Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
Telefax (070) 333 40 33
2513 AA 's-Gravenhage
Uw brief Ons kenmerk
5 juli 2004, AV/PB/2004/48641
nr. 2030417000
Onderwerp Datum
Kamervragen van de leden Depla en 13 augustus 2004
Omtzigt
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de leden Depla en Omtzigt over de
gevolgen voor opleggen van internationale accountantstandaard (IFRS) aan
bedrijfstakpensioenfondsen (2030417000).
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
Vragen van de leden Depla en Omtzigt over de gevolgen voor opleggen van internationale
accountantstandaard (IFRS) aan bedrijfstakpensioenfondsen (2030417000).
Vraag 1
Kent u het bericht ( in het Financieele Dagblad van 14 juni jl) waarin melding wordt
gemaakt van de uitzondering van de internationale accountantstandaard (IFRS) ook voor
bedrijfstakpensioenfondsen van tafel is?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Welke consequenties heeft dit voor beursgenoteerde ondernemingen die deelnemen aan
bedrijfstakpensioenfondsen? Welke mogelijke consequenties heeft dit voor de
pensioenregelingen van gepensioneerden en werknemers van deze bedrijven?
Antwoord 2
In de brief van 27 april jl. aan de Voorzitter van de Tweede Kamer (Kamerstukken II,
2003/04, 28294, nr 6) is de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ingegaan
op de stand van zaken met de regelgeving voor pensioenfondsen. Deze brief is verstuurd
naar aanleiding van de bezorgdheid die in het algemeen overleg op 11 maart 2004 was
uitgesproken over de gevolgen van de internationale accountantsregels (en specifiek IAS-19)
voor de defined-benefit systemen in het Nederlandse pensioenstelsel. Ik verwijs naar deze
brief waar het de consequenties betreft van IAS 19. Deze consequenties gelden ook voor
bedrijfstakpensioenfondsen wanneer de uitzondering voor bedrijfstakpensioenfondsen van
tafel is. Ook gaat deze brief in op de reactie van het IAS-bestuur aan de Staatssecretaris van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 14 oktober 2002. Tot slot beschrijft deze brief de
relatie tussen IAS 19 en RJ 271.
Vraag 3
Bent u er van op de hoogte dat in het algemeen overleg dd 11 maart 2004 over het nieuwe
financieel toetsingskader pensioenfondsen uw voormalige staatssecretaris heeft laten weten
dat hij de uitzonderingspositie van bedrijfstakpensioenfondsen steunt? Welke concrete acties
heeft uw voormalige staatssecretaris ondernomen om de sociale partners te steunen in hun
overleg met de accountants? Wat heeft dat opgeleverd?
Antwoord 3
Ik ben op de hoogte van de standpunten van de voormalige Staatssecretaris van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid. Gelet op de toezegging door de Staatssecretaris in dat overleg
dat hij bereid is om te helpen zonder dat het kabinet hierin partij kan zijn, is het Ministerie
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ingegaan op het verzoek van de Stichting van de
Arbeid om als waarnemer te participeren in een werkgroep van de Stichting van de Arbeid
die zich bezighoudt met een reactie op een document van de International Financial
Reporting Interpretations Committee (IFRIC) over multi-employers plans. Het IFRIC is een
onderdeel van de International Accounting Standards Board (IASB). Die reactie van de
Stichting van de Arbeid is op 7 juli jl. verzonden. De Raad voor de Jaarverslaggeving heeft
2
op 2 juli jl. op datzelfde document van het IFRIC gereageerd. Beide instanties wijzen deze
voorstellen van het IFRIC af. De beide reacties liggen in elkaars verlengde. De Raad voor de
Jaarverslaglegging en de Stichting van de Arbeid hebben hun brieven aan het IFRIC
gepubliceerd op hun respectievelijke websites (www.rjnet.nl, www.stvda.nl). Beide brieven
treft u bijgaand ter informatie aan.
Vraag 4
Bent u voornemens om nieuwe initiatieven te nemen om alsnog deze uitzonderingsbepaling
voor bedrijven die deelnemen aan bedrijfstakpensioenfondsen gerealiseerd te krijgen? Zo
nee, waarom niet. Zo ja, welke stappen gaat u zetten?
Vraag 5
Welke stappen moeten bedrijfstakpensioenfondsen zetten zodat beursgenoteerde
ondernemingen aan de verplichtingen van de nieuwe internationale accountantstandaard
kunnen voldoen? Welke administratieve lasten brengt dit met zich mee? Wat is de
meerwaarde van deze extra administratieve verplichting?
Antwoord 4 en 5
Vanwege de vormgeving van het besluitvormingsproces dat hierbij aan de orde is, lijkt het
mij raadzaam eerst de reactie van het IFRIC af te wachten op de genoemde standpunten van
de Stichting van de Arbeid en van de Raad voor de Jaarverslaggeving, alvorens in te gaan op
de aspecten die zijn genoemd bij de vragen 4 en 5.
Voor het besluitvormingsproces op dit terrein verwijs ik onder meer naar de brief van de
Minister van Justitie aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 23
maart jl. (Kamerstukken II, 2003/04, 21 109, nr. 127).
Voorstellen van de IFRIC worden eerst van kracht na besluitvorming door de Europese
Commissie. De Commissie keurt de IAS en interpretaties ervan slechts goed indien deze in
overeenstemming zijn met het beginsel dat de jaarrekening een getrouw beeld geeft van het
vermogen en het resultaat van de vennootschap, en indien zij niet strijdig zijn met het
Europees openbaar belang. De IAS-regels moeten daarom van goede kwaliteit zijn: dat wil
zeggen begrijpelijk, relevant, betrouwbaar en vergelijkbaar. Bij de goedkeuring wordt de
Commissie op technisch gebied geadviseerd door de European Financial Reporting
Advisory Group (EFRAG) en op politiek gebied door het Accounting Regulatory Committee.
De betreffende voorstellen van het IFRIC bevinden zich dus nog in een vroeg stadium van
het besluitvormingsproces.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid