Nieuws
Algemeen Dagblad 5 juni: gentherapie tegen spierziekten
Gentherapie is al jaren onderwerp van onderzoek. Het principe is dat
een gezond gen wordt ingebracht in de cellen van de patiënt, als
aanvulling voor een gen dat niet goed werkt en dus ziekte veroorzaakt.
Er zijn ook andere strategieën voor therapie gericht op het erfelijke
materiaal, maar deze worden hier buiten beschouwing gelaten.
Begin juni heeft het Algemeen Dagblad een kort bericht geplaatst met
de kop "Gentherapie tegen spierziekten". Het ging om een nieuwe vorm
van gentherapie, die "mensen met een spierziekte wellicht kans op
genezing" zou bieden. Het betrof onderzoek in muizen, en de informatie
was afkomstig van de Britse krant The Times (4 juni 2004). In dat
uitgebreidere, Engelse artikel stond dat hoewel er inderdaad nieuwe
resultaten zijn geboekt, er nog veel onderzoek nodig is voordat er
eventueel sprake zal zijn van gentherapie voor spierziekten.
Het bericht in het AD en The Times betreft technische vooruitgang in
de efficiëntie waarmee therapeutisch DNA wordt ingebracht. De
resultaten zijn bekendgemaakt door Jon Wolff (Wisconsin, V.S.) op een
congres van The American Society for Gene Therapy. De volledige
wetenschappelijke beschrijving wordt binnenkort gepubliceerd. Kort
gezegd heeft Wolff zijn team naakt DNA ingespoten onder hoge druk.
Naakt DNA wil zeggen dat het erfelijk materiaal niet verpakt is in een
drager (vector). Het vermijden van vectoren kan voordelen hebben.
Grote genen passen moeilijk in een vector. Daarnaast zijn veel van de
tot nu toe gebruikte vectoren afkomstig van virussen, en veroorzaken
in sommige gevallen ongewenste bijwerkingen. Naakt DNA heeft echter
het nadeel dat het niet zo snel wordt opgenomen door de cellen. Hier
hebben de onderzoekers uit Winsconsin winst geboekt. De bloedvaten van
de muis zijn afgeklemd met een tourniquet, waarbij er verhoogde druk
ontstond in de bloedvaten en het DNA in de spieren trad. Een van de
gebruikte genen was dystrofine, het gen dat aangetast is bij Duchenne
en Becker spierdystrofie.
Is dit een doorbraak, of is het verdere voortgang op een weg die veel
onderzoeksgroepen hebben geplaveid? Vier maanden vóór de mededeling
van het team van Wolff heeft een andere onderzoeksgroep (Liang e.a.,
uit Pennsylvania, V.S.) al een wetenschappelijk artikel gepubliceerd
waarin staat dat wanneer de bloedvaten van een muis afgeklemd worden,
naakt DNA van het dystrofine-gen in de spieren van een muis kan
treden*. Een verschil met het werk van Wolffs team is dat de
bloedvaten inwendig, dat wil zeggen operatief werden afgeklemd. Als
hetzelfde of een beter resultaat bereikt kan worden met uitwendige
afklemming door een tourniquet, zou dat natuurlijk veel
aantrekkelijker zijn met oog op toekomstige toepassing als therapie.
Welk onderzoek gaf eigenlijk een beter resultaat? Deze vraag kan pas
beantwoord worden als de volledige beschrijving van het Wisconsins
onderzoek beschikbaar is als wetenschappelijk artikel. In een
persbericht zei Jon Wolff dat de behandelde muizen in ieder geval zes
maanden lang dystrofine tot expressie brachten in hun spiercellen. In
dit verband is het belangrijk om te weten hoeveel van de spieren en
welk percentage van de spiervezels dystrofine tot expressie brachten.
De Wisconsonse onderzoekers zijn kennelijk enthousiast genoeg om een
commercieel perspectief te verbinden aan hun werk. Hun systeem is al
gepantenteerd onder de merknaam Pathway IV van het biotechbedrijf
Mirus. Aan het eind van het persbericht zegt Wolff dat de overdracht
van genen naar de spieren van ledematen zo simpel is dat zij nooit
verwacht hadden dat het zo goed zou werken. De toekomst zal het leren.
Het bedrijf Mirus zegt dat zij hopen In 2005 de eerste klinische
trials bij mensen te doen.
Tot slot het historische perspectief. Ondertussen is veel
gentherapeutisch onderzoek gedaan, vaak in proefdieren maar ook in
enkele klinische onderzoeken bij de mens. Het meest bekende succes tot
nu toe is de behandeling van kinderen met een zeer ernstige,
aangeboren afwijking van het immuunsysteem (SCID, severe combined
immunodeficiency). Een Franse onderzoeksgroep heeft in 2000 als eerste
gemeld dat SCID genezen kan worden met gentherapie. Daarna zijn
meerdere kinderen met succes behandeld, maar in 2002 en 2003 is het
veld opgeschrikt door de berichten dat twee van de elf behandelde
kinderen leukemie hadden ontwikkeld. Het onderzoek in Frankrijk en
vergelijkbare projecten in andere landen zijn tijdelijk stopgezet.
Inmiddels is meer bekend over de oorzaak en behandeling van deze
leukemie. Gewapend met deze kennis worden de voor- en nadelen van de
gentherapie opnieuw overwogen en langzaam aan worden de klinische
trials voor SCID weer opgestart.
In het ideale geval leidt succesvol laboratoriumonderzoek op den duur
tot ontwikkeling van effectieve en veilige therapie. De gang van zaken
rondom SCID illustreert dat grensverleggend onderzoek tot nieuwe
medische successen kan leiden, maar dat het proces met horten en
stoten kan gaan.
Stephanie Weinreich, beleidsmedewerker onderzoek VSN
*Een samenvatting van het artikel van Liang verschijnt binnenkort op
de onderzoekspagina´s van deze website
(www.vsn.nl/onderzoek/Duchenne).
20 juli 2004
VSN - Lt. gen. van Heutszlaan 6 - 3743 JN Baarn tel: 035-5480480
Spierziekten Infolijn: 0900-5480480 - E-mail: vsn@vsn.nl - Postbank
1422400
Vereniging Spierziekten Nederland