Persbericht
Hanteren van oneigenlijke argumenten bij bestuursrechter
19 juli 2004
Derden die bezwaar maken tegen een besluit van een bestuursorgaan,
zoals omwonenden tegen een bouwvergunning, mogen bij de rechter alle
argumenten aanvoeren, ook die waarbij zij zelf geen direct belang
hebben. Bijvoorbeeld het argument dat de buurman geen carport mag
bouwen, omdat hij dan zelf te weinig daglicht in zijn woning
overhoudt. Een wettelijke regeling zou het ongewenste gebruik van
oneigenlijke argumenten tegen kunnen gaan
Dat blijkt uit het onderzoek: Herijking van het belanghebbendebegrip.
Een relativiteitsvereiste in het Awb-procesrecht?. Het onderzoek werd
in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum
van het ministerie van Justitie verricht door de Universiteit van
Tilburg en de Rijksuniversiteit Groningen.
Aanleiding voor het theoretisch en empirisch onderzoek vormde de
tweede evaluatie van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in 2001.
Tot dusver mogen derden alle argumenten gebruiken in een procedure.
Uitgangspunt is, dat wie door een besluit in zijn belang is geraakt,
alle aspecten van de rechtmatigheid van dat besluit ter discussie moet
kunnen stellen. Zo kan een ondernemer die extra concurrentie vreest
door de verbouwing van een verderop gelegen winkel, bezwaar maken
tegen de bouwvergunning, door bijvoorbeeld te betogen dat het bouwplan
in strijd is met redelijke eisen van welstand.
Het huidige systeem wordt soms als ongelukkig ervaren, namelijk als
gebruik wordt gemaakt van argumenten waarbij de bezwaarmaker niet
direct belang heeft, bijvoorbeeld als wijkbewoners tegen de vestiging
van een woonwagenkamp te hoop lopen met het argument dat de
woonwagenbewoners zelf last zullen krijgen van geluidsoverlast, en dat
de plekken te klein bemeten zijn.
De onderzoekers onderzochten zaken waarbij derden zijn betrokken in
de tweede helft van 2002; bij de Raad van State komen procedures
waarbij derden zijn betrokken veel vaker voor dan bij de rechtbank,
respectievelijk in 75% en 10 % van de zaken.
Uiteindelijk zijn 76 milieugeschillen bij de Raad van State en 83
geschillen (onder andere Bouw, sociale zekerheid) bij vijf rechtbanken
onderzocht. Uit deze dwarsdoorsnede blijkt dat bij de rechtbanken in
12 van de 83 derden-zaken (ook) oneigenlijke argumenten worden
aangevoerd. Oneigenlijke argumenten waren voor de rechter geen reden
om een beroep gegrond te verklaaren.
Bij milieuzaken, waarin de Raad van State bevoegd is, komt het in 17
van 76 derden-zaken voor dat (ook) oneigenlijke argumenten worden
aangevoerd. .Van de 45 gegrondverklaarde beroepen was de
gegrondverklaring tweemaal het gevolg van honorering van oneigenlijke
argumenten.
Volgens de onderzoekers kan de wetgever voorkomen dat ook in de
toekomst oneigenlijke argumenten worden aangevoerd. Daarbij lijken de
lichte ingrepen, zoals het aanscherpen van het vereiste van
procesbelang en causaliteit, of het verbieden van contraire
argumenten, te voldoen om de meest aanstootgevende zaken te voorkomen.
Zwaardere wettelijke ingrepen, zoals het invoeren een ruim of strikt
relativiteitsvereiste zijn ook denkbaar.
Voordat wordt besloten tot wijziging van het huidige systeem is
volgens de onderzoekers wel een principiële, politieke afweging nodig
omdat bij een wijziging de positie van derden erop achteruit kan gaan.
J.C.A. de Poorter en B.W.N. de Waard, A.T. Marseille en M.J.
ZomerHerijking van het belanghebbendebegrip. Een relativiteitsvereiste
in het Awb-procesrecht? Den Haag: Boom Juridische uitgevers.
Het rapport is gratis in te zien en te downloaden op
http://www.wodc.nl
Ministerie van Justitie