IP/04/891
Brussel, 13 juli 2004
Interne markt: Commissie verzoekt 9 lidstaten verschillende EU-wetten ten
uitvoer te leggen
De Europese Commissie heeft besloten 9 lidstaten,
in 15 inbreukprocedures in totaal, formeel te verzoeken de
verplichtingen na te komen die ze zijn aangegaan om verschillende door
het Europees Parlement en de Raad goedgekeurde internemarktwetten
correct ten uitvoer te leggen. Spanje, Frankrijk, Ierland, Italië,
Luxemburg en Portugal hebben de richtlijn van 1992 betreffende het
openbare uitleenrecht en het verhuurrecht niet volledig ten uitvoer
gelegd. De Commissie heeft een afzonderlijke copyrightzaak tegen
Luxemburg gesloten, aangezien dat land de richtlijn van 2001
betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht
en de naburige rechten in de informatiemaatschappij nu ten uitvoer
heeft gelegd. Griekenland heeft de richtlijnen van 2002 op het gebied
van de solvabiliteitsmargevereisten voor levens- en
schadeverzekeringsondernemingen niet in nationaal recht omgezet.
België, Griekenland, Frankrijk, Italië, Luxemburg en Zweden hebben de
richtlijn van 2002 betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten niet
omgezet. De Commissie heeft haar verzoeken geformuleerd in de vorm van
met redenen omklede adviezen, de tweede fase van de inbreukprocedure
overeenkomstig artikel 226 van het EG-Verdrag. Indien de Commissie
binnen twee maanden geen bevredigend antwoord ontvangt, kan ze
beslissen de betrokken lidstaat voor het Europees Hof van Justitie te
dagen.
Frits Bolkestein, de commissaris bevoegd voor de interne markt,
verklaarde: "Het heeft geen zin dat lidstaten wetten op EU-niveau
goedkeuren als ze die vervolgens niet in praktijk brengen. Als ook
maar één lidstaat aarzelt om goedgekeurde maatregelen in nationaal
recht om te zetten, wordt burgers en bedrijven in heel Europa het
volle nut ontzegd van de nieuwe kansen en het volledige potentieel
voor het creëren van rijkdom die deze maatregelen in de interne markt
moeten bieden. De Commissie is hulpbereid en vergadert geregeld met
alle lidstaten om technische problemen te verduidelijken en de
tenuitvoerlegging zo vlot mogelijk te laten verlopen. Maar we zullen
waar nodig ook resoluut blijven optreden door middel van
inbreukprocedures."
Verhuurrecht, openbaar uitleenrecht en bepaalde naburige rechten -
Spanje, Frankrijk, Italië, Ierland, Luxemburg, Portugal
De Commissie heeft besloten Spanje, Frankrijk, Italië, Ierland,
Luxemburg en Portugal een met redenen omkleed advies te sturen met
betrekking tot de tenuitvoerlegging op nationaal niveau van het
openbaar uitleenrecht (en in het geval van Portugal eveneens van het
commercieel verhuurrecht) zoals geharmoniseerd bij Richtlijn
92/100/EEG betreffende het verhuurrecht, het openbaar uitleenrecht en
bepaalde naburige rechten.
Overeenkomstig Richtlijn 92/100/EEG (artikelen 1 en 5) beschikken
auteurs en andere rechthebbenden over een uitsluitend uitleenrecht en
kunnen ze verbieden of toestaan dat hun werken of andere beschermde
zaken openbaar worden uitgeleend. De lidstaten kunnen evenwel van deze
bepalingen afwijken en het uitsluitende uitleenrecht omzetten in een
gewoon recht op een vergoeding die aan de auteurs moet worden betaald.
Ze kunnen bepaalde categorieën van instellingen ook vrijstellen van
betaling van deze vergoeding.
Zoals Commissaris Bolkestein heeft onderstreept bij de publicatie van
het verslag van de Commissie over de toepassing van het openbaar
uitleenrecht (IP/02/1303), "moeten de culturele tradities worden
gerespecteerd en moet er tegelijkertijd op worden toegezien dat het
publiek steeds toegang heeft tot de cultuurproducten, maar moeten de
makers van die producten in ruil ook een vergoeding ontvangen waardoor
ze verder kunnen werken en ons verder van hun werken kunnen laten
genieten". Precies daarom biedt de richtlijn de lidstaten een grote
mate van flexibiliteit: zo kunnen ze een evenwicht vinden tussen hun
tradities wat het openbaar uitleenrecht betreft enerzijds en de
billijke vergoeding voor de makers anderzijds.
Hoewel Richtlijn 92/100/EEG sinds 1994 moet worden toegepast, stelt de
Commissie vast dat Spanje, Italië, Ierland en Portugal deze tekst niet
juist toepassen: ze stellen namelijk alle uitleeninstellingen vrij van
de verplichting om de rechthebbenden te vergoeden. Luxemburg heeft het
uitleenrecht nog steeds niet omgezet, en Frankrijk evenmin, hoewel dat
land zich ertoe had verbonden dat vóór eind 2003 te doen.
Bovendien voegt Portugal de producenten van video's toe aan de
exhaustieve lijst van rechthebbenden die wat het commercieel
verhuurrecht betreft onder de richtlijn vallen, waardoor ook zij het
recht krijgen om de commercialisering van het werk tegen vergoeding
toe te staan of te weigeren. De Commissie is van mening dat de
Portugese wetgeving, door een nieuwe rechthebbende in te voeren die
niet de "producent van de eerste vastlegging" van een film is (die
overeenkomstig artikel 2 van de richtlijn de eindverantwoordelijke
is), een element invoert dat de interne markt kan verstoren, omdat
enerzijds de marktdeelnemers die zich voor het werk interesseren zo
moeilijker kunnen weten tot wie ze zich moeten richten om een
exploitatievergunning te verkrijgen, en het anderzijds voor de
kunstenaars en uitvoerders minder duidelijk is ten aanzien van wie ze
voor elke commercialisering van het werk hun recht op een vergoeding
kunnen laten gelden.
Auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij -
sluiting van een zaak tegen Luxemburg
De Europese Commissie heeft besloten de inbreukprocedure tegen
Luxemburg wegens het niet omzetten in nationaal recht van de richtlijn
van 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het
auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (zie
IP/01/528) te sluiten. Luxemburg heeft de richtlijn in april 2004
omgezet, nadat het in juli 2003 een met redenen omkleed advies van de
Commissie had ontvangen (IP/03/1005) en de Commissie in december 2003
had besloten de zaak voor het Hof te brengen. De beslissing om acht
"oude" lidstaten (België, Spanje, Frankrijk, Nederland, Portugal,
Finland, Zweden en het VK voor het grondgebied Gibraltar) voor het Hof
van Justitie te dagen (IP/03/1752) blijft gelden. Acht "nieuwe"
lidstaten (alle nieuwe lidstaten met uitzondering van Cyprus en
Estland) hebben de Commissie in kennis gesteld van nationale
maatregelen om de richtlijn ten uitvoer te leggen.
De Commissie onderzoekt momenteel al deze maatregelen. De richtlijn
harmoniseert de belangrijkste rechten van auteurs en van bepaalde
andere rechthebbenden en voorziet in bepaalde uitzonderingen en
beperkingen.
Solvabiliteitsmargevereisten voor levens- en
schadeverzekeringsondernemingen - Griekenland
De Commissie heeft besloten twee met redenen omklede adviezen te
sturen naar Griekenland wegens het niet omzetten van de Richtlijnen
2002/12/EG en 2002/13/EG (zie IP/01/216), op het gebied van de
solvabiliteitsmargevereisten voor respectievelijk levens- en
schadeverzekeringsondernemingen. Deze richtlijnen moesten uiterlijk op
20 september 2003 zijn omgezet.
De interne markt voor verzekeringen berust in hoofdzaak op een
gelijkwaardig financieel toezicht op de verzekeringsondernemingen
zoals dat in de verschillende lidstaten wordt toegepast. De
wederzijdse erkenning van deze gelijkwaardigheid door de lidstaten is
namelijk de voorwaarde voor het "Europees paspoort", waarmee de
verzekeraars op het hele grondgebied van de Europese Unie hun
activiteiten kunnen uitoefenen, terwijl ze slechts zijn onderworpen
aan de controle van de lidstaat waar ze gevestigd zijn. Het financieel
toezicht op de verzekeringsondernemingen moet de verzekerden
beschermen en de stabiliteit van de financiële markten bevorderen.
De solvabiliteitsmarge is een van de bepalingen die met dat doel door
de richtlijnen op het gebied van verzekeringen zijn geharmoniseerd.
Deze marge omvat alle eigen en daarmee gelijkgestelde middelen
waarover een verzekeringsonderneming moet beschikken om het hoofd te
kunnen bieden aan onvoorziene kosten die hoofdzakelijk verband houden
met schadegevallen, investeringen of het algemeen bestuur van de
onderneming. De solvabiliteitsmarge mag niet kleiner zijn dan een
minimumbedrag dat van de ondernemingen wordt geëist naar gelang van
het volume aan risico's dat ze aangaan, en er is voor de
solvabiliteitsmarge ook een absoluut minimum vastgesteld.
De communautaire solvabiliteitsmarge dateerde van de jaren zeventig.
Beide richtlijnen bevatten een reeks maatregelen ("Solvabiliteit I")
die de bestaande regelingen aanzienlijk verbeteren en die, wanneer ze
worden gecombineerd, de bescherming van de verzekeringnemer
aanzienlijk verbeteren.
Financiëlezekerheidsovereenkomsten - België, Griekenland, Frankrijk,
Italië, Luxemburg en Zweden
De Europese Commissie heeft met redenen omklede adviezen gestuurd naar
zes lidstaten (België, Griekenland, Frankrijk, Italië, Luxemburg en
Zweden) wegens niet-omzetting van Richtlijn 2002/47/EG betreffende
financiëlezekerheidsovereenkomsten tegen december 2003. Deze richtlijn
creëert een uniform communautair rechtskader om het kredietrisico bij
financiële transacties te beperken door als zekerheid effecten en
contanten te verschaffen.
Een zekerheid (bijvoorbeeld effecten) is wat een kredietnemer ter
beschikking stelt van een kredietgever om het risico op financieel
verlies van de kredietgever te minimaliseren voor het geval dat de
kredietnemer zijn financiële verplichtingen niet volledig nakomt.
Zodra de richtlijn naar behoren door alle lidstaten ten uitvoer is
gelegd, zal ze in aanzienlijke mate bijdragen tot een betere
integratie en een grotere efficiëntie van de Europese financiële
markten doordat de grensoverschrijdende handel wordt aangemoedigd en
de concurrentie wordt bevorderd. Deze richtlijn was een prioritaire
maatregel in het kader van het actieplan financiële diensten.
De meest recente informatie over inbreukprocedures ten aanzien van
lidstaten vindt u op de volgende website:
http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/droit_com/index_en.h
tm
European Commission