Voormalig museumdirecteur veroordeeld voor inbraken en heling
Bron: Rechtbank Leeuwarden
Datum actualiteit: 22-07-2004
De meervoudige strafkamer van de rechtbank te Leeuwarden heeft op 22
juli 2004 bij vonnis een 50 jarige man veroordeeld tot een
gevangenisstraf voor 3 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een
proeftijd van 2 jaren. De man, in het verleden museumdirecteur, gaf
adressen en andere bruikbare informatie aan een groep inbrekers. Na
afloop werden de door de groep gestolen goederen door verdachte
geheeld. Verdachte heeft ook in vele andere gevallen gestolen antiek
en sieraden geheeld. Tengevolge van genoemde feiten is verdachte zijn
baan als museumdirecteur kwijtgeraakt.
Van de hierboven genoemde groep inbrekers werd een verdachte
veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden waarvan 6 maanden
voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Een andere verdachte
kreeg een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden opgelegd.
De zaak tegen een derde -voortvluchtige- verdachte kon de rechtbank
niet behandelen omdat deze verdachte niet op de hoogte was van de
zittingsdatum.
Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
VERKORT VONNIS
Uitspraak: 22 juli 2004
Parketnummer: 17/080055/04
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in
de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
,
geboren op te ,
wonende te ,
thans gedetineerd in PI De Wieling, locatie De Marwei te Leeuwarden.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek
van 8 juli 2004.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.J. Kuiters, advocaat
te Leeuwarden.
TELASTELEGGING
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de
dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht
moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen
worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn
belangen geschaad.
PARTIËLE VRIJSPRAAK
De verdachte moet van het onder 1. telastegelegde worden
vrijgesproken, nu de rechtbank van oordeel is dat het
samenwerkingsverband niet van zodanige aard is dat sprake is van
overtreding van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht het onder 2. primair, 3. primair, 4. primair, 5.
primair en 6. telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
2. primair
hij op 6 december 2003 te Surhuisterveen, in de gemeente
Achtkarspelen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk
van wederrechtelijke toeëigening uit een woning (gelegen aan [adres
slachtoffer 1]) heeft weggenomen een grote hoeveelheid sieraden en
horloges en antieke pistolen en oude munten en antieke voorwerpen,
toebehorende aan , waarbij verdachte en zijn mededaders
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door
middel van braak;
3. primair
hij op 4 januari 2004 te Joure, in de gemeente Skarsterlân, tezamen en
in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening uit een woning (gelegen aan ) heeft
weggenomen een grote hoeveelheid (fries) antiek en een hoeveelheid
sieraden en horloges en tafelzilver, toebehorende aan ,
waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en/of inklimming;
4. primair
hij in de periode van 11 februari 2004 tot en met 13 februari 2004, te
Burgum, in de gemeente Tytsjerksteradiel, tezamen en in vereniging met
anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een
woning (gelegen aan ) heeft weggenomen een grote
hoeveelheid sieraden en antiek en tafelzilver, toebehorende aan
, waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang
tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
5. primair
hij op 11 februari 2004 te Ter Apel, in de gemeente Vlagtwedde,
tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening uit een woning (gelegen aan [adres
slachtoffer 4]) heeft weggenomen een grote hoeveelheid gouden en/of
zilveren sieraden en juwelen en antiek en archeologische
vondsten, toebehorende aan , waarbij verdachte en zijn
mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben
verschaft door middel van braak;
6.
hij in de pleegperiode omvattende het jaar 2002 en het jaar 2003 en
het jaar 2004, in de gemeente Opsterland een gewoonte heeft gemaakt
van het plegen van opzetheling, immers heeft verdachte na te melden
goederen verworven en voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het
verwerven of het voorhanden krijgen van die goederen wist dat het door
misdrijf verkregen goederen betrof, te weten:
- in het jaar 2004 enig goed (toebehorende aan ) en
- in het jaar 2004 enig goed (toebehorende aan ) en
- in het jaar 2004 enig goed (toebehorende aan ) en
- in het jaar 2004 enig goed (toebehorende aan ) en
- in het jaar 2004 enig goed (toebehorende aan ) en
- in het jaar 2004 enig goed (toebehorende aan ) en
- in het jaar 2004 enig goed (toebehorende aan ) en
- in het jaar 2004 enig goed (toebehorende aan ) en
- in het jaar 2004 enig goed (toebehorende aan ) en
- in het jaar 2003 en/of 2004 enig goed (toebehorende aan
) en
- in het jaar 2003 en/of 2004 enig goed (toebehorende aan [slachtoffer
15]) en
- in het jaar 2003 en/of 2004 enig goed ( toebehorende aan
) en
- in het jaar 2002 en/of 2003 en/of 2004 enig goed (toebehorende aan
) en
- in het jaar 2002 en/of 2003 en/of 2004 enig goed (toebehorende aan
) en
- in het jaar 2004 enig goed (toebehorende aan ) en
- in het jaar 2003 en/of 2004 enig goed (toebehorende aan [slachtoffer
20]) en
- in het jaar 2003 en/of 2004 enig goed (toebehorende aan [slachtoffer
21]).
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden
vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
KWALIFICATIE
Het bewezene levert op de misdrijven:
2. primair Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de
schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft door middel van braak.
3. primair Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de
schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft door middel van braak en/of inklimming.
4. primair Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de
schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft door middel van braak.
5. primair Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de
schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft door middel van braak.
6. Een gewoonte maken van het plegen van opzetheling.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige
strafuitsluitingsgrond is gebleken.
STRAFMOTIVERING
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden
strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is
gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen
documentatieregister en het voorlichtingsrapport;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van
verdachte terzake het onder 1., 2. primair, 3. primair, 4. primair, 5.
primair en 6 telastegelegde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf
voor de duur van vier jaren en toewijzing van de vordering van de
benadeelde partij met oplegging van de
schadevergoedingsmaatregel;
- het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte vier maal de mededader is
geweest van een woninginbraak. Hij was weliswaar niet degene, die de
gebruikelijke inbrekershandelingen verrichtte, maar zijn aandeel ging
daaraan vooraf terwijl hij nadien de gestolen goederen heelde. De
groep inbrekers, waarmee verdachte contact had, kregen van hem de
adressen, waar zij de door hem gewenste goederen -sieraden en antiek -
konden aantreffen en ook verstrekte hij daarbij soms nog wat bruikbare
informatie.
Daarnaast is verdachte zeventien keer de heler geweest van een groot
aantal gestolen goederen, voornamelijk sieraden en antieke voorwerpen.
Sieraden en antiek zijn vaak zaken met een emotionele waarde, terwijl
men verzamelaars van dit soort voorwerpen aantreft. Daarbij is de
wetenschap dat je woning door een dief is binnengedrongen zeer
verontrustend voor de bewoners. Ook aan het veroorzaken van deze
angstige gevoelens bij de slachtoffers is verdachte schuldig, hoewel
hij niet degene was die de woningen binnendrong.
Dit grote aantal vermogensdelicten dient bestraft te worden met een
langdurige vrijheidsstraf. Drie jaren acht de rechtbank redelijk,
gelet op het feit dat verdachte een first offender is en mede gelet op
het volgende.
De volgende strafverlichtende factoren acht de rechtbank namelijk
aanwezig:
- verdachte is zijn positie in het museum waar hij werkzaam was kwijt,
en
- zijn maatschappelijke positie is aangetast.
Een deel van de straf zal de rechtbank voorwaardelijk opleggen. Ter
zitting en ook uit het reclasseringsrapport blijkt dat verdachte zich
op een naïeve, elk realiteitsbesef ontberende manier, verontschuldigt
voor zijn daden. Voorkomen moet worden dat hij zich opnieuw zo zal
compromitteren en misschien kan de dreiging van een vrijheidsstraf hem
weerhouden opnieuw in de fout te gaan.
INBESLAGGENOMEN GOEDEREN
De rechtbank acht de aan verdachte toebehorende inbeslaggenomen
voorwerpen zoals nader gespecificeerd op de aangehechte lijst vatbaar
voor onttrekking aan het verkeer nu zij bij gelegenheid van het
onderzoek naar de door hem begane feiten zijn aangetroffen en zij
kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten terwijl het
ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet
of het algemeen belang.
BENADEELDE PARTIJ
heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als
benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening
van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een
vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van
het aan verdachte onder 2. primair telastegelegde en bewezenverklaarde
feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende
aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door
verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg
van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de
vordering, die niet danwel onvoldoende door verdachte en diens
raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor hoofdelijke
toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de
schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36f,
57, 310, 311 en 417 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
RECHTDOENDE:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. is telastegelegd en
spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2. primair, 3. primair, 4. primair, 5. primair en
6. telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als
voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van DRIE JAREN.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot ÉÉN JAAR
niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht
gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een
proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een
strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging
van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis
doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf
geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen goederen zoals
nader gespecificeerd op de aangehechte lijst.
Gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen en nog niet
teruggegeven goederen zoals nader gespecificeerd op de aangehechte
lijst.
Gelast de bewaring van de inbeslaggenomen goederen zoals nader
gespecificeerd op de aangehechte lijst ten behoeve van de
rechthebbende(n).
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is
telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan
vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij , wonende
te , toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot
betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van EUR 10.195,00
(zegge: tienduizend honderdvijfennegentig euro), in dier voege, dat
indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of
gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn
bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde
partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze
uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van
het slachtoffer , te betalen een som geld ten bedrage
van EUR 10.195,00 (zegge: tienduizend honderdvijfennegentig euro), bij
gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de
duur van 185 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de
vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft
en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van
verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in
zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de
verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van EUR
10.195,00 ten behoeve van het slachtoffer , daarmee de
verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te
betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de
benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de
verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te
vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. C.E.M.
Daan-van Brink en mr. M.R. de Vries, rechters, bijgestaan door D.P.
Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare
terechtzitting van deze rechtbank op 22 juli 2004.
Mr. Anjewierden is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.