Gedeputeerde Calon trekt zich niets meer aan van 'Den Haag'

'Ontwikkelingsplanologie vraagt om kloten en ruggengraat'

DEN HAAG, 20040806 -- Gronings PvdA-gedeputeerde Marc Calon (o.m. ruimtelijke ordening en volkshuisvesting)wordt 'ziek' van het sectorale denken en de regelzucht vanuit Den Haag, ook van zijn partijgenoten in de Tweede Kamer. Ruimtelijk beleid kan niet anders dan integraal en decentraal, zo meent hij. Minister Sybilla Dekker snapt dat beter dan haar voorganger Jan Pronk vind Calon. Toch ondergraaft het 'Randstadkabinet' ook weer haar eigen beleid, door wel de verantwoordelijkheden naar de regio te schuiven, maar niet de benodigde middelen en instrumenten, aldus de gedeputeerde in een interview met ROM, maandblad voor ruimelijke ontwikkeling, van juli/augustus.



Marc Calon heeft zich als gedeputeerde voor ruimtelijke ordening en volkshuisvesting de afgelopen vijf jaar laten kennen als een daadkrachtig bestuurder. Hij wil aan de slag, samen met de twee andere noordelijke provincies, de gemeenten en marktpartijen, om de provincie Groningen weer perspectief te geven. De Blauwe Stad, Meerstad en de Zuiderzeelijn zijn de speerpunten. Maar telkens loopt hij aan tegen de verkokerde werkwijze van de rijksoverheid. 'We werken met de drie noordelijke provincies al op heel veel terreinen zoveel mogelijk integraal samen. Het Kompasbeleid, de Europese fondsen voor economische structuurversterking, het ruimtelijke en het mobiliteitsbeleid. De laatste jaren merken we dat met name EZ en VROM wel programmatisch willen werken. LNV en V&W, maar ook Sociale Zaken, blijven sectoraal denken en werken. V&W spant de kroon. De lijnen die vanuit de Haagse departementen doorlopen tot aan de regionale directies, zitten ons voortdurend in de weg. Ze willen zelf aan de knoppen zitten. Ik word er zo langzamerhand doodziek van. Het belemmert de weg naar goede oplossingen voor ingewikkelde vraagstukken.'


Calon sluit zich aan bij minister Dekker, die zich afvraagt of al die sectorale regels wel nuttig zijn. Het probleem is de cultuur, het niet integraal kunnen denken. 'Die cultuur zit op alle overheidsniveaus, zelfs bij ons op het provinciehuis. Voorwaarde voor ontwikkelingsplanologie is dat je kloten en ruggengraat toont. Je moet beginnen een heldere probleemanalyse, waarover je het met alle betrokken partijen eens bent. Vervolgens ga je samen voor het plan. Dus niet bij de eerste de beste tegenwind afwijken van de afspraken. Dat zie ik bij de overheid toch te veel gebeuren.'


Geheel in lijn met de Nota Ruimte en het kabinetsbeleid voor decentralisering wil Marc Calon best meer verantwoordelijkheid dragen. 'We zitten dichter bij de mensen, weten dus beter wat er speelt en we kunnen integraler aanpakken. Het idee dat een minister of een batterij ambtenaren daar ergens in een ivoren toen in Den Haag kunnen bepalen of er witte schimmel in Limburg wordt gebouwd is volstrekt ridicuul en achterhaald. En al die tijd dan dat het ruimtelijk beleid zo sterk vanuit Den Haag is gestuurd. Is dat allemaal zo fantastisch geweest? Hou toch op zeg...'


Verantwoordelijkheden decentraal, geld ook decentraal, is het motto van Calon. 'We willen niet meer geld, we vragen om een verschuiving van geld. Als wij in de regiovisie zeggen dat we mobiliteit en woningbouw op elkaar willen afstemmen en we willen bouwen langs de ov-assen, en het Rijk spaart daardoor geld uit, dan willen wij dat uitgespaarde geld graag voor de regio hebben. Maar dit kabinet heeft op dit dossier een centralistische positie. Zalm wil de decentrale overheden compenseren uit de rijkskas in plaats van de ruimte te geven voor eigen heffingen. De gemeentelijke belastingen worden langzamerhand om zeep geholpen.'


Marc Calon gelooft heilig in de samenwerking met de markt. 'De markt wil best kwaliteit leveren, als ze de investeringen maar kunnen terugverdienen. Bij Meerstad zeggen we 70 procent blauw en groen, 30 procent uitgeefbaar. Met dertig procent betaal je die eerste 70 procent. Er is ontzettend veel uit die markt te halen, als je maar open met de markt praat en als je als overheid accepteert dat die markt geld moet kunnen verdienen.
Je zou wel gek zijn om de kennis die in de markt zit niet te gebruiken. Daar kun je niet aan tippen met je ambtenaren.'