College Bescherming Persoonsgegevens
16 augustus 2004
Controle op naleven WBP-meldingsplicht bij aanbieders van
telecommunicatiediensten
Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) start vandaag een
onderzoek naar de naleving van de meldingsplicht uit de Wet
bescherming persoonsgegevens (WBP) bij een aantal aanbieders van
telecommunicatiediensten: aanbieders van vaste telecommunicatie,
mobiele telecommunicatie en internet service providers. Dit onderzoek
maakt deel uit van de jaarlijkse steekproefsgewijze controle naar de
naleving van de WBP-meldingsplicht.
De afgelopen anderhalf jaar heeft het CBP de telecomsector voorgelicht
over de meldingsplicht op basis van de WBP. Het onderzoek naar het
naleven van de meldingsplicht richt zich met name op de melding van de
verwerking van verkeersgegevens.
Eerder dit jaar al startte het CBP een onderzoek naar het naleven van
de meldingsplicht bij een aantal incassobureaus en GGD's.
Lees ook:
* Controle op naleven WBP-meldingsplicht bij GGD's
20 juli 2004
* Jaarlijkse controle naleving WBP-meldingsplicht van start
23 juni 2004
* Controle meldingsplicht leidt tot eerste boetes
18 december 2003
* Controle op naleving WBP-Meldingsplicht
1 juli 2003
Meldingsplicht
Bedrijven, organisaties en instellingen zijn op basis van de Wet
bescherming persoonsgegevens (WBP), die op 1 september 2001 in werking
trad, verplicht verwerkingen van persoonsgegevens te melden bij het
College bescherming persoonsgegevens (CBP) of de Functionaris voor de
Gegevensbescherming (FG), tenzij er een vrijstelling geldt. Als een
gegevensverwerking ten onrechte niet gemeld is, kan het CBP een boete
opleggen van maximaal 4500 Euro. Een boete kan ook opgelegd worden als
een gegevensverwerking onjuist of onvolledig is gemeld en/of als
wijzigingen niet (tijdig) doorgegeven zijn. Het CBP onderwerpt
periodiek meldingen uit bepaalde sectoren of van bepaalde soorten
verwerkingen aan een nader onderzoek. Dit doet het CBP ook naar
aanleiding van klachten van betrokkenen. Kijk voor meer informatie in
het informatieblad Melden en Vrijstellingen.
Voorafgaand Onderzoek
In bepaalde gevallen stelt het CBP een voorafgaand onderzoek in,
voordat de verantwoordelijke de gegevens mag gaan verwerken. Het gaat
om verwerkingen die naar het oordeel van de wetgever een bijzonder
risico inhouden voor de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen. Dit
gebeurt bijvoorbeeld als de verantwoordelijke het sofinummer voor
andere doeleinden wil gebruiken dan waarvoor dit nummer specifiek
bestemd is of als een verantwoordelijke gegevens wil vastleggen op
grond van eigen waarneming zonder dat betrokkenen hiervan op de hoogte
zijn, bijvoorbeeld heimelijk cameratoezicht. Ook stelt het CBP een
voorafgaand onderzoek indien de verantwoordelijke strafrechtelijke
gegevens of gegevens over onrechtmatig of hinderlijk gedrag wil
verwerken ten behoeve van derden en hij geen vergunning van het
Ministerie van Justitie heeft om als recherchebureau te opereren. Meer
informatie over het voorafgaand onderzoek is te vinden in het
Informatieblad Voorafgaand onderzoek.
Over het CBP
Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) houdt -onder de Wet
bescherming persoonsgegevens (WBP)- toezicht op de naleving van wetten
die het gebruik van persoonsgegevens regelen. Bij het CBP moet het
gebruik van persoonsgegevens worden gemeld, tenzij hiervoor een
vrijstelling geldt.
Het CBP adviseert de regering en organisaties over de bescherming van
persoonsgegevens en onderwerpen die daarmee samenhangen. Het CBP
toetst gedragscodes en bemiddelt in geschillen tussen burgers en
gebruikers van persoonsgegevens. Op eigen initiatief of op verzoek van
een belanghebbende kan het CBP onderzoeken of de manier waarop
persoonsgegevens in een bepaalde situatie zijn gebruikt, in
overeenstemming is met de wet en daaraan zonodig gevolgen verbinden.
Voor in gebreke blijven bij de melding kan een boete worden opgelegd.
Bij overtreding van de wet of daarop gebaseerde regelingen kan het CBP
overgaan tot bestuursdwang of een dwangsom opleggen.