Het Koninklijk Huis
12/07/04 Toespraak door mr. Pieter van Vollenhoven bij de viering van
650 jaar Stad Vollenhove
- Mijnheer de Commissaris van de Koningin,
- Mijnheer de Burgemeester,
- Voorzitter van de Stichting 650 jaar Stad Vollenhove,
- Mevrouw de voorzitter van Belangen Vereniging 'Vollenhove Stad',
- Monseigneur,
- Dames / Heren,
Mag ik U allen, met name de inwoners van Vollenhove (en met het
uitspreken van deze woorden voelt U direct al de nauwe band die er
tussen u en mij bestaat) van harte gelukwensen met het heugelijke feit
dat het vandaag precies 650 jaar geleden is dat Vollenhove op 12 juli
1354 stadsrechten verkreeg van de Bisschop van Utrecht.
Dat verlenen van die stadsrechten deed de Bisschop natuurlijk niet
voor niets. De Bisschoppen hielden zich in die tijd namelijk niet
alleen met geestelijke zaken bezig, zij waren met name ook
krijgsheren. Wat dat betreft is er in die 650 jaar wel wat veranderd!
De Bisschop had zijn oog laten vallen op de inwoners van Vollenhove
omdat de Vollenhovenaren bekend stonden als buitengewoon dapper en
weerbaar. Hij zag het als zijn voordeel als hij zijn eigen positie kon
versterken door ook deze waardevolle strijders te betrekken bij de
verdediging van zijn territorium.
Met het verlenen van de stadsrechten aan de Vollenhovenaren kocht de
Bisschop dus eigenlijk een stuk levensverzekering.
En de dekking van die verzekering waren de weerbare Vollenhovenaren -
die zich dit overigens graag lieten aanleunen.
Naar onze hedendaagse begrippen werden de Vollenhovenaren met die
stadsrechten dus eigenlijk omgekocht - en was het dus een ordinair
omkoopschandaal waarvoor nu onmiddellijk een onderzoekscommissie zou
worden ingesteld. Maar ik zou daar dan gelukkig niet in hoeven te
zitten, omdat ik met deze achternaam natuurlijk niet als onpartijdig
zou worden beschouwd. De strijdlust en het opkomen voor hun stad zijn
de Vollenhovenaren overigens door de eeuwen heen blijven sieren. We
zien daar een mooi voorbeeld van in de verordening van 1957 "regelende
de instelling van het ereburgerschap van de gemeente Vollenhove", die
ik, zoals u zult begrijpen, zeer grondig heb doorgelezen, omdat een
mens tenslotte graag wil weten waar hij met een ereburgerschap aan
begint. Die verordening is namelijk erg streng. Er staat duidelijk in
dat de benoeming tot ereburger van de gemeente NIET LICHTVAARDIG dient
te geschieden. Er moeten zware eisen worden gesteld om iemand voor het
ereburgerschap in aanmerking te laten komen. Liefst moest er sprake
zijn van het verrichten van een bijzonder menslievende daad en dan bij
voorkeur met het in de waagschaal stellen van eigen leven of goederen.
Natuurlijk denkt U nu: "Hoe zit het dan met deze Van Vollenhoven?
Heeft die zijn leven dan ooit in de waagschaal gesteld?"
Vermoedelijk heeft het stichtingsbestuur het idee van wel. Het heeft
zich daarbij misschien laten overtuigen door een artikel dat de
kritische journalist John Jansen van Galen onlangs over mij heeft
geschreven en waarin hij om te beginnen mijn persoon even kort
samenvattend beschreef als "eigengereid en hardnekkig".
Iets verder in dat artikel ging hij nog iets verder. Hij gaf toe dat
hij mij lange tijd - ja, mijn taalgebruik is het niet en op het woord
zou ik ook nooit gekomen zijn - als een flapdrol had beschouwd - maar
daarna mij met de jaren steeds méér was gaan waarderen.
Hij was vooral verrast door mijn pittige uitspraken en de daaruit
dikwijls voortvloeiende ruzies met ministers. En hij was verbaasd dat
dit alles niet tot openbare aanvaringen met het kabinet had geleid.
"Hij valt als lid van het Koninklijk Huis toch onder de ministeriële
verantwoordelijkheid?, schrijft hij verder in het artikel. 'Die lijkt
van hem af te glijden als waterdruppels van een eend. Of gaat het
misschien zo', vraagt hij de lezer, 'dat de premier Van Vollenhoven
vanwege diens politieke vrijmoedigheden achter de schermen op
tamtamgeroffel tracteert?"
U ziet dat de schrijver hier gewelddadige ontmoetingen tussen de
premier en mij veronderstelt, waarbij ik duidelijk mijn leven telkens
weer in de waagschaal stelde - wat dan ook nog gepaard ging met
tamtamgeroffel!".
Kortom, tegen de achtergrond van dit artikel gezien hebben de
Vollenhovenaren aan het strenge criterium van de verordening inzake
het ereburgerschap VOLLEDIG de hand gehouden.
Ook met de pen zijn trouwens de huidige inwoners van Vollenhove
weerbaar en strijdlustig, zoals blijkt uit hun plechtige verklaring
dat de keuze van de naam Steenwijkerland historisch gezien een
volkomen onverantwoorde keuze is geweest. Gelukkig hebben wij een
goede Apotheker in ons midden, die een zalf kan produceren waarmee we
die naam spoedig weer zouden kunnen doen verbleken.
Dames / Heren,
Eerlijk gezegd heb ik mij nimmer verdiept in mijn
familieaangelegenheden, totdat deze uitnodiging mij daartoe ineens min
of meer verplichtte. Ik ben dus de archieven ingedoken en maakte
daarin o.a. kennis met een naamgenoot uit de vorige eeuw, Ambassadeur
M.W.R. van Vollenhoven, een man die ook met een Prinses was getrouwd -
waardoor ik al meteen sympathie voor hem opvatte. Zijn vrouw was
echter een Spaanse Prinses - Prinses Maria Christina de Bourbon - een
naam die mij overigens wel meteen fors aan het denken zette!!!
Deze ambassadeur beschikte kennelijk over voldoende tijd om enige
boeken over zichzelf te schrijven, alsmede over het geslacht Van
Vollenhoven.
Volgens hem spreken wij hier over een oud Overijssels geslacht met als
stamvader Ridder Rading van Vollenhoven, die in 1212 - niet of wel
heldhaftig, dat vermeldt de geschiedenis niet - in het dorp Zwolle het
leven liet.
De ambassadeur schreef helaas ook veel in het Latijn, een taal die ik
wel op school heb gehad, maar waarover mijn lerares in mijn rapport
schreef: "dat ik aanleg had voor de stof, maar er nog even in moest
groeien". In cijfers uitgedrukt betekende dat een twee!!
In het Latijn schreef die ambassadeur dat een zekere Herman van
Vollenhoven hier de Slotvoogd was en dapper streed toen de Friezen het
slot belegerden in het jaar 1306.
De Friezen waren de stellingwervers die zich door Bisschop Guido
continu bedreigd voelden! De Bisschop redde Herman weliswaar, maar
vergoedde niet de gemaakte kosten, waardoor Herman arm en vol
droefenis om Guido's 'ondank' in het jaar 1310 stierf.
"Maar," schrijft de ambassadeur, "de Van Vollenhovens hebben een groot
incasseringsvermogen, want een paar honderd jaar later (je hebt altijd
even tijd nodig om er overheen te komen) werd hier een Arnoldus van
Vollenhoven benoemd tot burgemeester."
Diens zoon Johannes, die zich met enige dichterlijke vrijheid
"Vollenhovius" noemde -maar dat mocht, want hij was ook dichter en
bevriend met Vondel -, kwam overigens ook goed terecht, want hij werd
hofprediker bij Willem III, de bouwer van Paleis Het Loo.
Over hem sprak ik al toen ik hier op 16 februari 1977, na een
restauratieperiode van acht jaar, het bedehuis mocht heropenen. Ik zei
toen:
"Zoals drie eeuwen geleden een Van Vollenhoven uit deze plaats naar
Willem III, naar Het Loo in Apeldoorn vertrok, zo reist vandaag een
Van Vollenhoven vanuit Het Loo de weg terug om de kerk te eren en de
gemeente toe te wensen, dat ze weer een echt oriëntatiepunt mag worden
- niet alleen voor zeelieden, maar voor ons allen, mensen in de
branding anno 1977."
Bij de restauratie van deze kerk heeft het toenmalige ministerie van
Cultuur rijkelijk voor Sint Nicolaas gespeeld. Dat is overigens een
van de weinige katholieke heiligen die, ondanks de reformatie, nog
steeds door ons allen op een heel bepaalde manier wordt aanbeden en
ondanks zware beeldenstormen en vloedgolven van het kenterende tij,
ongeschonden uit de strijd tevoorschijn is gekomen. Net als deze kerk.
Dames en Heren,
Hier nu te mogen terugkomen en op 65-jarige leeftijd van de 650-jarige
zelfs het ereburgerschap van "Vollenhove" te mogen ontvangen - een
naam die enerzijds staat voor een onbeweeglijk, onwrikbaar, koppig
existerend plekje op de landkaart, anderzijds voor de burgers die zich
onder die naam hebben verenigd - vind ik een grote eer.
De heer Balkenende zei onlangs, bij mijn benoeming tot Ridder
Grootkruis in de Orde van de Nederlandse Leeuw, dat "vasthoudendheid
misschien wel mijn meest kenmerkende eigenschap is!"
Ik voel dat ik deze karaktertrek aan deze plek te danken heb en ben U
daar ook dankbaar voor. Ik zal dan ook, hopelijk tot in een verre
toekomst, de naam Vollenhove - zwaar verdedigd met van voren een "Van"
en achteraan een stevige "N" - beschermen en in ere houden.
Ik dank U!