Raad voor de Journalistiek


UITSPRAKEN

Hieronder volgen vijf samenvattingen van uitspraken van de Raad voor de Journalistiek. Voor de volledige uitspraken wordt u verwezen naar de website: www.rvdj.nl waar u bij "De uitspraken" met behulp van het bij de samenvatting vermelde volgnummer de uitspraak kunt opvragen.

Uitspraken vastgesteld d.d. 19 juli 2004
door mw. mr. M.E. Leijten, voorzitter, drs. G.H.J.M. Bueters, prof. dr. mr. B. de Gaay Fortman, mw. E.J.M. Lamers en mr. drs. G.J. Wolffensperger, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris.

H. Westbroek en A.J.F. Schnetz / M. Haighton en P. Broertjes (de Volkskrant)
Uitspraak: ongegrond
In de Utrecht-bijlage van de Volkskrant is een interview verschenen met R. van Zanten, scheidend hoofdredacteur van Utrechts Nieuwsblad/Amersfoortse Courant. Daarin zegt Van Zanten over klagers onder meer: 'Vergis je niet, het zijn mensen met veel invloed in de stad. Mensen die ze ervan verdenken niet op hun hand te zijn, worden geïntimideerd. Er zijn op de krant heel nare dingen gebeurd. Ik ga daar verder niet op in.' De vraag is of hier sprake van een ernstige beschuldiging aan het adres van klagers en of verweerders grenzen hebben overschreden door geen wederhoor toe te passen (vgl. RvdJ 2003/43 en RvdJ 2003/21). Volgens de Raad gaat het om een grensgeval. In het artikel wordt met intimidatie kennelijk bedoeld: 'forse druk uitoefenen op journalisten'. Aldus heeft deze term bezien in de context van het gehele artikel, duidelijk een minder negatieve connotatie dan wanneer die term wordt gebruikt in een meer malicieuze context, bijvoorbeeld ter aanduiding van praktijken in het criminele circuit. Bovendien zullen klagers, gelet op het feit dat zij door hun publieke functies bekende Nederlanders zijn en zij zelf de publiciteit niet schuwen, zich een zekere mate van aantasting van hun persoonlijke levenssfeer moeten laten welgevallen, aldus de Raad (vgl. RvdJ 2002/23 en RvdJ 2001/08).
Verweerders hebben in dit geval geen grenzen overschreden door de uitlatingen van Van Zanten aan het adres van klagers te publiceren, zonder hen wederhoor te bieden.
Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: hoor en wederhoor
· Feitenweergave: tendentieuze, grievende berichtgeving
· Aard van de publicatie: interview
Publicatie www.rvdj.nl/uitspraken/2004-61.html

X / M. de Koning (Dagblad van het Noorden)
Uitspraak: gegrond
Klaagster maakt bezwaar tegen het artikel "Zuipen als kerels", dat gaat over drankgebruik van jonge hoogopgeleide vrouwen en waarin klaagster aan het woord wordt gelaten. In het artikel zijn de voornaam van klaagster en de naam van haar werkgever vermeld, alsmede de voornaam van een vriendin van klaagster.
Verweerster heeft niet betwist dat klaagster in het artikel herkenbaar is en heeft erkend dat zij, achteraf bezien, vermelding van de naam van klaagsters werkgever beter achterwege had kunnen laten. De Raad acht verder de vermelding van de voornaam van klaagster niet nodig om het artikel geloofwaardig te doen zijn. Door de vermelding van persoonlijke gegevens van klaagster, in combinatie met de vermelding van de voornaam van haar vriendin, is een inbreuk gemaakt op haar privacy die verder gaat dan in het kader van een open berichtgeving noodzakelijk was, aldus de Raad. Het bezwaar daartegen klemt te meer, nu klaagster evident beschonken was en verweerster er daarom serieus rekening mee moest houden dat klaagster daardoor de draagwijdte van haar woorden niet kon overzien. (vgl. RvdJ 2004/24 en RvdJ 2002/53) Trefwoorden:

· Privacy: vermelding persoonlijke gegevens
· Feitenweergave: grievende berichtgeving
Publicatie www.rvdj.nl/uitspraken/2004-62.html

J. Ploeger (Project Dien) / L. Dros (Trouw)
Uitspraak: ongegrond
De klacht is gericht tegen het artikel "Moskee promoot homohaat - Gids voor de moslim", dat onder meer de volgende passage bevat: "Over praktiserend homoseksuelen en moslims die van hun geloof afvallen is het boek duidelijk: 'Dood hen!'. Er is geen discussie over, want, meldt 'De weg', 'hierover is men unaniem'. Homo's wacht de doodstraf, door verbranding, steniging of zo: zoek het hoogste gebouw in de buurt, 'waarvan men ze vanaf het terras met het hoofd naar beneden gooit, vervolgens doodt men ze met stenen.'"
De Raad overweegt dat het hier een maatschappelijk bijzonder gevoelig onderwerp betreft en dat het beter was geweest indien verweerder het door klaagster uitgegeven boek letterlijk had geciteerd. Het is echter begrijpelijk dat verweerder in dat artikel heeft gesproken over 'homoseksualiteit' en 'homo's' daar waar in het boek de termen 'sodomie' en 'sodomieten' worden gebruikt. De Raad acht deze omissie niet zodanig ernstig dat daarmee grenzen zijn overschreden. Daarbij neemt de Raad mede in aanmerking dat verweerder klaagster na de publicatie in de gelegenheid heeft gesteld haar visie op de zaak te geven en zij daarvan geen gebruik heeft willen maken, verweerder niettemin in zijn publicatie van de volgende een toelichting van klaagster heeft opgenomen en hij in latere publicaties nog uitvoerig op de kwestie is terug gekomen.
Trefwoorden:

· Feitenweergave: onjuiste, tendentieuze berichtgeving Publicatie www.rvdj.nl/uitspraken/2004-63.html

Nationale Stichting tot Exploitatie van Casinospelen in Nederland (Holland Casino) / B. Middelburg en E. van Gruijthuijsen (Het Parool) Uitspraak: gegrond
Verweerders hebben in diverse publicaties bericht over vermeende betrokkenheid van klaagster bij witwaspraktijken. De klacht is met name gericht tegen twee artikelen. Het oordeel van de Raad is tot die berichtgeving beperkt.
Het kan maatschappelijk relevant en journalistiek geboden zijn om journalistiek onderzoek te verrichten naar de mogelijke betrokkenheid van klaagster bij onoorbare praktijken. Het is immers een taak van de pers om misstanden aan de kaak te stellen, aldus de Raad. (vgl. RvdJ 2003/22) Dat neemt niet weg dat een journalist bij zijn onderzoek zorgvuldig te werk moet gaan en dat door hem gepubliceerde feiten moeten zijn gebaseerd op voldoende deugdelijk materiaal. Daar waar wordt beweerd, althans de indruk gewekt, dat klaagster opzettelijk meewerkt aan het structureel en op grote schaal witwassen van zwart geld, komen die beweringen erop neer dat klaagster schuldig is aan het plegen van strafbare feiten. De beweringen ter zake worden als min of meer vaststaand gepresenteerd. De lezer zal zich moeilijk aan de indruk kunnen onttrekken dat klaagster wel actief betrokken moet zijn bij witwaspraktijken. Voor deze zeer ernstige beschuldiging aan het adres van klaagster, waardoor haar integriteit ernstig in twijfel wordt getrokken, is bij uitstek een deugdelijke grondslag vereist. De beweringen zijn kennelijk voornamelijk gebaseerd op uitlatingen van een voormalig werknemer van klaagster, over wie verweerders in een eerdere publicatie hebben bericht dat hij 'toegeeft rancuneus te zijn ten opzichte van Holland Casino', en op anonieme bronnen, waarvan de Raad de deugdelijkheid niet kan vaststellen. Daar staat tegenover dat uit de door klaagster overlegde stukken niet anders kan worden geconcludeerd dan dat voor de vergaande beschuldigingen aan haar adres geen grond bestaat. Bovendien moet een journalist bij het publiceren van ernstige beschuldigingen met bijzondere zorgvuldigheid te werk gaan, hetgeen in het algemeen onder meer inhoudt het toepassen van wederhoor. Dat de beschuldigingen zouden zijn geuit door een geïnterviewde, maakt dat niet anders. Klaagster heeft aannemelijk gemaakt dat geen wederhoor is toegepast. Gelet op de ernst van de beschuldigingen is een verwijzing naar een persbericht en de website van klaagster onvoldoende. Een en ander leidt tot de slotsom dat verweerders met hun berichtgeving grenzen hebben overschreden. (vgl. RvdJ 2003/21) Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: bronnen, hoor en wederhoor
· Feitenweergave: tendentieuze berichtgeving Publicatie www.rvdj.nl/uitspraken/2004-64.html

C.H. van der Hoeven / J. Smit en HP/De Tijd
Uitspraak: deels gegrond
Klager maakt bezwaar tegen het artikel "Keizer Cees in het cachot", dat op de cover - onder een politiefoto van Marc Dutroux - wordt aangekondigd met de tekst "Ahold: Cees van der Hoeven hoort achter de tralies".
Het is een taak van de pers om misstanden aan de kaak te stellen, en het kan maatschappelijk relevant en journalistiek geboden kan zijn om journalistiek onderzoek te verrichten naar de mogelijke betrokkenheid van klager bij onoorbare praktijken. (vgl. RvdJ 2003/22) Dat neemt niet weg, dat een journalist bij zijn onderzoek zorgvuldig te werk moet gaan en dat door hem gepubliceerde feiten moeten zijn gebaseerd op voldoende deugdelijk materiaal.
Het is op zichzelf niet onzorgvuldig te berichten dat klager wellicht strafrechtelijk vervolgd zou kunnen worden. In het artikel worden de beweringen over klager echter als vaststaand gepresenteerd. De lezer zal zich moeilijk aan de indruk kunnen onttrekken dat klager daadwerkelijk bepaalde strafbare feiten heeft gepleegd en hij in dat verband als 'corporate crook' kan worden gekwalificeerd. De berichtgeving bevat aldus een zeer ernstig beschuldiging aan het adres van klager, waardoor zijn integriteit ernstig in twijfel wordt getrokken. Voor een dergelijke beschuldiging is bij uitstek een deugdelijke grondslag vereist, maar die is gesteld noch gebleken. Bovendien moet een journalist bij het publiceren van ernstige beschuldigingen met bijzondere zorgvuldigheid te werk gaan, hetgeen in het algemeen onder meer inhoudt het toepassen van wederhoor. Klager heeft onbetwist aangevoerd dat dat niet is gebeurd. Door te handelen en na te laten als hiervoor bedoeld hebben verweerders grenzen overschreden. (vgl. RvdJ 2003/21)
De combinatie van de tekst op de cover met de politiefoto van Dutroux alsmede de bewering 'cynisme en sarcasme, zo kenden we hem weer, Keizer Cees' zijn niet zodanig onzorgvuldig dat verweerders daarmee grenzen hebben overschreden, aldus de Raad.
Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: bronnen, hoor en wederhoor
· Feitenweergave: tendentieuze berichtgeving Publicatie www.rvdj.nl/uitspraken/2004-65.html

ZITTINGEN

In 2004 zijn nog zittingen gepland op 12 en 26 augustus, 3 en 24 september, 8 en 22 oktober, 5 en 19 november, 3 en 17 december. Nadere informatie over de klachten die tijdens een zitting mondeling worden behandeld, volgt ongeveer een week voor de zitting. Wijzigingen worden voorbehouden.

Wanneer u bij de behandeling van een klacht aanwezig wilt zijn, verzoeken wij u dit van tevoren te melden bij het secretariaat: p/a Joh. Vermeerstraat 22 - 1071 DR AMSTERDAM - Tel: 020-6735727 - Fax: 020-6799065 - E-mail: raad@rvdj.nl - Website: www.rvdj.nl

PERSBERICHTEN

OPMERKELIJKE GROEI KLACHTEN

In het eerste halfjaar van 2004 heeft de Raad voor de Journalistiek 53 klachten ontvangen. Dit is ruim zestig procent meer dan in het eerste halfjaar van 2003, waarin de Raad 33 klachten ontving. Om de klachten vlot te kunnen afhandelen, zijn elf zittingen gehouden, vier meer dan in dezelfde periode van 2003.

De opmerkelijke stijging kan natuurlijk verband houden met een afnemende kwaliteit van de media, maar waarschijnlijker is dat het publiek de weg naar de Raad voor de Journalistiek makkelijker vindt. Daarop wijst ook de sterke toename van het aantal verzoeken om informatie over de Raad.

Amsterdam, 8 juli 2004

Voor nadere informatie: mr. Daphne C. Koene,
secretaris Raad voor de Journalistiek
tel.: 020-6735727 - e-mail: raad@rvdj.nl

GRENZEN IN DE JOURNALISTIEK

Wanneer gaat de privacy van geïnterviewden boven de vrijheid van de journalist? Wanneer is wederhoor een journalistieke verplichting? Wanneer mogen journalisten iemand met een draaiende camera overvallen?

Het zijn enkele vragen waarop Sanne ten Hoove in zijn boek Grenzen in de journalistiek een antwoord geeft aan de hand van recente uitspraken van de Raad voor de Journalistiek. Bij zijn onderzoek van honderden uitspraken van dit orgaan ('de enige laagdrempelige instantie die oordeelt over alle aspecten van journalistiek gedrag') stuitte hij ook op sterke en zwakkere kanten van de Raad. Zo zijn de uitspraken onmiskenbaar beter gedocumenteerd dan vroeger en daardoor consistenter. Maar in eigen kring is de Raad nog steeds niet algemeen geaccepteerd en bij het grote publiek is hij te vaak nog onbekend. Geleidelijk aan is de Raad strenger gaan oordelen over aantasting van de privacy door journalisten. Hoogtepunten in het bestaan van de Raad zijn de 'ambtshalve' uitspraken, die geen betrekking hebben op individuele klachten, maar die algemene richtlijnen geven, bijvoorbeeld voor de omgang met gestolen materiaal. Maak de Raad zichtbaar in de openbare discussie over journalistieke normen, is een van de adviezen van de auteur. Ga beter om met kritiek, doe meer aan eigen onderzoek naar feitelijke onjuistheden en mijd de benoeming van mensen aan wie partijdigheid verweten kan worden, zijn een paar andere tips voor de bijna veertigjarige Raad voor de Journalistiek.
Grenzen in de journalistiek van Sanne ten Hoove verschijnt bij Otto Cramwinckel Uitgever te Amsterdam en is verkrijgbaar in de boekwinkel of bij de uitgever (213 pagina's, 25 euro). De studie is, met financiële steun van het Bedrijfsfonds voor de Pers, gemaakt in opdracht van de Stichting Raad voor de Journalistiek.

Amsterdam, 31 oktober 2003

GROTE MEERDERHEID VAN MEDIA PUBLICEERT UITSPRAKEN

In de jaren 2000, 2001 en 2002 heeft de Raad voor de Journalistiek 190 uitspraken gedaan. In bijna 40% daarvan (73 maal) werd de klacht geheel of gedeeltelijk gegrond verklaard. Voor de Raad en zijn Stichtingsbestuur is vooral publicatie over (deels) gegronde klachten van belang; zij vinden het begrijpelijk dat media berichtgeving over een afgewezen klacht achterwege laten, al was het maar om geen triomfantelijke indruk te maken. Maar als genoegdoening jegens de klager én als bijdrage aan de doorlopende discussie over de grenzen in de journalistiek is publicatie over geheel of gedeeltelijk toegewezen klachten van grote betekenis.
Het secretariaat van de Raad heeft daarom onderzocht hoe vaak 'veroordeelde' media tot publicatie zijn overgegaan. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen media die het convenant met het bestuur van de Stichting Raad voor de Journalistiek wél hebben getekend en de media die dat tot dusver nog niet hebben gedaan (in het convenant zegt een medium onder meer toe dat het uitspraken van de Raad over het medium zal publiceren).
Over de 73 (deels) toegewezen klachten blijkt het betrokken medium in 46 gevallen te hebben bericht. In vier gevallen werd van publicatie afgezien op verzoek van de klagers, zodat per saldo ongeveer dertig procent van de in het gelijk gestelde klagers daarover niets heeft kunnen terugvinden in het gewraakte medium.
Wat de ondertekenaars van het convenant betreft - een grote meerderheid van de gedrukte en een kleine meerderheid van de audiovisuele media - is in de onderzochte drie jaar tweemaal niet op enigerlei wijze bericht over een gegronde klacht. Van zeven voor het medium negatief uitgevallen uitspraken is niet bekend of tot publicatie is overgegaan; deze media - geen van alle ondertekenaar van het convenant - hebben niet gereageerd op verzoeken van de kant van de Raad om aan het onderzoek mee te werken.
Vastgesteld kan dus worden dat ongeveer in tweederde van de gevallen waarin de Raad een klacht geheel of gedeeltelijk gegrond heeft verklaard, daarvan in het betrokken medium melding is gemaakt (of op de eigen teletekstpagina's waar het omroepen betreft). De laagste score betrof 2000, toen slechts in iets meer dan de helft van de gevallen tot publicatie is overgegaan. De stijging sedertdien houdt mogelijk ook verband met de toename van het aantal media dat het convenant heeft ondertekend.

Overzicht publicatie (deels) gegronde uitspraken Jr Aantal (Deels)

Gepubliceerd
Onb.
uitspr. gegrond

wel

niet

'00 71 24 14 (10*) 10 (4*), waarv. 3 op verzoek 2** '01 53 24 16 ( 9*) 4 4 '02 66 25 16 ( 6*) 8 (2*), waarv. 1 op verzoek 1
* = convenant ondertekend

** = totaal gespecifieerde uitspraken is 26, omdat 1 uitspraak 3 media betrof

Amsterdam, 31 oktober 2003

Voor nadere informatie: mevrouw mr. D.C. Koene, secretaris Raad voor de Journalistiek,
telefoon: 020-6735727 - e-mail: raad@rvdj.nl

VERSNELDE BEHANDELING

De Raad voor de Journalistiek kent met ingang van 1 januari 2003 een procedure, waarbij een klacht versneld kan worden behandeld. De uitspraak zal binnen vier weken na de behandeling ter zitting worden gedaan.
In brandende kwesties, bij voorbeeld van politieke aard, werd soms als bezwaar tegen de Raad naar voren gebracht dat het vaak maanden duurt voor klachten zijn behandeld. Met een vrijwel geheel uit druk bezette vrijwilligers bestaande Raad is dat onvermijdelijk. Maar waar haast van wezenlijk belang is, wil de Raad daarmee rekening houden. Het oordeel over het spoedeisende karakter van een klacht is voorbehouden aan de voorzitter van de Raad voor de Journalistiek.

Voor nadere informatie: mevrouw mr. D.C. Koene, secretaris Raad voor de Journalistiek,
telefoon: 020-6735727 - e-mail: raad@rvdj.nl
terug naar boven