Uitspraak Rechtbank Amsterdam LJN-nummer: AQ2614 Zaaknr: 13/020532-04
Bron: Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak: 19-07-2004
Datum publicatie: 19-07-2004
Soort zaak: straf -
Soort procedure: eerste aanleg - meervoudig
RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer:
Datum uitspraak: 19 juli 2004
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, vijfde meervoudige kamer A, in de
strafzaak tegen:
,
geboren te op ,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens
op het , ,
gedetineerd in het te .
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op
de terechtzitting van 6 juli 2004.
1. Telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de
dagvaarding, waarvan een kopie als bijlage aan dit vonnis is gehecht.
De in die dagvaarding vermelde telastelegging geldt als hier
ingevoegd.
2. Voorvragen
...
3. Waardering van het bewijs
3.1 De raadsvrouw heeft betoogd dat de verklaringen van de aangevers
van de feiten die onder 1 tot en met 4 zijn telastegelegd op elkaar
zijn afgestemd en om die reden onbetrouwbaar zijn. Naar haar mening
dienen deze verklaringen van het bewijs te worden uitgesloten.
De rechtbank oordeelt als volgt. Weliswaar zijn de aangevers van
respectievelijk feit 1 en 2 en feit 3 en 4 gelijktijdig naar de
politie gegaan om aangifte te doen, doch er is onvoldoende aanleiding
op basis hiervan te concluderen dat zij hun verklaringen onderling op
elkaar hebben afgestemd. Dit blijkt ook niet uit de inhoud van de
verklaringen, noch uit hetgeen overigens is aangevoerd of gebleken. De
rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsvrouw.
3.2 De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van de aangever
steun vindt in de verklaringen van de andere
aangevers, nu een zelfde patroon waarop de ontucht heeft
plaatsgevonden herkenbaar is. Bij de bewezenverklaring van het onder 5
primair telastegelegde zal de rechtbank derhalve naast de verklaring
van de aangever tevens de verklaringen van de andere
aangevers tot het bewijs bezigen.
3.3 De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het onder 1 primair telastegelegde:
in de periode van 01 januari 1993 tot en met 31 december 1997 te
Amsterdam en/of elders in Nederland ontucht heeft gepleegd met de aan
zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde
minderjarige , geboren op , immers heeft
hij, verdachte, terwijl hij judoleraar was en/of judoles gaf aan die
en/of terwijl die bij hem, verdachte
thuis logeerde - over de kleding heen de penis en/of testikels
(ballen) en/of billen van die betast en/of over de
penis en/of testikels (ballen) en/of billen van die
gewreven;
ten aanzien van het onder 2 primair telastegelegde:
in de periode van 01 januari 1993 tot en met 31 december 2000 te
Amsterdam ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding
en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige , geboren
op , immers heeft hij, verdachte, terwijl hij
judoleraar was en/of judoles gaf aan die en/of terwijl
die bij hem, verdachte thuis logeerde - al dan niet
over de kleding heen - de penis en/of testikels (ballen) en/of billen
van die betast en/of over de penis en/of testikels
(ballen) en/of billen van die gewreven en/of aan de
penis van die heeft getrokken;
ten aanzien van het onder 3 primair telastegelegde:
in de periode van 1 januari 1993 tot en met 31 december 1997 en in de
periode van 1 januari 1999 tot en met 31 december 2001 te Amsterdam
ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of
waakzaamheid toevertrouwde minderjarige , geboren op
, immers heeft hij, verdachte, terwijl hij judoleraar
was en/of judoles gaf aan die en/of terwijl die
bij hem, verdachte thuis logeerde - al dan niet over
de kleding heen - de penis en/of testikels (ballen) en/of billen van
die betast en/of over de penis en/of testikels
(ballen) en/of billen van die gewreven;
ten aanzien van het onder 4 primair telastegelegde:
in de periode van 01 januari 1993 tot en met 31 december 1998 te
Amsterdam en/of te Beverwijk ontucht heeft gepleegd met de aan zijn
zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige
, geboren op , immers heeft hij,
verdachte, terwijl hij judoleraar was en/of judoles gaf aan die
en/of terwijl die bij hem, verdachte
thuis logeerde - al dan niet over de kleding heen - de penis en/of
testikels (ballen) en/of billen van die betast en/of
over de penis en/of testikels (ballen) en/of billen van die
gewreven en/of aan de penis van die
heeft getrokken;
ten aanzien van het onder 5 primair telastegelegde:
in de periode van 1 mei 2001 tot en met 31 mei 2002 te Amsterdam
ontucht heeft gepleegd met de aan zijn opleiding toevertrouwde
minderjarige , geboren op , immers heeft
hij, verdachte, terwijl hij judoleraar was en/of judoles gaf aan die
- al dan niet over de kleding heen - de penis van die
betast en/of over de penis van die
gewreven;
Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen,
zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging
geschaad.
4. Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte
heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen
zijn vervat.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan
van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van
verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straf
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst
van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en
de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is
gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een
vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in
het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan
het plegen van ontucht met verschillende jonge jongens die hij als
judoleraar onder zijn hoede had. Daarbij heeft hij onder meer de
geslachtsdelen en de billen van deze jongens betast.
Uit hetgeen verdachte ter zitting heeft verklaard en uit hetgeen naar
voren is gekomen uit nader te vermelden psychiatrische en
psychologische rapportage blijkt dat verdachte zich ten tijde van deze
handelingen maar in beperkte mate bewust lijkt te zijn geweest van het
seksuele karakter van zijn handelen en dat hij zijn gedrag lijkt te
willen verklaren uit een vaderlijke en liefkozende rol die hij voor de
jongens heeft willen spelen. Bovendien erkent hij slechts ontuchtige
handelingen te hebben gepleegd in een aanmerkelijk kortere periode dan
de rechtbank bewezen acht en is hij, anders dan de rechtbank, van
mening dat hij de jongens telkens alleen over de kleding heen heeft
aangeraakt. Hoewel verdachte zijn gedrag afkeurt en bereid is te
werken aan verandering lijkt hij desalniettemin slechts ten dele in
staat tegenover zichzelf te erkennen wat hij heeft gedaan.
De rechtbank rekent het verdachte in het bijzonder aan dat hij niet
tijdig heeft willen inzien dat het toegeven aan zijn, uit eigen
verlangens of lusten voortkomende, drang uiterst schadelijk voor de
ontwikkeling van de aan zijn zorg en opleiding toevertrouwde kinderen
was. Immers, verdachte heeft miskend dat de jongens een leeftijd
hadden waarop zij de met hen verrichte handelingen niet konden
plaatsen terwijl zij zich in een afhankelijke situatie bevonden waarin
het voor hen vrijwel onmogelijk was de ontucht te laten stoppen.
Ter zitting is het de rechtbank gebleken hoezeer het gebeuren de
slachtoffers heeft aangegrepen en beïnvloed, terwijl uit de aandacht
in de media betreffende deze strafzaak het de rechtbank duidelijk is
geworden dat bij veel ouders grote ongerustheid en onzekerheid
aanwezig is omtrent het toezicht op hun aan de zorg van
sportinstellingen toevertrouwde kinderen.
De ernst van de bewezengeachte feiten en het belang dat is gemoeid met
het voorkomen van seksueel misbruik van kinderen rechtvaardigt naar
het oordeel van de rechtbank een gevangenisstraf van aanzienlijke
duur.
De rechtbank heeft bij haar oordeel betrokken een zogenaamde
triple-rapportage d.d. 30 juni 2004 betreffende verdachte opgemaakt
door en , tevens
bevattende een milieurapportage van . Uit dit
rapport komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke
stoornis van de geestvermogens in die zin dat er zeer sterke
aanwijzingen zijn voor pedofilie van het niet-exclusieve type.
Bovendien is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de
geestvermogens in de vorm van een ontwijkende
persoonlijkheidsstoornis.
De rapporteurs achten verdachte enigszins verminderd
toerekeningsvatbaar met betrekking tot het bewezengeachte. Gezien het
geringe inzicht in zijn eigen problematiek achten rapporteurs enig
gevaar voor recidive aanwezig. Om dit recidivegevaar verder terug te
brengen wordt het zinvol geacht dat betrokkene zich laat behandelen in
"De Waag". De rechtbank neemt de conclusies van de rapporteurs over en
ziet aanleiding om een deel van de straf in voorwaardelijke vorm op te
leggen teneinde behandeling in "De Waag" te kunnen realiseren.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf houdt de
rechtbank ten gunste van verdachte rekening met het feit dat hij niet
eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld. Bovendien realiseert de
rechtbank zich dat reeds los van de op te leggen straf de gevolgen van
de onderhavige strafzaak zeer ingrijpend zijn voor verdachte.
Verdachte zal immers niet meer als judoleraar kunnen werken, terwijl
voorheen de judosport voor hem een zeer centrale plaats in zijn leven
innam.
Ten aanzien van de benadeelde partij .
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van
de benadeelde partij , van zo eenvoudige aard is dat
zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen
vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor
onder 1 primair bewezen geachte feit, rechtstreeks schade heeft
geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van EUR 1500,00
(vijftienhonderd euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden
toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de
kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de
tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van voornoemd wordt, als extra waarborg
voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het
Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij .
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van
de benadeelde partij , van zo eenvoudige aard is dat
zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen
vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor
onder 2 primair bewezen geachte feit, rechtstreeks schade heeft
geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van EUR 1500,00
(vijftienhonderd euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden
toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de
kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de
tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van voornoemd wordt, als extra waarborg
voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het
Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij .
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van
de benadeelde partij , van zo eenvoudige aard is dat
zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen
vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor
onder 5 primair bewezen geachte feit, rechtstreeks schade heeft
geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van EUR 1500,00
(vijftienhonderd euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden
toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de
kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de
tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van voornoemd wordt, als extra waarborg
voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het
Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f,
57 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende
beslissing.
9. Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals
hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is
telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte
daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair
bewezenverklaarde:
Ontucht plegen met een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid
toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 5 primair bewezenverklaarde:
Ontucht plegen met een aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige,
meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18
(achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging
van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is
doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering
gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 6 (zes) maanden, van deze
gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders
wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor
het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Tevens kan de tenuitvoerlegging worden gelast indien veroordeelde
gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet
naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder toezicht en leiding
stelt van de Reclassering Nederland en zich gedurende die proeftijd
gedraagt naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen,
zolang deze instelling dat noodzakelijk oordeelt, ook indien dit
behandeling bij "De Waag" inhoudt.
Wijst de vordering van de benadeelde partij , wonende
op het , toe tot een bedrag van EUR 1500,00
(vijftienhonderd euro).
Veroordeelt verdachte aan voornoemd, het toegewezen
bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij
gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog
te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van
het , te betalen de som van EUR 1500,00
(vijftienhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te
vervangen door hechtenis voor de duur van 30 dagen, met dien verstande
dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting
niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van
voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij , wonende
op het , toe tot een bedrag van EUR 1500,00
(vijftienhonderd euro).
Veroordeelt verdachte aan voornoemd, het toegewezen
bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij
gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog
te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van
het , te betalen de som van EUR 1500,00
(vijftienhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te
vervangen door hechtenis voor de duur van 30 dagen, met dien verstande
dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting
niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van
voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij , wonende
op het , toe tot een bedrag van EUR 1500,00
(vijftienhonderd euro).
Veroordeelt verdachte aan voornoemd, het toegewezen
bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij
gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog
te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van
het , te betalen de som van EUR 1500,00
(vijftienhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te
vervangen door hechtenis voor de duur van 30 dagen, met dien verstande
dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting
niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van
voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.W. van der Veen, voorzitter,
mrs. F. Salomon en B.M. Vroom- Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van B. de Hoogh, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van
19 juli 2004.