Nieuws
22 jul 2004 - VVD breekt lans voor
watersporters
''Veiligheid op het water in het geding''
Door het verminderen van de hoeveelheid boeien en bakens komt de
veiligheid van de plezier- en beroepsvaart in het geding. Dat stellen
VVD-Tweede-Kamerleden Ineke Dezentjé Hamming en Janneke
Snijder-Hazelhoff.
Het ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft vanuit
efficiencyoverwegingen het aantal boeien (betonning) op de Nederlandse
wateren verminderd. Het is juist deze betonning die voor de plezier- en
beroepsvaart van groot belang is om veilig de Nederlandse wateren te
kunnen bevaren. De boeien geven duidelijk aan waar veilig gevaren kan
worden. Zodra die boeien verdwijnen, is de pleziervaart hier de dupe van.
,,De kans op ongelukken neemt hierdoor aanzienlijk toe", zo oordelen
VVD-Tweede-Kamerleden Ineke Dezentjé Hamming en Janneke
Snijder-Hazelhoff.
De twee liberalen hebben aan minister Peijs opheldering gevraagd
aangaande de motivatie achter de vermindering van de hoeveelheid
betonning. ,,De vermindering lijkt financieel gemotiveerd, maar
bezuinigingen mogen niet tot gevaarlijke situaties op het water leiden."
Op het Veerse Meer leidt een vermindering van boeien tot een smaller
vaarwater, wat de kans op aanvaringen vergroot. De vaargeulen worden
drukker omdat de pleziervaart niet meer kan zien waar veilig gevaren kan
worden. ,,Men wordt gedwongen de vaargeulen te gaan gebruiken. Dezelfde
hoeveelheid boten moeten het met minder water doen." Het is met het oog
op deze ontwikkeling dat de VVD zich zorgen maakt over de veiligheid van
de plezier- en beroepsvaart en daarover schriftelijke vragen aan de
minister heeft gesteld.
Schriftelijke vragen van de leden Dezentjé Hamming en Snijder-Hazelhoff
(beiden VVD) aan de minister van Verkeer en Waterstaat inzake de
veiligheid van de pleziervaart door de vermindering van betonning.
1. Is bij het opstellen de vaarwegmarkeringsplannen, waarin een
aanzienlijke vermindering van betonning is opgenomen, voldoende rekening
gehouden met de gevolgen voor de veiligheid van de pleziervaart?
2. Welke gevolgen hebben de vaarwegmarkeringsplannen voor de hoeveelheid
betonning in de komende 5 jaar?
3. Welke redenen liggen ten grondslag aan de vermindering van betonning
in verschillende wateren?
4. Bestaat er een beleid ten aanzien van de pleziervaart? Zo ja, in
hoeverre past de vermindering van betonning in dit beleid? Zo nee,
wanneer komt de minister met een beleidsvisie ten aanzien van de
pleziervaart?
5. Is voorafgaand aan de vermindering van de betonning overleg gevoerd
met het Watersportberaad of organisaties die daar deel van uitmaken? Zo
ja, met wie en wanneer heeft dat overleg plaatsgevonden en wat zijn
daarvan de uitkomsten? Zo nee, wat is daarvan de reden?
6. Is het de minister bekend dat de vermindering van betonning op het
Veerse Meer tot gevolg heeft dat vaarweggebruikers in een smaller
vaarwater gedwongen worden? Hoe verhoudt deze vernauwing zich tot de
veiligheid van de plezier- en beroepsvaart?
7. Deelt de minister onze opvatting dat smaller vaarwater de kans op
aanvaringen vergroot? Zo ja, waarom acht u dit verhoogde risico
aanvaardbaar? Zo nee, welke opvatting is de minister toegedaan?
8. Deelt de minister onze opvatting dat smaller vaarwater de pleziervaart
steeds meer in het vaarwater van de beroepsvaart dwingt? Acht de minister
deze ontwikkeling wenselijk?
9. Is het de minister bekend dat de totale watersportindustrie, dus
inclusief de pleziervaart, een economisch belang vertegenwoordig welke
bij benadering gelijk is aan het economisch belang van de beroepsvaart?
Houdt de minister voldoende rekening met dit economisch belang bij het
opstellen en uitvoeren van beleid met betrekking tot de pleziervaart?
Waar blijkt dat uit?
22 juli 2004
VVD