Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Postbus 90801
2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Telefoon (070) 333 44 44
Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk
Onderwerp Datum
Hierbij wil ik u informeren, mede namens minister Verdonk, over de consequenties van het
voorgenomen beleid inzake toelating van kennismigranten voor de toelating van vreemdelingen die
in Nederland in de prostitutie willen werken.
In het Kabinetstandpunt over Kennismigranten, dat op 6 mei 2004 aan uw Kamer is verzonden
(Kamerstukken II 2003-2004, 29 200 VI, nr. 164), is gekozen voor een eenvoudig
inkomenscriterium voor het vaststellen of een vreemdeling wel of niet onder het nieuwe
toelatingsregime voor kennismigranten valt. Geen specificaties van opleidingsniveau of beroepen
zijn opgenomen in de regeling, behalve voor promovendi en postdoctoraal/universitair docenten. Er
zijn twee uitzonderingen op het salariscriterium, voor het betaald voetbal en voor geestelijken.
Dit betekent dat ook migratie in verband met beroepen die buiten de gebruikelijke definitie van
kennismigranten vallen, mogelijk wordt onder het nieuwe, versoepelde regime.
Een consequentie hiervan is dat voor prostituees aan wie een arbeidscontract is aangeboden met
een salaris boven de gestelde inkomensgrenzen, de vergunningenplicht op grond van de Wet arbeid
vreemdelingen niet langer van toepassing is.
De kwestie van toelating van vreemdelingen die in het gelegaliseerde deel van de prostitutiebranche
willen werken, heeft een lange voorgeschiedenis.
Op 1 oktober 2000 werd het algemeen bordeelverbod opgeheven. In dat verband is door het
toenmalige kabinet toegezegd om op termijn een mogelijkheid te creëren voor immigratie van
prostituees van buiten de EER, door de vergunningenplicht in de Wet arbeid vreemdelingen (Wav)
te vervangen door een andere toelatingssystematiek buiten de Wav. De reden voor het niet regelen
van een dergelijke migratie binnen het kader van de Wet arbeid vreemdelingen is de
onmogelijkheid om een prioriteitgenietend aanbod vast te stellen voor deze branche (geen
algemeen geaccepteerde arbeid). In het Kabinetsstandpunt van 21 februari 2003 bij de evaluatie
van het opheffen van het bordeelverbod (Kamerstukken II 2002-2003, 25437, nr. 30) is
2
toegezegd om een werkgroep op te richten onder leiding van Justitie. Deze werkgroep kreeg als
taak mee, in overleg met gemeenten en met SZW, een alternatieve systematiek te ontwikkelen
voor het adviseren van de IND bij de toelating van vreemdelingen die in de prostitutie willen
werken. Justitie heeft toegezegd om de Tweede Kamer in 2004 over de bevindingen van deze
werkgroep te zullen informeren. De besluitvorming in vervolg op dit overleg is nog niet afgerond.
Uw kamer wordt na het zomerreces hierover geïnformeerd.
In artikel 1 van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen is een bepaling opgenomen, maar
deze bepaling is nog niet in werking getreden, waarbij personen werkzaam in de prostitutie buiten
de werking van de Wav zijn geplaatst. In artikel 3 van het genoemd besluit is evenwel nog steeds
een verbod op het verlenen van tewerkstellingsvergunningen gehandhaafd voor deze categorie. Dit
verbod zal worden opgeheven, en de relevante bepaling in artikel 1 zal in werking treden, zodra
een alternatieve toelatingssystematiek is afgesproken buiten de Wet arbeid vreemdelingen om. In
artikel II van het Besluit van 20 oktober 2000 (Stb. 464) is geregeld is dat deze wijziging niet
eerder in werking treedt dan acht weken nadat de Eerste en Tweede Kamer hierover zijn
geïnformeerd. Hoewel inwerkingtreding van deze bepaling formeel (nog) niet aan de orde is, meen
ik er goed om te doen u wel te informeren dat materieel gezien door de toelating van
kennismigranten, ook prostituees die in loondienst een inkomen verwerven van meer dan 45.000
euro (en voor prostituees onder de 30 jaar 32.600 euro) de tewerkstellingsvergunningplicht met
ingang van 1 oktober 2004 wordt opgeheven.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid