Persbericht
Moslim in Nederland
22 juli 2004
SCP-Onderzoek naar religieuze betrokkenheid van moslims in Nederland
Vandaag is het vijfdelig onderzoeksrapport Moslim in Nederland
verschenen (in het verleden ook wel aangeduid als Allah in Nederland).
Het onderzoek is uitgevoerd door het Sociaal en Cultureel Planbureau
(SCP) in opdracht van de minister voor Vreemdelingenzaken en
Integratie. Met dit rapport wordt gevolg gegeven aan het verzoek van
de Tweede Kamer om grootschalig wetenschappelijk onderzoek te
bevorderen naar de islam in Nederland (motie Azough c.s. TK 2001-2002,
28 006, nr.15). Het rapport is te downloaden vanaf de website:
www.scp.nl.
Moslim in Nederland bevat een groot aantal gegevens over de religieuze
betrokkenheid van Turkse en Marokkaanse moslims in Nederland. Het
rapport bestaat uit een samenvatting en vijf deelrapporten, deels door
het SCP uitbesteed aan het European Centre On Migration and Ethnic
Relations (Ercomer-ICS) en het Instituut voor Migratie en Etnische
Studies (IMES). De eerste deelstudie bevat een uitgebreid overzicht
van de internationale sociaal-wetenschappelijke literatuur over
moslims in de westerse wereld. De volgende twee deelrapporten
presenteren resultaten van empirische studies naar religieuze
zelftoewijzing, religieuze participatie en religieuze beleving van
Turkse en Marokkaanse moslims in Nederland. Deze studies maken gebruik
van drie grootschalige enquêtes: de surveys Sociale Positie en
Voorzieningengebruik Allochtonen (SPVA) van 1998 en 2002, en de
Ercomer-survey van 1999 onder Turkse, Marokkaanse en autochtone
Rotterdammers. De studies beschrijven niet alleen de stand van zaken
ten tijde van het onderzoek, maar analyseren ook de ontwikkeling van
beleving en gedrag in de loop van de tijd. De vierde deelstudie
schetst een beeld van de publieke discussie rond de islam . De laatste
deelstudie betreft de organisatorische inbedding van de islam in
Nederland. De resultaten zijn gebundeld in het samenvattend rapport
Moslim in Nederland.
De belangrijkste resultaten uit het onderzoek.
* De wetenschappelijke literatuur presenteert drie beelden van de
ontwikkeling van de islam in de westerse samenleving:
secularisatie, bestendiging en revitalisatie. Secularisatie houdt
in dat de betrokkenheid bij godsdienst afneemt waarbij godsdienst
meer en meer een persoonlijke keuze van het individu wordt.
Bestendiging is er wanneer kerken zich met succes aanpassen aan de
veranderende behoeften van de gelovigen. Revitalisatie houdt een
religieuze heropleving in die het gevolg is van toegenomen
competitie tussen kerken op een krimpende markt
* Uit de empirische analyses blijkt dat de algemene secularisatie
die in Nederland heeft plaatsgevonden ook de islam niet ongemoeid
laat. Onder Nederlandse moslims is er, zelfs in het betrekkelijk
korte tijdsbestek van vier jaar (1998-2002), een duidelijke trend
naar secularisatie, in de zin van verminderde religieuze
participatie. Zo is in deze periode het moskeebezoek onder Turkse
moslims afgenomen van 44% tot 35%. Onder Marokkanen is de voorkeur
voor een islamitische school teruggelopen van 38% naar 23%. Bij
Turkse Nederlanders daalt ook het subjectieve belang van religie
en de voorkeur voor islamitische partners.
* Betrokkenheid bij de islam hangt samen met leeftijd, opleiding en
maatschappelijke positie. Met name jongeren, hoger opgeleiden,
werkenden en/of sociaal beter geïntegreerden hechten minder belang
aan de islam in het dagelijks leven.
* De verminderde participatie gaat niet samen met een geringere
identificatie. Turkse en Marokkaanse Nederlanders identificeren
zich onverminderd sterk met de islam. Maar, vooral bij de tweede
generatie komt het moslim-zijn steeds meer los te staan van de
religieuze praktijk. Leden van de tweede generatie zien hun
beleving van de islam als iets dat primair in de privé-sfeer
thuishoort. Dit geldt overigens voor Marokkanen in sterkere mate
dan voor Turken.
* Er zijn grote onderlinge verschillen tussen individuele moslims in
religieuze beleving en opvattingen. Deze hebben onder meer
betrekking op de houding ten opzichte van geloofsverlies, de
vrijheid van partnerkeuze en de schoolkeuze. Ook zijn er
aanzienlijke verschillen in moskeebezoek, deelname aan gebed en
lidmaatschap van een religieuze organisatie.
* Bijna tweederde van de moslims in Nederland vindt religie een
persoonlijke zaak. Een minderheid (31% van de Turken en 35% van de
Marokkanen) vindt dat religie ook in de publieke sfeer een rol
moet spelen. De overgrote meerderheid hiervan wil religie echter
geen primaat geven in de politiek en ondersteunt alleen legale en
democratische vormen van politieke mobilisatie. Een zeer klein
deel van de Turkse, Marokkaanse jongeren bekent zich tot vormen
van religieus exclusionisme, d.w.z. vormen van religieus-politieke
mobilisatie die strijdig zijn met democratische rechten en
vrijheden.
* De moslimidentiteit heeft voor meisjes en vrouwen meer
verplichtende gedragsconsequenties dan voor mannen en jongens. Dit
hangt ten dele samen met de betrokkenheid van vrouwen bij de
privé-sfeer, waar islamitische voorschriften t.a.v. de
rolverdeling tussen man en vrouw, de band met de familie en de
opvoeding van de kinderen zich sterk doen gelden. Praktiserende
moslims verwachten, meer dan weinig of niet praktiserenden dat
meisjes jong huwen, meer kinderen krijgen en daarbij afzien van
een opleiding of baan.
* In de publieke discussie is de aandacht voor de islam groeiend.
Het debat gaat vaak om kwesties die eerder in Nederland speelden
rond andere religies: bijzonder onderwijs en zaken als
homoseksualiteit en de verhouding tussen mannen en vrouwen.
Allochtone actoren zijn goed aanwezig in de berichtgeving en nemen
vaak een kritische positie t.a.v. islamitische standpunten in.
* In de Marokkaanse en vooral de Turkse gemeenschap is er een
uitgebreid en divers netwerk van islamitische organisaties.
Marokkanen kennen ca 170 en Turken ca 360 organisaties, verdeeld
in moskeeën (Turken 206 en Marokkanen 92), scholen, jongeren-,
vrouwen- en sociaal-culturele verenigingen. Ondanks de veelheid
aan organisaties zijn maar weinig moslims formeel lid van een
religieuze organisatie (1% van de Marokkanen en 7% van de Turken).
* Het valt te verwachten dat de trend naar een geseculariseerde,
geïndividualiseerde en geprivatiseerde islambeleving zich zal
voortzetten. Toch moet ook rekening worden houden met
etnisch-religieuze frontvorming bij een kleine minderheid van
Turken en Marokkanen die de Nederlandse samenleving als vijandig
en discriminerend ervaren. Hierdoor kan een negatieve spiraal
ontstaan van oplopende etnische spanningen. Bij een kleine
minderheid van moslimjongeren en autochtone jongeren kan dit
gepaard gaan met illegale vormen van protest en actie.
Ministerie van Justitie