Persbericht
(Tarwe)meelstof
Mensen die in een bakkerij werken of in de meelverwerkende industrie
ademen daar meelstof in. Naar schatting ruim een kwart van hen raakt
overgevoelig voor meelstofallergenen en een fors aantal van deze
mensen krijgt op den duur gezondheidsklachten. De Gezondheidsraad
heeft het risico op overgevoeligheid in kaart gebracht. Vandaag
verschijnt hierover het advies dat de raad opstelde op verzoek van de
bewindslieden van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Het inademen van meelstof op het werk gaat bij veel mensen gepaard met
gezondheidseffecten. Bij sommigen blijft het bij een voorbijgaande
irritatie van de luchtwegen of de ogen. Anderen worden eerst
overgevoelig en later vaak ook allergisch voor deze stof. Op dit
moment wordt ruim een kwart van de mensen die in bakkerijen en
aanverwante industrieën werken overgevoelig voor de allergenen in
meelstof. Meelstofallergie uit zich in klachten die variëren van neus-
en oogirritatie tot soms levensbedreigende astma. Wie eenmaal
allergisch is voor meelstof blijft dat, ook wanneer de blootstelling
stopt.
Rond de gezondheidseffecten van blootstelling aan meelstof zijn nog
veel vragen. Men weet dat piekblootstellingen een rol spelen bij het
optreden van luchtwegklachten. De gegevens hierover zijn echter te
onbetrouwbaar om bij het afleiden van een grenswaarde te betrekken.
Verder is bekend dat mensen vooral in de eerste jaren van het werken
in een meelstof-omgeving risico lopen. Proefdieronderzoek naar de
effecten van meelstof is er nauwelijks.
De Gezondheidsraad kan geen concentratie meelstof in de lucht aangeven
waaronder géén overgevoeligheid optreedt. Wel is het mogelijk een
indicatie te geven van de kans dat iemand overgevoelig raakt. In het
advies wordt becijferd dat bij een gemiddelde concentratie van
inhaleerbaar stof in de lucht op de werkplek van 0,12 mg/m³ die kans
één op de honderd werkers is. Bij een tien maal zo lage concentratie
is dat één op de duizend en bij een tien maal zo hoge concentratie één
op de tien. Daarnaast is er nog een kans van twee tot vier procent dat
een persoon door natuurlijke oorzaken overgevoelig kan worden voor
meelstof.
De risicoschattingen van de Gezondheidsraad kunnen een
wetenschappelijke basis vormen voor een beschermingsbeleid. De
uitgangspunten daarvoor worden gebruikelijk vastgesteld door de
staatssecretaris van SZW, gehoord de sociale partners via de
Sociaal-Economische Raad.
Het advies is opgesteld door de Commissie WGD van de Gezondheidsraad.
In deze commissie hebben zitting:
prof. dr G Mulder, toxicoloog; Universiteit Leiden, Leiden; voorzitter
dr R Beems, toxicologisch patholoog; Rijksinstituut voor
Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven dr L Bloemen, epidemioloog; Dow
Benelux BV, Terneuzen dr P Boogaard, toxicoloog; Shell International
BV, Den Haag dr P Borm, toxicoloog; Heinrich Heine Universität
Düsseldorf (Duitsland) mr J Brokamp; Sociaal-Economische Raad, Den
Haag; adviseur drs A Mulder; Ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid, Den Haag; adviseur dr P Pal, bedrijfsarts; Nederlands
Centrum voor Beroepsziekten, Amsterdam prof. dr I Rietjens,
toxicoloog; Wageningen Universiteit, Wageningen dr H Roelfzema;
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Den Haag; adviseur
prof. dr ir T Smid, arbeidshygiënist; KLM Arbo Services BV, Schiphol
en Vrije Universiteit, Amsterdam dr G Swaen, epidemioloog;
Universiteit Maastricht, Maastricht dr R Woutersen, toxicologisch
patholoog; TNO Voeding, Zeist P Wulp, bedrijfsarts; Arbeidsinspectie,
Groningen dr A van der Burght, Gezondheidsraad, Den Haag; secretaris
dr J Rijnkels, Gezondheidsraad, Den Haag; secretaris
Nadere inhoudelijke inlichtingen verstrekt mevr dr J Rijnkels, tel.
(070) 340 66 31, e-mail jolanda.rijnkels@gr.nl of mevr dr A van der
Burght, tel (070)340 70 17, e-mail A.vd.Burght@gr.nl.
10 augustus 2004
Gezondheidsraad