Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
Persbericht 9 juli 2004
Onderzoek jaarrekening 2003 gemeente Nijmegen
De Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen1 doet jaarlijks onderzoek naar de jaarrekening.
Hiermee beoogt de Rekenkamer informatie te leveren die in haar ogen van belang is voor de
vaststelling van de rekening door de gemeenteraad. Anderzijds wil de Rekenkamer hiermee een
bijdrage leveren aan de verbetering van het verantwoordingsproces en aan het functioneren van
de organisatie in brede zin.
Bij het onderzoek naar de jaarrekening 2003 heeft de Rekenkamer geconstateerd dat sprake is
van diverse grote over- en onderschrijdingen. Dat betekent dat meer of minder uitgaven zijn
gedaan dan door de gemeenteraad geautoriseerd. De Rekenkamer is daarom van mening dat de
budgetdiscipline binnen de organisatie verbetering behoeft.
Verder is de Rekenkamer van mening dat de toelichtingen op de over- en onderschrijdingen van
onvoldoende kwaliteit zijn. Naar de mening van de Rekenkamer kan de Raad op basis van de
opgenomen informatie vaak niet bepalen in hoeverre over- of onderschrijdingen acceptabel zijn.
De Rekenkamer adviseert de Gemeenteraad goede afspraken met het College te maken over de
wijze van verbetering van de verschillenanalyse.
De Rekenkamer heeft dit jaar expliciet onderzoek gedaan naar de kwaliteit van de
verantwoordingsinformatie over het grondbeleid. Deze informatie is verspreid over verschillende
plaatsen. Naar de mening van de Rekenkamer behoeft deze verantwoordingsinformatie
verbetering. De Rekenkamer doet de gemeenteraad daartoe een aantal concrete aanbevelingen.
De Rekenkamer heeft verder geconstateerd dat het verbetertraject dat de Raad met het
College heeft afgesproken weinig voortgang boekt. Naar aanleiding van Rekenkameronderzoeken
naar de jaarrekening in eerdere jaren heeft de Rekenkamer de Gemeenteraad geadviseerd
gedurende het jaar te volgen en beoordelen wat door het College wordt ondernomen om tot
verbetering van de jaarrekening te komen en tot welke resultaten dit leidt. Gezien de ervaringen
van de afgelopen jaren waaruit blijkt dat oproepen van de Raad en toezeggingen daarop door het
College maar beperkt tot zichtbare verbeteringen hebben geleid, heeft de Rekenkamer deze
aanbeveling nogmaals onder de aandacht van de Gemeenteraad gebracht.
Het rapport van de Rekenkamer kunt u downloaden vanaf www.nijmegen.nl (à bestuur en organisatie à
bestuur à rekenkamer à onderzoek jaarrekening).
Voor een toelichting kunt u op 9 juli 2004 tussen 9.00 en 12.00 uur contact opnemen met de voorzitter van
de Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen, de heer L.J.F. Dolmans 0481 451111
1 De Rekenkamer bestaat uit raadsleden, heeft een externe voorzitter en wordt ondersteund door een ambtelijk
secretaris. De Rekenkamer neemt binnen de gemeente Nijmegen een onafhankelijke positie in.
ONDERZOEK
JAARREKENING 2003
Juli 2004
Colofon
De Nijmeegse Rekenkamer:
De Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen (verder de Rekenkamer) bestaat
uit raadsleden, heeft een externe voorzitter en wordt ondersteund door
een ambtelijk secretaris. Zij heeft een onafhankelijke positie binnen de
gemeente. Haar doel is de gemeenteraad een extra handvat te bieden zijn
controlerende taak uit te voeren. De Rekenkamer voert onderzoek uit,
waarbij zij antwoord wil krijgen op vragen zoals: zijn de doelen van het
gemeentelijk beleid bereikt? Zijn de voorbereiding en de uitvoering van
het beleid efficiënt verlopen? Welke aanbevelingen zijn nodig om de
doeltreffendheid te vergroten?
De Rekenkamer voert zelf onderzoek uit. In de onderzoeken wordt altijd
teruggekeken naar het verleden, met als nadrukkelijke bedoeling te leren
voor de toekomst. Jaarlijks stelt de Rekenkamer een onderzoeksplan op,
waarin wordt aangegeven welke onderzoeken in uitvoering worden
genomen. Ieder jaar doet de Rekenkamer in ieder geval onderzoek naar
de jaarrekening. Daarnaast voert zij onderzoeken uit die gericht zijn op
de doeltreffendheid en/of doelmatigheid op specifieke beleidsterreinen
of onderdelen daarvan.
Samenstelling:
Leden: P. Breukers
A. Hillen
B. Muhren
W. van Nispen
M. Simons Welschen
Plaatsvervangende leden: 1e: B. van Zijll de Jong Lodenstein
2e: J. Lagerweij
Voorzitter: L. Dolmans
Secretaris: J. Smink
Contact:
024 3292338
j.smink@nijmegen.nl
www.nijmegen.nl/bestuurenorganisatie/bestuur/rekenkamer
Onderzoek jaarrekening 2003
Inhoudsopgave
1 Inleiding 1
2 Overeenstemming van lasten en baten met de begroting en 3
regelgeving
2.1 Inleiding 3
2.2 Rechtmatigheid van de jaarrekening 5
2.3 Rechtmatigheid Wet voorzieningen gehandicapten 11
3 Kwaliteit van de verantwoordingsinformatie 18
4 Kwaliteit van het financieel beheer 22
5 Voortgang verbetertraject 24
6 Conclusies en aanbevelingen 26
7 Reactie College 29
8 Nawoord Rekenkamer 31
Bijlagen
1 Stappen onderzoek jaarrekening 2003
2 Afwijkingen van de lasten en baten ten opzichte van de dynamische
begroting van meer dan 225.000,--
3 Overzicht van afwijkingen tussen primitieve en dynamische begroting
4 Verordening Voorzieningen Gehandicapten
5 Gebruikte afkortingen
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
Onderzoek jaarrekening 2003
1. Inleiding
De Rekenkamer doet jaarlijks onderzoek naar de concernjaarrekening. Zij adviseert de
raad naar aanleiding hiervan over de rechtmatigheid en doelmatigheid van de
administratie en van het beheer van de vermogenswaarden van de gemeente en de
schriftelijke informatievoorziening door Burgemeester en Wethouders over die
administratie en dat beheer.
Wat betreft de jaarrekening ziet de Rekenkamer het als haar taak:
· vast te stellen in hoeverre de lasten en baten in overeenstemming zijn met de
begroting1;
· de kwaliteit van de verantwoordingsinformatie te beoordelen;
· te beoordelen in hoeverre sprake is van ordelijk en controleerbaar financieel
beheer;
· de kwaliteit van de bedrijfsvoering in brede zin te beoordelen.
Wij willen benadrukken dat wij de jaarrekening niet inhoudelijk beoordelen op de mate
van realisatie van de voornemens. Dit zien wij nadrukkelijk als een eigen
verantwoordelijkheid van de gemeenteraad.
Voorliggend rapport is gebaseerd op ons onderzoek. Het doel van dit rapport is
tweeledig. In de eerste plaats beogen wij informatie te leveren die in onze ogen van
belang is voor de vaststelling van de jaarrekening door de gemeenteraad. Verder willen
wij een bijdrage leveren aan een verbetering van het verantwoordingsproces en aan het
functioneren van de organisatie in brede zin.
Wij hebben bij ons onderzoek naar de jaarrekening 2003 dezelfde aanpak gevolgd als
bij onze eerdere jaarrekeningonderzoeken. Dat betekent dat wij de (concept)
jaarrekening en de bijbehorende accountantsrapportage hebben bestudeerd. Naar
aanleiding hiervan hebben wij nadere informatie ingewonnen in gesprekken met een
aantal betrokkenen (accountant, directeuren, controllers, gemeentesecretaris en
stadscontroller). Wij willen hier noemen dat deze gesprekken constructief zijn verlopen.
Op het gebied van rechtmatigheid hebben wij ook dit jaar weer een eigen onderzoek
uitgevoerd. Hierbij hebben wij ons gericht op de Wet voorzieningen gehandicapten. In
ons onderzoek zijn wij tevens nagegaan hoe invulling is gegeven aan het verbetertraject
ten aanzien van de jaarrekening.
1 Hierbij kan onderscheid gemaakt worden naar:
· de mate waarin sprake is van een getrouw beeld;
· de werkelijke bestedingen ten opzichte van de geraamde bestedingen in de begroting;
· de rechtmatigheid in brede zin.
Het onderzoek van de eerste categorie wordt uitgevoerd door de accountant; de andere
onderzoeken worden door de Rekenkamer opgepakt. Vanaf de jaarrekening 2004 controleert de
accountant ook op rechtmatigheid.
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
1
Onderzoek jaarrekening 2003
De hoor- en wederhoorprocedure hebben wij door de late ontvangst van de
documentatie anders ingevuld dan vastgelegd in de Verordening Gemeentelijke
Rekenkamer. Gezien de planning van de behandeling van de jaarrekening in de
raadscommissie Algemeen Bestuur zagen wij ons genoodzaakt ons rapport gelijktijdig te
versturen aan de leden van de gemeenteraad en het college (25 juni). Wij hebben de
betrokkenen hierover voorafgaand per brief geïnformeerd (dd 18 februari 2004,
kenmerk C940/04-012/013). De reactie van het college ontvingen wij 6 juli. Naar
aanleiding van deze reactie hebben wij een nawoord opgenomen.
In bijlage 1 hebben wij de stappen aangegeven die wij hebben gezet om tot voorliggend
rapport te komen.
Na dit inleidende hoofdstuk gaan wij achtereenvolgens in op:
Hoofdstuk 2: Overeenstemming van lasten en baten met de begroting en regelgeving
Hoofdstuk 3: Kwaliteit van de verantwoordingsinformatie
Hoofdstuk 4: Kwaliteit van het financieel beheer
Hoofdstuk 5: Voortgang verbetertraject
Hoofdstuk 6: Conclusies en aanbevelingen
Hoofdstuk 7: Reactie College
Hoofdstuk 8: Nawoord Rekenkamer
In de hoofdstukken 2 tot en met 5 (bevindingen uit het onderzoek) hebben wij de
passages waar wij de bijzondere aandacht van de gemeenteraad voor vragen in cursief
opgenomen.
In de bijlagen hebben wij meer gedetailleerde informatie opgenomen:
Bijlage 1: Stappen onderzoek jaarrekening 2003
Bijlage 2: Afwijkingen van de lasten en baten ten opzichte van de dynamische
begroting van meer dan 225.000,--
Bijlage 3: Overzicht van afwijkingen tussen primitieve en dynamische begroting
Bijlage 4: Verordening Voorzieningen Gehandicapten
Bijlage 5: Gebruikte afkortingen
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
2
Onderzoek jaarrekening 2003
2. Overeenstemming van lasten en baten met de
begroting en de regelgeving
2.1 Inleiding
Lasten en baten dienen te voldoen aan eisen van rechtmatigheid. Deze houden in:
· Overeenstemming met de vastgestelde begroting;
· Verantwoording volgens de comptabiliteitsvoorschriften;
· Overeenstemming met wettelijke regels en regels van de gemeenteraad.
Ons oordeel over de rechtmatigheid van de jaarrekening baseren wij voor een deel op
het onderzoek door de accountant. Daarnaast hebben wij eigen onderzoek gedaan. Het
betreft hier onderzoek op hoofdlijnen, op basis van de inhoud van de jaarrekening. Wij
vinden dit noodzakelijk, omdat het onderzoek van de accountant (nog) niet gericht is op
het geven van een antwoord op de vraag in hoeverre de verantwoordde lasten en baten
in overeenstemming zijn met wettelijke regels en regels van de gemeenteraad. Ook
controleert de accountant niet of lasten in overeenstemming zijn met de door de raad
vastgestelde budgetten. Hij gaat na of ze in het kader van de mandatering binnen de
organisatie volgens de juiste procedures worden verantwoord in de administratie.
Overigens verandert dit met de accountantscontrole over 2004. Wij duiden hier kort
aan wat er gaat veranderen en hoe hierop wordt ingespeeld.
Vanaf de jaarrekening 2004 jaar moet de accountant naast zijn verklaring over de
getrouwheid, ook een verklaring over de rechtmatigheid van de jaarrekening geven. De
gemeenteraad moet daarvoor de opdracht geven.
Deze opdracht voor de accountant is voorbereid door een werkgroep uit de
raadscommissie Algemeen Bestuur (AB). De werkgroep doet het voorstel aan de
gemeenteraad om de accountant aanvullend op het rechtmatigheidsonderzoek dat hij
uitvoert om de wettelijk vereiste verklaring te kunnen afgeven, twee thema-
onderzoeken op het gebied van rechtmatigheid te laten doen. Wij ondersteunen dit
voorstel. Onze verwachting is namelijk dat dergelijke thema-onderzoeken veel
informatiever zijn, dan het onderzoek gericht op het afgeven van de verklaring of de
lasten, baten en balansmutaties rechtmatig tot stand zijn gekomen.
Bij de thema-onderzoeken zijn namelijk wet- en regelgeving de basis voor het
onderzoek. Er wordt dan (op basis van een steekproef) nagegaan of en in hoeverre de
geldende wettelijke regels (inclusief de regels van de gemeenteraad) zijn nageleefd.
Daarmee ontstaat er een helder beeld van de (on)rechtmatigheden bij de uitvoering van
de betreffende regelingen. Op basis hiervan is het vervolgens goed mogelijk tot een
verbetertraject te komen dat is toegesneden op de aard van de afwijkingen. De ene
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
3
Onderzoek jaarrekening 2003
afwijking zal aanleiding zijn voor het wijzigen van de verordening en de andere afwijking
zal leiden tot de opdracht de uitvoering voortaan conform de geldende regels te laten
plaatsvinden.
Het onderzoek gericht op de verklaring levert ons inziens dergelijke informatie in veel
mindere mate. De reden hiervoor is dat bij dat onderzoek niet de wet- en regelgeving
als uitgangspunt voor het onderzoek wordt gehanteerd. In plaats daarvan is dat het
onderzoek naar de getrouwheid dat de accountant al jaren uitvoert. Voor dat onderzoek
bepaalt hij op basis van onder meer de kwaliteit van de administratieve organisatie, de
interne controle en risico's een steekproef van te controleren lasten, baten en
balansmutaties. Deze steekproef gebruikt hij ook voor zijn rechtmatigheidsonderzoek.
Hij gaat voor de posten binnen de steekproef na of er een wet of verordening van
toepassing is en zo ja, in hoeverre die dan nageleefd is. Eventuele afwijkingen die de
accountant tegenkomt meldt hij in een afzonderlijke rapportage aan de gemeenteraad.
Dit levert een meer gefragmenteerd beeld op en zal daardoor eerder leiden tot het
treffen van ad-hoc maatregelen.
Om de accountant vanaf de jaarrekening 2004 een verklaring over rechtmatigheid te
kunnen laten afgeven, is de nodige voorbereiding van de organisatie nodig. In zijn
offerte stelt de accountant hierover: `Voor de gemeente is essentieel dat de meting van
rechtmatigheidsaspecten met ingang van 2004 structureel en herkenbaar wordt
ingebouwd in de eigen planning & controlcyclus en het hierbij behorende systeem van
interne risicoafweging. Zonder deze beheersmatige invulling is het voor Deloitte niet
goed mogelijk te komen tot een rechtmatigheidsoordeel'.
In het kader van ons onderzoek zijn wij nagegaan hoe de organisatie zich heeft
voorbereid op het rechtmatigheidsonderzoek van de accountant. Hieruit is naar voren
gekomen dat de voorbereidingen dit jaar zijn begonnen. Hiertoe wordt per directie een
risico-analyse uitgevoerd. Daarbij is gekozen voor een insteek die breder is dan
rechtmatigheid. Er wordt niet alleen gekeken naar de risico's ten aanzien van wet- en
regelgeving, maar bijvoorbeeld ook naar interne werkprocedures en imago van de
gemeente. Bij de uitvoering van de risico-analyse zijn er grote verschillen tussen de
directies in de fase van uitvoering. Er zijn directies die al klaar zijn (DGG, DSB (al
afgerond in 2003)), directies waar de risico-analyse op dit moment wordt uitgevoerd
(DBO, DIW, Brandweer) en een directie die nog moet beginnen (DWS).
Het uitvoeren van de risico-analyse moet gezien worden als brede inventarisatie van
waar de gemeente risico's loopt. Op basis van dit beeld wordt bepaald of en zo ja, bij
welke processen maatregelen getroffen moeten worden.
Binnen de directie DSB zijn inmiddels per afdeling maatregelen geformuleerd. Ons is
aangegeven dat in het managementteam van de directie regelmatig aandacht wordt
besteed aan de voortgang van de uitvoering. Verder is aangegeven dat de directie DSB
nu aanvullend, met het oog op de rechtmatigheidscontrole door de accountant, werkt aan
een inventarisatie van alle relevante wet- en regelgeving voor de directie. Daarbij wordt
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
4
Onderzoek jaarrekening 2003
tevens een inschatting gemaakt van de mate waarin deze wet- en regelgeving wordt
nageleefd. De planning is deze inventarisatie in september/oktober 2004 af te ronden
en op basis daarvan waar nodig maatregelen te treffen.
Binnen de directie DGG wordt nu de slag gemaakt van het formuleren van maatregelen
naar aanleiding van de bevindingen uit de risico-inventarisatie.
Binnen de directie DIW wordt, vooruitlopend op de resultaten van de risico-analyse,
gewerkt aan een algemene maatregel voor de borging van de kwaliteit van producten en
processen. Hierbij is kwaliteit breed gedefinieerd. Naast rechtmatigheid gaat het
bijvoorbeeld ook om efficiëntie en klanttevredenheid. In het proces van organisatie-
ontwikkeling is besloten bij elke afdeling (zonodig per bureau) een
kwaliteitsmedewerker te introduceren naar het voorbeeld van de afdeling SoZaWe.
Daarnaast wordt voorzien in verbijzonderde interne controle door de afdeling Planning &
Control.
Gezien de fase waarin de voorbereiding op de rechtmatigheidscontrole zich nu bevindt,
is onze inschatting (en die van de accountant) dat men er slechts zeer gedeeltelijk in zal
slagen om nog in 2004 rechtmatigheidsaspecten systematisch in de planning- en
conctrolcyclus in te bouwen. De kans is groot dat geen goedkeurende verklaring voor
rechtmatigheid wordt gegeven. Dit vinden wij op dit moment geen groot probleem,
zolang maar met de nodige energie aan verbeteringen wordt gewerkt die erop gericht
zijn binnen afzienbare tijd wel te voldoen aan de eisen van rechtmatigheid.
2.2 Rechtmatigheid van de jaarrekening
De controle door de externe accountant resulteert in een goedkeurende verklaring. Er
is dus sprake van een getrouw beeld van de financiële positie op 31 december 2003 en
de baten en lasten over 2003. Of met andere woorden: de financiële mutaties zijn juist
en volledig verwerkt in de boekhouding. In zijn oordeel stelt de accountant echter
nadrukkelijk dat op een aantal punten wordt afgeweken van de wettelijke eisen voor
verslaglegging. Deze zijn genoemd in de jaarrekening zelf. Die afwijkingen zijn bij de
geldende regels geen grond voor de accountant om niet tot een goedkeurende verklaring
te komen. In zijn rapport naar aanleiding van de controle van de jaarrekening 2003 stelt
de accountant: `De ruimte die er in het verleden was om van de
comptabiliteitsvoorschriften af te wijken zal kleiner worden, hetgeen sneller van invloed
zal zijn op ons oordeel over het getrouwe beeld van de jaarrekening alsmede het oordeel
over een rechtmatige verantwoording van de baten en lasten en de balansmutaties (...)'.
Hij adviseert dan ook de invoering van Bbv aan te grijpen om direct in volle omvang aan
de verslaggevingsvoorschriften te gaan voldoen. `Wordt van deze gelegenheid geen
gebruik gemaakt, dan voorzien wij dat het niet voldoen aan de
verslaggevingsvoorschriften een slepende kwestie wordt' (blz 11).
In ons gesprek met de accountant gaf hij aan dat zijn inschatting is dat wanneer elke
directie een (goed ingevoerde) medewerker een week vrij zou maken voor het invullen
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
5
Onderzoek jaarrekening 2003
van de nieuwe verslagleggingseisen al een enorme kwaliteitsslag gemaakt kan worden.
Het niet maken van een kwaliteitsslag kan een gevaar opleveren voor een goedkeurende
verklaring.
De goedkeurende verklaring van de accountant zegt niets over de overeenstemming met
de vastgestelde begroting of de overeenstemming met wettelijke regels en regels van
de gemeenteraad. Pas vanaf de jaarrekening 2004 is de accountant verplicht deze
punten mee te nemen in zijn controle (controle gericht op rechtmatigheidsverklaring).
Over- en onderschrijdingen ten opzichte van de begroting
In de jaarrekening 2003 is sprake van diverse (grote) over- en onderschrijdingen. Er
zijn dus extra of minder uitgaven gedaan dan door de raad geautoriseerd. In bijlage 2
hebben wij een overzicht opgenomen van de over- en onderschrijdingen van de lasten en
baten van 225.000,00 of meer ten opzichte van de dynamische begroting. Voor alle
duidelijkheid: de dynamische begroting is de begroting waarin de meldingen van over- en
onderschrijdingen uit de Zomernota en de begrotingswijzigingen die in de loop van het
jaar zijn vastgesteld, zijn verwerkt.
Wij vinden het aantal en de omvang van de afwijkingen van de begroting zodanig groot,
dat wij de conclusie van het college in de Najaarbrief (dd 25 november 2003, kenmerk
C510/3.69124) `dat de grootste problemen inmiddels niet meer zitten in de interne
budgetbeheersing, maar zich voornamelijk voordoen bij externe, door ons niet direct te
beïnvloeden oorzaken en bij onze zogenaamde verbonden partijen (...)' niet delen. De
programma's die afwijkingen laten zien ten opzichte van de dynamische begroting
betreffen zowel programma's waarin sprake is van relatief veel als van relatief weinig
externe invloeden. Wij stellen dan ook weer vraagtekens bij de budgetdiscipline binnen
de organisatie. De informatie die wij in de gesprekken hebben verzameld steunt deze
gedachte.
In de gesprekken die wij met de directies hebben gevoerd, is onder meer naar voren
gebracht dat de meldingen voor de marap's te veel zijn gericht op overschrijdingen en
niet of nauwelijks op onderschrijdingen. Het voornemen is dit volgend jaar te
verbeteren. Verder is vanuit de directies aangegeven dat het voor de
programmaverantwoordelijke lastig is te sturen op productgroepen die onderdeel
uitmaken van het programma, maar buiten de eigen directie worden uitgevoerd. In het
verlengde hiervan is naar voren gebracht dat DIBB in de praktijk niet wordt gebruikt
als sturingsinstrument. Momenteel loopt een traject verbetering programmasturing.
Het voornemen van vorig jaar om tussentijds af te sluiten als middel om de
budgetdiscipline te vergroten is niet tot uitvoering gekomen. Vanuit het concern is
aangegeven dat de nadruk niet is gelegd op tussentijds fysiek afsluiten, maar dat is
ingezet op het `bijzijn' van de administraties. Als voorbeelden zijn genoemd het
opschonen van tussenrekeningen en de post onderhanden werk. Tussentijdse afsluiting
zal binnen het nieuwe financieel systeem wel een prominente plaats innemen.
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
6
Onderzoek jaarrekening 2003
Aan de gemeentebrede cursus `budgetdiscipline', al aangekondigd naar aanleiding van ons
onderzoek naar de jaarrekening 2000, is nog geen invulling gegeven. In plaats van de
cursus zijn in de afgelopen jaren andere maatregelen getroffen. In het gesprek met het
concern is ons aangegeven dat in 2003 is aangesloten bij `natuurlijke momenten' om
budgetdiscipline onder de aandacht van budgethouders te brengen.
Inmiddels is in 2004 voor de keten openbare ruimte door de directies DGG en DSB een
cursus budgethoudersschap ontwikkeld en gegeven. Binnen de directie DGG is in 2004
ook een cursus budgethoudersschap ontwikkeld voor alle budgethouders. De eerste
groep heeft de cursus inmiddels afgerond; voor de tweede (en laatste groep) loopt deze
nu.
De toelichtingen bij de afwijkingen in de begroting vinden wij in zijn algemeenheid nog
steeds onvoldoende helder. Wij hebben hiervoor de volgende redenen:
· De verschillenanalyse vindt in veel gevallen plaats op het niveau van het saldo, in
plaats van op de lasten en baten afzonderlijk. Dit ondanks de toezegging van de
wethouder bij de behandeling van de jaarrekening 2002 om dit in de jaarrekening
2003 niet langer zo te doen. Deze manier van verantwoorden staat op gespannen
voet met het budgetrecht van de gemeenteraad. De Gemeentewet stelt (artikel 189)
dat de gemeenteraad jaarlijks voor alle taken en activiteiten de bedragen op de
begroting brengt die hij daarvoor beschikbaar stelt en de financiële middelen die hij
naar verwachting kan aanwenden. Ten laste van de gemeente kunnen slechts uitgaven
worden gedaan tot de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht. Extra
inkomsten betekenen dus niet dat ook extra uitgaven gedaan kunnen worden.
Voorbeelden van (onderdelen van) programma's, waarin sprake is van grote
afwijkingen tussen (dynamische) begroting en jaarrekening en waar op saldo wordt
toegelicht zijn: 2210, 5210, 5310, 6210, 6310, 7310 en 7410.
· Diverse malen wordt de verklaring `opgehangen' aan (deel)producten in DIBB;
dergelijke verklaringen zijn alleen te begrijpen wanneer de lezer naast de
jaarrekening (het boekwerk) DIBB opent. Het komt ook voor dat in de
verschillenanalyse geen (herkenbare) link wordt gelegd met de productgroepen in
het financiële overzicht. De verklaring is in die gevallen in onze ogen moeilijk
leesbaar. Voorbeelden daarvan zijn (onderdelen van) de verschillenanalyse van de
programma's 2220, 3110, 3210, 4120, 4150, 4230, 5310, 7310, 7410 en 8410.
Wij zijn van mening dat de jaarrekening als integraal verantwoordingsdocument
zelfstandig leesbaar moet zijn. Dat is bij deze wijze van presenteren van de
informatie niet het geval. Wij zijn van mening dat voor meer gedetailleerde
informatie in zijn algemeenheid naar DIBB kan worden verwezen. In het geval er op
productgroepniveau echter sprake is van grote verschillen tussen de begroting en
rekening vinden wij dat deze in de rekening moeten worden toegelicht. Ons argument
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
7
Onderzoek jaarrekening 2003
hiervoor is te vinden in artikel 6, lid 2d van de Financiële beheersverordening waarin
gesteld wordt dat het college ervoor zorg draagt dat de lasten van de
product(groep)en niet dusdanig worden overschreden dat het verwezenlijken van
andere product(groep)en binnen hetzelfde programma onder druk komt. Wanneer de
verschillen tussen begroting en rekening op productgroepniveau groot zijn, is de kans
dat de uitvoering van andere productgroepen en daarmee de rest van het programma
onder druk komt reëel. De gemeenteraad moet ons inziens dan geïnformeerd worden
over de oorzaken en gevolgen van die overschrijding.
· In diverse gevallen wordt geen analyse gegeven van het opgetreden verschil. Er
wordt dan bijvoorbeeld volstaan met een opsomming van de bedragen (met financieel
technische aanduidingen) waaruit het verschil bestaat. Er wordt niet aangegeven wat
de oorzaken zijn van het ontstaan van het verschil. Voorbeelden hiervan zijn
(onderdelen van) de verschillenanalyse van de programma's 2210, 4150, 4210, 4310
(wij doelen hier specifiek op de onderdelen die niet in het VGP aan de orde komen),
6110, 6230, 7210, 7310, 7410 en 8110.
· Er wordt geen onderscheid gemaakt naar apparaats- en programmakosten. Om te
bepalen of over- of onderschrijdingen acceptabel zijn is het belangrijk hier inzicht
in hebben. Bij afwijkingen op apparaatskosten kan het zijn dat dezelfde producten
worden gemaakt en/of effecten worden gerealiseerd, maar dat de inzet van
bijvoorbeeld personeel anders uitvalt of duurder is dan verwacht. Het is ook
mogelijk dat personeel wordt ingezet voor activiteiten die niet zijn geraamd. Als
sprake is van heldere spelregels en van transparante afwijkingen in apparaatskosten
kunnen deze in het kader van een flexibele bedrijfsvoering acceptabel zijn. Bij over-
maar ook bij onderschrijdingen in de sfeer van programma-uitgaven ligt er een
directe relatie met inhoudelijk ander beleid of andere producten. Hierbij is dus het
budgetrecht van de raad rechtstreeks aan de orde.
Overigens hebben wij ook geconstateerd dat een aantal malen een boekingsfout als
oorzaak van een verschil wordt aangegeven. Wij vinden dat er alles aan gedaan moet
worden om boekingsfouten te corrigeren, voordat de cijfers definitief worden.
Voorbeelden van programma's waarin boekingsfouten als verklaring voor de opgetreden
verschillen worden gegeven, zijn: 4120, 4210, 6210 en 7210.
Gegeven dit beeld hebben wij ons in de gesprekken met de directeuren (en hun
controllers) geconcentreerd op de verschillenanalyse. Per directie hebben wij drie tot
vier programma's geselecteerd waarvan wij de verschillenanalyse onduidelijk vonden.
Hierover hebben wij hen enkele vragen gesteld. Onze aanvullende vragen bij de
afwijkingen van de lasten en baten ten opzichte van de begroting en de daarvoor
gegeven verklaringen zijn naar tevredenheid beantwoord.
Wij hebben de indruk dat deze antwoorden zonder veel extra inspanningen aan ons
verstrekt konden worden. Enige uitzondering hierop zijn de gevallen waarin een andere
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
8
Onderzoek jaarrekening 2003
dan de contactdirectie verantwoordelijk is voor een onderdeel van het programma. Wat
ons verder opviel in de gesprekken was dat in diverse gevallen voor verklaringen van
verschillen werd verwezen naar eerdere meldingen, eerder verstrekte
verantwoordingsinformatie en/of DIBB. Zoals eerder vermeld zijn wij van mening dat de
jaarrekening zelfstandig leesbaar moet zijn en vinden het niet acceptabel wanneer
wordt volstaan met een verwijzing naar eerdere verantwoordingsinformatie. In zo'n
geval vinden wij het noodzakelijk dat naast die verwijzing tenminste een samenvatting
van enkele regels in de jaarrekening wordt opgenomen.
Als hiervoor ook aangegeven zijn wij van mening dat voor meer gedetailleerde
informatie in zijn algemeenheid naar DIBB kan worden verwezen. In het geval er op
productgroepniveau echter sprake is van grote verschillen tussen de begroting en
rekening vinden wij dat deze in de rekening, als zelfstandig leesbaar
verantwoordingsdocument, moeten worden toegelicht.
Ons inziens kan de raad op basis van de opgenomen informatie vaak niet bepalen in
hoeverre over- of onderschrijdingen acceptabel zijn. Een verbetering van de
verschillenanalyse is ons inziens van groot belang. Ook al omdat wij bij het uitblijven
daarvan problemen voorzien bij de uitvoering van de rechtmatigheidscontrole van de
accountant vanaf de jaarrekening 2004. Hij zegt hierover in zijn offerte dat hij de
begrotingsrechtmatigheid alleen op rationele wijze kan onderzoeken, als afwijkingen van
de begroting reeds intern door de verantwoordelijke budgethouders zijn geanalyseerd.
Totstandkoming van de dynamische begroting
Als gezegd worden de cijfers van de jaarrekening afgezet tegen die uit de dynamische
begroting. De dynamische begroting betreft de begroting, waarin de
begrotingswijzigingen die in de loop van het jaar zijn vastgesteld zijn verwerkt,
inclusief de Zomernota. De Najaarsbrief is niet verwerkt in de dynamische begroting.
In bijlage 3 hebben wij een overzicht opgenomen waarin de verschillen tussen de
primitieve en de dynamische begroting zijn weergegeven.
De verschillen tussen de primitieve en dynamische begroting zijn in veel gevallen erg
groot. Wij zijn van mening dat eenvoudig nagegaan moet kunnen worden hoe het verschil
tussen de primitieve en dynamische begroting is opgebouwd. Wij hebben hiertoe zelf
een poging gedaan. Wij hebben geconstateerd dat het niet meevalt inzicht te krijgen in
het ontstaan van de dynamische begroting.
In de jaarrekening zelf is op twee uitzonderingen na (2220 Brandweer en
Rampenbestrijding en 8220 Concerninkomsten) niet aangegeven hoe de cijfers in de
dynamische begroting tot stand zijn gekomen.
Begrotingswijzigingen zijn niet opgenomen in het raadsboekwerk (hoewel deze onderdeel
uitmaken van een raadsvoorstel). Wij zijn van mening dat bij het raadsvoorstel altijd
tenminste een eenvoudig overzicht moet worden opgenomen waarin de consequenties
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
9
Onderzoek jaarrekening 2003
voor de (aangepaste) begroting helder worden. In onze ogen zou het nog
overzichtelijker zijn wanneer elke begrotingswijziging volgens een vast stramien via een
afzonderlijk raadsvoorstel vastgesteld zou worden.
Begrotingswijzigingen zijn in veel gevallen lastig te vinden en bovendien vaak niet
digitaal beschikbaar:
· Wij hebben in de digitale raadsbesluitenlijsten van 2003 gezocht op de term
`begrotingswijziging'. Dit leverde dertien treffers op (exclusief de technische
wijziging (zie hierna) en exclusief de Zomernota). Deze hadden betrekking op drie
begrotingsprogramma's: Arbeidsmarktbeleid, Inkomen en Onderwijs. In vier gevallen
was niet aangegeven op welk programma uit de begroting het raadsvoorstel
betrekking had. Vervolgens hebben wij hier in de digitale agenda van de
raadsvergadering het raadsvoorstel bij gezocht. In vijf gevallen was de
begrotingswijziging beschikbaar bij het raadsvoorstel.
· Begrotingswijzigingen zijn niet eenvoudig terug te vinden in DIBB. Wij zijn voor een
twintigtal productgroepen waarbij sprake is van grote verschillen tussen de
primitieve en dynamische begroting nagegaan welke begrotingswijzigingen hieraan
ten grondslag hebben gelegen. Dit leverde steeds de melding `geen records
aangetroffen' op. Begrotingswijzigingen zijn via de `ingang' van het programma alleen
te vinden wanneer ook tekstuele wijzigingen zijn doorgevoerd. Wanneer geen
tekstuele wijzigingen zijn doorgevoerd zijn begrotingswijzigingen alleen te vinden via
een overzicht van de doorgevoerde begrotingswijzigingen. Deze
begrotingswijzigingen kennen een eigen nummering (zie hierna). Bij ons onderzoek
naar de jaarrekening 2002 hebben wij dit probleem ook geconstateerd en onder de
aandacht gebracht. Toen is aangegeven dat zou worden nagegaan of het betreffende
raadsbesluit via DIBB toegankelijk gemaakt kan worden. Ons is nu aangegeven dat er
voor gekozen is te wachten met aanpassingen aan de structuur van DIBB tot het
nieuwe financiële systeem operationeel is (volgens planning 1 januari 2005).
· Via het overzicht van begrotingswijzigingen in DIBB zijn wij vervolgens nagegaan
welke door de gemeenteraad vastgestelde begrotingswijzigingen in DIBB zijn
verwerkt. Dit leverde 72 treffers op. Dit is inclusief twaalf van de dertien
begrotingswijzigingen die wij al via de digitale besluitenlijst hadden gevonden. Van
deze 72 treffers is in 34 gevallen het nummer van het raadsvoorstel of het
registratienummer van het raadsvoorstel opgenomen. In de overige 38 gevallen is
geen verwijzing (of alleen de datum van het raadsbesluit) opgenomen.
In die gevallen dat een verwijzing naar een raadsvoorstel is opgenomen, hebben wij
deze opgezocht in het bestuurlijk informatiesysteem. Dit leverde in 12 gevallen de
melding op `er zijn geen documenten die aan de opgegeven criteria voldoen'. In 4
gevallen troffen wij een expliciet raadsbesluit aan. Deze hadden wij alle al eerder
gevonden via de digitale besluitenlijst. In de overige gevallen werd niet expliciet
gevraagd `bijgevoegde begrotingswijziging vast te stellen', maar zijn de voorstellen
geformuleerd in termen als: `voorstel om te besluiten: de volgende bedragen
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
10
Onderzoek jaarrekening 2003
beschikbaar te stellen ..., de genoemde bedragen ten laste te brengen van ..., in te
stemmen met de door het bestuur van de gemeenschappelijke regeling voorgelegde
begroting ...'.
Wij blijven van mening dat begrotingswijzigingen voor de gemeenteraad eenvoudig terug
te vinden moeten zijn in DIBB, omdat:
- begrotingswijzigingen op productgroepniveau en lager weliswaar niet door de raad
worden vastgesteld, maar wel voor raadsleden inzichtelijk moeten zijn;
- het gaat om wijzigingen op het door de raad integraal vastgestelde kader voor
beleid en financiën (de begroting). De consequenties van begrotingswijzigingen voor
dit integrale document moeten ons inziens te allen tijde inzichtelijk zijn.
Wat de vergelijking tussen de primitieve en de dynamische begroting dit jaar extra
complex maakt is dat de gemeenteraad in zijn vergadering van maart 2003 een
`technische' begrotingswijziging heeft vastgesteld voor de invoering van de nieuwe
begrotingsstructuur. Deze wijziging was al aangekondigd in de begroting 2003. Met
deze begrotingswijziging zijn productgroepen en onderliggende producten en
deelproducten samengevoegd, opnieuw gedefinieerd en soms verschoven. Door deze
conversie is de financiële totaaltelling op programmaniveau gewijzigd. In het
raadsvoorstel voor deze begrotingswijziging zijn de financiële consequenties per
programma zichtbaar gemaakt; de grote verschillen zijn toegelicht. Tevens zijn de
programma's in hun nieuwe opzet bijgevoegd. Deze nieuwe programma's worden in de
jaarrekening aangeduid als de primitieve begroting. Het in de begroting aangekondigde
`Stadsactieprogramma', dat gelijktijdig met de technische begrotingswijziging zou
worden voorgelegd, is niet opgesteld. Dit zou een meer inhoudelijke invulling van de
begrotingswijziging zijn: `(...) waarin wij per programma aangeven wat voor de
onderliggende productgroepen de belangrijkste te behalen resultaten zijn en de
realisatietermijnen voor de periode 2003 2006'.
2.3 Rechtmatigheid Wet voorzieningen gehandicapten
In het kader van de rechtmatigheidscontrole hebben wij dit jaar ons eigen onderzoek
gericht op de rechtmatigheid bij de uitvoering van de Wet voorzieningen gehandicapten
(WVG).
Werkwijze
Bij het uitvoeren van het onderzoek hebben wij gekozen voor dossieronderzoek. Wij
hebben de unit WVG van de afdeling SoZaWe gevraagd voor elke categorie
voorzieningen die binnen de Verordening Voorzieningen Gehandicapten wordt
onderscheiden uit elke maand een dossier te selecteren. Omdat er binnen de woon- en
vervoersvoorzieningen twee grote verschillende categorieën voorzieningen worden
onderscheiden, heeft men ons (met het oog op een evenwichtig beeld) voor deze
categorieën meer dossiers verstrekt. Uit bestudering van de dossiers bleek in veel
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
11
Onderzoek jaarrekening 2003
gevallen dat een aanvraag betrekking had op meerdere voorzieningen en/of dat binnen
2003 door één persoon meer aanvragen zijn gedaan voor verschillende voorzieningen. In
een aantal gevallen was sprake beëindiging van (één van) de voorziening(en). Uiteindelijk
hebben wij in ons onderzoek de volgende aanvragen beoordeeld:
· Woonvoorziening: 39
· Vervoersvoorziening: 24
· Rolstoel: 22
In onze ogen richt rechtmatigheidsonderzoek in het kader van de jaarrekening zich op
de toepassing van wet- en regelgeving ten aanzien van baten, lasten en balansmutaties.
Wij zijn daartoe voor de geselecteerde aanvragen nagegaan in hoeverre de artikelen uit
de Verordening Voorzieningen Gehandicapten in 2003 zijn nageleefd. Daarnaast zijn wij
nagegaan in hoeverre de termijnen waarbinnen een besluit moet worden genomen zijn
nageleefd. Deze termijnen volgen uit de Algemene Wet Bestuursrecht. In de
Verordening wordt het college opgedragen een aantal zaken nader te regelen (op basis
van artikel 1.3 en 1.4). Wij hebben niet onderzocht in hoeverre deze regels worden
nageleefd, omdat het hierbij niet gaat om wettelijke regels. Rechtmatigheidsonderzoek
moet zich in onze ogen beperken tot wettelijke regelingen.
Naar aanleiding van de bevindingen uit het dossieronderzoek hebben wij een gesprek
gevoerd met de kwaliteitsmedewerker van de unit WVG. Ons verslag van de bevindingen
is gebaseerd op het dossieronderzoek en dit gesprek. Wij starten met enkele algemene
opmerkingen en de bevindingen bij de artikelen die niet specifiek op één categorie
voorziening zijn gericht. Vervolgens presenteren wij de bevindingen voor de
afzonderlijke categorieën voorzieningen.
De tekst van de Verordening is opgenomen in bijlage 4.
Algemene bevindingen
De door ons onderzochte dossiers zijn redelijk tot goed op orde. Slechts enkele
dossiers zijn incompleet (voor wat betreft de onderzochte tab(s) 2003).Over de
uitvoering van diverse artikelen is geen gerichte informatie in het dossier opgenomen.
In die gevallen kan niet worden vastgesteld of de regels correct worden toegepast. Wat
ook diverse malen voorkomt is dat stukken niet op chronologische volgorde, dubbel of
driedubbel in het dossier zijn opgenomen. Zeker in het geval er in één jaar meerdere
aanvragen aan de orde zijn, vergt het relatief veel zoekwerk binnen het dossier om een
goed beeld te krijgen van de afhandeling per aanvraag.
Ons is opgevallen dat geen van de onderzochte aanvragen voor een voorziening heeft
plaatsgevonden als voorgeschreven in de Verordening. Volgens de Verordening dient een
aanvraag voor een voorziening te worden ingediend door middel van een door
Burgemeester en Wethouders beschikbaar gesteld formulier (artikel 5.1). Alle door ons
onderzochte aanvragen zijn ingediend bij het Regionaal Indicatie Orgaan (RIO). Hierbij
is echter ook geen sprake van een door de aanvragen getekend formulier of iets
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
12
Onderzoek jaarrekening 2003
dergelijks. In de brief met het advies op de aanvraag die het RIO verstuurt aan de
aanvrager en die de gemeente in afschrift ontvangt is aangegeven dat een aanvraag is
ingediend. De aanvragen hebben dus niet rechtmatig plaatsgevonden.
Hoewel dit geen onrechtmatigheid betreft, willen wij hier toch melden dat op alle door
ons onderzochte aanvragen advies is uitgebracht door het RIO. Navraag heeft
opgeleverd dat dat gebeurt voor alle aanvragen. Volgens artikel 6.1, lid 2 en lid 4 is dit
niet noodzakelijk. Volgens dit artikel vragen Burgemeester en Wethouder alleen advies
wanneer zij dat gewenst vinden (lid 2), dan wel hebben zij deze bevoegdheid (lid 4). Uit
het door ons gevoerde gesprek is naar voren gekomen dat nooit is vastgelegd dat
Burgemeester en Wethouders het altijd noodzakelijk vinden advies in te winnen bij het
RIO.
Volgens artikel 6.2 is degene aan wie krachtens de Verordening een voorziening is
verstrekt verplicht relevante wijzigingen in omstandigheden te melden. Wij zijn slechts
3 gevallen van gewijzigde omstandigheden tegengekomen in de dossiers die door de
(nabestaanden van) de cliënt zijn gemeld. In één geval heeft het RIO bij de aanvraag
voor een nieuwe voorziening gemeld dat een voorziening (elektrische rolstoel) al
maanden niet meer gebruikt werd en ook niet meer gebruikt zou gaan worden. In het
gesprek met de kwaliteitsmedewerker WVG is aangegeven dat op dit moment voor het
eerst een grootschalig heronderzoek wordt uitgevoerd. Het heronderzoek is gericht op
het recht op een vervoerskostenvergoeding.
De adviseurs van het RIO beschikken niet altijd over alle in de in de Verordening
voorgeschreven kennis (artikel 6.1, lid 3). Voor een aantal kennisgebieden wordt uit de
dossier niet (altijd) duidelijk of zij hierover beschikken. Niet alle adviseurs hebben
kennis op het niveau van een arts; niet alle adviseurs hebben (aantoonbaar)
ergonomische kennis. Of de adviseurs sociale en technische kennis hebben is niet te
achterhalen uit de onderzochte dossiers. Navraag heeft opgeleverd dat de gemeente
geen zicht heeft op de kennis en vaardigheden van de medewerkers van het RIO.
Het advies van het RIO dat de gemeente (in afschrift) ontvangt en dat voor de
gemeente de basis is voor haar procedure inzake de WVG is in onze ogen:
· Transparant in uitgevoerde activiteiten;
· Helder in zijn beschrijving van de situatie en argumentatie achter zijn advies een
voorziening al dan niet toe te kennen.
Het advies van het RIO wordt herkenbaar gebruikt in de beschikking op de door ons
bestudeerde aanvragen. In de beschikking is steeds verwezen naar de relevante
artikelen voor toe- of afwijzing van de voorziening (artikel 1.2 en relevant artikel voor
type voorziening).
Uit de dossiers wordt niet duidelijk in hoeverre gronden voor weigering (artikel 5.2, lid
b tot en met d) aan de orde zijn. In de dossiers is hierover geen gerichte informatie
opgenomen. In het accountantsonderzoek volgend jaar vallen dergelijke bevindingen
onder de categorie `onzekerheid'. Hij kan immers niet controleren of iets correct is. In
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
13
Onderzoek jaarrekening 2003
zijn rechtmatigheidsonderzoek mogen alle bedragen samen waarbij sprake is van
`onzekerheid' niet groter zijn dan 3% van de totale lasten.
Op basis van de Algemene Wet Bestuursrecht dient een besluit op een aanvraag voor
een voorziening op grond van de Wet Voorzieningen Gehandicapten uiterlijk acht weken
na de aanvraag te worden genomen. Gebleken is dat de mate van overschrijding van deze
termijn alleen met veel extra onderzoekswerk exact is vast te stellen. De reden hiervan
is dat bijna alle aanvragen mondeling bij het RIO worden ingediend. Wij hebben
besloten dit extra onderzoek niet te doen. Op basis van het dossieronderzoek en het
gesprek dat wij hebben gevoerd komt het beeld naar voren dat in het merendeel van de
aanvragen de termijn voor besluitvorming wordt overschreden:
· In een gesprek dat wij met de kwaliteitsmedewerker WVG hebben gevoerd gaf hij
aan dat geschat wordt dat de doorlooptijd tussen aanvraag en besluitvorming in
2003 in 70% van de aanvragen meer dan acht weken was.
· Op basis van ons eigen onderzoek hebben wij geconstateerd dat de doorlooptijd bij
de gemeente (gerekend vanaf de datering van het advies van het RIO tot en met de
verzending van de beschikking aan de aanvragen door de gemeente) voor 46 van de
72 aanvragen acht weken of meer bedroeg. Dat is 64%. Per type voorziening gaat
het om de volgende cijfers:
Type voorziening Aantal aanvragen in Aantal aanvr. met doorlooptijd
onderzochte dossiers GEMEENTE > 8 weken
Woonvoorziening
· Verhuiskostenvergoeding 72 5
· Woningaanpassing 203 13
· Woonvoorziening 7 2
Vervoersvoorziening
· Scootmobiel 84 6
· Driewielfiets 1 0
· Vervoerskostenvergoeding 115 9
Rolstoel
· (aanpassing) Rolstoel 186 11
· Sportrolstoel 0 Niet van toepassing
Totaal 72 46
2 Exclusief twee gevallen waarin onvoldoende informatie in het dossier is opgenomen om de
doorlooptijd van de aanvraag binnen de gemeente te kunnen vaststellen.
3 Exclusief een ingetrokken aanvraag. Exclusief twee gevallen waarin onvoldoende informatie in het
dossier is opgenomen om de doorlooptijd van de aanvraag binnen de gemeente te kunnen vaststellen.
4 Exclusief twee ingetrokken aanvragen.
5 Exclusief een geval waarin de aanvrager geen aanvullende gegevens met betrekking tot het inkomen
heeft toegestuurd. Exclusief een geval waarin onvoldoende informatie in het dossier is opgenomen
om de doorlooptijd van de aanvraag binnen de gemeente te kunnen vaststellen.
6 Exclusief een geval waarin een rolstoel is overgenomen van een andere gemeente. Exclusief een
geval waarin een rolstoel is overgedaan aan een andere gemeente. Exclusief twee gevallen waarin
onvoldoende informatie in het dossier is opgenomen om de doorlooptijd van de aanvraag binnen de
gemeente te kunnen vaststellen.
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
14
Onderzoek jaarrekening 2003
Ten aanzien van de woningaanpassing `bouwkundig' is in het gevoerde gesprek aangegeven
dat een termijn van acht weken vrijwel niet haalbaar is. Sinds voorjaar 2004 wordt voor
woningaanpassingen waarvan de kosten 2.000,00 of meer bedragen, gebruik gemaakt
van de mogelijkheid binnen de wet de termijn van afhandeling te verlengen tot veertien
weken (opschortende werking). De aanvrager wordt hier van op de hoogte gesteld.
In zijn algemeenheid is ons aangegeven dat voor 2004 de werkprocedures zijn
aangepast. Daarin is er onder meer extra aandacht voor de doorlooptijden.
Het is ons opgevallen dat bij de afhandeling van zes aanvragen voor een rolstoel de
beschikking, offerte, opdrachtverstrekking en levering niet in deze volgorde hebben
plaats gevonden. Soms is al een offerte aangevraagd (door het RIO), voordat een
beschikking is afgegeven. Een enkele keer is de offerte al bevestigd voordat de
beschikking is afgegeven.
Over 2003 (en voorgaande jaren) is de in de Verordening voorgeschreven jaarlijkse
evaluatie van de Verordening niet uitgevoerd (artikel 7.4).
Bevindingen bij verstrekken woonvoorzieningen (Hoofdstuk 2 Verordening
Voorzieningen Gehandicapten)
Alle verstrekte woonvoorzieningen vallen binnen de mogelijkheden van de Verordening
(artikel 2.1). Bij de uitvoering van Hoofdstuk 2 van de Verordening zijn wij bij de
uitvoering van twee artikelen onrechtmatigheden tegengekomen:
· Artikel 2.2 Gereedmelding, vaststelling en uitbetaling financiële tegemoetkoming; lid
1 en 2
Hoewel de termijn van 15 maanden voor gereedmeldingen in nog niet in alle gevallen
is verlopen, concluderen wij dat dit niet altijd plaatsvindt. Wij hebben namelijk maar
zes gereedmeldingen en 5 verzoeken om uitbetalingen (voorzien van de noodzakelijke
bijlagen) aangetroffen bij de onderzochte relevante aanvragen (22). Eén
gereedmelding was afkomstig van een aanvrager. De overige gereedmeldingen/
verzoeken om uitbetaling betroffen woningen van corporaties.
In het gesprek met de kwaliteitsmedewerker WVG is dit beeld bevestigd.
Aangegeven is dat inmiddels maatregelen zijn getroffen om in alle gevallen een
gereedmelding te krijgen (sinds voorjaar 2004).
· Artikel 2.6 Hoofdverblijf; lid 3
Dit artikel stelt dat de aanvraag moet worden ingediend in de gemeente waar de aan
te passen woning staat. Als onder algemene bevindingen al aangegeven zijn alle door
ons onderzochte aanvragen (mondeling) gedaan bij het RIO.
Voor de volgende artikelen kunnen wij op basis van ons dossieronderzoek niet
vaststellen of deze zijn nageleefd. In de dossiers is hierover geen specifieke informatie
opgenomen:
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
15
Onderzoek jaarrekening 2003
· Artikel 2.2 Gereedmelding, vaststelling en uitbetaling financiële tegemoetkoming;
lid 3 en 4.
Het enige dat wij hebben aangetroffen in de dossiers zijn aantekeningen (`krullen')
op gereedmeldingen/verzoeken om uitbetalingen en in het geval die er niet zijn
aantekeningen (`krullen') op de rekening van de aannemer.
· Artikel 2.6 Hoofdverblijf; lid 4
· Artikel 2.7 Aanvang werkzaamheden en controle, lid b, c en d
· Artikel 2.8 Frequentie van woningaanpassingen, lid 1
· Artikel 2.15, Verhuis- en herinrichtingskosten, lid 3
In het accountantsonderzoek volgend jaar vallen dergelijke bevindingen onder de
categorie `onzekerheid'. In zijn rechtmatigheidsonderzoek mogen de bedragen
gerelateerd aan `onzekerheid' niet groter zijn dan 3% van de totale lasten.
De situaties waarin de volgende artikelen voorzien, waren in geen van de onderzochte
dossiers aan de orde.
· Artikel 2.1, Type woonvoorzieningen; lid 1d tot en met 1g
· Artikel 2.6 Hoofdverblijf; lid 2, lid 5, lid 6 en lid 7
· Artikel 2.8 Frequentie van woningaanpassingen, lid 2 en 3
· Artikel 2.9 Het verwerven van grond
· Artikel 2.10 Woningaanpassingen van gemeenschappelijke ruimten
· Artikel 2.11 Woonwagen
· Artikel 2.12 Woonschip
· Artikel 2.13 Technische levensduur
· Artikel 2.14 Binnenschip
· Artikel 2.15, Verhuis- en herinrichtingskosten, lid 1b, lid 2b en d
· Artikel 2.16 Kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie
· Artikel 2.17 Kosten in verband met tijdelijke huisvesting
· Artikel 2.18 Huurderving
· Artikel 2.19 Kosten in verband met het verwijderen van voorzieningen
De overige artikelen zijn voor alle onderzochte aanvragen nageleefd.
Bevindingen bij verstrekken vervoersvoorzieningen (Hoofdstuk 3 Verordening
Voorzieningen Gehandicapten)
Alle verstrekte vervoersvoorzieningen vallen binnen de mogelijkheden van de
Verordening (artikel 3.1). Bij de uitvoering van Hoofdstuk 3 van de Verordening zijn wij
geen onrechtmatigheden tegengekomen.
Voor één artikel kunnen wij op basis van ons dossieronderzoek niet vaststellen of deze
is nageleefd. In de dossiers is hierover geen specifieke informatie opgenomen. Het gaat
om artikel 3.2 Het recht op een vervoersvoorziening, lid 2a. In één geval zijn geen
inkomensgegevens in het dossier opgenomen bij een aanvraag om een
vervoersvoorziening (artikel 3.2 lid 4).
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
16
Onderzoek jaarrekening 2003
In het accountantsonderzoek volgend jaar vallen dergelijke bevindingen onder de
categorie `onzekerheid'. In zijn rechtmatigheidsonderzoek mogen de bedragen
gerelateerd aan `onzekerheid' niet groter zijn dan 3% van de totale lasten.
De situaties waarin de volgende artikelen voorzien waren in geen van de onderzochte
dossiers aan de orde:
· Artikel 3.1 Algemene omschrijving, lid a1 en a2, lid b, lid c1 en 3;
· Artikel 3.2 Het recht op een vervoersvoorziening, lid 3
De overige artikelen zijn voor alle onderzochte aanvragen nageleefd.
Bevindingen bij verstrekken rolstoelen (Hoofdstuk 4 Verordening Voorzieningen
Gehandicapten)
Alle verstrekte rolstoelen vallen binnen de mogelijkheden van de Verordening (artikel
3.1). Bij de uitvoering van Hoofdstuk 4 van de Verordening zijn wij geen
onrechtmatigheden tegengekomen.
Volgens artikel 4.3 Bruikleen of eigendom, lid 1 wordt een rolstoel in natura verstrekt op
basis van een bruikleenovereenkomst. In 3 van de 20 relevante gevallen was in het
dossier geen ondertekende bruikleenovereenkomst opgenomen. Wij zijn niet nagegaan of
die bruikleenovereenkomsten buiten het dossier beschikbaar zijn. In het
accountantsonderzoek volgend jaar vallen dergelijke bevindingen onder de categorie
`onzekerheid'. In zijn rechtmatigheidsonderzoek mogen de bedragen gerelateerd aan
`onzekerheid' niet groter zijn dan 3% van de totale lasten.
De situaties waarin de volgende artikelen voorzien, waren in geen van de onderzochte
dossiers aan de orde:
· Artikel 4.1 Algemene omschrijving, lid b, c en d;
· Artikel 4.2 Het recht op een rolstoel, lid 2
· Artikel 4.3 Bruikleen of eigendom, lid 2
De overige artikelen zijn voor alle onderzochte aanvragen nageleefd.
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
17
Onderzoek jaarrekening 2003
3. Kwaliteit van de verantwoordingsinformatie
De jaarrekening geeft een beeld van de uitvoering van de begroting. Het is de bedoeling
dat in de toelichting op de jaarrekening wordt aangegeven in hoeverre de voornemens
uit de begroting zijn gerealiseerd. Wanneer er sprake is van verschillen tussen raming
en werkelijkheid dient hiervoor een verklaring te worden gegeven. Die verklaring dient
zich te richten op de geraamde versus de gerealiseerde lasten en baten, maar ook op de
relatie tussen de geraamde en werkelijke productie en effecten.
Vorig jaar hebben wij aanbevolen om vlak na afloop van het jaar de inhoudelijke
toelichtingen op te stellen, los van de cijfers. Hieraan is gehoor gegeven. Begin dit jaar
heeft de gemeentesecretaris gesprekken gevoerd met de directeuren over die
inhoudelijke toelichtingen. Wij waarderen dit positief.
De jaarrekening 2003 bestaat uit twee delen. In deel 1 (stadsrekening) staat de
beleidsverantwoording (tegenhanger van het bestuursprogramma uit de begroting), een
verslag van de bedrijfsvoering (geen voornemens in de begroting opgenomen) en een
samenvatting van het financieel verslag. Deel 2 (stadsjaarrekening) bevat, als spiegel
van de stadsbegroting, per programma zowel de beleidsinhoudelijke als de financiële
verantwoording. Verder bevat deel 2 de balans en toelichting, niet uit de balans
blijkende verplichtingen alsmede de wettelijk voorgeschreven staten. Overigens zijn
niet alle volgens de geldende comptabiliteitsvoorschriften vereiste onderdelen in de
jaarrekening opgenomen. De afwijkingen zijn benoemd in de inleiding op de
stadsjaarrekening. In paragraaf 3.8 van de stadsrekening is aangekondigd dat de staat
van restantkredieten via een separaat voorstel aan de raad wordt voorgelegd.
Deel 1: Stadsrekening
Wij zijn van mening dat deel 1 van de jaarrekening van de gemeente Nijmegen een
helder en prettig leesbaar stuk is. In hoofdstuk 1 wordt een goede beschrijving gegeven
van hetgeen is uitgevoerd in 2003. De beschrijvingen kennen echter net als in het
jaarverslag 2002 nauwelijks een relatie met het bestuursprogramma uit de begroting.
Activiteiten die werden beschreven in de begroting komen slechts deels in het
jaarverslag terug. Het jaarverslag beschrijft veel activiteiten die in de begroting niet
voorkwamen.
In deel 1 van de jaarrekening is, vooruitlopend op de eisen van Bbv, informatie
opgenomen over bedrijfsvoering en verbonden partijen. Deze was niet in de begroting
opgenomen. De opgenomen informatie heeft ook niet het karakter van
verantwoordingsinformatie. Het betreft hier met name informatie om het inzicht op de
betreffende terreinen voor de gemeenteraad te vergroten.
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
18
Onderzoek jaarrekening 2003
Deel 2: Stadsjaarrekening
Wij hebben dit jaar alle programma's uit de stadsjaarrekening van een kwaliteitsoordeel
voorzien. De eerste drie criteria om tot dit oordeel te komen zijn afgeleid van de
inmiddels bekende drie w-vragen: Wat is bereikt? Wat hebben wij daarvoor gedaan?
Wat heeft dat gekost? Verder hebben wij de programma's gescoord op het criterium
`leesbaarheid'. Voor de beoordeling hebben wij de programma's verdeeld over de leden
van de Rekenkamer; ieder van hen heeft zijn of haar oordeel gegeven. Het gaat hier dus
niet om een geobjectiveerde beoordeling, zoals bij ons onderzoek naar de kwaliteit van
de programmabegroting. Wij hebben hiervoor gekozen, gezien de relatief korte
doorlooptijd van dit onderzoek. De beoordeling levert het volgende beeld op:
Programma Waardering: 1= zeer slecht, 5 = zeer goed
Criterium 1 2 3 4 5
Er wordt uitgelegd in hoeverre beoogde doelen 12 11 11 7 3
feitelijk zijn gerealiseerd
Er wordt uitgelegd in hoeverre beoogde activiteiten 11 5 13 11 4
feitelijk hebben plaatsgevonden
Het verschil tussen geraamde en werkelijke lasten 9 11 17 4 1
wordt uitgelegd
De tekst is leesbaar 2 8 15 17 2
Gemiddeld scoren de programma's veruit het beste op de leesbaarheid. Wanneer de
scores voor het programma als geheel worden bekeken, blijkt dat er grote verschillen
zijn in de kwaliteit van de verantwoordingsinformatie per programma. Er zijn diverse
programma's die gemiddeld over de vier criteria een score van 2 of minder (slecht)
kennen, maar er zijn ook programma's die gemiddeld een score van 4 of hoger (goed)
hebben. Voorbeelden van goede programma's die gemiddeld goed scoren zijn 2120, 4410,
4220, 7110 en 7120. Voorbeelden van programma's die gemiddeld slecht scoren zijn
2210, 3210, 4310, 7210, 7310, 7330, 7410 en 8410.
Kijkend naar de scores van de programma's op de onderscheiden criteria, komt naar
voren dat de informatie over de realisatie van de beoogde doelen het slechtst scoort. In
veel gevallen wordt dit veroorzaakt doordat hier helemaal geen informatie over is
opgenomen. Er zijn ook programma's waarin ook geen informatie over de realisatie van
de doelen is opgenomen, maar waarin is toegelicht waarom dit (nog) niet het geval is. Dan
is een hogere score toegekend. De verantwoordingsinformatie in de meeste programma's
is gericht op de activiteiten. Een behoorlijk aantal programma's scoort hier goed op.
Voor veel programma's die slecht scoren geldt dat de informatie geen `spiegel' van de
begroting vormt. Er is volstaan met het opnemen van een beschrijving van hetgeen is
uitgevoerd, zonder een relatie te leggen met de voornemens uit de begroting. In de
gevallen dat goed wordt gescoord is juist een heldere relatie gelegd met de voornemens
uit de begroting. De zeer beperkte scores `goed' voor de kwaliteit van de
verantwoordingsinformatie met betrekking tot de verschillen tussen geraamde en
werkelijke lasten, wordt vooral veroorzaakt door het feit dat toelichtingen op saldo zijn
opgenomen. Wij zijn hier uitgebreid op ingegaan in hoofdstuk 2. Op deze plaats
verwijzen wij daarnaar.
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
19
Onderzoek jaarrekening 2003
Een aantal algemene punten van kritiek dat uit de beoordeling van de kwaliteit van de
programma's naar voren is gekomen is:
· In de meeste programma's wordt volstaan met constateringen. Er wordt niet
aangegeven wat hiervan geleerd kan worden.
· Het komt nog steeds voor dat in toelichtingen verwezen wordt naar nota's,
evaluaties en verantwoordingsdocumenten zonder dat hiervan een korte
samenvatting is opgenomen. Dit doet geen recht aan het uitgangspunt dat de
jaarrekening een integraal en zelfstandig leesbaar verantwoordingsdocument moet
zijn.
· In de meeste gevallen is de verantwoordingsinformatie niet systematisch verwerkt.
De antwoorden op de drie w-vragen zijn verspreid in de tekst opgenomen. Met name
de informatie onder het kopje `signalering' is zeer divers. In onze eerdere
onderzoeken naar de jaarrekening hebben wij dit ook geconstateerd. Ook in ons
onderzoek naar de programmabegroting kwam naar voren dat de informatie niet
systematisch in de onderscheiden rubrieken is ondergebracht. Wij hebben toen
aangegeven dat wij dit constaterende niet zien wat de toegevoegde waarde van de
eigen indeling is boven de indeling van de (voorgeschreven!) drie w-vragen. Wij
hebben de gemeenteraad aanbevolen in de opzet van de programma's de drie w-
vragen centraal te stellen. Wanneer daar behoefte aan is kan, gekoppeld aan een van
de drie w-vragen of als inleiding op het programma, de informatie die nu binnen de
eigen indeling is voorzien worden opgenomen. Op basis van onze bevindingen bij de
jaarrekening 2003 willen wij deze aanbeveling nogmaals onderstrepen. Onze
verwachting is dat ook de kwaliteit van de verantwoordingsinformatie belangrijk kan
toenemen bij een strikte hantering van de drie w-vragen.
Ook komt het voor dat bepaalde zaken dubbel, maar in net andere woorden, in de
tekst zijn opgenomen of dat de tekst alleen te volgen is, wanneer eerst de tekst uit
de begroting weer wordt gelezen of DIBB wordt geopend.
De accountant noemt in zijn rapport naar aanleiding van de controle 2003 de
verantwoordingsinformatie op een aantal punten (te) summier. Op een aantal punten
blikt hij vooruit naar de nieuwe voorschriften (Bbv) waarin de dit jaar gehanteerde
wijze van presenteren niet meer toegestaan zal zijn.
Wij willen hier specifiek ingaan op de verantwoordingsinformatie met betrekking tot
grondexploitaties. Wij hebben deze informatie bestudeerd en een gesprek gevoerd met
het hoofd van de afdeling Ontwikkelingsbedrijf, de adviseur Planning & Control van het
Ontwikkelingsbedrijf en de interim controller DWS.
Het is ons opgevallen dat er nauwelijks verschillen zijn tussen de primitieve en
dynamische begroting, terwijl het VGP bij de jaarrekening 2002 wel wijzigingen laat
zien. Ons is aangegeven dat de stand van zaken uit het VGP bij de jaarrekening 2002
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
20
Onderzoek jaarrekening 2003
door gebrek aan capaciteit (als gevolg van de werkzaamheden voor het BTW-
compensatiefonds) niet in de begroting is verwerkt.
De verantwoording over (onderdelen van) het programma grondbeleid (4310) vindt op
verschillende plaatsen plaats. In de jaarrekening zelf gaat het om de
programmaverantwoording, en bijlagen X en XI. Daarnaast vindt verantwoording plaats
in de Voortgangsrapportage Grote Projecten (VGP).
Wij zijn van mening dat de (financiële) verantwoordingsinformatie in de jaarrekening
zelf zeer summiers is. In de jaarrekening wordt voor meer informatie verwezen naar
het VGP. Daarnaast is in het gesprek duidelijk gemaakt dat ook bijlagen X en XI over
bepaalde productgroepen meer informatie bieden. Deze verwijzing is niet opgenomen in
de jaarrekening.
Ons inziens kan de informatiewaarde van de bijlagen (in zijn algemeenheid) belangrijk
verbeterd worden, wanneer hierbij een leeswijzer wordt opgenomen. In die leeswijzer
zou moeten staan welke informatie is opgenomen en, indien aan de orde, wat de relatie
met individuele programma's is.
Wij zijn van mening dat het VGP op zichzelf vooral over de lopende exploitaties
beknopte, maar heldere informatie verstrekt. De link met de cijfers uit de jaarrekening
wordt echter niet duidelijk gemaakt. Wij hebben geprobeerd deze zelf te leggen. Dat is
ons niet gelukt. In het gesprek is ons aangegeven dat daarvoor het voor-vorig VGP (dus
het VGP bij de jaarrekening 2002) nodig is. Op die manier wordt duidelijk wat er voor
een jaar gepland was en gebeurd is. Voor de duidelijkheid adviseren wij de informatie
uit het voor-vorig VGP toe te voegen aan het actuele VGP en de relatie tussen de cijfers
uit het VGP en de jaarrekening toe te lichting.
Om in zijn algemeenheid de transparantie van het programma grondbeleid te vergroten
adviseren wij een aantal kengetallen te ontwikkelen waarmee een beeld ontstaat van de
uitvoering van (categorieën) van exploitaties op basis waarvan de gemeenteraad kan
sturen. Wij vinden dit van belang, omdat ons inziens moet kunnen worden aangetoond
waarom de gemeente zelf exploitaties in uitvoering neemt, terwijl hij hier in potentie
grote risico's mee loopt. De raad moet kunnen beoordelen of `het goed gaat met en bij
het Ontwikkelingsbedrijf'. Te denken valt bijvoorbeeld aan doorlooptijd,
beheersbaarheid (zitten we op schema?) en kosten van projecten. Wij hebben deze
gedachte voorgelegd in ons gesprek met de accountant. Ook hij vindt dat dit belangrijke
extra informatie oplevert voor de gemeenteraad. Een andere of aanvullende
mogelijkheid is jaarlijks één of twee doelmatigheidsonderzoeken uit te voeren naar
planexploitaties. Dergelijke onderzoeken zouden in onze ogen door of in opdracht van de
controller (ervan uitgaande dat die een onafhankelijke positie binnen de directie heeft)
moeten plaatsvinden. Wij adviseren de gemeenteraad dit als specifiek punt op te nemen
in de Verordening volgend uit artikel 213a van de Gemeentewet.
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
21
Onderzoek jaarrekening 2003
4. Kwaliteit van het financieel beheer
De gemeentelijke administratie dient ingevolge de Gemeentewet te voldoen aan eisen
van doelmatigheid en controle. Deze eisen kunnen worden geconcretiseerd met de
termen ordelijkheid en controleerbaarheid.
Financieel beheer is ordelijk als:
· De bevoegdheden tot het verrichten van financiële handelingen zijn vastgelegd in
duidelijke regels en er ook volgens deze regels wordt gehandeld;
· De verantwoordelijkheden voor de bewaring van financiële middelen duidelijk zijn
vastgelegd;
· Er is gewaarborgd dat de middelen uitsluitend worden besteed voor het doel
waarvoor ze beschikbaar zijn gesteld;
· De informatie ten behoeve van de besluitvorming en controle volledig, juist en tijdig
is en inzicht geeft in het gevoerde beleid en beheer in de vorm van volume- en
prestatiegegevens.
Financieel beheer is controleerbaar wanneer de beschikbare informatie van zodanige
kwaliteit is dat de eraan ten grondslag liggende besluitvorming te reconstrueren en te
beoordelen is.
Voor een oordeel over de ordelijkheid en controleerbaarheid hebben wij ons gebaseerd
op:
· De managementletter van de accountant op basis van de interimcontrole;
· Het verslag van de accountant bij de accountantsverklaring;
· Ons gesprek met de accountant.
De accountant constateert in zijn (interim)controle onder meer het volgende:
"Uw gemeente streeft ernaar om als organisatie `in control' te geraken. Onder `in
control' zijn verstaan wij dat uw gemeente over een beleids- en beheersinstrumentarium
en over procesbeheersingsmethodieken (AO/IC) beschikt die uw organisatie in staat
stellen om kansen en bedreigingen (risico's) tijdig te signaleren en hierop in termen van
sturing adequaat te reageren. In onze managementletter 2002 hebben wij gelet op
onze bevindingen gerapporteerd dat de gemeente Nijmegen nog niet (voldoende) in
control is. Uit onze bevindingen vanuit de interim-controle 2003 en de follow-up inzake
de bevindingen 2001 en 2002 constateren wij dat uw gemeente diverse gemeentebrede
en directiespecifieke acties heeft genomen c.q. in gang heeft gezet om voldoende `in
control' te geraken c.q. deze positie sterk te verbeteren. Dit vinden wij een positieve
ontwikkeling. (...) Afsluitend stellen wij vast dat uw gemeente goede acties in gang heeft
gezet om de totale bedrijfsvoering en controlpositie binnen de gemeente Nijmegen te
verbeteren. Dit neemt niet weg dat de huidige situatie nog niet van een zodanig niveau is
dat uw organisatie momenteel in voldoende mate `in control' is. De resultaten van de in
gang gezette acties c.q. verbeterprojecten zullen pas in de loop van de komende twee
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
22
Onderzoek jaarrekening 2003
jaar zichtbaar (moeten) worden. Bij voldoende aandacht voor de hiervoor genoemde
aandachtspunten is het `in control' raken binnen de gestelde periode van het Plan van
Aanpak Bedrijfsvoering realiseerbaar."
Gezien de nadruk op het project NFIS ziet de accountant het risico dat de voortgang
van de deelprojecten op het gebied van Administratieve Organisatie, Interne Controle,
Bbv en de relatie Administratiecentrum budgethouders in gevaar komt. Hij heeft hier
nadrukkelijk aandacht voor gevraagd in zijn managementletter.
De combinatie van het Plan van Aanpak als basis voor het in control komen, met de
risico's voor de (tijdige) uitvoering die de accountant schetst, is voor ons reden te
adviseren dat de gemeenteraad regelmatig op de hoogte gebracht moet worden van de
voortgang van de uitvoering. In gevallen waarin dat nodig blijkt dient hij ons inziens
mede de prioriteiten te bepalen. Wij stellen voor de desbetreffende informatie vast te
leggen in de paragraaf bedrijfsvoering en verder aan te sluiten bij de momenten voor
tussentijdse rapportage van het college aan de gemeenteraad: voorjaarsbrief,
zomernota en najaarsbrief. De informatie in de jaarrekening vinden wij nu erg summier
(zie ook hoofdstuk 5).
In de gevoerde gesprekken met het concern is aangegeven dat medio 2003 door het
directieteam is besloten dat de controller in elke directie `los' (dat wil zeggen
onafhankelijk en los van een organisatie eenheid met beleidsontwikkelende en
uitvoerende taken) wordt gepositioneerd. De invulling hiervan verschilt echter per
directie. Wij zijn er voorstander van dat één lijn wordt gekozen, inhoudende een losse
controller met een functioneel onafhankelijke positie.
Het Plan van Aanpak bedrijfsvoering richt zich niet op de rechtmatigheid van het
financieel beheer. Daarin voorziet de Verordening op grond van artikel 212 van de
Gemeentewet wel (artikel 7). In dit artikel is opgenomen dat het college jaarlijks de
resultaten van de risico-analyse (de basis voor de te onderzoeken processen), de toets
(het onderzoek zelf) en het plan voor verbetering ter kennisgeving aan de gemeenteraad
aanbiedt. Dit artikel heeft betrekking op de volle breedte van de interne controle. Het
gaat zowel om getrouwheid als rechtmatigheid. Geen van de genoemde stukken in de
Verordening is tot op heden aan de gemeenteraad aangeboden.
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
23
Onderzoek jaarrekening 2003
5. Voortgang verbetertraject
Naar aanleiding van de jaarrekeningen 2001 en 2002 zijn in de vorm van met name
moties afspraken gemaakt tussen gemeenteraad en college om tot verdere verbetering
van de jaarrekening te komen. De uitvoering van deze moties laat in onze ogen te wensen
over. Gezien onze bevindingen bij de jaarrekening 2003 zijn de gemaakte afspraken nog
steeds actueel, maar nog niet (volledig) uitgevoerd. Wij hebben hiervan eerder al
melding gemaakt in ons jaarverslag 2003, op onderdelen in ons rapport bij de
jaarrekening 2002 en onze brief aan de commissie Algemeen Bestuur (AB) van 17
september 2003, kenmerk C940/083). Wij zijn van mening dat de uitvoering meer
prioriteit vraagt, dan er tot nu toe aan gegeven is.
Naar aanleiding van onze onderzoeken naar de jaarrekening 2001 zijn twee moties
aangenomen die ons inziens nog niet (volledig) zijn afgehandeld. Het gaat om de moties
`de rechten van de raad blijven bij de raad' en de motie `subsidies zijn niet om te
verlenen, maar om mee te sturen'.
Naar onze mening is de evaluatie als gevraagd in de motie `de rechten van de raad
blijven bij de raad' niet uitgevoerd. Wij hebben dit toegelicht in ons rapport bij de
jaarrekening 2002. Onze visie is bij de behandeling van dat rapport door enkele fracties
onderschreven. In de vergadering van de commissie AB van 9 oktober 2003 heeft de
portefeuillehouder aangegeven dat de Rekenkamer niet specifiek is ingegaan op de
punten die in die evaluatie uitgewerkt zouden moeten worden. Hij heeft aangegeven dit
met de Rekenkamer op te nemen. Tot op heden is dit niet gebeurd.
Naar aanleiding van de voortgangsmelding van de motie `subsidies zijn niet om te
verlenen maar om mee te sturen' hadden wij de gemeenteraad onder meer geadviseerd
zich uit te spreken over hoe hij tegen de rechtmatigheid van de subsidieverstrekking
aankijkt en hoe hij hier in de toekomst mee om wil gaan. De commissie heeft in zijn
vergadering van 9 oktober 2003 aangegeven hierop terug te komen bij de behandeling
van de Algemene Subsidieverordening. Bij de behandeling van de Algemene
Subsidieverordening in zijn vergadering van maart 2004 heeft de commissie besloten
hier later op terug te komen.
Naar aanleiding van de jaarrekening 2002 heeft de gemeenteraad aangegeven overleg te
willen voeren met het college over de planning van de totstandkoming van de
jaarrekening over 2003. Als voeding voor dit overleg hebben wij navraag gedaan bij
diverse gemeenten naar het tijdstip waarop de jaarrekening beschikbaar is voor
raadsleden. Hieruit kwam naar voren dat een aantal gemeenten een met de gemeente
Nijmegen vergelijkbare planning kent. Er zijn echter ook diverse gemeenten waar de
jaarrekening substantieel eerder gereed is. Wij hebben hierover de commissie AB per
brief geïnformeerd (dd 17 september 2003, kenmerk C940/082). In de vergadering van
de commissie AB van 9 oktober heeft de portefeuillehouder, naar aanleiding van vragen
vanuit de commissie, aangegeven met de Rekenkamer in overleg te treden over de
planning van de jaarrekening over 2003. De Rekenkamer is in dit kader verzocht te
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
24
Onderzoek jaarrekening 2003
reageren op de (concept) BBI-kalender voor 2004 (dd 25 november 2003), waarin een
versnelling van de totstandkoming van de rekening is voorzien. De Rekenkamer heeft in
een brief aan het college (dd 17 december 2003, kenmerk C940/134) aangegeven
verheugd te zijn met die versnelling. De Rekenkamer heeft het college echter ook in
overweging gegeven de doorlooptijd voor het opstellen van de programmatoelichtingen
en verschillenanalyse te bekorten, zodat de doorlooptijd van de totstandkoming van de
jaarrekening als geheel korter wordt. Deze brief is in afschrift verstuurd aan de
gemeenteraad. De BBI-kalender is in maart 2004 behandeld in de raadscommissie AB.
Door dit late tijdstip van behandeling was versnelling van de jaarrekening praktisch niet
meer mogelijk. De tijd waarin dit had moeten gebeuren was inmiddels verstreken.
Uiteindelijk is de definitieve jaarrekening voor ons beschikbaar gekomen op 24 mei. Dat
is iets meer dan een week eerder dan vorig jaar. Het accountantsrapport ontvingen wij 7
juni; dat is een week eerder dan vorig jaar. De behandeling van de jaarrekening en het
rapport van de Rekenkamer naar aanleiding van haar onderzoek naar de jaarrekening is
dit jaar één week later gepland dan vorig jaar. Per saldo zijn er twee weken extra voor
de voorbereiding door de gemeenteraad en het onderzoek door de Rekenkamer. Wij zijn
van mening dat dit (voor ons) de minimale doorlooptijd is.
Verder heeft de gemeenteraad naar aanleiding van de jaarrekening 2002 besloten het
college te verzoeken de jaarrekening op de onderdelen `effecten, resultaten en
financiële verantwoording' te verbeteren en hierover een Plan van Aanpak op te stellen.
Dit Plan van Aanpak is niet verschenen; de gemeenteraad is hierop nooit teruggekomen.
De gemeenteraad besloot naar aanleiding van de jaarrekening 2002 bij de behandeling
van de begroting 2004 uitgebreid stil te staan bij de informatie die over de genoemde
verbeterpunten wordt opgenomen. Achtergrond van dit besluit was dat daar de basis
wordt gelegd voor de informatie die in de jaarrekening 2004 terug te vinden zal zijn.
Dit voornemen is niet uitgevoerd door de gemeenteraad. Inmiddels hebben wij in een
afzonderlijk rapport de gemeenteraad geïnformeerd over de kwaliteit van de begroting
2004 (april 2004). Dit rapport wordt naar verwachting gelijktijdig met ons rapport naar
aanleiding van het onderzoek naar de jaarrekening behandeld in de gemeenteraad.
Met het oog op de verbetering van de begroting heeft de gemeenteraad zichzelf naar
aanleiding van de jaarrekening 2002 met de motie `praatjes vullen geen gaatjes!'
opgedragen om direct na het zomerreces maandelijks per commissievergadering één
programma uit de begroting te vullen met kengetallen waarmee effectiviteit en
efficiency getoetst kunnen worden. Dit is niet gebeurd. Er zijn in verschillende
commissies in totaal drie programma's toegelicht. Er zijn geen kengetallen ontwikkeld.
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
25
Onderzoek jaarrekening 2003
6. Conclusies en aanbevelingen
In dit hoofdstuk presenteren wij onze conclusies en aanbevelingen.
De accountant geeft bij de jaarrekening 2003 een goedkeurende verklaring. Daarmee is
voldaan aan de minimum-eisen voor het verlenen van decharge door de gemeenteraad. In
zijn rapport naar aanleiding van zijn controle brengt de accountant een groot aantal
punten onder de aandacht waarbij de rekening afwijkt van de eisen (die vanaf volgend
jaar gelden). Hij stelt nadrukkelijk dat op een aantal punten snel verbetering
noodzakelijk is, omdat de ruimte om af te wijken van de voorschriften kleiner wordt. Hij
adviseert dan ook de invoering van Bbv aan te grijpen om direct in volle omvang aan de
verslaggevingsvoorschriften te voldoen. Gebeurt dit niet dan voorziet de accountant dat
de verbetering van de jaarrekening (weer) een slepende kwestie wordt. Wij
onderschrijven de analyse en het advies van de accountant. Wanneer geen kwaliteitsslag
wordt gemaakt loopt het verkrijgen van een goedkeurende verklaring mogelijk gevaar.
In de jaarrekening 2003 komt een groot aantal grote over- en onderschrijdingen ten
opzichte van de (dynamische) begroting voor. Dit betekent niets anders dan dat meer of
minder is uitgegeven dan door de gemeenteraad geautoriseerd. Op basis van dit beeld
zijn wij van mening dat de budgetdiscipline sterke verbetering behoeft. Bovendien
vinden wij de verklaringen voor de over- en onderschrijdingen in de meeste gevallen
onvoldoende. De gemeenteraad kan ons inziens niet goed bepalen in hoeverre afwijkingen
acceptabel zijn. Er zijn ons inziens heldere afspraken tussen gemeenteraad en college
nodig om hierin tot een verbetering te komen.
Vorig jaar is al de afspraak gemaakt niet langer toe te lichten op saldo, maar op lasten
en baten afzonderlijk. Wij onderstrepen nogmaals het belang van deze afspraak. Dit
jaar is maar beperkt uitvoering gegeven aan deze afspraak. Aanvullend adviseren wij de
gemeenteraad het college op te dragen onderscheid te maken naar apparaats- en
programmakosten en in ieder geval afwijkingen op programmakosten toe te lichten. Deze
hebben immers rechtstreeks te maken met de realisatie van de doelen van het
programma.
Daarnaast adviseren wij de raad ook een discussie te voeren over het niveau waarop hij
toelichtingen wil ontvangen. In feite houdt dat in dat een discussie gevoerd moet
worden over het niveau van autorisatie door de gemeenteraad. Daarbij zijn diverse
varianten mogelijk. Een eerste mogelijkheid is dat de gemeenteraad de huidige situatie
handhaaft. Dat betekent autorisatie op programmaniveau. Begrotingswijzigingen worden
alleen door de raad vastgesteld als deze consequenties hebben voor het
programmaniveau. Voor de verantwoordingsinformatie is het ons inziens van belang dat
de huidige afspraken worden verduidelijkt: bijvoorbeeld toelichting op lasten en baten
afzonderlijk, toelichting op programmakosten, toelichting op productgroepen bij grote
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
26
Onderzoek jaarrekening 2003
afwijkingen. In onze ogen kan de kwaliteit van de sturingsinformatie én de
verantwoordingsinformatie op deze wijze substantieel worden verbeterd.
Een andere mogelijkheid is autorisatie door de raad op productgroepniveau.
Consequentie daarvan zou zijn dat hij ook begrotingswijzigingen op dat niveau vaststelt
en verantwoordingsinformatie op dat niveau vraagt. Het is ook mogelijk alleen achteraf
op productgroepniveau geïnformeerd te worden. Voordat de raad de keuze maakt voor
autorisatie op productgroepniveau moet hij bedenken wat hij met deze extra informatie
wil.
Wij hebben geconstateerd dat het nog steeds bijzonder lastig is na te gaan hoe de
dynamische begroting tot stand is gekomen. Wij adviseren de gemeenteraad het college
te vragen er voor zorg te dragen dat vanaf de begroting 2005, maar ook al bij de
jaarrekening 2004, eenvoudig (in DIBB) is na te gaan hoe de dynamische begroting tot
stand is gekomen. In zijn algemeenheid adviseren wij de gemeenteraad hiertoe
begrotingswijzigingen steeds expliciet en met een afzonderlijk besluit te bekrachtigen.
In de jaarrekeningen van afgelopen jaren waren de rubrieken voor de inhoudelijke
verantwoording per programma in diverse gevallen niet ingevuld. Dat komt dit jaar op
een enkele uitzondering na niet meer voor. Wij vinden de kwaliteit van de opgenomen
informatie, op een aantal positieve uitzonderingen na, echter onvoldoende. Ons inziens
kan de inhoudelijk verantwoordingsinformatie substantieel verbeterd worden door een
strikte hantering van de drie w-vragen. Bovendien zijn wij van mening dat er een meer
centrale sturing op de aan de gemeenteraad te presenteren verantwoordingsinformatie
noodzakelijk is. Op basis van de jaarrekening 2003 hebben wij de indruk dat de
kwaliteit van de toelichtingen te veel wordt bepaald door de wijze waarop de individuele
programmaverantwoordelijke hier aandacht aan heeft besteed.
Om specifiek de verantwoording over het programma grondbeleid te verbeteren
adviseren wij een aantal kengetallen te ontwikkelen waarmee een beeld kan worden
gegeven van de uitvoering van (categorieën) van exploitaties op basis waarvan de
gemeenteraad kan sturen. Verder adviseren wij de gemeenteraad in de Verordening
volgend uit artikel 213a van de Gemeentewet op te nemen dat jaarlijks één of twee
doelmatigheidsonderzoeken worden uitgevoerd naar planexploitaties.
Heel concreet adviseren wij verder voor de exploitaties een één op één relatie te leggen
tussen de jaarrekening en het VGP, in de relevante stukken duidelijke verwijzingen naar
aanvullende verantwoordingsinformatie op te nemen en de bijlagen (in zijn
algemeenheid!) te voorzien van een leeswijzer.
Ten aanzien van rechtmatigheid zijn wij van mening dat de voorbereidingen op de
accountantscontrole vanaf volgend jaar (dus over 2004!) tot nu toe beperkt zijn
geweest. Aan de andere kant worden de voorbereidende werkzaamheden zeer breed
ingestoken. Wij adviseren de gemeenteraad rechtmatigheid in het kader van de
jaarrekening letterlijk te interpreteren en te beperken tot de naleving van wetten en
regels van de gemeenteraad ten aanzien van baten, lasten en balansmutaties. Voor een
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
27
Onderzoek jaarrekening 2003
goede voorbereiding adviseren wij om op korte termijn per directie een overzicht te
maken van alle geldende wetten en regels (zoals daar nu aan gewerkt wordt door de
directie DSB) en na te gaan hoe hier nu mee wordt omgegaan.
Uit ons onderzoek rechtmatigheid WVG komt naar voren dat de specifieke regels voor
de toe- en afwijzing van voorzieningen op een enkele uitzondering na worden nageleefd.
Van diverse (specifieke) regels hebben wij niet kunnen vaststellen of deze worden
nageleefd. In het accountantsonderzoek volgend jaar vallen dergelijke bevindingen
onder de categorie `onzekerheid'. In zijn rechtmatigheidsonderzoek mogen de bedragen
gerelateerd aan `onzekerheid' niet groter zijn dan 3% van de totale lasten.
Voor de regels die niet specifiek op één type voorziening zijn gericht, zijn wij de
volgende onrechtmatigheden tegengekomen:
· Geen van de onderzochte aanvragen voor een voorziening heeft plaatsgevonden als
voorgeschreven in de Verordening;
· De adviseurs van het RIO beschikken niet altijd over alle in de Verordening
voorgeschreven kennis;
· De termijnen waarbinnen een besluit moet worden genomen worden voor tenminste
64% van de aanvragen overschreden;
· De voorgeschreven evaluatie van de Verordening is niet uitgevoerd.
Wij adviseren de gemeenteraad op basis van de bevindingen uit ons onderzoek te
bepalen hoe hij tot een rechtmatige uitvoering wil komen. Daarvoor komen zowel
aanpassingen van de Verordening als aanpassingen van de werkprocedures in aanmerking.
Daarnaast adviseren wij de raad om de bevindingen uit ons onderzoek te gebruiken bij
de nadere opdrachtverstrekking aan de accountant voor zijn rechtmatigheidsonderzoek
2004.
Wij constateren dat het verbetertraject dat de raad met het college heeft
afgesproken weinig voortgang boekt. Wij constateren ook dat de gemeenteraad zich
hierbij afwachtend opstelt. Op het moment van behandeling van de jaarrekening is de
gemeenteraad actief in het formuleren van verdere noodzakelijke verbeteringen. In de
rest van het jaar lijkt de verbetering van de jaarrekening geen item meer. Vorig jaar
hebben wij de gemeenteraad onder meer geadviseerd in de loop van het jaar te volgen
en beoordelen wat wordt ondernomen om tot verbetering van de jaarrekening te komen
en tot welke resultaten dit leidt. Wij blijven dit onderstrepen. Als hulpmiddel voor de
invulling van deze aanbeveling adviseren wij de gemeenteraad van het college te vragen
bij de tussenmeldingen (voorjaarsbrief, zomernota en najaarsbrief) ook een melding te
doen over de voortgang van het verbetertraject rond de jaarrekening. Wij adviseren
dan bij de behandeling van deze stukken in de commissie AB steeds expliciet stil te
staan bij deze meldingen. Verder adviseren wij het college de gemeenteraad expliciet
de vraag voor te leggen of het naar het oordeel van de raad op de goede weg is.
Met het oog op de planning van de jaarrekening adviseren wij de gemeenteraad het
college te vragen het opstellen van de inhoudelijke toelichtingen naar voren te halen en
daarmee het hele proces te versnellen.
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
28
Onderzoek jaarrekening 2003
7. Reactie College
Hier volgt de reactie van het college op ons rapport:
Geachte leden van de Rekenkamer,
Met belangstelling hebben wij kennis genomen van uw onderzoek naar de
Stadsrekening 2003.
Om te beginnen hechten wij eraan het belang te benadrukken van de
jaarrekening in de cyclus van begroten en verantwoorden en in de verdeling
van verantwoordelijkheden tussen college en raad. Daarover verschillen wij
niet van mening.
Uw opmerkingen bij de Stadsrekening 2003 willen wij dan ook in de eerste
plaats beschouwen als waardevolle bijdragen in het voortgaande proces van
verbetering van de verantwoording. We verschillen ook niet met u van mening
over de vraag of verdere verbeteringen nodig zijn.
Wij willen onze reactie toespitsen op uw conclusies en aanbevelingen.
Waar u spreekt over het accountantsrapport, verwijzen wij hier naar onze
reactie daarop, in onze brief aan de Raad van 11 juni 2004. Tevens
verwijzen wij naar onze brief aan de Raad over het plan van aanpak
verbetering programmabegroting, waarbij wij als bijlage het plan van aanpak
voor de invoering van de BBV hebben bijgevoegd.
Onder budgetdiscipline verstaan wij de discipline bij budgethouders om niet
méér uit te geven dan het budget dat hen ter beschikking is gesteld. Dat
voorkomt onrechtmatige overschrijdingen van de lasten. Maar dat kan ook
inhouden dat zij de lasten terugdringt als blijkt dat begrote baten niet
worden gerealiseerd.
Daarnaast willen wij dat budgethouders resultaatgericht werken: met dat
beschikbare budget wordt de budgethouder geacht de bijbehorende prestatie
te leveren. En in de derde plaats vragen wij budgethouders om zuinig te
zijn: zij moeten er naar streven, waar dat kan, de gevraagde prestatie tot
stand te brengen met minder middelen.
Uw constatering dat grote over- en onderschrijdingen getuigen van slechte
budgetdiscipline, kunnen wij dan ook niet steunen. Wel vinden wij dat de
toelichtingen verder verbeterd moeten worden, zodat beter zichtbaar is waar
afwijkingen van begrote bedragen door zijn veroorzaakt.
Wij hebben in deze Stadsrekening ingezet op verbetering van de financiële
en inhoudelijke toelichtingen. Onze indruk is dat wij ook een serieuze
kwaliteitsverbetering hebben weten te realiseren. Verdergaande verbetering
van de toelichtingen op afwijkingen zullen ons inziens mede afhangen van de
kwaliteit van de begroting.
Het door u voorgestane onderscheid tussen apparaatskosten en
programmakosten achten wij niet voldoende duidelijk. In de
programmabegroting brengen wij alle kosten in beeld die te maken hebben met
de realisatie van het programma. Voor een deel betreft dat directe kosten
en voor een deel zal het gaan om kosten die toegerekend worden via
verdeelsleutels. Die kostentoerekening staat als onderwerp in het plan van
aanpak bedrijfsvoering.
Het niveau van autorisatie willen wij niet opnieuw ter discussie stellen.
In dat verband willen wij graag wijzen op de verordening ex artikel 212 van
de Gemeentewet, die de Raad in november 2003 vaststelde. Om invulling te
geven aan de duale rollen van College en Raad, zoals bedoeld in de nieuwe
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
29
Onderzoek jaarrekening 2003
Gemeentewet en in het BBV, heeft de Raad daar vastgelegd dat de Raad stuurt
op programma's en het College op productgroepen. In z'n algemeenheid heeft
het niet onze voorkeur zo'n verordening na zo'n korte tijd alweer ter
discussie te stellen.
Over de begrotingswijzigingen verschillen wij niet met u van mening. We
hebben naar aanleiding van uw rapport over 2002 gezegd dat we er voor
kiezen dit probleem niet meer in het huidige DIBB op te lossen, omdat dat
een te grote investering vraagt in de software, die straks door het nieuwe
financiële systeem toch zal worden vervangen. Uw suggestie om
begrotingswijzigingen in een expliciet beslispunt op te nemen in
raadsvoorstellen, zullen wij ter harte nemen.
Ook over uw suggestie om in de programmamallen de drie w-vragen zichtbaar
te maken kunnen we kort zijn: in de DIBB-begroting 2005 hebben wij deze
vragen toegevoegd aan de mallen op programma- en productgroepniveau en we
hebben de werkinstructies bijgesteld, om een duidelijker invulling van de
verschillende onderdelen te krijgen.
De centrale regie op de kwaliteit van de verantwoordingsinformatie hebben
wij versterkt, onder andere door over de conceptteksten een extra
overlegronde te houden tussen Gemeentesecretaris en verantwoordelijke
directeur respectievelijk programmaverantwoordelijke. Daar gaan wij zeker
mee door.
Toch kunnen we niet vaak genoeg benadrukken dat de kwaliteit van de
verantwoording in belangrijke mate afhangt van de kwaliteit van de
begroting. In onze reactie op het "plan van aanpak verbetering
programmabegroting" geven wij nog eens aan welk belang wij hechten aan de
kwaliteit van de programmabegroting.
Wat betreft de WVG zullen we maatregelen nemen om de rechtmatigheid en de
tijdigheid van de afhandeling van de aanvragen te kunnen bewaken.
Uw opmerking over het kennisniveau van de adviseurs van het RIO zullen wij
meenemen in de nieuwe kwaliteitsafspraken met het RIO.
Binnenkort leggen wij de Raad de nota Grondbeleid voor. Aan uw opmerkingen
zal daarin voor een belangrijk deel tegemoetgekomen kunnen worden. Wij gaan
er van uit dat ook de Raad uw opmerkingen in de beraadslagingen over het
grondbeleid zal betrekken.
Uw opmerkingen over het verbetertraject betreffen voor een deel de raad
zelf. Over de planning van het rekeningproces willen wij nogmaals opmerken
dat wij een verdergaande verkorting van de doorlooptijd hopen te kunnen
bewerkstelligen als het nieuwe financiële systeem draait. Uw suggestie om
de tijd voor het opstellen van programmatoelichtingen en
verschillenanalyses te bekorten, willen wij niet overnemen. Om verder te
kunnen gaan met het verbeteren van deze onderdelen, hebben wij tijd en
capaciteit nodig. Daarop nu beknotten zou contraproductief werken. Wel
proberen wij de werkwijze rond interne verrekeningen te vereenvoudigen, om
tijdwinst te boeken in een vroeg stadium van het rekeningsproces.
Met vriendelijke groet,
college van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen,
De Burgemeester, De Secretaris,
mevr. dr. G. ter Horst ir. H.K.W. Bekkers
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
30
Onderzoek jaarrekening 2003
8. Nawoord Rekenkamer
Het college heeft bij ons rapport naar aanleiding van ons onderzoek naar de
jaarrekening 2003 enkele kanttekeningen geplaatst. Op enkele daarvan willen we hier
ingaan.
Het college deelt onze conclusie met betrekking tot de budgetdiscipline niet. Wij
blijven in het grote aantal (grote) over- en onderschrijdingen echter de noodzaak tot
verbetering van de budgetdiscipline zien. Zeker wanneer de resultaten uit de
jaarrekening worden afgezet tegen de dynamische begroting. De dynamische begroting
is immers de begroting waarin de begrotingswijzigingen en de meldingen voor over- en
onderschrijdingen zijn verwerkt. De argumentatie hiervoor vinden wij in artikel 189 van
de Gemeentewet: voor alle taken en activiteiten brengt de raad jaarlijks op de
begroting de bedragen die hij daarvoor beschikbaar stelt, alsmede de financiële
middelen die hij naar verwachting kan aanwenden. Ten laste van de gemeente kunnen
slechts uitgaven worden gedaan tot de bedragen die hiervoor op de begroting zijn
gebracht. Dit zegt ons inziens niets anders dan dat zonder toestemming van de
gemeenteraad geen meer of minder uitgaven worden gedaan. Wanneer meer of minder
uitgaven pas bij de jaarrekening duidelijk worden, is het budgetrecht van de
gemeenteraad in het geding.
Met betrekking tot de kostentoerekening willen wij benadrukken dat ons advies
onderscheid te maken naar apparaats- en programmakosten niet is gericht op de
administratie, maar op de begroting en jaarrekening. Wij onderschrijven dat een
onderscheid naar apparaats- en programmakosten voor de administratie onvoldoende
duidelijk is. In de begroting en jaarrekening biedt het in onze ogen echter belangrijke
aanvullende (stuur)informatie voor de gemeenteraad. Bij over- maar ook bij
onderschrijdingen in de sfeer van programma-uitgaven ligt er een directe relatie met
inhoudelijk ander beleid of andere producten. Hierbij is dus het budgetrecht van de
raad rechtstreeks aan de orde. Bij afwijkingen op apparaatskosten kan het zijn dat
dezelfde producten worden gemaakt en/of effecten worden gerealiseerd, maar dat de
inzet van bijvoorbeeld personeel anders uitvalt of duurder is dan verwacht. Als sprake
is van heldere spelregels en van transparante afwijkingen in apparaatskosten kunnen
deze in het kader van een flexibele bedrijfsvoering acceptabel zijn.
Wij adviseren de gemeenteraad nadrukkelijk wel een discussie te voeren over het niveau
van autorisatie. Wij zien hiervoor aanleiding in de kwaliteit van de geleverde
verantwoordingsinformatie. In onze ogen is deze vaak onvoldoende. Bovendien is de
Verordening ex artikel 212, waarin het autorisatieniveau is geregeld, onder grote
tijdsdruk tot stand gekomen; in het voorbereidingstraject is bovendien door de raad
niet gesproken over het niveau van autorisatie. Wij vinden het belangrijk dat de raad
hierover een expliciete keuze maakt. Daarbij hebben wij gesteld dat deze ons inziens
kan inhouden dat de huidige situatie wordt gehandhaafd (én afspraken worden gemaakt
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
31
Onderzoek jaarrekening 2003
over de kwaliteit van de informatie). De keuze kan ook inhouden dat de gemeenteraad
het autorisatieniveau lager legt.
De gemeenteraad zal goed moeten bedenken wat hij met de extra
verantwoordingsinformatie, dan wel een gewijzigd autorisatieniveau wil bereiken.
Wij zijn van mening dat de verbetering en het gebruik van DIBB meer prioriteit
verdient; juist omdat DIBB onder meer wordt aangemerkt als systeem achter de
begroting en de jaarrekening waarin (voor de raad) meer informatie is te vinden. In onze
ogen is dat op dit moment op een aantal essentiële punten onvoldoende het geval.
Met ons advies tot een meer centrale sturing op de aan de gemeenteraad te
presenteren verantwoordingsinformatie te komen, bedoelen wij dat vanaf de start van
het jaarrekeningproces een centrale sturing plaatsvindt. Daarbij moet ons inziens de
kwaliteit van de verantwoordingsinformatie steeds voorop staan. Dat veronderstelt dat
van te voren op centraal niveau ondubbelzinnig wordt geformuleerd aan welke
kwaliteitscriteria informatie moet voldoen.
Hoewel wij de redenering kunnen volgen dat de verbetering van de kwaliteit van de
informatie in de begroting zal leiden tot verbetering van de kwaliteit van de informatie
in de jaarrekening, willen wij benadrukken dat dit geen absolute vereiste is. Het is altijd
mogelijk aan te geven wat is gedaan in het voorgaande jaar (en met welk doel). Ook in de
jaren dat nog gewerkt wordt aan de verbetering van de begroting heeft de raad goede
verantwoordingsinformatie nodig om zijn controlerende taak uit kunnen voeren.
Wij hebben met instemming gelezen dat onze adviezen voor de verbetering van de
verantwoordingsinformatie over het grondbeleid voor een belangrijk deel zullen zijn
opgenomen in de (nog te verschijnen) nota Grondbeleid. In deze nota zal niet ons advies
in de Verordening ex Gemeentewet artikel 213a jaarlijks één of twee
doelmatigheidsonderzoeken naar grondexploitaties uit te voeren zijn opgenomen. Wij
vragen hiervoor de bijzondere aandacht van de gemeenteraad, omdat wij verwachten
dat op deze manier een belangrijke impuls aan de verbetering van de
verantwoordingsinformatie op dit terrein geleverd kan worden. Juist op deze manier kan
het dilemma van de concurrentiepositie enerzijds en de kwaliteit van de
verantwoordingsinformatie anderzijds worden ondervangen.
Wij zijn van mening dat de jaarrekening substantieel eerder opgeleverd moet kunnen
worden. Ook andere grote gemeenten laten zien dat dit mogelijk is. Wij zijn met het
college van mening dat het opstellen van de verantwoordingsinformatie tijd en capaciteit
vraagt. Wij stellen dan ook niet voor hier minder tijd in te steken, maar wel om eerder
te beginnen met het opstellen hiervan. Op die manier kan het gehele proces eerder
afgerond worden. Bovendien willen wij erop wijzen dat de behoefte aan extra capaciteit
op zichzelf geen argument kan zijn om van gewenste verbeteringen af te zien.
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
32
Onderzoek jaarrekening 2003
Bijlage 1
Stappen onderzoek jaarrekening 2003
In deze bijlage hebben wij de stappen opgenomen die wij hebben gezet in ons onderzoek
naar de jaarrekening 2003.
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
Onderzoek jaarrekening 2003
Bijlage 1: Stappen onderzoek jaarrekening 2003
12 februari Vergadering Rekenkamer:
· Vaststelling Plan van Aanpak onderzoek jaarrekening 2003
18 februari Brief met betrekking tot planning onderzoek jaarrekening 2003 (PvA als bijlage bijgevoegd)
aan college en voorzitter commissie Algemeen Bestuur
4 maart Gesprek voorzitter en secretaris Rekenkamer met hoofd financiën en (waarnemend)
stadscontroller
5 april Gesprek secretaris Rekenkamer met directeur DIW, hoofd SoZaWe en controller SoZaWe
over aanpak onderzoek rechtmatigheid WVG
26 april Start dossieronderzoek rechtmatigheid WVG
28 april Ontvangst concept jaarrekening (programma's)
29 april Bestudering inhoud (concept) jaarrekening, beoordeling programma's en formuleren vragen
7 juni voor gemeentesecretaris en directeuren door (plv) leden Rekenkamer, voorzitter en
secretaris.
10 mei Gesprek met gemeentesecretaris en (waarnemend) stadscontroller
13 mei Vergadering Rekenkamer:
· Bespreking bevindingen bij concept jaarrekening
19 mei Ontvangst definitieve jaarrekening (deel 2)
24 mei Ontvangst definitieve jaarrekening (deel 1)
27 mei Gesprek met hoofd Ontwikkelingsbedrijf, medewerker Planning en Control
Ontwikkelingsbedrijf en directiecontroller naar aanleiding van programma Grondbeleid en
Voortgangsrapportage Grote Projecten.
27 mei Gesprek met kwaliteitsmedewerker Unit WVG over bevindingen dossieronderzoek.
28 mei Ontvangst concept-rapport accountant naar aanleiding van controle
1 juni Gesprekken met:
DGG (directeur, directiecontroller en controller afdeling SoZaWe)
DIW (directeur en directiecontroller)
DWS (directeur, directiecontroller en hoofd bedrijfsvoering)
3 juni Gesprek met:
DBO (directeur en directiecontroller)
7 juni Ontvangst rapport accountant naar aanleiding van controle
7 juni Vergadering Rekenkamer:
· Naar aanleiding van (nieuwe) stukken en gesprekken: afspraken over opzet en inhoud
advies jaarrekening.
8 juni Opstellen advies jaarrekening
23 juni
15 juni Gesprek voorzitter en secretaris met accountant.
17 juni Vergadering Rekenkamer:
· Bespreking eerste concept advies jaarrekening
· Nadere afspraken over opzet en inhoud advies jaarrekening.
25 juni · Advies jaarrekening naar College voor hoor- en wederhoor.
· Advies jaarrekening naar leden gemeenteraad en leden commissie Algemeen Bestuur geen
raadslid zijnde.
5 juli Vergadering Rekenkamer:
· Voorbereiding nawoord
6 juli Behandeling jaarrekening en advies Rekenkamer daarbij in commissie Algemeen Bestuur
6 juli Reactie College op advies jaarrekening ontvangen.
9 juli Reactie College op advies Rekenkamer en nawoord Rekenkamer daarbij, naar gemeenteraad.
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
Bijlage 1: 1
Onderzoek jaarrekening 2003
Bijlage 2
Afwijkingen van de lasten en baten ten opzichte van de dynamische
begroting van > 225.000,--
In de volgende tabellen hebben wij alle over- en onderschrijdingen van 2255.000,-- of
meer ten opzichte van de dynamische begroting opgenomen. Tevens is aangegeven wat
de omvang van de afwijking in procenten is. In tabel 1 gaat het om de over- en
onderschrijdingen op de lasten; in tabel 2 om de over- en onderschrijdingen op de baten.
Voor alle duidelijkheid: in de dynamische begroting zijn de afwijkingen ten opzichte van
de begroting uit de Zomernota verwerkt, evenals de begrotingswijzigingen die in de loop
van het jaar zijn vastgesteld.
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
Onderzoek jaarrekening 2003
Bijlage 2: Afwijkingen van de lasten en baten ten
opzichte van de dynamische begroting
van meer dan 225.000,--
Tabel 1: Overzicht van afwijkingen van de LASTEN > 225.000 ten opzichte van de dynamische
begroting.
Nr Programmanaam Afwijking (bedrag (x 1.000)/percentage)1
2210 Veiligheid - 404 12%
2220 Brandweer en rampenbestrijding - 478 4%
3110 Multiculturele samenleving - 936 23%
3210 Arbeidsmarktbeleid - 2.776 5%
3220 Economische ontwikkeling - 1.195 28%
3230 Inkomen 1822 2%
4120 Ruimtelijke inrichting en vormgeving 252 13%
4150 Cultuurhistorie - 363 13%
4230 Panden 3.782 40%
4310 Grondbeleid - 89.537 95%
4410 Sport 938 7%
5210 Openbare ruimte - 1965 7%
6120 Bovengrondse infrastructuur - 294 3%
6220 Duurzaamheid - 1.023 46%
6230 Integraal waterbeheer 1.805 19%
7110 Onderwijs - 2.147 10%
7120 Volwasseneneducatie - 437 7%
7230 Kinderopvang 361 5%
7310 Openbare gezondheidszorg 326 8%
7320 Maatschappelijke zorg en dienstverlening - 838 6%
7330 Ouderen en mensen met een functiebeperking 3.844 27%
7410 Grotestedenbeleid 25.590 59%
8110 Concernsturing - 1.109 13%
8230 Concernverrekeningen 3.063 4%
8410 Interne producten stadsbedrijven - 23.589 32%
1 Afgerond op hele procenten.
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
Bijlage 2: 1
Onderzoek jaarrekening 2003
Tabel 2: Overzicht van afwijkingen van de BATEN > 225.000,00 ten opzichte van de dynamische
begroting.
Nr Programmanaam Afwijking (bedrag (x 1.000)/percentage)2
2120 Burgerzaken 230 13%
2210 Veiligheid -446 23%
2220 Brandweer en rampenbestrijding 352 12%
3110 Multiculturele samenleving en emancipatie - 587 25%
3210 Arbeidsmarktbeleid -2.463 4%
3220 Economische ontwikkeling - 1.195 48%
3230 Inkomen 7.808 9%
4150 Cultuurhistorie - 236 11%
4210 Wonen 457 7%
4220 Bouwen 1.731 56%
4230 Panden 3.895 64%
4310 Grondbeleid - 89.674 99%
4410 Sport 977 47%
5210 Openbare ruimte - 1.322 30%
5310 Recreatie en Spelen - 269 40%
6110 Mobiliteit - 225 2%
6220 Duurzaamheid - 764 53%
6230 Integraal waterbeheer 1.039 42%
7210 Volwasseneneducatie - 469 8%
7230 Kinderopvang 251 12%
7320 Maatschappelijke zorg en dienstverlening - 804 10%
7410 Grotestedenbeleid 25.826 63%
8210 Gemeentelijke heffingen 628 1%
8220 Concerninkomsten 1.612 1%
8230 Concernverrekeningen 3.486 5%
8410 Interne producten stadsbedrijven - 23.928 33%
2 Afgerond op hele procenten.
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
Bijlage 2: 2
Onderzoek jaarrekening 2003
Bijlage 3
Overzicht van afwijkingen tussen primitieve en dynamische begroting
In de volgende tabel hebben wij de verschillen tussen de primitieve en dynamische
begroting opgenomen. Met is aangegeven dat de lasten/baten in dynamische begroting
groter zijn dan in de primitieve begroting.
Voor alle duidelijkheid:
· de primitieve begroting betreft de begroting na vaststelling van de `technische
begrotingswijziging' in maart 2003;
· in de dynamische begroting zijn de Zomernota en de begrotingswijzigingen die in de
loop van het jaar zijn vastgesteld verwerkt.
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
Onderzoek jaarrekening 2003
Bijlage 3: Overzicht van afwijkingen tussen
primitieve en dynamische begroting
Nr Programmanaam Afwijking (bedrag (x 1.000))
Lasten Baten
2110 Bestuur - 901 0
2120 Burgerzaken - 295 - 34
2210 Veiligheid - 1.788 - 1.220
2220 Brandweer en rampenbestrijding - 218 - 5
2310 Stedelijke strategie - 1.163 0
2320 Externe betrekkingen - 391 - 205
3110 Multiculturele samenleving -1.155 - 944
3210 Arbeidsmarktbeleid 35.777 37.467
3220 Economische ontwikkeling - 1.591 - 1.139
3230 Inkomen -2.037 4.365
4110 Ruimtelijke ontwikkeling 0 0
4120 Ruimtelijke inrichting en vormgeving - 177 0
4140 Ruimtelijk beheer - 75 - 91
4150 Cultuurhistorie - 610 - 562
4210 Wonen - 3.227 - 2.406
4220 Bouwen 164 35
4230 Panden - 1.926 - 1.117
4310 Grondbeleid - 76 0
4410 Sport - 818 340
5110 Wijkaanpak - 417 794
5210 Openbare ruimte - 1.689 - 350
5310 Recreatie en spelen - 286 - 60
6110 Mobiliteit - 684 - 1.286
6120 Bovengrondse infrastructuur - 746 - 540
6210 Leefomgevingskwaliteit - 197 - 129
6220 Duurzaamheid 195 191
6230 Integraal waterbeheer 8 0
6310 Kunst en cultuur - 433 - 74
7110 Onderwijs - 5.025 - 1.443
7120 Volwasseneneducatie - 2.633 - 2.641
7210 Samenlevingsopbouw - 89 - 135
7220 Integraal jeugdbeleid 316 476
7230 Kinderopvang - 1.240 - 566
7310 Openbare gezondheidszorg - 1.787 - 1.568
7320 Maatschappelijke zorg en dienstverlening - 2.320 - 1.931
7330 Ouderen en mensen met een functiebeperking - 976 - 507
7410 Grotestedenbeleid 93.102 8.4190
8110 Concernsturing - 2.019 0
8210 Gemeentelijke heffingen - 117 - 1.998
8220 Concerninkomsten 66.407 65.488
8230 Concernverrekeningen 4.175 - 74.295
8310 Onderzoek en statistiek - 15 0
8410 Interne producten stadsbedrijven - 7.168 - 6.545
8420 Archieven - 83 - 81
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
Bijlage 3: 1
Onderzoek jaarrekening 2003
Bijlage 4
Verordening Voorzieningen Gehandicapten
In deze bijlage is de volledige tekst van de Verordening Voorzieningen Gehandicapten
opgenomen, zoals die in 2003 van toepassing was.
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
Onderzoek jaarrekening 2003
Bijlage 4: Verordening Voorzieningen
Gehandicapten
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.1 Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. voorziening: een woonvoorziening waarvan de kosten niet meer bedragen dan
45.378,02, een vervoersvoorziening of een rolstoel;
b. inkomen:
1. het bruto-inkomen, inclusief de overhevelingstoeslag, van de gehandicapte indien
de gehandicapte 18 jaar of ouder is en geen echtgenoot heeft in de zin van
artikel 1 lid 2 tot en met 4 Wvg;
2. het gezamenlijk bruto-inkomen, inclusief de overhevelingstoeslag, van de ouders
of pleegouders van de gehandicapte indien de gehandicapte jonger is dan 18 jaar
en geen echtgenoot heeft in de zin van artikel 1 lid 2 tot en met 4 Wvg;
3. het gezamenlijk bruto-inkomen, inclusief de overhevelingstoeslag, van de
gehandicapte en zijn echtgenoot indien de gehandicapte een echtgenoot heeft in
de zin van artikel 1 lid 2 tot en met 4 Wvg;
verminderd met de over het bruto-inkomen verschuldigde belasting, sociale
verzekeringspremies, pensioenpremies en vakantietoeslag en verminderd met het
bedrag van de in een kalenderjaar ten laste blijvende premie van een met de
verplichte ziekenfondsverzekering overeenkomende ziektekostenverzekering, nadat
deze premie is verminderd met een bedrag gelijk aan de nominale premie die in een
jaar verschuldigd zou zijn bij verplichte ziekenfondsverzekering.
c. woonwagen: een wagen als bedoeld in art. 1 van de Woonwagenwet (Stb. 1968, 98);
d. standplaats: een standplaats op een centrum als bedoeld in art. 2 van de
Woonwagenwet (Stb. 1968, 98) of een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste
lid, onderdeel H van de Woningwet (Stb. 1991, 439);
e. woonschip: een vaartuig als bedoeld in art. 1 van de Wet op Woonwagens en
Woonschepen;
f. ligplaats: een door de gemeente aangewezen ligplaats welke door een woonschip
wordt ingenomen;
g. hoofdverblijf: de woonruimte waar de gehandicapte zijn vaste woon- en
verblijfplaats heeft en op welk adres de gehandicapte in de gemeentelijke
basisadministratie persoonsgegevens staat ingeschreven, dan wel zal staan
ingeschreven, dan wel het feitelijk woonadres indien de gehandicapte met een
briefadres is, dan wel zal staan ingeschreven in de gemeentelijke
basisadministratie;
h. gemeenschappelijke ruimte: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorend tot de
onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de gehandicapte
vanaf de toegang van het woongebouw te bereiken.
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
Bijlage 4: 1
Onderzoek jaarrekening 2003
i. woningaanpassing: ingreep van bouw- of woontechnische aard die gericht is op het
opheffen of verminderen van ergonomische beperkingen die een gehandicapte
ondervindt bij het normale gebruik van zijn woonruimte. Onder woningaanpassing
wordt tevens verstaan: aanpassingen aan gemeenschappelijke ruimten die
noodzakelijk zijn om de individuele woning van de gehandicapte te kunnen bereiken.
Een uitraasruimte wordt als woonvoorziening aangemerkt.
k. wet: de Wet voorzieningen gehandicapten.
l. financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening
welke kan worden afgestemd op het inkomen van de gehandicapte;
m. forfaitaire vergoeding: een financiële tegemoetkoming die als een vergoeding ineens,
los van de werkelijke kosten van een voorziening wordt verstrekt, al dan niet met
inachtneming van de inkomensgrens;
n. gemaximeerde vergoeding: een financiële tegemoetkoming, die als een vergoeding in
de kosten van een voorziening tot een vastgesteld maximum wordt verstrekt, al dan
niet met in acht neming van de inkomensgrens;
o. eigen bijdrage: een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen
bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura betaald moet worden
en op welk bedrag de bepalingen van de Regeling inzake financiële tegemoetkomingen
en eigen bijdragen Wvg van toepassing zijn;
p. voorziening in natura: een voorziening die in eigendom of in bruikleen, huur of lease
wordt verstrekt;
q. instelling: een inrichting die ingevolge artikel 8 van de Algemene Wet Bijzondere
Ziektekosten is erkend en een bejaardenoord als bedoeld in artikel 1 sub b van de
Overgangswet bejaardenoorden.
Artikel 1.2 Beperkingen
1. Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:
a. Deze in overwegende mate op het individu is gericht;
b. Deze langdurig noodzakelijk is om diens beperkingen op het gebied van het wonen
of zich binnen of buiten de woning verplaatsen op te heffen of te verminderen;
c. Deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate
voorziening kan worden aangemerkt.
2. Geen voorziening wordt toegekend:
b. Indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is;
c. Voor zover op grond van enige andere wettelijke regeling aanspraak op de
voorziening bestaat.
Artikel 1.3 Financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen
1. Burgemeester en wethouders stellen de hoogte van de financiële tegemoetkomingen
voor woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen vast overeenkomstig
het bepaalde in het "Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen
gehandicapten".
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
Bijlage 4: 2
Onderzoek jaarrekening 2003
2. Burgemeester en wethouders stellen de hoogte van de eigen bijdrage vast volgens
het bepaalde in het "Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen
gehandicapten"
Artikel 1.4 Richtlijnen
Voor de uitvoering van de wet, deze verordening en regelgeving met betrekking tot
voorzieningen gehandicapten worden door burgemeester en wethouders beleidsregels
vastgesteld, genaamd Richtlijnen voor verstrekking voorzieningen gehandicapten
Nijmegen.
HOOFDSTUK 2 WOONVOORZIENINGEN
Artikel 2.1 Type woonvoorzieningen
1. De door burgemeester en wethouders te verstrekken woonvoorziening kan bestaan
uit een financiële tegemoetkoming in de kosten van:
a. verhuizing en (herinrichting);
b. woningaanpassing;
c. woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of woontechnische aard;
d. onderhoud, keuring en reparatie (zie artikel 2.16)
e. tijdelijke huisvesting (zie artikel 2.17)
f. huurderving (zie artikel 2.18)
g. verwijderen van voorzieningen (zie artikel 2.19)
2. Burgemeester en wethouders kunnen de in het eerste lid onder c genoemde
voorziening ook als voorziening in natura verstrekken.
Artikel 2.2 Gereedmelding, vaststelling en uitbetaling financiële tegemoetkoming
1. a. Na de voltooiing van de werkzaamheden in het kader van een voorziening als
bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder b, maar uiterlijk binnen 15 maanden na het
verlenen van de financiële tegemoetkoming, verklaart de woningeigenaar aan
burgemeester en wethouders dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.
b. De gereedmelding als bedoeld onder a gaat vergezeld van een verklaring dat bij
het treffen van de voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden waaronder de
financiële tegemoetkoming is verleend.
2. De gereedmelding is tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling van de
financiële tegemoetkoming.
3. a. De tegemoetkoming in de kosten genoemd in artikel 2.1 lid 1 onder b, d, f en g
wordt uitbetaald aan de eigenaar van de woonruimte.
e
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
Bijlage 4: 3
Onderzoek jaarrekening 2003
b. Degene aan wie de financiële tegemoetkoming in de kosten genoemd in artikel 2.1
onder b worden uitbetaald, dient gedurende een periode van vijf jaar alle
rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden ter
controle beschikbaar te houden.
4. De tegemoetkoming in de kosten genoemd in artikel 2.1 lid 1 onder a, c en e wordt
uitbetaald aan de hoofdbewoner van de woonruimte.
Artikel 2.3 Woon- en verblijfsruimten waarvoor geen woonvoorziening wordt verstrekt
De bepalingen van hoofdstuk 2 zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen
aan hotels, pensions, trekkerswoonwagens, bejaardenoorden, vakantie-woningen, tweede
woningen en kamerverhuur.
Artikel 2.4 Het recht op een woonvoorziening
1. Een gehandicapte kan voor een woonvoorziening als bij artikel 2.1 lid 1 onder a
genoemd in aanmerking worden gebracht, wanneer aantoonbare beperkingen het
normale gebruik van de woning belemmeren.
2. Een gehandicapte kan voor een woonvoorziening als bij artikel 2.1 lid 1 aanhef en
onder b en c genoemd in aanmerking worden gebracht, indien de in het eerste lid
genoemde voorziening niet te realiseren is of niet de goedkoopst adequate oplossing
is.
Artikel 2.5 Aard van de materialen
Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming ten
behoeve van ingrepen van bouwkundige of woontechnische aard voor zover de
ondervonden ergonomische beperkingen niet voortvloeien uit de aard van de in de woning
gebruikte materialen.
Artikel 2.6 Hoofdverblijf
1. Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de
gemaakte kosten indien de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de
woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.
2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een financiële tegemoetkoming
worden verleend in de kosten van het aanpassen van één woonruimte indien de
gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-inrichting.
3. De aanvraag wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.
4. De financiële tegemoetkoming bedoeld in het tweede lid wordt verleend onder de
voorwaarde, dat de gemeente waar de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft,
verklaart dat haar niet bekend is dat ten behoeve van de gehandicapte reeds eerder
een woning bezoekbaar is gemaakt.
5. De financiële tegemoetkoming betreft slechts een tegemoetkoming in de kosten van
het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte.
6. Onder het in het vijfde lid genoemde bezoekbaar maken van de woonruimte wordt
verstaan dat de gehandicapte de woonruimte, de woonkamer en één toilet kan
bereiken.
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
Bijlage 4: 4
Onderzoek jaarrekening 2003
7. Indien een toiletruimte bezoekbaar wordt gemaakt in de zin van lid 5, kan ook één
toilet aangepast worden, mits hiervoor een medische indicatie bestaat.
Artikel 2.7 Aanvang werkzaamheden en controle
Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming indien:
a. niet reeds een begin met de werkzaamheden waarop de financiële tegemoetkoming
betrekking heeft, is gemaakt zonder hun toestemming;
b. de door hen aangewezen personen toegang is verstrekt tot de woonruimte waar de
woningaanpassing wordt verricht;
c. aan de onder b genoemde personen inzicht wordt geboden in bescheiden en
tekeningen, welke betrekking hebben op de woningaanpassing;
d. de onder b genoemde personen de gelegenheid wordt geboden tot het controleren
van de woningaanpassing.
Artikel 2.8 Frequentie van woningaanpassingen
1. Burgemeester en wethouders verlenen een financiële tegemoetkoming in de kosten
van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder b en c maximaal
éénmaal in de zeven jaar indien de noodzaak van het treffen van deze
woonvoorziening het gevolg van een verhuizing is waar op grond van ergonomische
beperkingen geen aanleiding toe bestond.
2. Het gestelde in het eerste lid is niet van toepassing indien de verhuizing plaatsvindt
als gevolg van het aanvaarden van een werkkring in een andere gemeente.
3. Burgemeester en wethouders kunnen het gestelde in het eerste lid niet van
toepassing verklaren, indien de verhuizing het gevolg is van een wijziging in de
gezinssamenstelling.
Artikel 2.9 Het verwerven van grond
Voor zover het treffen van voorzieningen, als bedoeld in art. 2.1. lid 1 onder b betreft
het uitbreiden van bestaande woningen, dan wel het groter bouwen van een nieuw te
bouwen woning dan zonder de voorzieningen nodig zou zijn, kunnen burgemeester en
wethouders een bijdrage verlenen voor de extra te verwerven grond die ten hoogste
overeenkomt met de bijdrage voor het aantal vierkante meters per vertrek en een
gedeelte van de buitenruimte bij de woning, zoals vermeld in bijlage I van het Besluit.
Artikel 2.10 Woningaanpassingen van gemeenschappelijke ruimten
Burgemeester en wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming verlenen voor het
treffen van voorzieningen aan een gemeenschappelijke ruimte indien zonder deze
woningaanpassing de woonruimte voor de gehandicapte ontoegankelijk blijft.
a. Het verbreden van toegangsdeuren;
b. Het aanbrengen van elektrische deuropeners;
c. Aanleg van een hellingbaan van de openbare weg naar de toegang van het gebouw
(mits de woningen in het woongebouw te bereiken zijn met een rolstoel);
d. Drempelhulpen of vlonders;
e. Het aanbrengen van een extra trapleuning bij een portiekwoning;
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
Bijlage 4: 5
Onderzoek jaarrekening 2003
f. Een opstelplaats voor een rolstoel bij de toegangsdeur van het woongebouw.
Artikel 2.11 Woonwagen
Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de
aanpassingskosten van een woonwagen indien:
a. De technische levensduur van de woonwagen nog minimaal 5 jaar is;
b. De standplaats niet binnen 5 jaar voor opheffing in aanmerking komt;
c. De woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een woonvoorziening
bij de gemeente op de standplaats stond; en
d. De hoofdbewoner van een woonwagen in het bezit is van een bewoningsvergunning als
bedoeld in de Woonwagenwet.
Artikel 2.12 Woonschip
Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de
aanpassingskosten van een woonschip indien:
a. De technische levensduur van het woonschip nog minimaal 5 jaar is;
b. Het woonschip nog minimaal 5 jaar op de ligplaats mag blijven liggen;
Artikel 2.13 Technische levensduur
Indien de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip minder dan vijf
jaar is of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in
aanmerking komt of het woonschip niet tenminste nog vijf jaar op de ligplaats mag
liggen, bedraagt de gemaximeerde vergoeding maximaal 907,56
Artikel 2.14 Binnenschip
Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de
aanpassingskosten van een binnenschip indien de aanpassing betrekking heeft op het
voor de schipper, de bemanning en hun gezinsleden bestemde gedeelte van het verblijf
als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel V van het Binnenschepenbesluit (Stb.
1987, 466), van een binnenschip, dat:
a. In het register, bedoeld in artikel 783 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek als
zodanig te boek is gesteld op de wijze omschreven in de maatregel teboekgestelde
schepen 1992; en
b. Bedrijfsmatig wordt gebruikt, hetzij voor het vervoer van goederen, daarbij blijkens
de meetbrief bedoeld in het metingsbesluit binnenvaartuigen 1978 een laadvermogen
van tenminste 15 ton hebbend, of voor het vervoer van meer dan 12 personen buiten
de in de aanhef bedoelde.
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
Bijlage 4: 6
Onderzoek jaarrekening 2003
Artikel 2.15 Verhuis- en herinrichtingskosten
1. Burgemeester en wethouders kunnen een forfaitaire vergoeding in de verhuis- en
herinrichtingskosten als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a verstrekken aan:
a. de gehandicapte;
b. een persoon, die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een gehandicapte
de woonruimte heeft ontruimd.
2. Burgemeester en wethouders verlenen slechts een forfaitaire vergoeding in de
verhuis- en inrichtingskosten als bedoeld in het eerste lid indien:
a. de verhuizing niet heeft plaatsgevonden voordat burgemeester en wethouders op
de aanvraag hebben beschikt, tenzij zij daar schriftelijk toestemming voor
hebben verleend;
b. de gehandicapte niet voor het eerst zelfstandig gaat wonen;
c. de gehandicapte verhuist vanuit en naar een woonruimte die geschikt is om het
hele jaar door bewoond te worden;
d. de gehandicapte niet verhuist naar een AWBZ-inrichting of een bejaardenoord;
e. in de te verlaten woonruimte ergonomische belemmeringen zijn ondervonden,
tenzij het een verhuizing naar een A.D.L.-woning betreft.
3. De forfaitaire vergoeding bedoeld in het eerste lid aanhef onder b kan worden
verstrekt indien het een met een tegemoetkoming aangepaste woning betreft
waarvan de kosten in het verleden meer dan 13.61 3,41 (geïndexeerd naar de
huidige normen) bedroegen.
Artikel 2.16 Kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie
1. Burgemeester en wethouders verlenen slechts een gemaximeerde vergoeding in de
kosten van onderhoud, keuring en reparatie als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder d
indien:
a. De woonvoorziening in het kader van deze verordening dan wel Besluit Geldelijke
Steun Huisvesting Gehandicapten of Regeling Geldelijke Steun Huisvesting
Gehandicapten is verleend en
b. De woonvoorziening voorkomt op de in het Besluit genoemde voorzieningen en
c. De gehandicapte ten tijde van het onderhoud, de keuring of reparatie de
woonruimte als hoofdverblijf bewoont.
Artikel 2.17 Kosten in verband met tijdelijke huisvesting
1. Burgemeester en wethouders kunnen een gemaximeerde vergoeding in de kosten van
tijdelijke huisvesting verlenen die door de gehandicapte moeten worden gemaakt in
verband met het aanpassen van:
a. Zijn huidige woonruimte;
b. De door de gehandicapte nog te betrekken woonruimte;
2. De gemaximeerde vergoeding als bedoeld onder a en b wordt verleend uitsluitend
voor de periode, dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van
de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de gehandicapte als gevolg daarvan
voor dubbele woonlasten komt te staan.
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
Bijlage 4: 7
Onderzoek jaarrekening 2003
3. Burgemeester en wethouders verlenen maximaal zes maanden een gemaximeerde
vergoeding in de kosten van tijdelijke huisvesting als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 2.18 Huurderving
1. In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die geïndexeerd naar
de huidige normen, voor meer dan 4.537,80 is aangepast, kunnen burgemeester en
wethouders een gemaximeerde vergoeding verlenen aan de eigenaar van de woning in
verband met de derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal 6 maanden,
geldend vanaf de dag dat de leegstaande woning voor verhuur beschikbaar is gesteld
aan de Rolstoelwoningen Toewijzings Commissie (RTC) van de gemeente Nijmegen.
Artikel 2.19 Kosten in verband met het verwijderen van voorzieningen
Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de
kosten van het verwijderen van voorzieningen als bedoeld in artikel 2.1 onder 9 indien:
a. De kosten van de voorziening, geïndexeerd naar de huidige normen, een bedrag van
4.537,80 te boven gaan en
b. De woning langer dan 6 maanden leeg staat, te rekenen vanaf de dag dat de woning is
aangemeld als leegstaande aangepaste woningen bij de Rolstoelwoningen Toewijzings
Commissie (RTC) van de gemeente Nijmegen, tenzij
c. Bekend is dat binnen een periode van 3 maanden na het verstrijken van de termijn
genoemd onder b een gehandicapte in aanmerking voor de woning zal komen en
d. De aanpassingen zo specifiek zijn dat het door de aanwezigheid van de voorzieningen
niet mogelijk is om de woning aan een niet-gehandicapte te verhuren.
HOOFDSTUK 3 VERVOERSVOORZIENINGEN
Artikel 3.1 Algemene omschrijving
De door burgemeester en wethouders te verstrekken vervoersvoorziening kan bestaan
uit:
a. een voorziening in natura in de vorm van:
1. een al dan niet aangepaste bruikleen-, huur- of lease auto;
2. een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen;
3. een open elektrische buitenwagen;
4. een ander verplaatsingsmiddel;
b. een financiële tegemoetkoming in de kosten van:
1. aanpassing van een eigen auto
2. aanschaf van een ander verplaatsingsmiddel
c. een forfaitaire vergoeding in de kosten van:
1. gebruik van een bruikleen-, huur- of lease-auto;
2. gebruik van een taxi of een eigen auto;
3. gebruik van een rolstoel-taxi.
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
Bijlage 4: 8
Onderzoek jaarrekening 2003
Artikel 3.2 Het recht op een vervoersvoorziening
1. Een gehandicapte kan voor een vervoersvoorziening als in artikel 3.1 vermeld in
aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte
of gebrek
a. het gebruik van het openbaar vervoer of
b. het bereiken van dit openbaar vervoer onmogelijk maken.
2. Bij het verstrekken of vaststellen van de hoogte van een vervoersvoorziening als
bedoeld in artikel 3.1 kan rekening worden gehouden met:
a. de mate waarin een andere voorziening als bedoeld in artikel 3.1 in de
vervoersbehoefte kan voorzien;
b. de mate waarin het verblijf in een instelling in de vervoersbehoefte voorziet.
3. Voor zover de vervoersbehoeften van echtgenoten niet samenvallen wordt niet meer
dan anderhalf maal een enkele voorziening als bedoeld in artikel 3.1 sub c toegekend.
4. Indien het inkomen zoals bedoeld onder artikel 1.1 onder b hoger is dan 1,5 maal het
normbedrag vermeerderd met het laagste drempelbedrag dat bij de aftrek van
ziektekosten in het kader van buitengewone lasten wordt gehanteerd bij de
inkomstenbelasting wordt geen forfaitaire vergoeding in de kosten van een
vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 3.1 onder c, dan wel een
vervoersvoorziening in natura als bedoeld in artikel 3.1 onder a sub 1 verstrekt.
HOOFDSTUK 4 ROLSTOELEN
Artikel 4.1 Algemene omschrijving
De door burgemeester en wethouders te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan
uit:
a. een rolstoel voor verplaatsing binnen, dan wel voor verplaatsing binnen en buiten de
woonruimte, dan wel een aanpassing daaraan;
b. een gemaximeerde vergoeding voor een sportrolstoel;
c. een financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, gebruik en reparatie;
d. accessoires.
Artikel 4.2 Het recht op een rolstoel
1. Een gehandicapte kan voor een rolstoel in aanmerking worden gebracht wanneer de
aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het in belangrijke mate
zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die
verstrekt worden op grond van de Algemene wet bijzondere ziektekosten een
onvoldoende oplossing bieden.
2. Een gehandicapte kan in aanmerking worden gebracht voor een sportrolstoel indien
hij zonder sportrolstoel niet in staat is tot sportbeoefening.
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
Bijlage 4: 9
Onderzoek jaarrekening 2003
Artikel 4.3 Bruikleen of eigendom
1. Een rolstoel wordt in natura verstrekt op basis van een bruikleenovereenkomst.
De rolstoel kan na afloop van de bruikleen periode op basis van een afgesloten
bruikleenovereenkomst in eigendom worden overgedragen.
2. In tegenstelling tot het gestelde in het eerste lid vindt de verstrekking van een
sportrolstoel plaats in de vorm van een gemaximeerde vergoeding, waarmee voor een
periode van drie jaar een sportrolstoel aangeschaft en onderhouden kan worden.
HOOFDSTUK 5 HET VERKRIJGEN VAN EEN VOORZIENING
Artikel 5.1 Aanvraagprocedure
Een aanvraag voor een voorziening dient te worden ingediend door middel van een door
burgemeester en wethouders beschikbaar gesteld formulier.
Artikel 5.2 Gronden voor weigering
Burgemeester en wethouders kunnen de gevraagde voorzieningen in ieder geval
weigeren:
a. voor zover de aanvraag een financiële tegemoetkoming betreft in kosten die de
aanvrager vóór de aanvraagdatum heeft gemaakt;
b. indien een middel als waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens
deze verordening is vergoed of verstrekt en de normale afschrijvingsduur voor dat
middel nog niet is verstreken, tenzij het eerder vergoede of verstrekte middel
geheel of gedeeltelijk verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan
de aanvrager zijn toe te rekenen.
c. indien de getroffen voorzieningen niet toereikend zijn verzekerd;
d. indien bij de verstrekking van een financiële tegemoetkoming niet is voorzien in de
financiering van het niet door vergoeding gedekte deel van de kosten.
Artikel 5.3 Bijzondere bepalingen
1. Indien een financiële tegemoetkoming wordt verleend, wordt in de beschikking
vermeld op welke kosten de tegemoetkoming betrekking heeft.
2. Indien een periodieke tegemoetkoming wordt verleend, wordt in de beschikking
tevens vermeld: de geldingsduur, de uitkeringsmaatstaf, alsmede de voorschriften
waaraan de rechthebbende dient te voldoen alvorens tot uitbetaling van de
tegemoetkoming kan worden overgegaan.
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
Bijlage 4: 10
Onderzoek jaarrekening 2003
HOOFDSTUK 6 VERPLICHTINGEN EN BEVOEGDHEDEN VAN RECHTHEBBENDE EN
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS
Artikel 6.1 Inlichtingen, onderzoek, advies
1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn
voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag
is ingediend:
a. op te roepen in persoon te verschijnen op een door burgemeester en wethouders
te bepalen plaats en tijdstip en hem te horen;
b. op een door burgemeester en wethouders te bepalen plaats en tijdstip door een
of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen horen en/of onderzoeken.
2. Burgemeester en wethouders vragen een daartoe door hen aangewezen advies-
instantie om advies indien zij dat gewenst vinden.
3. De adviseur dient te beschikken over kennis op de volgende gebieden:
1. medische kennis op het niveau van een arts;
2. sociale kennis;
3. ergonomische kennis;
4. technische kennis.
4. Bij een volgende aanvraag voor een voorziening hebben burgemeester en wethouders
de bevoegdheid aan te geven dat opnieuw advies dient te worden uitgebracht.
5. Een gehandicapte is verplicht aan burgemeester en wethouders of de door hen
aangewezen advies-instantie die gegevens te (doen) verschaffen die noodzakelijk
zijn voor de beoordeling van de aanvraag.
Artikel 6.2 Wijzigingen in de situatie
Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht
aan burgemeester en wethouders mededeling te doen van feiten en omstandigheden,
waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht
op een voorziening.
Artikel 6.3 Intrekking van een besluit tot verlening van een voorziening
1. Burgemeester en wethouders kunnen een beschikking genomen op grond van deze
verordening geheel of gedeeltelijk intrekken indien:
a. niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;
b. op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist
waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou
zijn genomen.
2. Een besluit tot verlening van een voorziening kan worden ingetrokken indien op grond
van een privaatrechtelijke overeenkomst of verbintenis alsnog een vergoeding voor
die voorziening is verstrekt.
3. Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming, kan worden ingetrokken
indien blijkt dat de tegemoetkoming binnen zes maanden na de uitbetaling niet is
aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor deze was verleend.
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
Bijlage 4: 11
Onderzoek jaarrekening 2003
HOOFDSTUK 7 SLOTBEPALINGEN
Artikel 7.1 Afwijken van bepalingen/hardheidsclausule
1. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de
gehandicapte of de woningeigenaar afwijken van de bepalingen in deze verordening,
indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
2. Voorafgaande aan de toepassing van het eerste lid kunnen burgemeester en
wethouders advies vragen.
Artikel 7.2 Beslissing burgemeester en wethouders in gevallen waarin de verordening
niet voorziet
In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening
niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders.
Artikel 7.3 Indexering
Burgemeester en wethouders kunnen jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze
verordening geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de
prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Artikel 7.4 Periodieke evaluatie gemeentelijk beleid en bijstelling verordening
Het door de gemeente gevoerde beleid wordt eenmaal per jaar geëvalueerd; indien deze
evaluatie daar aanleiding toe geeft wordt de verordening aangepast.
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
Bijlage 4: 12
Onderzoek jaarrekening 2003
Bijlage 5
Gebruikte afkortingen
In deze bijlage zijn de in de tekst van het rapport gebruikte afkortingen opgenomen en
voorzien van een verklaring.
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
Onderzoek jaarrekening 2003
Bijlage 5: Gebruikte afkortingen
AB (raadscommissie) Algemeen Bestuur
AO Administratieve Organisatie
BBI Beleids- en beheersinstrumentarium
Bbv Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten
DBO directie Bestuur en Organisatie
DGG directie Grondgebied
DIBB Dynamisch Informatiesysteem Beleid en Beheer
DIW directie Inwoners
DSB directie Stadsbedrijven
DSP directie Strategie en Projecten (per 1 april 2003 gefuseerd met DWL tot
DWS)
DWL directie Wijkaanpak en Leefbaarheid (per 1 april 2003 gefuseerd met
DSP tot DWS)
DWS directie Wijk en Stad (sinds 1 april 2003 (fusie van directies DSP en
DWL))
IC Interne Controle
Marap Managementrapportage
NFIS Nieuw FInancieel Systeem
RIO Regionaal Indicatie Orgaan
SoZaWe afdeling Sociale Zaken en Werk
VGP Voortgangsrapportage Grote Projecten
WVG Wet Voorzieningen Gehandicapten
Gemeentelijke Rekenkamer Nijmegen
Bijlage 5: 1
---- --
---- --
Gemeente Nijmegen