Vragen PvdA-fractie
Vraag 1: Wat is de toegevoegde waarde van het actieplan "Gelijke behandeling in de
praktijk" als de acties die het omvat niet concreet zijn?
Antwoord: Het Actieplan gelijke behandeling geeft op alle door de belangenorganisaties
aangedragen knelpunten aan wat het kabinet voornemens is te doen. De acties zijn binnen
de door de Kamer aangegeven randvoorwoorden verwoord: geen nieuwe
wetgevingstrajecten en geen extra financiële middelen. Verdere concretisering bleek binnen
dit kader niet mogelijk.
De toegevoegde waarde zit er in dat naast het oplossen van knelpunten ingestoken wordt
op het voorkomen van nieuwe knelpunten.
Vraag 2: Indien u niet bereid bent om het Actieplan te concretiseren, kunt u dan per punt uit
het actieplan toelichten welke bewindspersoon op welk moment welke acties wel concreet
zal maken?
Antwoord: In de bijlage bij deze antwoorden staat voor ieder knelpunt aangegeven welk
departement verantwoordelijk is voor de uitvoering van de actie. Voor de planning zij
verwezen naar het Actieplan.
Vraag 3: Welke kaders, bijvoorbeeld voor planning en verantwoording, gelden voor het
"inclusieve beleid"?
Antwoord: De uitgangspunten voor het "inclusieve beleid" zijn vastgelegd in het Actieplan
Gelijke behandeling in de praktijk. De uitwerking ervan vraagt meer tijd dan ik in eerste
instantie gehoopt had. De direct betrokken bewindslieden zijn overtuigd van de
wenselijkheid van deze benadering, omdat deze aansluit bij het gedachtegoed "gelijke
behandeling", "voorkomen van discriminatie", "meedoen" en "eigen verantwoordelijkheid".
De concrete uitvoering vraagt niet alleen een helder inzicht in de eisen die mensen met een
beperking stellen, maar ook creativiteit om tot oplossingen te komen. Wanneer
interdepartementaal de eerste ervaringen bekend zijn met deze nieuwe werkwijze zal ik de
Kamer hierover informeren. Dit zal vermoedelijk aan het eind van dit jaar kunnen.
Wat betreft de planning en verantwoording geldt dat deze binnen de reguliere kaders zal
moeten verlopen. Geleidelijk aan zal hier in de wisselwerking ook met de Kamer
"vanzelfsprekender" worden om de positie van mensen met beperkingen mee te nemen.
Vraag 4: Wat verstaat de staatssecretaris concreet onder uw "verantwoordelijkheid voor de
coördinatie van het beleid"?
Antwoord: Ik zie het als mijn verantwoordelijkheid om het verwoorde gedachtegoed bij de
verschillende departementen uit te dragen. Dit betekent onder meer het beschikbaar stellen
van know how om medewerkers bij de verschillende departementen te ondersteunen om te
komen tot oplossingen die volgens de principes van "inclusief" beleid zijn gemaakt.
2
Daarnaast zullen de medewerkers van mijn departement hun collega's bij de andere
departementen aanspreken op goede voorbeelden om die verder te kunnen verspreiden,
maar ook het signaleren van minder geslaagde voorbeelden om te komen tot verbetering en
vermijding van vergelijkbare fouten in de toekomst. Een netwerk van directeuren wordt
hiertoe opgezet en zal worden onderhouden.
Vraag 5: Wanneer kan de Kamer de "systematiek" voor de vormgeving van het inclusieve
beleid tegemoet zien? Hoe zal deze systematiek aansluiten op het Actieplan?
Antwoord: Aan het eind van dit jaar verwacht ik u hierover nader te kunnen informeren.
Vraag 6: Welke concrete acties onderneemt de staatssecretaris voor de korte termijn,
aangezien "inclusief beleid" pas op langere termijn effect zal sorteren?
Antwoord: In mijn brief van 19 mei (Kamerstukken II, 2003-2003, 29355 nr 5) heb ik
aangegeven, welke acties ik op mijn eigen beleidsterrein in gang heb gezet.
Vragen VVD-fractie
Vraag 7: In de brief wordt gesteld dat door de keuze voor "inclusief beleid" het
gehandicaptenbeleid niet meer gezien wordt als een specifiek beleidsterrein. Bent u van
mening dat specifiek beleid voor gehandicapten op het terrein van VWS niet meer nodig is?
Antwoord: De keuze voor "inclusief beleid" betekent dat iedere beleidssector
verantwoordelijk is voor het eigen beleidsterrein, inclusief de positie van mensen met
beperkingen. Voor VWS is er bijvoorbeeld beleidsverantwoordelijkheid voor de care-sector.
Deze care-sector is er voor alle mensen inclusief mensen met beperkingen. De ontschotting
van de AWBZ is een voorbeeld van dit inclusieve denken. De uitwerking van de WMO is hier
ook een goed voorbeeld van.
Vraag 8: De staatssecretaris stelt dat gehandicaptenbeleid nu een verantwoordelijkheid is
van ieder departement. Heeft de staatssecretaris bij haar collega's erop aangedrongen dat zij
allemaal een afdeling gehandicaptenbeleid opzetten? Zo ja, wie zorgt dan voor de
coördinatie en de samenhang in het beleid?
Antwoord: Alle bewindspersonen zijn aanspreekbaar op zaken rond mensen met
beperkingen voor zover het hun eigen beleidsterrein betreft. Verschillende departementen
hebben een specifiek aanspreekpunt voor zaken rond mensen met beperkingen. De positie
van deze mensen zal waar mogelijk worden versterkt, doordat zij een beroep kunnen doen
op de kennis en ervaring van de Directies Gehandicaptenbeleid, Verpleging, Verzorging en
Ouderenbeleid en Geestelijke Gezondheidszorg, Verslavingszorg en Maatschappelijke opvang
binnen VWS. Voor die ministeries waar geen aandachtsfunctionaris is, wordt geprobeerd
contacten met portefeuillehouders te leggen en te onderhouden. Dit is een
stapsgewijsproces, waarbij wat betreft de prioritering de actualiteit leidend is.
De essentie van "inclusief beleid" is dat de samenhang van het gehandicaptenbeleid niet
meer te onderscheiden valt van de samenhang in het kabinetsbeleid. Binnen dit
kabinetsbeleid wordt er naar gestreefd te voorkomen dat mensen met beperkingen buiten de
boot vallen en dat er een specifieke voorziening wordt getroffen waar dit niet te voorkomen
is.
Vraag 9: Bent u van mening dat de emancipatie van gehandicapten in onze samenleving
voltooid is, net zoals de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dat zegt over de
emancipatie van vrouwen? Zo ja, waarop baseert u die conclusie? Zo neen, op welke
terreinen is verbetering noodzakelijk en hoe gaat u dat bereiken?
Antwoord: Nee. Op alle terreinen lijkt verbetering van de maatschappelijke positie
noodzakelijk. Het kabinet kiest er voor geen beleid te voeren dat gericht is op uitsluiting,
maar juist op integratie. Doordat in het verleden steeds gekozen is voor een bijzondere
3
oplossing, is het maatschappelijk bewustzijn dat mensen met beperkingen buiten de boot
vallen uitermate gering. Door als kabinet "inclusief beleid" als uitgangspunt te kiezen wordt
een impuls gegeven aan het bevorderen van "gelijke behandeling" van mensen met
beperkingen.
De Taskforce Handicap en Samenleving onder voorzitterschap van mevrouw van Leeuwen
heeft ook een belangrijke rol bij het creëren van maatschappelijk bewustzijn en het
voorkomen dat er drempels worden opgeworpen.
Vraag 10: Deelt u de mening dat voor bijzondere groepen in de samenleving, zoals
gehandicapten en chronisch zieken, soms extra beleid noodzakelijk is? Zo neen, waarom
niet? Zo ja, hoe gaat u dat in de toekomst vorm geven?
Antwoord: De keuze voor "inclusief beleid" impliceert niet dat er geen specifiek beleid nodig
is; het impliceert wel dat specifiek beleid onderdeel uitmaakt van het reguliere beleid en niet
als iets bijzonders wordt gepresenteerd.
Vraag 11: Doordat veel zorg voor gehandicapten wordt betaald vanuit de AWBZ blijft er bij
het Ministerie van VWS een belangrijke taak voor gehandicaptenbeleid. Kunt u in een
concreet actieplan voor de gehandicaptenzorg toelichten welke stappen er wanneer
genomen moeten worden en door wie?
Antwoord: Zie het antwoord op vraag 6.
Bijlage bij antwoorden DBO-CB-U-2494099
Verantwoordelijkheden van bewindslieden voor knelpunten.
In bijlage 2 van het Actieplan gelijke behandeling in de praktijk (TK 2003/2005, 29355 nr. 1) wordt
aangegeven wat het kabinet voornemens is te doen aan het oplossen van knelpunten die door
belangenorganisaties zijn aangedragen.
Op uw verzoek wordt hier voor ieder knelpunt aangegeven welke departementen verantwoordelijk
zijn. In de meeste gevallen is volstaan met het eerst verantwoordelijke ministerie. Sommige
knelpunten hebben verschillende aspecten die op het beleidsterrein van verschillende departementen
liggen; er is dan gekozen voor het afzonderlijk benoemen. In andere gevallen zijn verschillende
departementen betrokken, waarbij een bewindspersoon een coördinerende rol vervult. Bovendien zijn
er enkele knelpunten waarvoor het hele kabinet verantwoordelijkheid heeft; afhankelijk van de
invulling zal een bewindspersoon verantwoordelijkheid nemen, op voorhand is daar echter geen
uitspraak over te doen. Tot slot zijn er enkele knelpunten waarvoor het kabinet heeft aangegeven
geen beleidsverantwoordelijkheid te hebben. Bij ieder knelpunt is conform het voorgaande een of
meerdere ministeries genoemd.
Voor de duidelijkheid zijn de titels van de knelpunten weergegeven; voor gedetailleerde informatie
over de aard van het knelpunt en de acties en planning van de betreffende departementen wordt
verwezen naar de betreffende bijlage van het Actieplan.
1 Algemene knelpunten
1.1 Discriminatie
Kabinetsbrede verantwoordelijkheid; VWS voor coördinatie WGBH/CZ, Justitie voor strafrecht, BZK
voor artikel 1 Grondwet.
1.2 Mogelijke knelpunten bij voorlichting WGBH/CZ
VWS, BZK (i.v.m. implementatie EG-richtlijn), SZW (relatie met leeftijdsdiscriminatie)
1.3 Gebrek aan Bereikbaarheid, Toegankelijkheid en Bruikbaarheid (BTB)
Ieder departement voor de eigen beleidsterreinen.
1.4 Gebrek aan een maatschappelijk debat
Voor de taskforce is VWS verantwoordelijk voor de afstemming en coördinatie; financiële
betrokkenheid van OCW, VROM, VWS en SZW.
1.5 Niet kunnen deelnemen aan verkiezingen
BZK
1.6 Geen adequate vergoeding voor alarmering bij calamiteiten
BZK
1.7 Gebrek aan informatie en veiligheid bij rampen
BZK
1.8 Ontoegankelijke informatievoorziening
Ieder departement voor het eigen terrein.
1.9 Geen regieverantwoordelijkheid
Alle departementen
1.10 Negatieve beeldvorming
Alle departementen; VWS voor algemene zaken.
1.11 Nog geen erkenning van gebarentaal
VWS coördineert.
1.12 Geen recht op een doventolk
Voor rechtzaken: Justitie.
Voor andere onderwerpen de eerst verantwoordelijke bewindspersoon.
1.13 Specifieke problemen bij inburgering allochtonen met een beperking
Justitie
1.14 Problemen met gebruik consumentenelektronica door visueel gehandicapten
EZ.
Voor zover het gaat om algemene ontwikkelingen voor mensen met beperkingen coördineert VWS
de activiteiten van EZ, SZW, VROM, VenW.
2 Knelpunten naar maatschappelijke terreinen
2.1 Onderwijs en educatie
2.1.1 Financiële consequenties invoering WGBH/CZ
OCW
2.1.2 Regulier onderwijs onvoldoende toegankelijk / toegerust voor gehandicapten
OCW
2.1.3 Specifieke knelpunten voor mensen met een verstandelijke handicap
OCW
2.1.4 Vervolgopleiding zonder voldoende voorzieningen
OCW
2.1.5 Onvoldoende studie- en beroepskeuzebegeleiding in het VO.
OCW
2.1.6 Geen deskundigheid van de leerkrachten in het basisonderwijs
OCW
2.1.7 Problematiek rond het studiehuis
OCW
2.1.8 Geen (thuis)zorg voor leerling op reguliere school
OCW en VWS
2.1.9 Ongelijke kansen bij zoeken naar aangepaste woonruimte voor studenten met
functiebeperkingen
OCW, VROM
2.1.10 Afstemming zorg-speciaal onderwijs
OCW en VWS.
2.1.11 Beschikbaarheid extra voorzieningen voor het beroepsonderwijs
OCW
2.1.12 Specifieke problemen voor mensen met een auditieve stoornis
OCW
2.1.13 Beperkte onderwijsmogelijkheden voor doven
OCW
2.1.14 Ingrijpende implementatie 2-taligheidstraject
OCW VWS.
2.1.15 Onvoldoende aandacht in bouwtechnisch onderwijs voor integraal-toegankelijk bouwen
OCW
2.1.16 Onvoldoende deskundigheid van docenten in het gezondheidszorgonderwijs
OCW
2.1.17 Geen opleiding voor Tolken Nederlands ondersteund door Gebaren (NmG)
OCW, VWS
2.1.18 Gebrek aan onderwijsmateriaal en visueel gehandicapten
OCW
2.1.19 Gebrek aan computercursussen voor mensen met een visuele beperking
OCW, SZW
2.1.20 Scholing visueel gehandicapten in gebruik aangepaste computer
OCW, SZW
2.1.21 Studenten stop / maxima voor medische faculteit, huisartsenopleiding, oogartsen etc.
OCW
2.1.22 Leeftijdsgrens van 30 jaar voor tolkuren in onderwijs en voor bijscholing
OCW; SZW
2.1.23 Onbekendheid en aarzelingen om rechten te eisen
OCW
2.2 Arbeid
2.2.1 Knelpunten bij het toezicht bij WGBH/CZ
SZW
2.2.2 Knelpunten in de uitvoering WGBH/CZ
SZW
2.2.3 Problemen van oudere werknemers
SZW
2.2.4 Onvoldoende toegang tot werk
SZW
2.2.5 Te weinig bescherming bij keuringen en arbeidsconflicten
SZW; VWS
2.2.6 Geen standaard meetmethode belastbaarheid ME/CVS
VWS
2.2.7 Onheuse bejegening
SZW
2.2.8 Geen individuele (re)integratie instrumenten
SZW
2.2.9 Lange procedures verstrekking hulpmiddelen
SZW
2.2.10 Gebrek aan ondersteuning bij verkregen arbeid
SZW
2.2.11 Voorleeshulp op de werkplek
SZW
2.2.12 ADL-hulp op werkplek
SZW
2.2.13 Geen onafhankelijke advisering
SZW
2.2.14 Geen zicht op kwaliteit reïntegratiedienstverlening
SZW
2.2.15 Te weinig voorzieningen voor auditief gehandicapten in werksituaties
SZW
2.2.16 Geen schrijftolk
SZW
2.2.17 Afwijzing door werkgevers
SZW
2.2.18 Geringe arbeidsparticipatie visueel gehandicapten
SZW
2.2.19 Gebrek aan aanpassingen ICT en werkgelegenheid
SZW. VWS
2.2.20 Informatie over begeleid werken WSW
SZW
2.2.21 Indicatiestelling WSW
SZW
2.2.22 Lage vergoeding vrijwilligerswerk (ook genoemd bij vrije tijd)
Financiën
2.3 Wonen
2.3.1 Lokale verschillen in uitvoering van de WVG
VWS
2.3.2 Primaat verhuizen
VWS
2.3.3 Vergoeding van kosten voor woningaanpassing bij nieuwbouw
VROM; VWS
2.3.4 Intramuraal wonende zwaar gehandicapte jongeren.
VWS.
2.3.5 Ontbreken één loket
VWS
2.3.6 Onduidelijkheid vergoeding meerkosten nieuwbouw
VWS
2.3.7 Beperktheid begrip `ergonomische beperking'
VWS
2.3.8 Beperktheid begrip `normaal gebruik'
VWS
2.3.9 Te lage verhuiskostenvergoeding
VWS
2.3.10 AWBZ-bewoner kan eigen huis niet bezoeken
VWS
2.3.11 Wooneisen niet geschikt voor mensen met een auditieve beperking
VROM
2.3.12 Wonen op één kamer
VWS
2.3.13 Hulpmiddelen in woonvorm
VWS
2.3.14 Knelpunten bewoners woonvormen
VWS
2.3.15 Specifieke knelpunten voor mensen met een verstandelijke beperking
VROM
2.4 Vrije tijd
2.4.1 Geen adequate informatie
Afhankelijk van het onderwerp
2.4.2 Ontoegankelijkheid tv voor visueel gehandicapten
OCW
2.4.3 Geen eigen programma in Gebarentaal
OCW
2.4.4 Ontoegankelijke televisie voor slechthorenden
OCW
2.4.5 Geen doventolk in musea en in theaters
OCW
2.4.6 Onvoldoende aangepaste zitplaatsen (plaatsen voor rolstoelgebruikers en
begeleiding in theaters en bioscopen)
OCW
2.4.7 Specifiek knelpunt voor visueel gehandicapten
OCW
2.4.8 Knelpunten bij sport en recreatie
VWS.
2.4.9 Afhankelijkheid van begeleiders
VWS
2.4.10 Voorzieningen voor het verrichten van vrijwilligerwerk
SZW
2.4.11 Lage vergoeding vrijwilligerswerk (ook genoemd bij arbeid)
SZW
3 Knelpunten in de voorwaardelijke sfeer
3.1 Inkomen
3.1.1 Geen sociale zekerheid en laag inkomen
SZW, Financiën
3.1.2 Onvolledigheid van informatiefolders
Financiën, SZW, VWS
3.1.3 Verborgen kosten i.v.m. handicap of chronische ziekte
Financiën
3.1.4 Vergoeding meerkosten i.v.m. ziekte en handicap
Financiën
3.1.5 Buitengewone uitgaven m.b.t. woningaanpassingen en hulpmiddelen
Financiën
3.1.6 Verbetering van de toegang tot het chronischziekenforfait
Financiën
3.1.7 Uitblijven acceptatie
Financiën
3.1.8 Netto Wajong-uitkering voor alleenstaanden is te laag
SZW
3.1.9 Bijstandsvangnet
SZW.
3.1.10 Afschaffing eigen bijdrage
VWS
3.1.11 WAO
SZW
3.1.12 Snel lagere vervolguitkering
SZW
3.1.13 Terugval Bijstand
SZW
3.1.14 Meerkosten
Financiën
3.1.15 Cumulatie van eigen bijdragen
Afhankelijk van het onderwerp Financiën, VWS
3.1.16 Gevolgen chronische aandoening
SZW
3.1.17 Fiscale aftrek te laag en niet voor alle beperkingen gelijk
Financiën
3.1.18 Motorrijtuigenbelasting
Financiën, VenW
3.1.19 Studiefinanciering niet geschikt
OCW
3.1.20 Hoogte individuele vervoersvoorziening AWBZ-bewoners
VWS
3.1.21 Willekeur bij vaststellen hoogte inkomensgrens
VWS, SZW
3.1.22 Meerdere personen met een handicap in een huishouden
VWS
3.2 Aanbieden van goederen en diensten
Financiën, VWS
3.2.1 Gevaar van risicoselectie
Financiën, VWS
3.2.2 Extra premies bij afsluiten verzekeringen
Financiën, SZW, VWS
3.2.3 Geringe toegankelijkheid dienstverlening voor auditief gehandicapten
VWS
3.3 Communicatie
3.3.1 Opheffen postagentschappen
Financiën
3.3.2 Geen teksttelefoon bij overheidsdiensten
BZK
3.3.3 Storing GSM-apparatuur
EZ
3.4 Vervoer
3.4.1 Geen adequate reizigersinformatie bij openbaar vervoer
VenW
3.4.2 Collectief Vraagafhankelijk Vervoer niet op normale tijden noch normaal tarief
VenW
3.4.3 Geen toegang publieke informatiesystemen
VenW
3.4.4 Meerkosten raadplegen OV-reisinformatie voor visueel gehandicapten
VenW
3.4.5 Ontoegankelijkheid voor auditief gehandicapten
VenW
3.4.6 Ondersteuning voor vertegenwoordigers in het consumentenoverleg OV
VenW
3.4.7 Geen kwaliteitskeurmerk voor taxi- en busbedrijven
VenW
3.4.8 Geen zitplaats voor mensen met beperkingen in openbaar vervoer
VenW
3.4.9 Ontoegankelijkheid OV-materieel
VenW
3.4.10 Inkomensgrenzen bij collectieve vervoersvoorziening
VenW
3.4.11 Individuele vervoersvoorzieningen
VWS
3.4.12 Vergoeding aanpassingen aan woning en eigen auto
VWS
3.4.13 Kosten bovenregionaal vervoer
VWS; VenW
3.4.14 Knelpunt bovenregionaal vervoer voor AWBZ-bewoners
VWS
3.4.15 Inkomensgrens bij toekenning vervoersvoorzieningen vanuit de Wet REA
SZW
3.4.16 Specifieke knelpunten voor mensen met een verstandelijke handicap
VWS
3.4.17 Geen vergoeding bruikleenauto
VWS
3.4.18 Geen vergoeding autoaanpassingen
VWS
3.4.19 Geen keuzemogelijkheden rolstoelen
VWS
3.4.20 Meerdere leveranciers rolstoelen
VWS
3.5 Openbare ruimte
3.5.1 Toegankelijkheid is niet alleen gekoppeld aan mobiliteit
VROM
3.5.2 Nog geen BTB openbare buitenruimte en wegen
VenW
3.6 Zorg
3.6.1 Gezondheidszorg
3.6.1.1 Onderzoek nodig naar oorzaken van ziektes en de gevolgen daarvan
VWS
3.6.1.2 Functiegerichte aanspraken
VWS.
3.6.1.3 Indicatiestelling
VWS
3.6.1.4 Knelpunten ten aanzien waardebepaling PGB
VWS
3.6.1.5 Wachtlijsten
VWS
3.6.1.6 Risico bij standaardpakket geneesmiddelen
VWS
3.6.1.7 Hulpmiddelenvergoeding Ziekenfonds
VWS
3.6.1.8 Extramurale eigen bijdrage AWBZ
VWS
3.6.1.9 Beperkt pakket
VWS.
3.6.2 Afstemming voorzieningen
3.6.2.1 Geen eenduidigheid in omschrijving van de doelgroep
VWS in overleg met andere departementen.
3.6.2.2 Onbekendheid met mogelijkheden en voorzieningen
VWS, AZ, BZK
3.6.2.3 Verschillende knelpunten rond Wet Voorzieningen gehandicapten (WVG)
VWS
3.6.2.4 Voorzieningen en hulpmiddelen
VWS
3.6.2.5 Behoefte aan kwalitatief goede integrale indicatiestelling
VWS
3.6.2.6 Knelpunten bij deregulering hulpmiddelen
VWS
3.6.2.7 Knelpunten bij specifieke programma's
VWS
3.6.3 Thuiszorg
3.6.3.1 Vraagsturing niet vanzelfsprekend
VWS
3.6.3.2 PGB vergt veel van gebruikers
VWS
3.7 Belangenbehartiging / ondersteuning
3.7.1 Regionale verschillen in ondersteuning belangenbehartiging cliënten WVG
VWS
3.7.2 Geringe ondersteuning belangenverenigingen
VWS
3.7.3 Geringe mogelijkheid tot training van vrijwilligers
VWS
3.8 Kennis / onderzoek
3.8.1 Het algemeen toegankelijk maken van technologieën, diensten en producten
Coördinatie VWS
3.8.2 Voorwaarden onderzoek
Kabinet ziet geen aanleiding hier iets aan te doen.
3.8.3 Verschillende wetenschappelijke benaderingen vanuit meerdere disciplines
Kabinet ziet geen aanleiding hier iets aan te doen.
3.8.4 kennis en ervaringsuitwisseling
VWS
3.8.5 Meldpunt OV of onderzoek
Kabinet ziet geen aanleiding hier iets aan te doen.
3.8.6 Stottertherapieën
VWS
3.8.7 Gevolgen horen van een diagnose
Kabinet ziet geen aanleiding hier iets aan te doen.
3.8.8 Verschillen in maatschappelijke participatie gerelateerd aan aard handicap
Kabinetsbreed; afhankelijk van het onderwerp is een bewindspersoon betrokken.
3.8.9 Aandachtspunten bij evaluatie WGBH/CZ
Kabinetsbreed; afhankelijk van het onderwerp is een bewindspersoon betrokken; VWS coördineert.
3.8.10 Gebrek aan expertise voor het schrijven van een onderzoeksvoorstel
Kabinet ziet geen aanleiding hier iets aan te doen.
---- --
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport