http://www.justitie.nl
MINJUS: Brief minister Verdonk over afspraken G4
Postadres: Postbus 20301, 2500 EH Den Haag
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag Bezoekadres:
Schedeldoekshaven 100
2511 EX Den Haag
Telefoon (070) 3 70 79 11
Fax (070) 3 70 79 72
www.justitie.nl
Onderdeel Directie Vreemdelingenbeleid
Datum 30 juli 2004
Ons kenmerk 5299534/04 DVB
Onderwerp Afspraken met G4 over beëindiging voorzieningen van
asielzoekers binnengekomen na 1 april 2001
1. Inleiding
Op 15 juli jl. heb ik met de burgemeesters van Amsterdam, Rotterdam en
Den Haag gesproken over de terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers
die hun eerste asielaanvraag hebben ingediend na 1 april 2001 en
waarop dus de bepalingen van de Vreemdelingenwet 2000 volledig van
toepassing zijn. De burgemeester van Utrecht was wegens vakantie niet
aanwezig.
Aanleiding voor dit overleg was een brief die de burgemeester van
Amsterdam mij, mede namens de andere burgemeesters van de vier grote
steden, op 5 juli jl. over dit onderwerp zond. Een afschrift van de
brief van de G4 is, naar ik heb begrepen, tevens aan uw Kamer
gezonden.
Met deze brief informeer ik u over de uitkomsten van dit overleg.
2. Brief van de G4
In de brief van 5 juli jl. vragen de burgemeesters van de G4 mijn
aandacht voor het beëindigen van opvangvoorzieningen van
uitgeprocedeerde asielzoekers die hun (eerste) asielaanvraag hebben
ingediend na 1 april 2001 en daarmee vallen onder de systematiek van
de Vreemdelingenwet 2000. De burgemeesters steunen het specifieke
terugkeerbeleid ten aanzien van de groep langdurig in Nederland
verblijvende asielzoekers, maar vinden het onaanvaardbaar dat de groep
uitgeprocedeerde asielzoekers die is binnengekomen na 1 april 2001 nog
steeds ''zonder meer op straat wordt gezet''na ommekomst van de
vertrektermijn van 28 dagen. Teneinde dit te voorkomen zijn volgens de
burgemeesters ook ten aanzien van deze groep extra inspanningen nodig
om de terugkeer te bevorderen, zoals dat thans gebeurt voor de
asielzoekers die hun (eerste) aanvraag hebben ingediend vóór 1 april
2001.
3. Gesprek van 15 juli 2004
Tijdens het gesprek op 5 juli jl. heb ik voorop gesteld dat ik in de
overleggen die ik in januari en februari van dit jaar met zowel de VNG
als de G4 gevoerd heb, altijd duidelijk ben geweest over de reikwijdte
van het plan van aanpak inzake de terugkeer van langdurig in Nederland
verblijvende asielzoekers. Tijdens die overleggen is overeengekomen
dat de doelgroep van dit specifieke terugkeerbeleid bestaat uit
asielzoekers die hun (eerste) asielaanvraag hebben ingediend onder de
oude Vreemdelingenwet. Over de resultaten van deze overleggen heb ik
uw Kamer per brief van 6 februari jl. (TK 2003-2004, 29 344, nr. 2)
geïnformeerd. Ik heb de gemeenten steeds aangegeven dat oplossingen
voor de onderhavige problematiek gevonden moeten worden binnen de
bestaande wettelijke mogelijkheden van de Vreemdelingenwet 2000.
Logischerwijs hieruit volgend is met de VNG en de G4 afgesproken dat
ten aanzien van uitgeprocedeerde asielzoekers die hun (eerste)
aanvraag hebben ingediend na 1 april 2001, het terugkeerbeleid conform
de Vreemdelingenwet 2000 gehandhaafd blijft. Dit betekent onder meer
dat voor vreemdelingen die onder werking van Vreemdelingenwet 2000
vallen, het recht op overheidsvoorzieningen - waaronder opvang -van
rechtswege eindigt 28 dagen nadat de asielaanvraag om toelating
definitief is afgewezen.
Met de gemeenten ben ik evenwel van mening dat de overheid binnen die
wettelijke kaders, waar mogelijk, het daadwerkelijke vertrek uit
Nederland van uitgeprocedeerde asielzoekers die onder de
Vreemdelingenwet 2000 zijn binnengekomen dient te bevorderen. Het
streven van alle partijen is er op gericht om uitgeprocedeerde
asielzoekers in beginsel niet op straat te zetten. De burgemeesters
van de G4 hebben echter aangegeven dat de vertrektermijn van 28 dagen
te kort is om de terugkeer te realiseren, met als gevolg dat er toch
nog mensen op straat komen te staan. Dit vanuit de bij de gemeenten
onterecht levende veronderstelling dat de daadwerkelijke confrontatie
van een afgewezen asielzoeker met diens plicht om terug te keren niet
eerder plaatsvindt dan na het onherroepelijk worden van de afwijzende
beslissing op de asielaanvraag. Om in deze situatie verandering te
brengen, heb ik in de Terugkeernota een nieuwe vorm van asielopvang
geïntroduceerd. Hierbij worden asielzoekers die een eerste negatieve
beslissing op hun asielaanvraag hebben ontvangen, overgeplaatst van
een oriëntatielocatie naar een terugkeerlocatie. Aldus wordt het
signaal 'niet toelaten betekent terugkeren'nog nadrukkelijker en
onmiskenbaar afgegeven. Op de terugkeerlocatie zal gewerkt worden aan
het bevorderen van de zelfstandige terugkeer en - voor zover vereist -
aan het verkrijgen van de juiste identiteits- en
nationaliteitsgegevens. Vanaf dat moment zal dus ruim vóór het ingaan
van de vertrektermijn meer expliciet gewerkt worden aan de
terugkeer.
4. Afspraken met de G4
De burgemeesters hebben mij vervolgens gevraagd om, in afwachting van
de inrichting van de terugkeerlocaties, maatregelen te treffen om te
voorkomen dat mensen die zijn binnengekomen na 1 april 2001, maar nog
niet in een terugkeerlocatie geplaatst kunnen worden, na het einde van
de vertrektermijn op straat terecht komen.
Ik heb de burgemeesters toegezegd dat de overheid zich inzet om de in
de Terugkeernota aangekondigde categorale opvang, per 1 januari 2005
te implementeren. Ik heb mijzelf tevens bereid verklaard om
maatregelen te treffen waardoor aan vreemdelingen die objectief
aantoonbaar aan de realisering van hun terugkeer werken, maar van wie
de terugkeer na het einde van de vertrektermijn nog niet gerealiseerd
is, tijdelijk onderdak geboden wordt. Voorwaarde is dat hierbij de
bepalingen van de Vreemdelingenwet 2000 en daarmee de eigen
verantwoordelijkheid van de uitgeprocedeerde asielzoeker voor diens
terugkeer, gehandhaafd blijven. Dit is niet alleen op kortere termijn
een gegeven, maar overigens ook voor mij een cruciaal punt. De
Vreemdelingenwet 2000 is en blijft het uitgangspunt van het
vreemdelingenbeleid. Bovendien gelden deze maatregelen uitsluitend tot
het moment waarop de in de Terugkeernota genoemde terugkeerlocaties
operationeel zijn.
De burgemeesters hebben mij toegezegd dat zij:
- uiterlijk per 1 oktober 2004 capaciteit voor dit tijdelijke onderdak
beschikbaar zullen stellen;
- actief gaan werken aan het realiseren van extra vertrekcentra waar
dit najaar asielzoekers die vallen onder het plan van aanpak inzake de
terugkeer van langdurig in Nederland verblijvende asielzoekers,
terecht kunnen voor de aanvullende facilitering van hun terugkeer,
én
- actief gaan werken aan het realiseren van de in de Terugkeernota
genoemde terugkeerlocaties, zodat deze per 1 januari 2005 operationeel
zijn.
Bij de maatregelen die ik zal treffen hanteer ik de volgende
uitgangspunten:
1. De opvangvoorzieningen van uitgeprocedeerde asielzoekers die zijn
binnengekomen na 1 april 2001 worden van rechtswege beëindigd na 28
dagen;
2. een uitgeprocedeerde asielzoeker die na ommekomst van de wettelijke
vertrektermijn van 28 dagen Nederland nog niet heeft verlaten, kan
tijdelijk onderdak krijgen. Voorwaarde is dat de vreemdeling op het
moment waarop de opvangvoorzieningen beëindigd worden kan aantonen dat
hij actief meewerkt aan zijn terugkeer, maar dat deze desondanks na 28
dagen nog niet gerealiseerd kan worden. Dit actieve werken aan de
terugkeer moet objectief vast te stellen zijn;
3. Indien de gemeenten op 1 oktober 2004 geen capaciteit beschikbaar
hebben gesteld voor het realiseren van het tijdelijke onderdak,
vervallen mijn toezeggingen aan de gemeenten;
4. het tijdelijke onderdak, dat in directe aansluiting op de
beëindigde asielopvang kan worden geboden, is uitdrukkelijk geen
asielopvang ingevolge de Regeling verstrekkingen asielzoekers (Rva);
5. het onderdak wordt gedurende een maximale termijn van 8 weken
verleend. Indien na deze 8 weken de terugkeer nog niet is
gerealiseerd, zal de onderdakvoorziening beëindigd worden;
6. gedurende deze termijn van maximaal 8 weken wordt de vreemdeling
door de overheid ondersteund in zijn activiteiten om zijn zelfstandige
terugkeer mogelijk te maken. Zo kan de vreemdeling in dit verband ter
ondersteuning van de terugkeer gebruik maken van de REAN regeling of,
indien van toepassing, de REAN + regeling van de Internationale
Organisatie voor Migratie (IOM). De vreemdeling komt evenwel niet in
aanmerking voor de herintegratieregeling zoals die in het kader van
het project Terugkeer wordt aangeboden aan asielzoekers die hun
(eerste) asielaanvraag hebben ingediend vóór 1 april 2001;
7. indien er op enig moment gedurende de vertrektermijn dan wel
gedurende het tijdelijk onderdak, zicht bestaat op uitzetting, dan zal
de uitzetting (al dan niet na vreemdelingenbewaring) worden
geëffectueerd.
Periode tot beschikbaarheid onderdaklocaties
Tot het beschikbaar komen van de onderdaklocaties per (uiterlijk) 1
oktober 2004 kunnen vreemdelingen die op het moment van de ontruiming
objectief aangetoond hebben dat zij actief aan hun terugkeer werken,
maar van wie deze na afloop van de vertrektermijn nog niet
geëffectueerd kan worden, tijdelijk geplaatst worden in het
vertrekcentrum te Vlagtwedde. Ook aan dit verblijf is een maximale
termijn van 8 weken verbonden.
Vanaf uiterlijk 1 oktober 2004 worden de op dat moment in Vlagtwedde
verblijvende vreemdelingen die zijn binnengekomen na 1 april 2001,
voor zover hun maximale verblijfstermijn van 8 weken nog niet voorbij
is, zonodig overgeplaatst naar de nieuwe onderdaklocatie. Daar kunnen
deze vreemdelingen dan nog maximaal de resterende termijn
verblijven.
Ten overvloede benadruk ik dat het indienen van een tweede of volgende
asielaanvraag dan wel het indienen van een reguliere aanvraag om
toelating, behoudens enkele uitzonderingen als zeer schrijnende
humanitaire omstandigheden, geen recht geeft op opvang. Dit is conform
staand beleid.
Na het zomerreces zal ik de maatregelen en de implementatie daarvan
ter kennis brengen van de VNG.
Een afschrift van deze brief heb ik gezonden aan de burgemeesters van
Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht.
De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
M.C.F. Verdonk
Postadres: Postbus 20301, 2500 EH Den Haag
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag Bezoekadres:
Schedeldoekshaven 100
2511 EX Den Haag
Telefoon (070) 3 70 79 11
Fax (070) 3 70 79 72
www.justitie.nl
Onderdeel Directie Vreemdelingenbeleid
Datum 30 juli 2004
Ons kenmerk 5299534/04 DVB
Onderwerp Afspraken met G4 over beëindiging voorzieningen van
asielzoekers binnengekomen na 1 april 2001
1. Inleiding
Op 15 juli jl. heb ik met de burgemeesters van Amsterdam, Rotterdam en
Den Haag gesproken over de terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers
die hun eerste asielaanvraag hebben ingediend na 1 april 2001 en
waarop dus de bepalingen van de Vreemdelingenwet 2000 volledig van
toepassing zijn. De burgemeester van Utrecht was wegens vakantie niet
aanwezig.
Aanleiding voor dit overleg was een brief die de burgemeester van
Amsterdam mij, mede namens de andere burgemeesters van de vier grote
steden, op 5 juli jl. over dit onderwerp zond. Een afschrift van de
brief van de G4 is, naar ik heb begrepen, tevens aan uw Kamer
gezonden.
Met deze brief informeer ik u over de uitkomsten van dit overleg.
2. Brief van de G4
In de brief van 5 juli jl. vragen de burgemeesters van de G4 mijn
aandacht voor het beëindigen van opvangvoorzieningen van
uitgeprocedeerde asielzoekers die hun (eerste) asielaanvraag hebben
ingediend na 1 april 2001 en daarmee vallen onder de systematiek van
de Vreemdelingenwet 2000. De burgemeesters steunen het specifieke
terugkeerbeleid ten aanzien van de groep langdurig in Nederland
verblijvende asielzoekers, maar vinden het onaanvaardbaar dat de groep
uitgeprocedeerde asielzoekers die is binnengekomen na 1 april 2001 nog
steeds ''zonder meer op straat wordt gezet''na ommekomst van de
vertrektermijn van 28 dagen. Teneinde dit te voorkomen zijn volgens de
burgemeesters ook ten aanzien van deze groep extra inspanningen nodig
om de terugkeer te bevorderen, zoals dat thans gebeurt voor de
asielzoekers die hun (eerste) aanvraag hebben ingediend vóór 1 april
2001.
3. Gesprek van 15 juli 2004
Tijdens het gesprek op 5 juli jl. heb ik voorop gesteld dat ik in de
overleggen die ik in januari en februari van dit jaar met zowel de VNG
als de G4 gevoerd heb, altijd duidelijk ben geweest over de reikwijdte
van het plan van aanpak inzake de terugkeer van langdurig in Nederland
verblijvende asielzoekers. Tijdens die overleggen is overeengekomen
dat de doelgroep van dit specifieke terugkeerbeleid bestaat uit
asielzoekers die hun (eerste) asielaanvraag hebben ingediend onder de
oude Vreemdelingenwet. Over de resultaten van deze overleggen heb ik
uw Kamer per brief van 6 februari jl. (TK 2003-2004, 29 344, nr. 2)
geïnformeerd. Ik heb de gemeenten steeds aangegeven dat oplossingen
voor de onderhavige problematiek gevonden moeten worden binnen de
bestaande wettelijke mogelijkheden van de Vreemdelingenwet 2000.
Logischerwijs hieruit volgend is met de VNG en de G4 afgesproken dat
ten aanzien van uitgeprocedeerde asielzoekers die hun (eerste)
aanvraag hebben ingediend na 1 april 2001, het terugkeerbeleid conform
de Vreemdelingenwet 2000 gehandhaafd blijft. Dit betekent onder meer
dat voor vreemdelingen die onder werking van Vreemdelingenwet 2000
vallen, het recht op overheidsvoorzieningen - waaronder opvang - van
rechtswege eindigt 28 dagen nadat de asielaanvraag om toelating
definitief is afgewezen.
Met de gemeenten ben ik evenwel van mening dat de overheid binnen die
wettelijke kaders, waar mogelijk, het daadwerkelijke vertrek uit
Nederland van uitgeprocedeerde asielzoekers die onder de
Vreemdelingenwet 2000 zijn binnengekomen dient te bevorderen. Het
streven van alle partijen is er op gericht om uitgeprocedeerde
asielzoekers in beginsel niet op straat te zetten. De burgemeesters
van de G4 hebben echter aangegeven dat de vertrektermijn van 28 dagen
te kort is om de terugkeer te realiseren, met als gevolg dat er toch
nog mensen op straat komen te staan. Dit vanuit de bij de gemeenten
onterecht levende veronderstelling dat de daadwerkelijke confrontatie
van een afgewezen asielzoeker met diens plicht om terug te keren niet
eerder plaatsvindt dan na het onherroepelijk worden van de afwijzende
beslissing op de asielaanvraag. Om in deze situatie verandering te
brengen, heb ik in de Terugkeernota een nieuwe vorm van asielopvang
geïntroduceerd. Hierbij worden asielzoekers die een eerste negatieve
beslissing op hun asielaanvraag hebben ontvangen, overgeplaatst van
een oriëntatielocatie naar een terugkeerlocatie. Aldus wordt het
signaal ' niet toelaten betekent terugkeren 'nog nadrukkelijker en
onmiskenbaar afgegeven. Op de terugkeerlocatie zal gewerkt worden aan
het bevorderen van de zelfstandige terugkeer en - voor zover vereist -
aan het verkrijgen van de juiste identiteits- en
nationaliteitsgegevens. Vanaf dat moment zal dus ruim vóór het ingaan
van de vertrektermijn meer expliciet gewerkt worden aan de
terugkeer.
4. Afspraken met de G4
De burgemeesters hebben mij vervolgens gevraagd om, in afwachting van
de inrichting van de terugkeerlocaties, maatregelen te treffen om te
voorkomen dat mensen die zijn binnengekomen na 1 april 2001, maar nog
niet in een terugkeerlocatie geplaatst kunnen worden, na het einde van
de vertrektermijn op straat terecht komen.
Ik heb de burgemeesters toegezegd dat de overheid zich inzet om de in
de Terugkeernota aangekondigde categorale opvang, per 1 januari 2005
te implementeren. Ik heb mijzelf tevens bereid verklaard om
maatregelen te treffen waardoor aan vreemdelingen die objectief
aantoonbaar aan de realisering van hun terugkeer werken, maar van wie
de terugkeer na het einde van de vertrektermijn nog niet gerealiseerd
is, tijdelijk onderdak geboden wordt. Voorwaarde is dat hierbij de
bepalingen van de Vreemdelingenwet 2000 en daarmee de eigen
verantwoordelijkheid van de uitgeprocedeerde asielzoeker voor diens
terugkeer, gehandhaafd blijven. Dit is niet alleen op kortere termijn
een gegeven, maar overigens ook voor mij een cruciaal punt. De
Vreemdelingenwet 2000 is en blijft het uitgangspunt van het
vreemdelingenbeleid. Bovendien gelden deze maatregelen uitsluitend tot
het moment waarop de in de Terugkeernota genoemde terugkeerlocaties
operationeel zijn.
De burgemeesters hebben mij toegezegd dat zij:
- uiterlijk per 1 oktober 2004 capaciteit voor dit tijdelijke onderdak
beschikbaar zullen stellen;
- actief gaan werken aan het realiseren van extra vertrekcentra waar
dit najaar asielzoekers die vallen onder het plan van aanpak inzake de
terugkeer van langdurig in Nederland verblijvende asielzoekers,
terecht kunnen voor de aanvullende facilitering van hun terugkeer,
én
- actief gaan werken aan het realiseren van de in de Terugkeernota
genoemde terugkeerlocaties, zodat deze per 1 januari 2005 operationeel
zijn.
Bij de maatregelen die ik zal treffen hanteer ik de volgende
uitgangspunten:
1. De opvangvoorzieningen van uitgeprocedeerde asielzoekers die zijn
binnengekomen na 1 april 2001 worden van rechtswege beëindigd na 28
dagen;
2. een uitgeprocedeerde asielzoeker die na ommekomst van de wettelijke
vertrektermijn van 28 dagen Nederland nog niet heeft verlaten, kan
tijdelijk onderdak krijgen. Voorwaarde is dat de vreemdeling op het
moment waarop de opvangvoorzieningen beëindigd worden kan aantonen dat
hij actief meewerkt aan zijn terugkeer, maar dat deze desondanks na 28
dagen nog niet gerealiseerd kan worden. Dit actieve werken aan de
terugkeer moet objectief vast te stellen zijn;
3. Indien de gemeenten op 1 oktober 2004 geen capaciteit beschikbaar
hebben gesteld voor het realiseren van het tijdelijke onderdak,
vervallen mijn toezeggingen aan de gemeenten;
4. het tijdelijke onderdak, dat in directe aansluiting op de
beëindigde asielopvang kan worden geboden, is uitdrukkelijk geen
asielopvang ingevolge de Regeling verstrekkingen asielzoekers (Rva);
5. het onderdak wordt gedurende een maximale termijn van 8 weken
verleend. Indien na deze 8 weken de terugkeer nog niet is
gerealiseerd, zal de onderdakvoorziening beëindigd worden;
6. gedurende deze termijn van maximaal 8 weken wordt de vreemdeling
door de overheid ondersteund in zijn activiteiten om zijn zelfstandige
terugkeer mogelijk te maken. Zo kan de vreemdeling in dit verband ter
ondersteuning van de terugkeer gebruik maken van de REAN regeling of,
indien van toepassing, de REAN + regeling van de Internationale
Organisatie voor Migratie (IOM). De vreemdeling komt evenwel niet in
aanmerking voor de herintegratieregeling zoals die in het kader van
het project Terugkeer wordt aangeboden aan asielzoekers die hun
(eerste) asielaanvraag hebben ingediend vóór 1 april 2001;
7. indien er op enig moment gedurende de vertrektermijn dan wel
gedurende het tijdelijk onderdak, zicht bestaat op uitzetting, dan zal
de uitzetting (al dan niet na vreemdelingenbewaring) worden
geëffectueerd.
Periode tot beschikbaarheid onderdaklocaties
Tot het beschikbaar komen van de onderdaklocaties per (uiterlijk) 1
oktober 2004 kunnen vreemdelingen die op het moment van de ontruiming
objectief aangetoond hebben dat zij actief aan hun terugkeer werken,
maar van wie deze na afloop van de vertrektermijn nog niet
geëffectueerd kan worden, tijdelijk geplaatst worden in het
vertrekcentrum te Vlagtwedde. Ook aan dit verblijf is een maximale
termijn van 8 weken verbonden.
Vanaf uiterlijk 1 oktober 2004 worden de op dat moment in Vlagtwedde
verblijvende vreemdelingen die zijn binnengekomen na 1 april 2001,
voor zover hun maximale verblijfstermijn van 8 weken nog niet voorbij
is, zonodig overgeplaatst naar de nieuwe onderdaklocatie. Daar kunnen
deze vreemdelingen dan nog maximaal de resterende termijn
verblijven.
Ten overvloede benadruk ik dat het indienen van een tweede of volgende
asielaanvraag dan wel het indienen van een reguliere aanvraag om
toelating, behoudens enkele uitzonderingen als zeer schrijnende
humanitaire omstandigheden, geen recht geeft op opvang. Dit is conform
staand beleid.
Na het zomerreces zal ik de maatregelen en de implementatie daarvan
ter kennis brengen van de VNG.
Een afschrift van deze brief heb ik gezonden aan de burgemeesters van
Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht.
De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
M.C.F. Verdonk
30 jul 04 10:46
Ministerie van Justitie