Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk
13 juli AV/PB/04/51133 nr. 2030417770
Onderwerp Datum
Kamervragen van de leden Bussemaker en 12 augustus
Depla

./. Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de leden Bussemaker en Depla (PvdA) over het per direct afschaffen van het prepensioen door het Pensioenfonds Metaal en Techniek

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)


2

2030417770

Vraag 1
Welke financiële gevolgen verwacht u voor de overheid als er bij het ABP een exponentiele groei van vervroegd uittredende werknemers ontstaat?

Antwoord 1
Ik verwacht geen exponentiele groei van vervroegd uittredende werknemers bij het ABP. Het ABP kent verschillende vervroegde uittredingsregelingen voor de verschillende sectoren. Deze regelingen hebben gemeen dat in principe vanaf 55 jaar kan worden uitgetreden. Op grond van de fiscale regelgeving dient dan actuariële herrekening plaats te vinden. Op dit leeftijd zal daarnaast over het algemeen geen sprake zijn van een (nagenoeg) volledig aantal dienstjaren. Het uitkeringsniveau zal door die beide factoren over het algemeen zo laag zijn dat weinig mensen zich kunnen permitteren op of rond de leeftijd van 55 jaar uit te treden. De financiële gevolgen voor de overheid zullen daardoor naar verwachting beperkt zijn.

Vraag 2
Wat is uw mening over werknemers die aanspraak maken op (vormen van) prepensioen, maar ondertussen doorwerken en zo een dubbel salaris ontvangen dat betaald wordt door medewerknemers?

Antwoord 2
Ik acht het niet relevant een opvatting over werknemers als bedoeld in de vraag te ventileren. Waar het om gaat is wat de verschillende regelingen aan mogelijkheden bieden. Daarbij acht ik een onderscheid naar kapitaalgedekte en omslaggefinancierde regelingen gewenst.
In geval van kapitaalgedekte regelingen heeft de deelnemer zelf gedurende de arbeidzame periode het recht op (pre)pensioen opgebouwd. Indien deze deelnemer na het ingaan van het recht op (pre)pensioen besluit om daarnaast nog betaalde arbeid te verrichten is daar, met het oog op verhoging van de arbeidsparticipatie, niets op tegen. Vanuit het oogpunt van schaarste op de arbeidsmarkt kan dat in sommige gevallen zelfs uiterst wenselijk zijn. Van een dubbel salaris is geen sprake; het salaris wordt ontvangen voor de arbeid die wordt verricht en het (pre)pensioen is afgefinancierd op basis van in het verleden opgebouwde rechten. Er is in die situatie geen sprake van medewerknemers die het uittreden financieren.

In geval van omslaggefinancierde regelingen, bijvoorbeeld VUT-regelingen en overgangsregelingen, ligt de zaak gecompliceerder. Hier immers zorgen de actieven er door middel van premiebetaling voor dat mensen eerder kunnen stoppen met werken. Als deze mensen dan feitelijk toch blijven werken, is de vraag naar de rechtvaardiging van die regeling relevant.
In het kabinetsstandpunt Bevordering Arbeidsdeelname Oudere Werknemers (maart 2000, kamerstuknummer toevoegen) heeft mijn ambtvoorganger echter sociale partners opgeroepen om, met name in het kader van het oplossen van schaarste op de arbeidsmarkt, na te gaan welke aanpassingen aan de regelingen mogelijk en wenselijk waren. Met name het aspect dat men een "dief van eigen portemonnee" is als men geen gebruik maakt van de regeling behoeft dan aanpassing. Dat kan bijvoorbeeld door een bonus in het vooruitzicht te stellen indien het recht pas na een bepaalde leeftijd wordt verzilverd of een hogere uitkering naarmate de uittreedleeftijd hoger is. Een systeem dat in sommige gevallen zou leiden tot de arbeidsinkomsten die niet in mindering op de Vutuitkeringen worden gebracht, is destijds niet uitgesloten. De verantwoordelijkheid voor dergelijke keuzes berust echter bij de sociale partners in een bepaalde sector of bedrijfstak. Zij kunnen ook de specifieke mogelijkheden, wenselijkheden en moeilijkheden in een sector/bedrijfstak het beste wegen en op basis daarvan tot verantwoorde, op maat gesneden, beslissingen komen.