Kamerstuk, 13-8-2004
Aanbieding inspectieverslag Stichting Difference
De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), regio noordoost, en de
Inspectie voor de Jeugdzorg (IJZ) hebben op 17 juni en 13 juli 2004 de
Stichting Difference in Haaksbergen bezocht. Deze instelling biedt
crisisopvang voor kinderen met opgroei- en opvoedingsproblemen,
waaronder ook kinderen met een licht verstandelijke handicap (LVG).
Een van hun belangrijkste conclusies is dat er aan de basisvoorwaarden
voor een veilig pedagogisch klimaat voor kinderen die ontregeld zijn
niet wordt voldaan. Net als de inspecties vindt staatssecretaris Ross
dat dat de betreffende jongeren op zo kort mogelijke termijn binnen
een andere instelling moeten worden geplaatst. "Ik heb dan ook contact
gezocht met de betreffende provincies, zorgkantoren en zorgaanbieders,
en met hen afgesproken dat de jongeren zo spoedig mogelijk, uiterlijk
binnen een week, elders geplaatst worden", schrijft Ross aan de Kamer.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Ons kenmerk Inlichtingen bij Doorkiesnummer Den Haag
DJB/JZ-2507380 12 augustus 2004
Onderwerp Bijlage(n) Uw brief
Aanbieding inspectieverslag Stichting 1
Difference
Inleiding
Hierbij bied ik u het verslag aan van het gezamenlijk toezichtbezoek van de Inspectie voor de
Gezondheidszorg (IGZ), regio noordoost, en de Inspectie voor de Jeugdzorg (IJZ) aan de
Stichting Difference te Haaksbergen. Deze instelling biedt een vorm van crisisopvang voor
kinderen met opgroei- en opvoedingsproblemen, waaronder ook kinderen met een licht
verstandelijke handicap (LVG). Met deze brief wil ik uw kamer informeren over mijn reactie
op dit verslag.
Het inspectierapport en de reactie daarop
Op 17 juni en 13 juli 2004 bezochten de beide inspecties, de IGZ en de IJZ, de Stichting
Difference te Haaksbergen.
Een van de belangrijkste conclusies van het bezoek van de inspecties is dat er aan de
basisvoorwaarden voor een veilig pedagogisch klimaat voor kinderen die ontregeld zijn niet
wordt voldaan. Verschillende terreinen, zoals begeleiding, huisvesting, financiën, continuïteit
van zorg en wisselingen van personeel, worden onvoldoende of onacceptabel bevonden.
De inspecties geven aan dat het noodzakelijk is dat de jongeren, die in de locatie
Haaksbergen van de Stichting Difference zijn geplaatst op basis van AWBZ-gelden,
jeugdzorggelden of op indicatie van de Bureaus Jeugdzorg, uiterlijk vóór 20 augustus 2004
elders worden geplaatst en verzoeken de plaatsende instellingen dit te doen.
Ik heb het verslag gelezen en neem de conclusie over dat de betreffende jongeren op zo kort
mogelijke termijn binnen een andere instelling moeten worden geplaatst. Ik vind het van
groot belang dat jongeren die niet thuis kunnen wonen en zeker jongeren die in een
crisissituatie verkeren in een verantwoorde omgeving worden opgevangen. Hiervan blijkt
geen sprake te zijn bij de Stichting Difference. De bevindingen van de inspecties
rechtvaardigen een fors ingrijpen. Ik heb dan ook contact gezocht met de betreffende
provincies, zorgkantoren en zorgaanbieders, en met hen afgesproken dat de jongeren zo
spoedig mogelijk, uiterlijk binnen een week, elders geplaatst worden.
Postbus 20350 Bezoekadres: Correspondentie uitsluitend Internetadres:
2500 EJ DEN HAAG Parnassusplein 5 richten aan het postadres www.minvws.nl
Telefoon (070) 340 79 11 2511 VX DEN HAAG met vermelding van de
Fax (070) 340 78 34 datum en het kenmerk van
deze brief
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Blad
2
Kenmerk
DJB-JZ-2507380
Nadere toelichting
Naar aanleiding van onderhavig inspectieverslag en een uitzending van het programma
Netwerk van 4 augustus jl. lijkt het mij goed een aantal zaken verder te verhelderen.
Allereerst wil ik ingaan op het begrip particuliere instellingen/nieuwe aanbieders. Afhankelijk
van het wettelijk kader, de AWBZ of de wet op de Jeugdzorg, wordt er gesproken over een
particuliere instelling respectievelijk een nieuwe aanbieder.
Hieronder zal ik voor beide wettelijke kaders schetsen wat particuliere instellingen/nieuwe
aanbieders zijn en hoe het toezicht hierop geregeld is.
Alvorens dit te doen wil ik duidelijk maken dat de ontwikkeling van deze particuliere
instellingen/nieuwe aanbieders niet per definitie negatief is. Het kan een impuls geven aan
marktwerking en aan de kwaliteit van beide sectoren. Maar dan dienen deze
instellingen/aanbieders wel aan bepaalde kwaliteitseisen te voldoen. In de Kwaliteitswet
zorginstellingen en de Wet op de jeugdzorg is geregeld, dat de instellingen/aanbieders
verantwoorde zorg moeten leveren. Dit houdt in dat zorg die voldoet aan daartoe strekkende
normen van de toepasselijke zorgverlenende beroepsgroepen wordt beschouwd als
verantwoorde zorg. De financiers (zorgkantoren of provincies) zijn ervoor verantwoordelijk
dat zij kwalitatief goede zorg financieren. Ik vind het van groot belang dat de financiers ook
garanties inbouwen dat de kwaliteit van particuliere instellingen/nieuwe aanbieders getoetst
is voordat er kinderen geplaatst worden.
AWBZ
De AWBZ werkt met toegelaten instellingen. De constructie dat een AWBZ instelling werkt
met een derde partij, de zgn. onderaannemer, is mogelijk. Echter, dat moet dan wel binnen
de toegelaten capaciteit van de instelling die aannemer is. De onderaannemer kan een
particuliere instelling zijn, die niet AWBZ toegelaten is. De toegelaten instelling is en blijft
verantwoordelijk voor de kwaliteit van zorg door onderaannemers. De AWBZ instelling en de
onderaannemer maken daar afspraken over. De Raad van Toezicht van de AWBZ instelling
heeft als taak om de kwaliteit van de zorg in de gaten te houden. De Inspectie voor de
Gezondheidszorg (IGZ) houdt toezicht op de kwaliteit van de zorg van de toegelaten
instelling. Een bijzondere taak in dit toezicht heeft de IGZ op grond van art. 63 van BOPZ,
namelijk: "te waken voor de op het terrein van de volksgezondheid betrekking hebbende
belangen van alle personen wier geestvermogens zijn gestoord. Zij zien deswege toe op een
verantwoorde behandeling, verpleging, verzorging en bejegening van deze personen". Het
betreft hier zorg die aan geestelijke gezondheidszorg cliënten en/of verstandelijk
gehandicapten wordt verleend, óók als deze zorg wordt verleend in een niet AWBZ
toegelaten instelling.
De verzekeraars, in casu de zorgkantoren zijn verplicht overeenkomsten te sluiten
met instellingen die de wettelijk omschreven vormen van zorg kunnen verlenen. De
verzekeraar blijft in alle gevallen jegens de verzekerde aansprakelijk voor verlening van
goede en tijdige zorg. De verzekeraar is alleen dan niet aansprakelijk als hij zich kan
beroepen op overmacht.
Jeugdzorg
De jeugdzorg kent geen toegelaten instellingen. Er is hier dus geen onderscheid tussen
particuliere en toegelaten instellingen. Onder de wet op de Jeugdzorg zijn de provincies
verantwoordelijk voor de jeugdzorg en zij kunnen zelf bepalen met welke aanbieders zij een
subsidierelatie aan gaan. Als de provincies met nieuwe zorgaanbieders willen gaan werken,
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Blad
3
Kenmerk
DJB-JZ-2507380
waarmee in het verleden nog geen contact is geweest, moeten zij zich ervan vergewissen
dat het verantwoord is daar kinderen te plaatsen. Omdat ik dit van groot belang vind, heb ik
aan de provincies gevraagd mij te informeren hoe zij vooraf de kwaliteit van nieuwe
aanbieders toetsen.
De Inspectie voor de Jeugzorg kan bij alle aanbieders waar de provincie een subsidierelatie
mee heeft of waarvoor het bureau jeugdzorg heeft geïndiceerd, toezicht houden.
Ik wil ook inzicht krijgen in de omvang en aard van dit soort nieuwe aanbieders en/of
particuliere instellingen. Daarom heb ik zorgkantoren benaderd met de vraag of en hoe vaak
AWBZ erkende LVG instellingen werken met onderaannemers, en heb ik provincies gevraagd
om inzicht te geven in hoeveel gevallen zij op dit moment in de jeugdzorg werken met
nieuwe aanbieders.
Binnen een maand verwacht ik u over de omvang en aard van deze instellingen te kunnen
informeren.
Wat is de grens tussen LVG en Jeugdzorg?
De onderhavige casus heeft mij wederom duidelijk gemaakt dat de grenzen tussen het
aanbod vanuit de licht verstandelijk gehandicapten sector en de jeugdzorg niet altijd even
duidelijk zijn. Het zorgaanbod waar de lvg jeugdigen op aangewezen zijn, bevindt zich zowel
binnen de AWBZ (orthopedagogische centra voor LVG-jeugd) als binnen de provinciaal
gefinancierde jeugdzorg en lijkt sterk op elkaar. In drie LVG pilots die momenteel worden
uitgevoerd, wordt gekeken of Bureau Jeugdzorg de indicatiestelling voor de lvg jeugdigen
kan doen. De huidige bevindingen in de pilots geven aan dat dit een zeer gewenste richting
is. Ik zal u daarover binnenkort nader berichten. Tevens zal ik nagaan of er, naast de
indicatiestelling, verdere samenhang te brengen is in het zorgaanbod van de jeugdzorg en de
LVG.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
drs. Clémence Ross-van Dorp
---- --
http://www.minvws.nl/images/DJB-2507380B_tcm10-53539.pdf
INSPECTIE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG REGIO NOORDOOST
INSPECTIE VOOR DE JEUGDZORG
Verslag van het toezichtbezoek aan de Stichting Difference, locatie Haaksbergen op
17 juni en 13 juli 2004.
INLEIDING
Dit verslag bevat de bevindingen, analyse, conclusies en aanbevelingen op basis van de
bezoeken aan de Stichting Difference locatie Haaksbergen op 17 juni en 13 juli 2004.
VERANTWOORDING
Het bezoek vond plaats op verzoek van de directeur van de Stichting Difference. In zijn
contacten met het zorgkantoor heeft de directeur laten weten een toezichtbezoek van de
inspectie aan de Stichting Difference als ware het een AWBZ-erkende voorziening op prijs
te stellen. Vervolgens heeft het Zorgkantoor Amicon bij brief van 12 maart 2004 de
Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) verzocht om een algemeen toezichtbezoek te
brengen aan de Stichting Difference. Ongeveer terzelfder tijd zocht de
Inspectie voor de Jeugdzorg contact met de IGZ over deze stichting in verband met vragen
van de gemeente en het zorgkantoor. De vraagstelling bracht met zich mee dat ook
beoordeeld is of de instelling momenteel geschikt is om te functioneren als noodvoorziening
voor kinderen die in de jeugdzorg respectievelijk de verstandelijk gehandicaptenzorg niet
onmiddellijk terecht kunnen.
Bij het toezichtbezoek is de volgende werkwijze gehanteerd.
De Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Inspectie voor de Jeugdzorg hebben het
onderzoek gezamenlijk uitgevoerd. Voor het onderzoek is de vragenlijst voor alternatieve
zorgverleners gebruikt en zijn diverse documenten opgevraagd.
Toetsingskaders zijn de Kwaliteitswet Zorginstellingen, de Wet op de Jeugdzorg, de Wet op
de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG), de Wet Geneeskundige
BehandelingsOvereenkomst (WGBO) en artikel 63 van de Wet Bijzondere Opnemingen in
Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ). Ook is onderzocht of het beleid en de protocollen van
de instelling zijn geïmplementeerd.
Met deze methode verkrijgt de inspectie inzicht in de aanwezigheid van de voorwaarden
voor kwalitatief verantwoorde zorg. Het verslag richt zich op de hoofdlijnen van beleid en
de zorg zoals aangetroffen tijdens het bezoek. Hiertoe zijn gesprekken gevoerd, zijn
dossiers beoordeeld en is het pand bezichtigd.
De geraadpleegde documenten zijn vermeld in bijlage 1. In bijlage 2 zijn de functionarissen
met wie is gesproken genoemd. In bijlage 3 staan de onderwerpen vermeld op basis waar-
van het dossier is beoordeeld.
---
BEVINDINGEN EN CONCLUSIES
1. Algemeen Beleid
Bevindingen
De organisatie is als volgt opgebouwd. Het bestuur van de Stichting Difference bestaat uit
een voorzitter, een secretaris en een penningmeester. Volgens de opgave van het
jaaroverzicht, het algemeen beleid en de Kamer van Koophandel is de functie van voorzitter
en secretaris verenigd in één persoon. Daarnaast kent de stichting een directeur. Onder
diens verantwoordelijkheid valt een stafbureau te Amsterdam, een bureau administratie/
projectopzet/inzameling te Amsterdam en de crisisopvang Haaksbergen. De directeur is
integraal verantwoordelijk voor het beleid van de organisatie. Er is een divisiemanager
crisisopvang die verantwoordelijk is voor de locatie Haaksbergen. Het team heeft in de
teamleider een eerste aanspreekpunt en coach. De pedagoog (Hbo-opgeleid) adviseert de
divisiemanager en de teamleider. De teamleider heeft een Hbo-opleiding. Er zijn daarnaast 9
medewerkers in dienst: 5 begeleiders met een Mbo-opleiding, 3 begeleiders zonder
beroepsopleiding en er is 1 stagiaire. De divisiemanager en de directeur zijn van mening dat
de genoemde 3 medewerkers zonder beroepsopleiding geschikt zijn gebleken. Zij krijgen nu
een beroepsopleiding aangeboden.
De platte structuur en de kleinschaligheid van de locatie leiden volgens de divisiemanager
tot een duidelijke communicatiestructuur en een duidelijke, eenduidige aansturing.
In diverse beleidsdocumenten wordt het beleid beschreven. Er zijn veel protocollen waarin
werkwijzen en gedragsregels worden beschreven. Deze zijn zeer gedetailleerd.
De divisiemanager is verantwoordelijk voor het zorginhoudelijke beleid en de dagelijkse
gang van zaken in de locatie Haaksbergen. Hij heeft de regie over de inhoud van de
zorgverlening en adviseert de plaatser over de toekomst van het kind. Hij laat zich daartoe
adviseren door de pedagoge. De directeur is verantwoordelijk voor het financiële beleid en
het personeelsbeleid.
In het beleidsplan wordt nadrukkelijk gesteld dat de doelstelling van de Stichting Difference
crisisopvang is. De jongeren worden begeleid. De stichting stelt dat er geen behandeling
plaatsvindt. Het is de bedoeling dat de jongeren weer tot rust komen en de gelegenheid
krijgen om opnieuw richting te geven aan hun leven. Zij stelt dat daarvoor structuur,
normen en waarden nodig zijn.
De stichting richt zich op jongeren met een lichte verstandelijke beperking tussen de 10 en
de 16 jaar. De capaciteit is 16 plaatsen. Er wordt gewerkt in 2 groepen.
Analyse
Stichting Difference heeft haar beleid verwoord in beleidsdocumenten en in een startplan.
Dit beleid is ook terug te vinden in afgeleide documenten. De visie die uit de documenten
spreekt, is niet gericht op het creëren van ontwikkelingskansen van de jeugdigen maar op
beheersing van de problemen van de jeugdigen.
---
2. Zorg
2.1. Methodiek en begeleidingsstijl
Bevindingen
De Stichting Difference beschrijft haar methodiek als gedragstherapeutisch. De
begeleidingsstijl kenmerkt zich door belonen bij goed gedrag en straffen bij ongewenst
gedrag. Goed gedrag wordt groei genoemd. Belonen betekent dat een jongere meer ruimte
krijgt. Straf houdt in dat er beperkingen worden opgelegd. Men stelt dat het moeilijk is om
met jongeren met een lichte verstandelijke beperking te overleggen. Zij sluiten zich dan af.
De gedachte is dat het hanteren van strikte regels de jongeren duidelijkheid en daarmee
rust geeft. De invulling hiervan is afhankelijk van de persoonlijkheid van de cliënt.
De beschreven vorm van begeleiden is terug te vinden in alle stukken die betrekking
hebben op de inhoud van de zorgverlening. Deze richtlijnen zijn stevig geformuleerd en
beheersmatig van toon. Vooral de richtlijn voor het omgaan met fysiek geweld door
jongeren valt hierbij op. Er is geen beleid met betrekking tot vrijheidsbeperking.
Medewerkers rapporteren dat de mate waarin groepsleiding straft en beloont sterk wisselt.
Analyse
De begeleidingsstijl is zodanig gericht op beheersing dat het risico op een repressief klimaat
groot is. De omschrijving in het beleidsplan van de gehanteerde methodiek, de gedrags-
therapeutische benaderingswijze, is strijdig met het uitgangspunt dat er geen behandeling
plaatsvindt.
2.2. Multidisciplinaire samenwerking en deskundigheid
Bevindingen
Het team bestaat uit een teamleidster, een pedagoge op Hbo-niveau die eerstejaarsstudent
pedagogiek aan de universiteit is, 4 Mbo-opgeleide groepsleiders en 3 ongeschoolde
groepsleiders. Een orthopedagoge van OZC/Amstelmonde ondersteunt de pedagoge met
betrekking tot enkele kinderen die OZC/Amstelmonde van haar wachtlijst tijdelijk bij de
Stichting Difference heeft ondergebracht. De pedagoge schrijft de begeleidingsplannen. Uit
het dossieronderzoek en uit het gesprek met OZC/Amstelmonde blijkt dat deze van een
goede kwaliteit zijn. De teamleidster coacht de medewerkers met betrekking tot de
uitvoering van de begeleidingsplannen en stuurt het team aan. De eindverantwoordelijke
voor de locatie is de divisiemanager.
De uitvoering van de begeleidingsplannen en de bejegening van de kinderen worden door
de medewerkers persoonlijk ingevuld. Er wordt verschillend omgegaan met belonen en
straffen. De medewerkers hebben onvoldoende inhoudelijke kennis van de gedragstherapie
omdat zij daartoe niet zijn opgeleid. Het team zit niet op een lijn. Dit blijkt uit de verslag-
legging van de klachtenbemiddeling, het contact met OZC/Amstelmonde en uit gesprekken
met medewerkers.
De kinderen vertellen over fysiek ingrijpen. Dit punt komt terug in het verslag van de
klachtenbemiddelaar.
OZC/Amstelmonde plaatst de kinderen 6-8 weken bij de Stichting Difference.
OZC/Amstelmonde heeft de ervaring dat het niet verantwoord is om de jongeren er langer
te laten verblijven omdat de pedagogische vaardigheden van medewerkers en de
---
samenwerking in het team onvoldoende zijn om voor een langere periode het juiste
pedagogische klimaat te bieden.
Analyse
De kinderen verblijven tijdelijk bij de Stichting Difference maar er zijn ook jongeren die er
langer dan 1 jaar verblijven. Er worden begeleidingsplannen geschreven maar er wordt niet
naar gewerkt. Er wordt aan de kinderen onvoldoende structuur geboden door middel van
een eenduidige aanpak. Daardoor is er geen sprake van een groeibevorderend klimaat
waarin veiligheid, rust en respect gewaarborgd zijn. Daarnaast is ook de fysieke
benaderingwijze van medewerkers verschillend. De kinderen worden niet behandeld
conform de regeling rechtspositie jeugdigen artikel 4.7 en 5.1 (zie bijlage 1)
2.3. Kwaliteitsontwikkeling
Bevindingen
De stichting heeft geen kwaliteitsbeleid. Men richt zich op het verlenen van crisisopvang.
Dit is in de doelstelling van de stichting vastgelegd. Er is echter niet beschreven aan welke
minimale kwaliteitseisen de stichting zich wenst te houden.
Er is geen aandacht voor kwaliteitsverbetering op zorginhoudelijk gebied. De pedagoge
probeert kwaliteitsimpulsen te geven door zorg te dragen voor goede begeleidingsplannen.
De teamleidster doet dit door sturing te geven aan de uitvoering.
Er is geen na- en bijscholingsprogramma voor medewerkers dat is gerelateerd aan de
zorgvragen van de cliënten. Er is geen aandacht voor teamontwikkeling. De klachten-
bemiddelaar adviseert in zijn rapportage aandacht te besteden aan deskundigheids-
bevordering met betrekking tot communicatie en bejegening.
De directeur en de divisiemanager stellen de regels op, leggen die vast en gaan er vanuit
dat iedereen zich daaraan houdt. Medewerkers zeggen hierbij niet betrokken te zijn.
Werkwijzen, protocollen en afspraken worden niet geëvalueerd, ondanks vragen en
opmerkingen van de pedagoog en teamleidster. Enkele medewerkers vertellen dat zij op de
hoogte zijn van het bestaan van een protocollenmap maar weten niet wat er in staat,
weten hem niet te vinden en hebben de ervaring dat zij geen antwoord krijgen op hun
vragen.
Analyse
Er is onvoldoende aandacht voor de kwaliteit van de zorgverlening. De kwaliteitsimpulsen
die gegeven worden, hebben onvoldoende effect omdat zij niet gesteund worden door het
management.
2.4. Medezeggenschap cliënten
Bevindingen
Er is geen vorm van medezeggenschap voor cliënten ontwikkeld. Cliënten moeten zich
houden aan de huisregels. Deze zijn gedetailleerd en restrictief. De directeur stelt dat
cliënten die zich regelmatig niet aan de regels houden Difference moeten verlaten. Voor de
cliënten onder de 16 jaar is er sprake van vertegenwoordiging in het kader van de WGBO.
De mate waarin de vertegenwoordiger van de cliënt invloed heeft, hangt af van de
activiteiten van de vertegenwoordiger. De Stichting Difference heeft hiertoe geen beleid. In
de stukken is niet terug te vinden welke waarde wordt gehecht aan overeenstemming met
de cliënt. Dit is niet conform de WGBO.
De tevredenheid van cliënten wordt niet gemeten.
---
Analyse
De cliënten hebben geen mogelijkheden om invloed uit te oefenen op hun leefomgeving,
ook al verblijven zij er in principe kort.
2.5. Klachtenbehandeling
Bevindingen
Tijdens het eerste bezoek waren 2 medewerkers op non-actief gesteld omdat er over hen
was geklaagd. Er is geen klachtenregeling. De directeur heeft iemand aangezocht die de
klacht behandelt of bemiddelt. De opdracht aan die persoon is de inspecties niet duidelijk
geworden. De directeur is voornemens om een "commissie van wijzen" te benoemen die
als Klachtencommissie optreedt.
Enkele medewerkers hebben geprotesteerd tegen de keuze van de klachtenbemiddelaar
omdat deze persoon een vriend van de directeur zou zijn. Dit is vastgelegd in het verslag
van een teamvergadering. Aan de protesten heeft de directeur geen gehoor gegeven.
De bemiddelaar heeft de klagers en de beklaagden gehoord. Hij concludeert dat de
beklaagden hun werk kunnen hervatten na een gesprek met de directeur en met het team.
Ook doet de bemiddelaar aanbevelingen op het gebied van scholing, teamontwikkeling
aansturing van het team en bewonersvergaderingen. Het rapport van de bemiddelaar is niet
getekend, de opdracht is niet in het rapport geformuleerd en er is geen verantwoording van
de gevolgde werkwijze beschreven.
Analyse
De werkwijze en de verslaglegging van de bemiddelaar zijn niet professioneel. Desondanks
worden enkele concrete verbeterpunten genoemd. Het is niet duidelijk of de cliënten alsnog
een klacht kunnen indienen als zij ontevreden zijn met de uitkomsten van de klachten-
bemiddeling. Hier wreekt zich het gebrek aan een klachtenregeling conform de Wet
klachtrecht cliënten zorgsector.
2.6. FOBO-commissie
Bevindingen
De Stichting Difference kent geen regeling inzake de evaluatie van fouten en (bijna)
ongelukken. Er is een incidentenmemo dat voorschrijft welke zaken gemeld moeten
worden. Medicatiefouten, valincidenten, agressie ten aanzien van zichzelf en/of materiaal
komen niet in de lijst voor. Voor conflicten is wel aandacht. De melding wordt verzonden
aan de plaatsende instantie, de directeur en de divisiemanager. Ook komt er een kopie in
het dossier van de jongere. Het is niet duidelijk wat er verder met de meldingen wordt
gedaan. De directeur vertelt dat beleid hieromtrent in ontwikkeling is.
Analyse
De registratie en de evaluatie van fouten en bijna ongelukken zijn indicatoren voor het
kwaliteitsbeleid. Incidenten worden op dit moment onvoldoende gebruikt als instrument om
de kwaliteit van de zorg te verbeteren omdat er geen algemene registratie van gegevens en
geen analyse plaatsvinden.
---
2.7. Dossier
Bevindingen
Er is geen interne richtlijn met betrekking tot dossiervorming. Wel zijn er richtlijnen voor
mentorgesprekken met de cliënt, evaluatiepunten met betrekking tot het begeleidingsplan,
eindevaluatie, de verslaglegging en de dagrapportage. In het dossier is het begeleidingsplan
terug te vinden. Ook zijn er dossiers waarin de voorgeschiedenis en onderzoeksgegevens
zijn terug te vinden. Over het algemeen waren de onderwerpen zorg/begeleidingsplan en
achterliggende onderzoeksresultaten van de afvinklijst dossier (bijlage 3) aanwezig. Er zijn
nauwelijks documenten te vinden waarin het plan van de plaatser met het kind wordt
beschreven. Er zijn ook geen afspraken tussen plaatser en de Stichting Difference
gevonden.
Evaluaties en samenvattingen van dagrapportages van de periode waarin het kind bij de
Stichting Difference verblijft, zijn er niet altijd. Uit de gesprekken met de medewerkers is
gebleken dat er door de inzet van de pedagoge begeleidingsplannen zijn en er informatie uit
het verleden aanwezig is. Of de overige gegevens in het dossier aanwezig zijn, is afhanke-
lijk van de mentor van het kind. Er is op dit punt geen aansturing. Medewerkers worden
niet aangesproken op het volgen van afspraken en procedures met betrekking tot het
dossier en de uitvoering van het begeleidingsplan. Bij de bespreking van de bevindingen van
de klachtenbemiddelaar bevestigen de directeur en de divisiemanager deze stelling. De vele
wisselingen in het team hebben naar hun mening ook niet meegewerkt om volledige
dossiers op te bouwen.
Voor het omgaan met persoonsgegevens zijn geen regels vastgesteld.
Analyse
De meest relevante informatie voor crisisopvang is in het dossier aanwezig. Er wordt echter
niet mee gewerkt. De medewerkers worden onvoldoende aangestuurd op het werken met
het begeleidingsplan. Bij een sterk wisselende bezetting van het team is dit van groot
belang.
De plaatser is niet duidelijk in beeld waardoor het verblijf van de jongere bij de Stichting
Difference een losse schakel in de keten van de zorgverlening lijkt te zijn.
Aan privacy van cliënten wordt onvoldoende aandacht besteed.
2.8. Vorming, scholing, training en vrijetijdsbesteding
Bevindingen
Zowel tijdens het inspectiebezoek op 17 juni 2004 als tijdens het bezoek op 13 juli 2004
waren er cliënten thuis die wel leerplichtig zijn maar niet naar school gingen. Tijdens de
gesprekken bleek dat de scholen voor speciaal onderwijs in de regio hen nog niet konden
plaatsen. De kinderen stonden op de wachtlijst. Er werd echter ook geen alternatief
dagprogramma aangeboden. Zij helpen met huishoudelijke bezigheden. Ook troffen de
inspecteurs de kinderen televisiekijkend aan.
Er is geen vrijetijdsprogramma voor de kinderen. Ook heeft de inspectie geen zichtbaar
materiaal aangetroffen waarmee de kinderen zich kunnen vermaken. Om het pand is geen
speelruimte. Zie ook onder de paragraaf huisvesting.
Analyse
Er is geen gestructureerde aandacht voor de tijdsbesteding van de kinderen. Daardoor
wordt er geen ritme en regelmaat in het dagelijks leven van de kinderen aangebracht.
Bovendien wordt geen beroep gedaan op hun ontwikkelingsmogelijkheden.
---
Er wordt hiermee niet gehandeld conform de regeling rechtspositie jeugdigen 5.2 en 5.3.
(bijlage 1)
2.9. Financiën van de cliënten
Bevindingen
Voor elke jeugdige die geplaatst is door een voogdij-instelling of door het Bureau Jeugdzorg
is een regeling met betrekking tot zakgeld, kleedgeld en voeding van toepassing. Volgens
enkele medewerkers wordt er onduidelijk met deze gelden omgegaan. Regelmatig is er geen
eten voor de kinderen of wordt er niet gekookt omdat de kok niet betaald is. Er wordt dan
patat gehaald. Geld voor een extraatje als een ijsje is er niet. De inspectie heeft dit niet zelf
kunnen vaststellen maar constateert wel dat deze medewerkers hiervan getuigen.
Analyse
Als de mededelingen van de medewerkers kloppen voldoet de Stichting Difference niet aan
haar richtlijn rechtspositie jeugdigen 5.4, 6.1 en 6.2
2.10. Toegankelijkheid van de zorg
Bevindingen
Er worden weinig zorgvragen afgewezen. Dit is inherent aan de doelstelling van de
stichting: crisisopvang bieden. Er zijn wel contra-indicaties opgesteld: alcohol- en
drugsverslaving. In de praktijk worden die volgens de directeur echter beperkt toegepast
vanwege de moeilijke financiële situatie waarin de stichting verkeert.
Ook verblijven jongeren vaak zo lang bij de stichting dat er geen sprake meer is van kort-
durend verblijf. Met plaatsers worden geen contracten afgesloten waarin wederzijdse
verwachtingen en afspraken worden vastgelegd. De divisiemanager, de directeur en
plaatsers vertellen dat door het tekort aan plaatsen voor de doelgroep jongeren vaak langer
verblijven dan wenselijk voor hen is.
Analyse
Er is geen beleid ten aanzien van mogelijkheden en beperkingen van Stichting Difference.
Hiermee wordt de toegankelijkheid wel groot maar de plaatsers laten de kwaliteitstoets
achterwege (zie 2.7.) en nemen daardoor risico's voor de jongeren die zij niet kunnen
overzien. Ook is de bijdrage van de Stichting Difference aan het zorgverleningstraject voor
de jongere onduidelijk.
De Stichting Difference positioneert zich hierdoor niet in het veld van zorgaanbieders.
Daardoor heeft zij een geïsoleerde plek en is samenhangend beleid ten aanzien van
zorgaanbod, personeelsbeleid, huisvesting etc. niet mogelijk.
Het langdurige verblijf stelt eisen aan de kwaliteiten van de medewerkers omdat er dan
naast verblijf ook begeleiding en behandeling moeten plaatsvinden. Hiertoe zijn de
medewerkers en de organisatie niet toegerust. (zie 2.2, 2.3, 2.7 en 3)
3. PERSONEELSBELEID
Bevindingen
De Stichting Difference betrekt haar medewerkers van het uitzendbureau. Er vindt een
sollicitatiegesprek plaats op basis van de interne richtlijn "Sollicitatiegesprek groepsleider".
De divisiemanager selecteert op basis van zijn werkervaring. Daarna volgt een periode van
3-7 dagen meewerken. Indien dat goed verloopt, volgt een tijdelijke arbeidsovereenkomst.
---
Deze arbeidsovereenkomst heeft de medewerker met het uitzendbureau. Na enige tijd vindt
er een beoordelingsgesprek plaats. Ook hiervoor is een formulier ontwikkeld. Indien iemand
voldoet, wordt de tijdelijke overeenkomst omgezet in een vast contract. Er worden ook
referenties gevraagd. In het verleden moesten medewerkers ook een bewijs van goed
gedrag overleggen. In deze gewoonte is de laatste tijd de klad gekomen vertelt de
directeur. De politie heeft de inspecties vertelt dat er een medewerker met een strafblad bij
de stichting werkzaam is. De directeur laat weten hiervan niet op de hoogte te zijn. Daarom
zal hij bij de politie de lijst van huidige medewerkers nagaan en de inspectie van het
resultaat op de hoogte stellen.
De stichting is nauwelijks in de gelegenheid geweest om op de beschreven wijze personeel
aan te stellen, aldus de directeur en de divisiemanager. Er zijn enkele medewerkers na korte
tijd ontslagen omdat zij niet goed functioneerden. Ook heeft men te kampen met ziekte.
Tijdens het eerste bezoek waren er 2 medewerkers ziek en 2 medewerkers op non-actief
gesteld. Tijdens het tweede bezoek had 1 medewerker ontslag genomen, 2 medewerkers
waren ontslagen omdat zij de visie van de Stichting Difference niet deelden, 2 mede-
werkers waren ziek en 1 medewerker werkte op therapeutische basis enkele dagen per
week.
Met betrekking tot de oorzaken van ontslag en ziekte vertellen enkele medewerkers andere
dingen dan de directeur. Zij hebben aangegeven dat er naar hun mening sprake is van een
repressieve en intimiderende houding van de directeur. Zij staven dit met de toonzetting
van hun arbeidsovereenkomst met het uitzendbureau en met persoonlijke ervaringen. Naar
hun zeggen heeft de directeur een duidelijke visie op crisisopvang voor jongeren met een
lichte verstandelijke beperking en eist hij dat zijn medewerkers volgens die visie werken.
Er is regelmatig teamoverleg maar dit leidt niet tot begeleidingsafspraken voor cliënten die
worden nageleefd. Zowel in de gesprekken met medewerkers als in het verslag van de
klachtenbemiddelaar komt dit tot uitdrukking.
Er is geen beleid ten aanzien van scholing, teamopbouw en samenwerking. Dit is ook
gesignaleerd door de klachtenbemiddelaar, getuige zijn adviezen.
De verschillende functies en de afstemming van taken, bevoegdheden en verantwoordelijk-
heden van de verschillende functies zijn vastgelegd in taak- en functieomschrijvingen. Voor
de medewerkers zijn duidelijke en gedetailleerde gedragsregels opgesteld. Deze zijn
restrictief. Er is geen ARBO-beleid.
Analyse
Er is geen samenhangend, schriftelijk vastgelegd personeelsbeleid dat gerelateerd is aan de
doelgroep van de stichting, namelijk de opvang van licht verstandelijk beperkte jongeren in
een crisissituatie. Dit komt ook tot uitdrukking in de uitvoering van het personeelsbeleid
zoals die uit de klachtenbemiddeling, het gesprek met OZC/Amstelmonde en medewerkers
blijkt.
Het hoge ziekteverzuim betekent dat er geen continuïteit van zorg is. Daarbij is het
personeel niet deskundig en ervaren genoeg om deze doelgroep crisisopvang te bieden. Dit
leidt tot een slechte kwaliteit van crisisopvang. (zie 2.2, 2.3, 2.7.)
---
4. FINANCIEN
Bevindingen
De inspectie heeft geen onderzoek gedaan naar de financiële situatie van de Stichting
Difference. De directeur uitte zijn zorgen over openstaande rekeningen. Niet alle plaatsers
krijgen de financiering van de plaatsing rond. Omdat de stichting geen AWBZ-toelating
heeft moeten plaatsen bekostigd worden door PGB-gelden en door noodgelden van de
provincie van herkomst. OZC/Amstelmonde functioneert als kasbureau voor het
zorgkantoor inzake de AWBZ-gelden voor bed, bad en brood. Kleedgeld, zakgeld en geld
voor vrijetijdsactiviteiten zijn de verantwoordelijkheid van de ouders of de voogdij-
instellingen. OZC/Amstelmonde controleert het financiële beheer niet.
De financiële omstandigheden zijn van dien aard dat het veel creativiteit vraagt om elke
maand de medewerkers te kunnen uitbetalen, aldus de directeur.
Analyse
De onzekere financiële situatie lijkt van invloed op het functioneren van de organisatie.
Teveel noodzakelijke dingen kunnen niet gefinancierd worden. Zie huisvesting, voeding.
Het financiële beleid is onduidelijk en niet transparant. Zie de wijze waarop met voeding
wordt omgegaan. Ook de structurele inzet van een uitzendbureau (zie 2.3.) roept vragen op
gezien de kosten die dit met zich meebrengt.
5. HUISVESTING
Bevindingen
Alle partijen zijn het erover eens dat de huisvesting slecht is. De stichting is gehuisvest in
een voormalig hotel in het centrum van Haaksbergen. Het pand is aan twee kanten
omgeven door een doorgaande weg. Er is geen tuin of binnenplaats.
De jongeren verblijven in 2 woonkamers waar weinig daglicht binnenkomt. Het meubilair
komt uit de kringloopwinkel, wegens gebrek aan financiële middelen. De jongeren hebben
elk een eigen zit/slaapkamer waarin een bed staat en sinds kort een kast met 5 planken
waarin kleding en persoonlijke bezittingen bewaard kunnen worden. Een plank met een lat
eronder is het bureautje. Daarbij staat een stoel. Het is opvallend dat de cliënten nauwelijks
persoonlijke bezittingen hebben waarmee zij de kamer een eigen sfeer geven. Ondanks het
feit dat inmiddels het nodige gedaan is om de ruimten er beter uit te laten zien, maakt het
geheel nog een desolate indruk. Door het gebrek aan financiën gebeurt het opknappen door
"mannetjes".
Het sanitair is niet overal schoon. Bij de toiletten is geen zeep en er hangen geen hand-
doeken.
De keuken en de provisieruimten voldoen niet aan de eisen die de Keuringsdienst van
Waren eraan stelt, de HACCP-normen. De werkplekken van de medewerkers voldoen niet
aan de ARBO-normen.
Analyse
De huisvesting voldoet op geen enkele wijze aan de te stellen eisen.
Andere toezichthouders moeten de keuken en de arbeidsomstandigheden nader beoordelen.
---
6. EXTERNE CONTACTEN
6.1. Relatie met de omgeving
Bevindingen
Aanvankelijk waren er regelmatig problemen met de buurt. Door gesprekken waarbij de
wijkagent betrokken was, voorlichting en afspraken, krijgt de politie geen klachten meer.
De politie is van mening dat de stichting haar te vaak betrekt bij zaken die de stichting zelf
zou moeten oplossen: kinderen die weglopen, kinderen die zich agressief gedragen. Er
vinden geen evaluatieve gesprekken plaats met de politie en met buurtbewoners.
Analyse
De Stichting Difference heeft een geïsoleerde positie in de gemeenschap van Haaksbergen.
6.2. Relatie met collega-zorginstellingen
Bevindingen
De stichting heeft een vast contact met OZC/Amstelmonde in de persoon van de
orthopedagoge en een regiomanager wat de kinderen betreft die voor OZC/Amstelmonde
op de wachtlijst staan en ter overbrugging van de wachttijd bij de Stichting Difference
verblijven. In een evaluatiegesprek hebben de orthopedagoge en de manager hun zorgen
geuit over de aansturing van het team, het gebrek aan ondersteuning aan medewerkers die
het goed doen en het gebrek aan een eenduidige begeleidingsstijl. De directeur en de
divisiemanager erkennen deze punten. Daarom heeft OZC/Amstelmonde haar expertise
aangeboden bij de ontwikkeling van de Stichting Difference. Daar heeft de directeur tot
dusverre nog geen gebruik van gemaakt.
Stichting Difference heeft een periode op de lijst gestaan van de crisistelefoon in Overijssel.
De crisistelefoon wordt gevormd door De Eik en De Reeve (orthopedagogische Centra) en
de J.P. van den Bentstichting (kort verblijfhuizen). Na diverse klachten van plaatsende
instanties is Stichting Difference van deze lijst geschrapt.
De stichting heeft verder geen structurele contacten met het veld.
Analyse
Stichting Difference heeft een geïsoleerde positie in het veld. Dit maakt haar kwetsbaar.
6.3. Relatie met plaatsers
Bevindingen
De divisiemanager vertelt van de afspraak dat plaatsers wekelijks worden gebeld door de
mentor van de jongere om hen te informeren over hun welzijn. Plaatsers worden op de
hoogte gesteld van de evaluaties van de begeleidingsplannen door de pedagoge. Het hangt
van de plaatser af in welke mate deze zich vergewist van de kwaliteit van de zorgverlening.
Hierover worden geen contracten afgesloten. Uit contacten met plaatsers blijkt dat zij het
zorgaanbod van de Stichting Difference gebruiken vanwege het gebrek aan reguliere
plaatsen voor mensen met een lichte verstandelijke beperking. Ook is er een groot gebrek
aan crisisopvang voor deze doelgroep. Zij erkennen dat zij te weinig doen aan kwaliteits-
toetsing en dat zij zich er voor plaatsing te weinig van vergewissen wat de kwaliteit is van
de concrete omstandigheden, het pedagogische klimaat, de huisvesting en het personeels-
beleid.
10
Analyse
Via de plaatsers vindt er geen kwaliteitstoets plaats. Zij zijn onbekend met de
opvoedingsituatie waarin de jongere terechtkomt en kunnen daardoor pas achteraf
ingrijpen.
BESCHOUWING
De jongeren verkeren in een crisissituatie als zij bij de Stichting Difference komen. Zij zijn
daardoor ontregeld en ontredderd. In een klimaat waarin rust, ritme, regelmaat en een
respectvolle bejegening worden geboden, kunnen er voor deze kinderen weer ont-
wikkelingskansen ontstaan. Hiervoor is een organsiatie nodig die op zowel zorginhoudelijk
niveau als met betrekking tot personeelsbeleid en huisvesting de voorwaarden biedt om dit
te realiseren.
Bij de Stichting Difference staat er veel op schrift maar het zijn dode letters. Werkwijzen
zijn niet geïmplementeerd.
De begeleidingsstijl heeft sterke beheersmatige en repressieve aspecten. Het omgaan met
vrijheidsbeperking is onduidelijk. Het is daardoor moeilijk voor de jongeren om zich veilig te
voelen. Er is geen Klachtencommissie of Cliëntenraad waar jongeren met hun ervaringen
terecht kunnen. Ook is er geen kwaliteitsbeleid waardoor een minimale kwaliteit van
begeleiding wordt gewaarborgd. Dit is er ook niet in de vorm van waarderingsonderzoek bij
plaatsers.
Er is een groot niveauverschil in opleiding en professionaliteit bij de medewerkers. Het team
wordt onvoldoende aangestuurd. Dit komt tot uitdrukking in het feit dat medewerkers niet
vanuit een gezamenlijke visie werken. Zij handelen naar eigen inzicht. Daardoor is er sprake
van willekeur en wordt onvermogen vertaald in restrictieve en repressieve benadering van
de jongeren. Daarnaast is er een hoog ziekteverzuim. Dit veroorzaakt discontinuïteit van
zorg. Ook deze aspecten maakt de leefomgeving voor de jongeren onveilig.
Er is geen samenhangend personeelsbeleid waarmee dit wordt opgelost.
Het financiële beheer is ondoorzichtig en roept bij medewerkers vragen op. Als gevolg
hiervan krijgen jongeren niet wat hun toekomt met betrekking tot voeding, kleding, zakgeld
en vrije tijdsbesteding. Er is geen transparante financiële bedrijfsvoering.
De huisvesting voldoet niet aan de daaraan te stellen eisen. Hierover zijn alle betrokkenen
het eens. De huisvesting draagt niet bij aan een veilige levenssfeer.
De organisatie heeft een geïsoleerde positie. Daardoor is niet alleen de plaats die zij
inneemt in het geheel van de hulpverlening aan het kind onduidelijk; ook bij inhoudelijke
problemen heeft de stichting geen contacten waarop zij kan terugvallen. Het kind moet dan
vertrekken. Dat betekent veelal: terug naar de oude situatie. Het is de vraag of een
organisatie met een zo kleine omvang in staat mag worden geacht om verantwoorde zorg
en crisisopvang te verlenen aan een moeilijke doelgroep.
---
CONCLUSIE
Aan de basisvoorwaarden voor een veilig pedagogisch klimaat voor kinderen die ontregeld
zijn, wordt niet voldaan. Het zorgaanbod is van onvoldoende kwaliteit. De begeleiding is
niet primair gericht op het bieden van onwikkelingskansen maar heeft een op beheersing
gericht karakter. Het handelen van de begeleiders is niet methodisch als gevolg van onvol-
doende scholing, het is onvoldoende consequent en onvoldoende congruent. Zij worden
onvoldoende aangestuurd.
Doordat medewerkers onvoldoende deskundig zijn en er geen continuïteit van zorg geboden
kan worden wegens een hoog ziekteverzuim, is er een groot risico op restrictief en
repressief handelen van de begeleiders. Dit leidt tot natuurlijk verzet bij de jongeren. Het
gevaar is groot dat het onvermogen van de medewerkers tot uitdrukking komt in fysiek
optreden. De inspectie is van mening dat er voor de kinderen een onveilig pedagogisch
klimaat heerst.
De financiële verantwoording is niet transparant. De huisvesting is onacceptabel voor de
opvang van kinderen die uit een crisissituatie komen.
Gezien de bevindingen voldoet de Stichting Difference niet aan de eisen voor een AWBZ-
toelating. Er zijn teveel kwaliteitseisen waaraan de stichting niet voldoet. Maar vooral de
discrepantie tussen wat op papier staat, wat de directeur en de divisiemanager uitdragen
en de ervaringen van medewerkers en omgeving roept teveel vragen op. Er wordt ondes-
kundige zorg verleend. Op grond daarvan is er geen sprake van verantwoorde verzorging en
bejegening van de jongeren.
TE NEMEN MAATREGELEN
Het is noodzakelijk dat de jongeren, die in de locatie Haaksbergen van de Stichting
Difference zijn geplaatst op basis van AWBZ-gelden, jeugdzorggelden of op indicatie van de
Bureaus Jeugdzorg, binnen 10 dagen vanaf heden, uiterlijk voor vrijdag 20 augustus 2004
elders worden geplaatst. Aan deze overplaatsing dient de Stichting Difference alle mede-
werking te verlenen.
Met onmiddellijke ingang neemt de Stichting Difference locatie Haaksbergen geen jongeren
op basis van AWBZ-gelden, jeugdzorggelden of op indicatie van de Bureaus Jeugdzorg
meer op.
Voorts zullen de inspecties de bevindingen rapporteren aan:
- Staatssecretaris VWS;
- Minister van Justitie;
- Openbaar Ministerie;
- Zorgkantoor;
- College voor Zorgverzekeringen;
- Provincies;
- Voedsel en Waren Autoriteit;
- Arbeidsinspectie.
In de verwachting dat op onderdelen nader onderzoek zal plaatsvinden.
12
Tevens worden de volgende instanties in kennis gesteld:
- Gemeente Haaksbergen;
- Politie Twente, afdeling Haaksbergen;
- de Bureaus Jeugdzorg;
- plaatsende instanties;
- OZC/Amstelmonde.
13
Bijlage 1: Lijst van geraadpleegde documenten
In het bezit van de inspectie:
- De geretourneerde vragenlijsten.
- Algemene informatie betreffende de stichting.
- Beleidsplan 2003-2004.
- Jaaroverzicht 2003.
- Taak/ en bevoegdhedenomschrijvingen voor de Divisiemanager Crisisopvang, de
teamleider, de groepswerker en de nachtwacht.
- De behandeltaken van de groepsleider.
- Taken groepsleider per dienst.
- Teamafspraken.
- Mentorschap.
- Gesprekspunten mentorgesprek.
- Evaluatiepunten t.b.v. de groepsleider.
- Richtlijnen tussenevaluatie.
- Richtlijnen eindevaluatie.
- Richtlijnen verslaglegging.
- Het groepsgesprek.
- Protocol kamertraining.
- Incidentenmemo.
- Omgaan met agressie/uitplaatsingen.
- Richtlijnen voor fysiek-mentaal ingrijpen.
- Rechtspositie jeugdigen.
- Beheer cliëntgegevens.
- Lijst van toegestane en verboden goederen.
- Hygiëne.
- Startplan t.b.v. Kamer van Koophandel.
De protocollenklapper is uitvoerig ingezien. Daarin bevinden zich naast diverse van de
bovengenoemde documenten:
- Overeenkomst zelfstandigheidstraining.
- Reglement PC-gebruik.
- Brandbestrijding en ontruimingsplan.
- Contact met externen.
- Schadeformulier.
- Intakeformulier.
- Huisregels jongeren.
- Gedragscode.
- Inwerken nieuwe medewerkers.
- Eerste begeleidingsgesprek.
- Dienstruilformulier.
- Dagrapportage.
- Beoordelingsformulier medewerkers.
- Protocol omgang met huisartsen.
- Protocol seksueel misbruik.
- Richtlijn sollicitatiegesprek groepsleider.
14
- Vragen sollicitatiegesprek groepsleider.
- Aanwijzing PGB (ten behoeve van groepsleiding).
- Informatie over PGB.
- Exitinterview.
- Notulen.
- Vormingsprogramma.
- Richtlijnen observatieverslag.
- Methodiek.
- Missie.
- Organisatie.
- Data inbreng verslag t.b.v. begeleidingsplan.
- Difference kennismaking.
- Formulier Dagvergoeding.
- Ziekteverzuim.
- Capaciteit Difference.
- Organogram.
15
Bijlage 2: Er zijn gesprekken gevoerd met de volgende personen:
- de directeur;
- de divisiemanager crisisopvang;
- 6 medewerkers, waarvan er 2 werkzaam waren tijdens het bezoek en 4 op hun initiatief
omdat zij zich zorgen maken over de kwaliteit van de opvoedingssituatie;
- 4 cliënten die op het moment van het bezoek in huis aanwezig waren;
- de manager van Amstelmonde (een telefonisch gesprek);
- een ambtenaar van de gemeente;
- de jeugdagent en de wijkagent;
- de directeur van de school te Rekken (een telefonisch gesprek);
- William Schrikker Groep, een plaatsende instantie (telefonisch gesprek);
- 2 Bureaus Jeugdzorg, plaatsende instanties (telefonische gesprekken);
- directeur van een orthopedagogisch centrum in de regio.
Er zijn veel pogingen gedaan om degene die de klachten van de cliënten heeft behandeld
telefonisch te bereiken. Dat is niet gelukt.
16
Bijlage 3: Afvinklijst dossieronderzoek (naast afvinken kan ook n.v.t. ingevuld worden)
Structuur en opmaak van het dossier Dossier 1 Dossier 2 Dossier 3 Dossier 4
1. elektronisch
2. begrijpelijk nederlands
3. systematische indeling
4. consequent toegepast
5. lopende afspraken
6. actuele medicatie
7. vaste contactpersoon
8. problematiek van en omgang met cliënt
Rubriek `Informed consent' Dossier 1 Dossier 2 Dossier 3 Dossier 4
1. behandelovereenkomst aanwezig?
2. plannen doorgesproken met cliënt?
3. vragen en zorgen besproken?
4. inschatting crises
Zo ja, preventieplan
5. alternatieven en risico's besproken?
6. toestemming gegevens uitwisseling
Rubriek zorg/behandelplan Dossier 1 Dossier 2 Dossier 3 Dossier 4
1. zorg/behandelplan aanwezig
2. geïntegreerd zorg/behandelplan?
3. onderlinge samenhang zorgonderdelen
4. is vastgelegd:
a) hulpvraag
b) doelen
c) aansluiting doel op hulpvraag
d) werkwijze bereiken doelen
e) welke (combinatie) methoden
f) welke setting
g) welke disciplines/middelen
h) welke afspraken
i) frequentie evaluatie
5. periodieke evaluaties
Zo ja, bijdrage cliënt
6. verantwoording tussentijdse bijstellingen
Rubriek `Achterliggende onderzoeksresultaten Dossier 1 Dossier 2 Dossier 3 Dossier 4
Indien aanwezig, meest recent jaartal aangeven
a) Somatisch
b) cognitief
c) sociaal-emotioneel
d) psychiatrisch
e) systeem
17
---- --
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport