Uit het voorgaande volgt dat verweerder terecht het aanvullend
openbaar vervoer en een scootmobiel als goedkoopst adequate
voorziening heeft aangemerkt.
Gesteld noch gebleken is van bijzondere omstandigheden die toepassing
van de hardheidsclausule zouden rechtvaardigen.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar terecht ongegrond verklaard.
Het bestreden besluit houdt in rechte stand. Het beroep wordt
ongegrond verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de rechtbank geen
aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Kruisdijk.
De beslissing is, in tegenwoordigheid van mr. W.B. Vos als griffier,
uitgesproken in het openbaar op 4 augustus 2004.
De griffier: De rechter:
Afschrift verzonden op:
Een belanghebbende - onder wie in elk geval eiser wordt begrepen - en
verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de
Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. De termijn
voor het indienen van het beroepschrift bedraagt zes weken en vangt
aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze
uitspraak is verzonden.