Teleurstellend tussenvonnis inzake knipseldiensten overheid
In de door de Nederlandse Dagbladpers (NDP) aangespannen
bodemprocedure tegen de rijksoverheid inzake het maken en vervaardigen
van (digitale) knipselkranten is op 16 juni jl. een tussenvonnis
gewezen. Tot grote teleurstelling van alle betrokkenen durft de Haagse
Rechtbank nog geen uitspraken te doen. De zaak draait om de wettelijke
beperking inzake het door de pers uit de pers overnemen van actuele
artikelen. In Nederland worden ook papieren knipselkranten tot de pers
gerekend. Deze zogenaamde persexceptie staat al tientallen jaren in de
Auteurswet en vloeit voort uit een bepaling in de Berner Conventie.
Omdat deze beperking nu ook in de Europese auteursrechtrichtlijn is
opgenomen, is de rechtbank blijkbaar van mening dat
interpretatievragen dienaangaande dan ook maar door het Europese Hof
moeten worden beantwoord. Daarmee loopt deze procedure aanzienlijke
vertraging op en blijft de huidige onbevredigende situatie, waarin de
overheid zonder betaling van auteursrechten een dagelijkse interne
knipseldienst onderhoudt, voortduren.
Of de wijze waarop de staat digitale knipselkranten maakt en
verspreidt zoveel anders is dan het gebruik van papieren
knipselkranten, daarvan is de rechtbank nog niet overtuigd. De
rechtbank wil daarover nader worden geïnformeerd en houdt daarbij de
kwestie van bewijslastverdeling nog even aan.
Vervolgens moet de rechtbank de drie-stappen-toets uitvoeren (als
digitale knipselkranten onder de persexceptie vallen, is dan een
beroep op die persexceptie niet geldig omdat de normale exploitatie
wordt geschaad?) en daarvan vindt de rechtbank dat het Europese Hof
zich daarover moet uitspreken. De wetgever heeft deze beoordeling
duidelijk bij de rechter neergelegd en de rechtbank legt dit blijkbaar
zo uit dat daarmee op de Europese rechter wordt gedoeld.
Maar ook als de persexceptie van toepassing is, dan nog mogen geen
artikelen worden overgenomen ten aanzien waarvan de rechthebbende het
auteursrecht uitdrukkelijk heeft voorbehouden. De staat beweert dat
een vermelding in het colofon niet uitdrukkelijk genoeg is (maar gaat
voorbij aan de brief waarin dat nog eens uitdrukkelijk namens de
rechthebbenden wordt bevestigd) en beweert bovendien dat voornamelijk
nieuwsberichten worden overgenomen. Maar ook hier durft de rechtbank
de beslissing blijkbaar niet aan en overweegt de rechtbank
prejudiciële vragen.
Dit is een buitengewoon teleurstellende ontwikkeling. Terwijl vele
betrokkenen duidelijkheid wensen, komt die er op deze manier voorlopig
niet. In oktober mogen partijen tijdens een comparitie van partijen
hun mening geven over dit tussenvonnis.
Nederlands Uitgeversverbond