IP/04/879
Brussel, 12 juli 2004
De Commissie onderneemt juridische stappen tegen Nederland wegens inbreuken
op de milieuregelgeving
De inbreukprocedures die de Commissie tegen Nederland heeft ingesteld,
hebben betrekking op zeven gevallen waarin de milieuregelgeving op het
gebied van lucht- en waterverontreiniging, afval en klimaatverandering
is overtreden. Wegens de gebrekkige tenuitvoerlegging van deze wetten
door Nederland kunnen de burgers niet rekenen op het hoge niveau van
bescherming tegen door de mens veroorzaakte milieurisico's, waarop zij
recht hebben. De Commissie daagt Nederland voor het Hof van Justitie
omdat het land er niet in geslaagd is de communautaire regelgeving
over brandstof met een laag zwavelgehalte - die nodig is voor een
doeltreffende werking van nieuwe emissieverlagende voertuigtechnologie
- in nationale wetgeving om te zetten. De Commissie heeft Nederland
reeds in twee aanmaningen gewezen op zijn verplichting deze
regelgeving om te zetten. Voor de overige zes gevallen zal nu een
laatste schriftelijke aanmaning aan Nederland worden gericht - de
laatste stap vóór een zaak bij het Hof aanhangig wordt gemaakt.
In een toelichting bij deze besluiten wijst milieucommissaris Margot
Wallström erop dat de strenge normen die de EU op het gebied van
milieubescherming heeft vastgesteld, het milieu en de burger alleen
ten goede kunnen komen als ze correct ten uitvoer worden gelegd, en
dat van Nederland meer inspanningen in die richting worden verwacht.
Aanhangigmaking bij het Hof - regelgeving over brandstof met een laag
zwavelgehalte
Het besluit om Nederland voor het Hof van Justitie te dagen, heeft
betrekking op de richtlijn inzake brandstofnormen, die in 2003 in
onderling overleg tussen de lidstaten is versterkt . Door de op
grond van deze richtlijn ingevoerde verlaging van het zwavelgehalte
van benzine en diesel - die nodig is voor een doeltreffende werking
van nieuwe technologie ter vermindering van de uitstoot van
uitlaatgassen - wordt de emissie van vervuilende stoffen die
schadelijk zijn voor de menselijke gezondheid, beperkt. Bovendien komt
er dankzij deze richtlijn minder CO vrij, het broeikasgas met het
grootste effect op het gebied van de klimaatverandering. Laagzwavelige
brandstof moet met ingang van volgend jaar ruim verkrijgbaar zijn in
alle lidstaten, en tegen 2009 de andere soorten brandstof in de EU
volledig hebben verdrongen.
Hoewel de nationale wetgeving tot invoering van de richtlijn uit 2003
op 30 juni 2003 operationeel moest zijn, heeft Nederland het proces
tot vaststelling van de nationale wetgeving en aanmelding ervan bij de
Commissie, nog niet afgerond.
Laatste schriftelijke aanmaningen
De Commissie heeft Nederland voor de volgende zes gevallen een laatste
schriftelijke aanmaning gestuurd:
1. Nederland heeft niet voldaan aan zijn verplichting om de nationale
wetgeving die nodig is voor de invoering van de ozonrichtlijn ,
vast te stellen en bij de Commissie aan te melden. De uiterlijke
termijn voor de omzetting van deze richtlijn is 9 september 2003.
De ozonrichtlijn verplicht de lidstaten ertoe de bevolking te
informeren en te waarschuwen binnenshuis te blijven en de ramen te
sluiten wanneer de concentraties van ozon op leefniveau (smog)
bepaalde drempelwaarden bereiken, en bovendien maatregelen in
overweging te nemen om het niveau te verlagen, bijvoorbeeld door
het wegverkeer te beperken. In de richtlijn zijn bovendien
langetermijndoelstellingen vastgesteld om mensen en planten tegen
ozon op leefniveau te beschermen. Dit type ozon kan in hoge
concentraties ademhalingsproblemen veroorzaken en
astma-aandoeningen verergeren, met name bij ouderen en kinderen,
en kan bovendien een groeiremmende invloed hebben op gewassen en
bossen. De concentraties van ozon op leefniveau nemen normaliter
toe bij hoge temperaturen.
2. De Nederlandse wetgeving is op veel punten minder streng en
duidelijk dan de richtlijn inzake geïntegreerde preventie en
bestrijding van verontreiniging (IPPC), waarin de werking van een
aanzienlijk aantal belangrijke industriële en landbouwactiviteiten
met een groot verontreinigingspotentieel worden geregeld. Op grond
van deze richtlijn wordt een systeem van vergunningen voor
dergelijke installaties ingevoerd, met als doel lucht-, water- en
bodemverontreiniging door deze bedrijven te voorkomen of op een
geïntegreerde manier te verlagen. De nieuwe nationale wetten
waarnaar Nederland verwijst, hebben vooralsnog de status van
voorstellen en zijn nog niet goedgekeurd en bij de Commissie
aangemeld. Deze nieuwe wet zou stringenter zijn op het gebied van
naleving van de richtlijn door de bestaande installaties,
controle, bepalingen in de vergunning over maatregelen bij
ongebruikelijke gebeurtenissen, en de mogelijkheid voor
autoriteiten om in de vergunning voorwaarden op te nemen die
strenger zijn dan de vigerende algemene regels. Wordt de richtlijn
niet naar behoren ten uitvoer gelegd, dan zal het beoogde niveau
van bescherming van de burgers en het milieu niet worden gehaald
en kan de burger niet worden gegarandeerd dat potentieel
schadelijke industriële activiteiten correct zijn geregeld.
3. Nederland beschikt niet over de programma's tot vermindering van
de verontreiniging die verplicht zijn op grond van de
communautaire richtlijn inzake lozingen van gevaarlijke stoffen in
water. De richtlijn gevaarlijke stoffen is een van de eerste
regelgevingsteksten die de EU op het gebied van milieu heeft
uitgevaardigd en vormt een kader voor de aanpak van de
verontreiniging van water door gevaarlijke stoffen als zware
metalen (cadmium, kwik, enz.), pesticiden en chemicaliën als
PCB's.
4. Op grond van dit kader moeten de lidstaten, met inachtneming van
bindende doelstellingen voor de waterkwaliteit, programma's tot
vermindering van de verontreiniging vaststellen en een
controlenetwerk en een systeem voor lozingsvergunningen opzetten.
Met uitzondering van programma's voor lozingen van bepaalde
stoffen in de Westerschelde zijn vooralsnog geen programma's van
dit type bij de Commissie aangemeld. Nederland heeft beloofd tegen
eind 2004 maatregelen te treffen. Slaagt het land er niet in de
richtlijn uit 1976 naar behoren ten uitvoer te leggen, dan zullen
de burgers, en met name kwetsbare groepen als kinderen en ouderen,
niet adequaat beschermd zijn tegen blootstelling aan bijvoorbeeld
kankerverwekkende stoffen in water.
5. In de Nederlandse wetgeving voor de tenuitvoerlegging van de
richtlijn verpakkingsafval zitten eveneens lacunes. Deze
richtlijn heeft tot doel de schadelijke gevolgen van verpakkingen
en verpakkingsafval voor het milieu te verminderen zonder de
werking van de interne markt te verstoren. Momenteel bestaat het
gemeentelijk afval qua gewicht bijna voor de helft uit
verpakkingen. De richtlijn voorziet in streefpercentages voor het
terugwinnen en recycleren van verpakkingsafval en verplicht de
lidstaten tot het opzetten van systemen voor de inzameling,
recycling en terugwinning van deze afvalstroom. In een convenant
(een overeenkomst op basis van vrijwilligheid) tussen de
Nederlandse overheid en het bedrijfsleven is bepaald dat eenmalige
verpakkingen van frisdranken en bier alleen op de Nederlandse
markt kunnen worden toegelaten nadat een met een vergunningsproces
vergelijkbare procedure is doorlopen. Dit druist in tegen een
bepaling van de richtlijn op grond waarvan de vrije toegang van
verpakkingen uit andere lidstaten verzekerd moet zijn. De
maatregelen die Nederland heeft voorgesteld om het probleem aan te
pakken, gaan niet ver genoeg. Volgens bepaalde aanwijzingen zouden
in Nederland verdere besprekingen over het convenant worden
gevoerd. De Commissie beschikt evenwel niet over gegevens die erop
wijzen dat het convenant zodanig is aangepast dat de situatie nu
is opgelost.
6. Nederland is er net als een aantal andere lidstaten niet in
geslaagd de voorschriften van de kaderrichtlijn water volledig in
nationale wetgeving om te zetten. De uiterlijke termijn voor
omzetting was december 2003. Meer informatie hierover is
beschikbaar in een apart persbericht (IP/04/870). Nederland is
bezig met het opstellen van de nodige wetgeving, maar zal
waarschijnlijk nog enkele maanden nodig hebben om deze goed te
keuren en bij de Commissie aan te melden.
7. Evenmin heeft Nederland, samen met een aantal andere lidstaten,
tijdig (tegen 31 december 2003) nationale wetgeving vastgesteld
tot invoering van de richtlijn tot vaststelling van een
communautaire regeling voor de handel in
broeikasgasemissierechten . Ook hierover is een apart
persbericht opgesteld (IP/04/861).
Juridische procedure
Artikel 226 van het Verdrag geeft de Commissie de bevoegdheid
juridische stappen te ondernemen tegen een lidstaat die niet aan zijn
verplichtingen voldoet.
Indien de Commissie meent dat er een inbreuk op het Gemeenschapsrecht
heeft plaatsgevonden op grond waarvan het gerechtvaardigd is een
inbreukprocedure in te leiden, richt zij een "ingebrekestelling"
(eerste schriftelijke aanmaning) tot de betrokken lidstaat, waarin zij
deze verzoekt om binnen een bepaalde termijn, gewoonlijk twee maanden,
opmerkingen in te dienen.
Op grond van een reactie of bij ontstentenis van een reactie van de
betrokken lidstaat kan de Commissie besluiten een "met redenen omkleed
advies" (of laatste schriftelijke aanmaning) tot deze lidstaat te
richten, waarin zij duidelijk en definitief uiteenzet waarom zij meent
dat er een inbreuk op het Gemeenschapsrecht heeft plaatsgevonden en
waarin zij de lidstaat verzoekt om binnen een bepaalde termijn
(doorgaans twee maanden) alsnog aan de wetgeving te voldoen.
Als de lidstaat geen gehoor geeft aan dit met redenen omkleed advies,
kan de Commissie besluiten om de zaak aanhangig te maken bij het
Europese Hof van Justitie. Besluit het Hof van Justitie dat er sprake
is van een inbreuk op het Verdrag, dan dient de betrokken lidstaat
maatregelen te treffen om alsnog aan het Verdrag te voldoen.
Artikel 228 van het Verdrag geeft de Commissie de bevoegdheid om op te
treden tegen een lidstaat die geen gevolg heeft gegeven aan een eerder
arrest van het Europese Hof van Justitie. Dit artikel biedt de
Commissie tevens de mogelijkheid om het Hof te vragen de betrokken
lidstaat een financiële sanctie op te leggen.
Actuele statistieken over inbreuken zijn beschikbaar op de volgende
site:
http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/droit_com/index_en.h
tm#infractions
---
Richtlijn 2003/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3
maart 2003 tot wijziging van Richtlijn 98/70/EG betreffende de
kwaliteit van benzine en dieselbrandstof.
Richtlijn 2002/3/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12
februari 2002 betreffende ozon in de lucht.
Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20
december 1994 betreffende verpakking en verpakkingsafval.
Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13
oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in
broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap.
European Commission