Strafrechtelijke aanpak discriminerende geschriften
De spanning tussen religie en cultuur is in de afgelopen periode
veelvuldig in de media aan de orde geweest. Wat te doen tegen de
haatzaaiende uitlatingen van imams van in Nederland gevestigde
moskeeën? Moeten die imams vervolgd worden, moeten de geschriften
zoals die zijn verspreid in de Al Tawheed Moskee te Amsterdam, worden
verboden of dient er anderszins strafrechtelijk tegen worden
opgetreden? Moet het strafrechtelijk instrumentarium dat Nederland
rijk is daartoe worden aangescherpt? Het zijn vragen die in de
afgelopen periode tot heftige debatten hebben geleid op parlementair
niveau.
Tijdens een van de debatten heeft de VVD aangegeven voorstander te
zijn van een onmiddellijke strafrechtelijke aanpak van moskeeën waar
dingen gebeuren die het daglicht niet kunnen verdragen. Naar de mening
van VVD-er Wilders is het strafrecht een uitstekend middel om
uitwassen tegen te gaan. Volgens hem is er nog geen enkele imam
Nederland uitgezet, terwijl zij wel oproepen tot geweld tegen vrouwen
en het vermoorden van homoseksuelen. Nederland zou wat hem betreft
meer moeten kijken naar het buitenland, waar wel hard wordt
opgetreden. Een verbod van geschriften is pas aan de orde op het
moment dat er een strafrechtelijk vonnis ligt.
Ook D66 is niet direct een voorstander van een verbod van omstreden
geschriften. D66-leider Dittrich wil weten of het kabinet het
standpunt deelt van minister Verdonk (Vreemdelingenzaken), die een
verbod voorstaat.
De in de debatten gestelde vragen aangaande de strafrechtelijke aanpak
van geschriften werden per brief aan de Tweede Kamer beantwoord door
minister van Justitie Donner.
In zijn brief geeft Donner aan dat de grondrechten een groot goed zijn
en met uiterste zorgvuldigheid dienen te worden bekeken en behandeld.
Ondanks zijn persoonlijke afkeer van de gewraakte uitlatingen in de
Amsterdamse moskee, wijst hij op de vele te respecteren belangen en
geeft hij het algemene kader aan waarbinnen de specifieke gevallen van
normovertreding zullen worden behandeld en beoordeeld.
Het Nederlandse strafrecht beschikt over anti-haatzaai-artikelen die
ruim geformuleerd zijn. In het licht van de huidige discussie is
minister Donner van mening dat opnieuw kan worden bezien of er
aanleiding bestaat het juridische instrumentarium aan te scherpen.
Echter, de bewindsman geeft in zijn schrijven zeer duidelijk aan dat
terughoudendheid daarbij is gepast. Er dient namelijk rekening te
worden gehouden met grondrechten, zoals de vrijheid van meningsuiting
en godsdienst, die zowel in internationale verdragen als in de
Grondwet zijn beschermd. Daarnaast is het de vraag of het strafrecht
wel het meest aangewezen middel is om op te treden tegen
afkeurenswaardige verschijnselen in de samenleving, zeker wanneer het
uitlatingen betreft waarin levensbeschouwelijke, godsdienstige of
maatschappelijke opvattingen worden uitgedragen. Een ieder heeft het
recht om zijn mening te uiten en zijn geloof te belijden. Bij een
recht hoort echter ook een plicht. Het rechtstelsel biedt beperkingen
om misbruik van vrijheden tegen te gaan om zodoende de maatschappij en
de rechten van de medemens te beschermen. Die beperkingen zijn
toegestaan mits voorzien bij wet en voorzover noodzakelijk in een
democratische samenleving in het belang van de openbare veiligheid en
orde, gezondheid of goede zeden of voor de bescherming van de rechten
en vrijheden van anderen. Bij een veroordeling is met name het
noodzakelijkheidkarakter in een democratische samenleving van belang.
Daarmee is direct een ruimte voor interpretatie gegeven. Dat geldt ook
voor de vraag, of iemand zich schuldig maakt aan haatzaaiende en
discriminerende opmerkingen, of dat hij zulke geschriften bezit. Is
een dergelijke uitlating bijvoorbeeld een bijdrage aan een
maatschappelijk debat, dan zal de ruimte voor een strafrechtelijke
vervolging kleiner zijn. Ook speelt een rol de wijze waarop het
geschrift publiekelijk bekend wordt gemaakt en of het geschrift het
bevorderen van strafbare feiten beoogt. Is dat laatste het geval dan
zal de mogelijkheid van een strafrechtelijke veroordeling groter zijn.
Nederlands Uitgeversverbond