Leger des Heils
Leger des Heils: toename daklozen vraagt om andere aanpak
- Juli 23, 2004 - 11:27 AM
Overheden en hulpverlenende instanties zijn onvoldoende in staat
adequaat in te spelen op de problemen waar dak- en thuislozen mee
kampen. Dat stelt het Leger des Heils naar aanleiding van een eigen
onderzoek naar de kenmerken en achtergronden van dak- en
thuisloosheid. Verbeteringen zijn des te meer noodzakelijk aangezien
de problematiek blijft toenemen. Het aantal dak- en thuislozen dat
gebruik maakt van de hulp van het Leger des Heils is in vijf jaar met
36 procent gestegen.
Dat laatste staat onder meer te lezen in het jaarverslag 2003 van de
Stichting Leger des Heils Welzijns- en Gezondheidszorg dat vandaag is
verschenen. In het afgelopen jaar deden 21.404 dak- en thuislozen een
beroep op de organisatie, 1.361 meer dan in 2002. In 1999 telde het
Leger des Heils er nog 15.783. Onder de in 2003 opgevangen mensen
bevonden zich 5.361 vrouwen; ook waren er 952 kinderen, jonger dan 12
jaar, en 726 mensen van 65 jaar en ouder. De organisatie neemt in
Nederland een kwart van de opvang van dak- en thuislozen voor haar
rekening.
Lt.-kolonel mevr. drs. C.A. Voorham, directeur van de Stichting Leger
des Heils Welzijns- en Gezondheidszorg, vindt de blijvende toename
zorgwekkend: De overheid is onvoldoende op de hoogte van de specifieke
kenmerken en behoeften van een grote groep kwetsbare mensen die de
laatste jaren in zowel omvang als problematiek is toegenomen. Dat
betekent dat overheidsbeleid onvoldoende op de problematiek kan
inspelen waardoor deze mensen niet die zorg en begeleiding krijgen
waar ze recht op hebben.
Het Leger des Heils heeft een landelijk representatief onderzoek
uitgevoerd waaraan 1.374 dak- en thuislozen van 15 jaar en ouder
hebben deelgenomen. Het onderzoek vond plaats in 23 gemeenten waar het
Leger des Heils in totaal 61 vestigingen met voorzieningen voor dak-
en thuislozen heeft. Onder de deelnemers aan het onderzoek is 45%
feitelijk dakloos: zij verblijven op campings, slapen op straat of
maken gebruik van nachtopvangvoorzieningen.
Uit het onderzoek blijkt hoe moeilijk het voor veel dak- en thuislozen
is zich zelfstandig staande te houden. Meestal hebben zij met meer dan
één probleem tegelijk te kampen, waardoor één op de vijf van hen met
twee of drie verschillende vormen van hulpverlening te maken heeft
(gehad) en ruim eenderde met vier tot zes vormen. Meer dan de helft
(56%) is herhaalde malen dak- en/of thuisloos. Meer dan een kwart
heeft wel eens tevergeefs aangeklopt bij opvangvoorzieningen voor
daklozen. Meestal is de reden dat er geen plaats is. De mythe dat dak-
en thuislozen zelf voor hun leefsituatie kiezen, wordt in het
onderzoek doorgeprikt: desgevraagd geeft 88% aan zelfstandig, op
kamers of in een woning met begeleiding te willen wonen. Veel dak- en
thuislozen hebben het ouderlijk huis vroeg verlaten. Bijna een kwart
was jonger dan vijftien jaar. Van de dak- en thuislozen heeft 85% een
uitkering.
Van de Nederlandse bevolking beoordeelt 81% de eigen gezondheid als
goed. Bij dak- en thuislozen ligt dit beduidend lager: 54%. Een
behoorlijk aantal van hen kampt met psychische problemen: 35% heeft
contact met RIAGG, psycholoog of psychiater (gehad). De toegang tot de
gezondheidszorg is voor hen echter niet vanzelfsprekend: een op de
tien dak- en thuislozen is niet verzekerd of vindt geen arts die hen
wil behandelen.
Het leven van dak- en thuislozen is eenzaam: 73% van hen is
alleenstaand, 36% heeft geen contact met familie en 37% heeft geen
vrienden. Ter vergelijking: 60% van de Nederlanders heeft een partner
en 9% van hen zegt geen vrienden te hebben. De doorsnee Nederlander is
met een score van 4,3 op een schaal van 5 redelijk tevreden met het
leven. Voor dak- en thuislozen is dat 3,1. Zeer opmerkelijk is dat
diegenen onder hen die langdurig op straat wonen en zelf geen contact
leggen met hulpverlening, de zorgwekkende zorgmijders, het eigen leven
juist het minst negatief beoordelen.
Het onderzoek bevat een aantal aanbevelingen waarmee zowel het Leger
des Heils als de overheid aan de slag moet. Samengevat omschrijft
lt.-kolonel Voorham deze als volgt: Overheden en hulpverlenende
instanties moeten meer gecoördineerd toewerken naar een situatie
waarin mensen beschikken over een toereikend inkomen, geschikte
huisvesting, zinvolle dagbesteding met hulpverlening op al die
terreinen waar eigen mogelijkheden tekort schieten. Uitgangspunt
daarbij moet zijn de totale levenssituatie van mensen en hun concrete
hulpvragen.