Uitspraak Hoge Raad LJN-nummer: AO9905 Zaaknr: 02587/03
Bron: Hoge Raad der Nederlanden 's-Gravenhage
Datum uitspraak: 6-07-2004
Datum publicatie: 6-07-2004
Soort zaak: straf -
Soort procedure: cassatie
6 juli 2004
Strafkamer
nr. 02587/03
AGJ/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te
's-Hertogenbosch van 11 april 2003, nummer 20/000344-02, in de
strafzaak tegen:
, geboren te op 1954,
wonende te , ten tijde van de betekening van de aanzegging
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Zuid West - De Dordtse
Poorten" te Dordrecht.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de
Rechtbank te Breda van 11 februari 2002 - de verdachte vrijgesproken
van de hem bij inleidende dagvaarding onder parketnummer 02/004410-97
onder 3, onder E, 2e gedachtestreepje en onder parketnummer
02/002132-01 onder 1 primair en subsidiair en 5 tenlastegelegde feiten
en hem voorts ter zake van (parketnummer 02/004410-97) 1. "medeplegen
van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid
onder A, van de Opiumwet (oud) gegeven verbod, meermalen gepleegd", 2.
"medeplegen van een feit als bedoeld in het derde of vierde lid van
artikel 10 van de Opiumwet (oud) voorbereiden of bevorderen, door zich
of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van
dat feit trachten te verschaffen en stoffen voorhanden te hebben,
waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij
bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd", 3.
"medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3,
eerste lid onder B, van de Opiumwet (oud) gegeven verbod, meermalen
gepleegd" en "medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in
artikel 3, eerste lid onder A, van de Opiumwet (oud) gegeven verbod,
meermalen gepleegd", en "medeplegen van poging tot opzettelijk
handelen in strijd met een in artikel 3, eerste lid onder A, van de
Opiumwet (oud) gegeven verbod, meermalen gepleegd" 4. "medeplegen van
opzetheling, meermalen gepleegd", 5. "medeplegen van oplichting", 6.
"handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en
munitie (oud), strafbaar gesteld bij artikel 55, derde lid onder a
juncto eerste lid, van de Wet wapens en munitie (oud)" en "handelen in
strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie (oud),
strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid, van de Wet wapens en
munitie" (oud) en (parketnummer 02/002132-01) 2.A: "bedreiging met
enig misdrijf waardoor de algemene veiligheid van personen of goederen
in gevaar wordt gebracht", B: "bedreiging met zware mishandeling", 3.
"diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door
middel van braak" en 4. "diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld
tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk
te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde
personen" veroordeeld tot negen jaren gevangenisstraf, met onttrekking
aan het verkeer, teruggave aan de rechthebbende en bewaring ten
behoeve van de rechthebbende zoals in het arrest omschreven.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.A.
Franken, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie
voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan
deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot verwerping van het
beroep.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel klaagt over de bewezenverklaring van drie feiten.
Betoogd wordt dat deze bewezenverklaringen erop duiden dat de
verdachte bij de in die bewezenverklaringen opgenomen
uitvoeringshandelingen feitelijk betrokken is geweest, terwijl dat
niet uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dan wel daarmee in
strijd is.
3.2.1. De verdachte is, voorzover hier van belang, tenlastegelegd dat:
"hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 6
januari 1999 tot 21 september 2000 te Breda, in elk geval in
Neder1and, en/of te Frankrijk en/of Spanje tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans hij verdachte, opzettelijk buiten
het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel
1, lid 5 van de Opiumwet, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- ongeveer 11.400 pillen, althans een (groot) aantal pillen, althans
2741 gram pillen, bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel vermeld op
de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- ongeveer 1.012, althans een (groot) aantal pillen, althans 243 gram
pillen, bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op
de bij de Opiumwet behorende lijst I,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk die
pillen verstopt en/of geladen in een geheime bergplaats, aangebracht
in een personenauto (merk Saab) en/of is/zijn verdachte en/of zijn
mededaders (vervolgens) met die personenauto richting België en/of
Frankrijk en/of Spanje gereden, met bestemming Spanje (...)."
en dat:
"in of omstreeks de periode van 18 mei 2000 tot en met 19 mei 2000 in
de gemeente Meerssen, in elk geval in Nederland tezamen en in
vereniging met (een) ander(en), althans hij, verdachte, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een garage bij een
woning aan de te heeft weggenomen 5 althans
een aantal sporttassen met daarin 23 kilo weed, althans een (grote)
hoeveelheid weed geheel of ten dele toebehorend aan ,
in elk geval aan (een) ander(en) dan aan hem verdachte en/of zijn
mededaders, waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) zich de
toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of
de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben
gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming
(...)."
en dat:
"hij op of omstreeks 18 januari 1999 te Maastricht, in elk geval in
Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen 250 kilo, althans 225 kilo hashish, althans een hoeveelheid
hashish, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan
en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld
tegen die , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op
heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het
bezit van het gestolen te verzekeren, welke geweld en/of bedreiging
met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn
mededader(s) naar het pand te is gegaan
waarbij hij verdachte en/of zijn mededader(s) in het bezit was/waren
van meerdere althans een vuurwapen(s) althans op (een) vuurwapen(s)
gelijkend(e) voorwerp(en), en/of waarbij hij verdachte en/of zijn
mededader(s) (een) vuurwapen(s) althans op (een) vuurwapen(s)
gelijkend(e) voorwerp(en) heeft/hebben gericht op het hoofd althans
het lichaam van die waarbij die onder
bedreiging van (een) vuurwapen(s) althans op (een) vuurwapen(s)
gelijkend(e) voorwerp(en) de woorden werden toegevoegd "liggen,
liggen"."
3.2.2. Daarvan heeft het Hof bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 6 januari 1999 tot 21 september 2000 in
Nederland tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk buiten het
grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1,
lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 11.400 pillen, bevattende MDMA, zijnde
MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededaders
opzettelijk die pillen verstopt en geladen in een geheime bergplaats,
aangebracht in een personenauto (merk Saab) en is verdachte tezamen en
in vereniging met zijn mededaders vervolgens met die personenauto
richting België gereden, met bestemming Spanje."
en dat:
"hij in de periode van 18 mei 2000 tot en met 19 mei 2000 in de
gemeente Meerssen tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening uit een garage bij een woning aan de
te heeft weggenomen een aantal sporttassen met
daarin 23 kilo weed, toebehorende aan een ander dan aan verdachte
en/of zijn mededaders, waarbij verdachte tezamen en in vereniging met
zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft
verschaft door middel van braak."
en dat:
"hij op 18 januari 1999 te Maastricht tezamen en in vereniging met
anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen 225 kilo hashish, toebehorende aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd vergezeld van
bedreiging met geweld tegen , gepleegd met het oogmerk
om die diefstal gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld
hierin bestond dat hij, verdachte tezamen en in vereniging met zijn
mededaders naar het pand te is gegaan waarbij
hij verdachte en zijn mededaders in het bezit waren van vuurwapens,
althans op vuurwapens gelijkende voorwerpen, en waarbij hij verdachte
tezamen en in vereniging met zijn mededaders een vuurwapen althans een
op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gericht op het hoofd van die
waarbij die onder bedreiging van een
vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp de woorden
werden toegevoegd "liggen, liggen"."
3.3. Het Hof heeft in de bestreden uitspraak, voorzover hier van
belang, het volgende overwogen:
"Het gaat in dit onderzoek om een grote hoeveelheid en een grote
verscheidenheid aan feiten gedurende een lange periode gepleegd,
waarbij verdachte veelal een sturende rol speelde. Hierbij wist hij
anderen ertoe te bewegen deze feiten te plegen waarbij hij zelf geen
daadwerkelijke uitvoeringshandelingen verrichtte. Hij was echter bij
het bedenken, het begeleiden en het afhandelen van de feiten
betrokken."
3.4. Uit 's Hofs overweging vloeit voort dat het Hof met de telkens in
het tweede gedeelte van de bewezenverklaringen gebezigde woorden
"tezamen en in vereniging met zijn mededaders" tot uitdrukking heeft
gebracht - zij het onnodig en in minder gelukkige bewoordingen - dat
het telkens bewezen acht dat de verdachte en die mededaders zo nauw en
volledig hebben samengewerkt, dat ieder aansprakelijk is ook voor de
daden die hij niet zelf, maar zijn mededaders hebben verricht.
Voorzover het middel blijkens de toelichting berust op een andere
lezing van genoemde bewezenverklaringen, en op grond daarvan ervan
uitgaat dat uit de gebezigde bewijsmiddelen moet kunnen volgen dat de
verdachte zelf de omschreven feitelijke handelingen heeft verricht,
mist het daarom feitelijke grondslag. Anders dan in de toelichting op
het middel nog wordt betoogd behoeft in een bewezenverklaring naar
aanleiding van een op medeplegen toegespitste tenlastelegging, waarin
is gesteld dat de verdachte tezamen en in vereniging met een ander of
anderen het feit heeft gepleegd, niet te worden vermeld of en zo ja
welke feitelijke handelingen de verdachte zelf dan wel zijn mededader
of mededaders hebben verricht.
3.5. In het licht van hetgeen hiervoor is overwogen heeft het Hof
telkens het bewezenverklaarde uit de bewijsmiddelen kunnen afleiden.
Het middel faalt.
4. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook
geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve
zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als
voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en J.W. Ilsink, in
bijzijn van de waarnemend-griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 6
juli 2004.
*** Conclusie ***
Nr.02587/03
Mr. Jörg
Zitting 18 mei 2004
Conclusie inzake:
1. Verzoeker is door het gerechtshof te 's-Hertogenbosch bij arrest
van 11 april 2003 wegens - kort gezegd - drugshandel, opzetheling,
oplichting, gekwalificeerde diefstal, bedreiging en verboden wapen- en
munitiebezit, veroordeeld tot negen jaar gevangenisstraf. Ten aanzien
van inbeslaggenomen voorwerpen heeft het hof beslist als in het arrest
aangegeven.
2. Namens verzoeker heeft mr. A.A. Franken, advocaat te Amsterdam, bij
schriftuur één middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel richt zich tegen de bewezenverklaring van een drietal
feiten. Deze bewezenverklaringen zouden erop duiden dat verzoeker bij
de uitvoeringshandelingen betrokken is geweest, hetgeen niet uit de
bewijsmiddelen zou kunnen worden afgeleid dan wel hiermee in strijd
zou zijn.
4. Aan verzoeker is - voor zover voor de beoordeling van het middel
relevant - tenlastegelegd dat:
"Parketnummer 4410/97
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 6
januari 1999 tot 21 september 2000 te Breda, in elk geval in
Nederland, en/of te Frankrijk en/of Spanje tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans hij verdachte, opzettelijk buiten
het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel
1, lid 5 van de Opiumwet, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- ongeveer 11.400 pillen, althans een (groot) aantal pillen, althans
2741 gram pillen, bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel vermeld op
de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- ongeveer 1.012, althans een (groot) aantal pillen, althans 243 gram
pillen, bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op
de bij de Opiumwet behorende lijst I,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (curs. van NJ)
opzettelijk die pillen verstopt en/of geladen in een geheime
bergplaats, aangebracht in een personenauto (merk Saab) en/of is/zijn
verdachte en/of zijn mededaders (curs. van NJ) (vervolgens) met die
personenauto richting België en/of Frankrijk en/of Spanje gereden, met
bestemming Spanje ()."
Daarvan heeft het hof bewezenverklaard dat:
"1. hij in de periode van 6 januari 1999 tot 21 september 2000 in
Nederland tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk buiten het
grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1,
lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 11.400 pillen bevattende MDMA, zijnde
MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededaders
(curs. van NJ) opzettelijk die pillen verstopt en geladen in een
geheime bergplaats, aangebracht in een personenauto (merk Saab) en is
verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededaders (curs. van NJ)
vervolgens met die personenauto richting België gereden, met
bestemming Spanje."
Onder parketnummer 2132/01 is aan verzoeker tenlastegelegd dat:
"3.
in of omstreeks de periode van 18 mei 2000 tot en met 19 mei 2000 in
de gemeente Meerssen, in elk geval in Nederland tezamen en in
vereniging met (een) ander(en), althans hij, verdachte, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een garage bij een
woning aan de te heeft weggenomen 5 althans
een aantal sporttassen met daarin 23 kilo weed, althans een (grote)
hoeveelheid weed geheel of ten dele toebehorend aan ,
in elk geval aan (een) ander(en) dan aan hem verdachte en/of zijn
mededaders, waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (curs. van
NJ) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft
en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of
inklimming ()."
Daarvan heeft het hof bewezenverklaard dat:
3. hij in de periode van 18 mei 2000 tot en met 19 mei 2000 in de
gemeente Meerssen tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening uit een garage bij een woning aan de
te heeft weggenomen een aantal sporttassen met
daarin 23 kilo weed, toebehorende aan een ander dan aan verdachte
en/of zijn mededaders, waarbij verdachte tezamen en in vereniging met
zijn mededaders (curs. van NJ) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
Onder hetzelfde parketnummer is verzoeker tenlastegelegd dat:
"4.
hij op of omstreeks 18 januari 1999 te Maastricht, in elk geval in
Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen 250 kilo, althans 225 kilo hashish, althans een hoeveelheid
hashish, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan
en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld
tegen die , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op
heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het
bezit van het gestolen te verzekeren,
welke geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte en/of zijn mededader(s) (curs. van NJ) naar het pand
te is gegaan waarbij hij verdachte en/of zijn
mededader(s) in het bezit was/waren van meerdere althans een
vuurwapen(s) althans op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en),
en/of waarbij hij verdachte en/of zijn mededader(s) (curs. van NJ)
(een) vuurwapen(s) althans op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e)
voorwerp(en) heeft/hebben gericht op het hoofd althans het lichaam van
die waarbij die onder bedreiging van
(een) vuurwapen(s) althans op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e)
voorwerp(en) de woorden werden toegevoegd "liggen, liggen."
Daarvan heeft het hof bewezenverklaard dat:
4. hij op 18 januari 1999 te Maastricht tezamen en in vereniging met
anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen 225 kilo hashish, toebehorende aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd vergezeld van
bedreiging met geweld tegen , gepleegd met het oogmerk
om die diefstal gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld
hierin bestond dat hij, verdachte tezamen en in vereniging met zijn
mededaders (curs. van NJ) naar het pand te is
gegaan waarbij hij verdachte en zijn mededaders in het bezit waren van
vuurwapens, althans op vuurwapens gelijkende voorwerpen, en waarbij
hij verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededaders (curs. van
NJ) een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
heeft gericht op het hoofd van die waarbij die
onder bedreiging van een vuurwapen althans een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp de woorden werden toegevoegd "liggen,
liggen".
5. Enige uitleg waarom de door mij gecursiveerde passages in de
tenlastelegging niet in dezelfde bewoordingen in de bewezenverklaring
terugkeren wordt door het hof niet gegeven. Wellicht meende het hof
dat in wat in de wandeling het feitelijk gedeelte van de
tenlasteleggingen wordt genoemd geen door verzoeker verrichte
uitvoeringshandelingen worden vermeld; dat dit een manco was; en heeft
het hof dit vermeende manco opgelost door de gecursiveerde woorden te
vervangen door de woorden die gewoonlijk in kwalificatieve zin het
medeplegen aanduiden: "tezamen en in verenging met een ander". Ook in
de bewezenverklaringen heb ik die passages gecursiveerd.
6. Indien dit de gedachtegang van het hof is geweest, zou dat
miskennen dat in een op medeplegen berustende tenlastelegging in het
geheel geen uitvoeringshandeling van de verdachte behoeft te worden
vermeld noch behoeft te worden bewezenverklaard, als maar uit de
bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat het delict zelf door nauwe en
volledige samenwerking van de verdachte met een of meer anderen is
begaan (o.a. 17 november 1981, NJ 1983, 84 m.nt. ThWvV
(containerdiefstal), r.o. 6; HR 14 maart 1989, NJ 1989, 689, r.o. 10;
HR 14 mei 1991, DD 91.298; HR 19 oktober 1993, NJ 1994, 50 m.nt.
ThWvV, r.o. 5.3 met de expliciet alternatieve mogelijkheden om
medeplegen te bewijzen; HR 6 februari 1996, NJ 1996, 438).
7. In de toelichting op het middel wordt door de steller van het
middel betoogd dat de bewezenverklaarde feitelijke uitwerking van de
drie bovengenoemde feiten niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan
volgen in die zin dat daaruit niet kan blijken dat verzoeker
eigenhandig aan de uitvoeringshandelingen heeft meegewerkt. Daarbij is
de steller van het middel klaarblijkelijk van mening dat wanneer
tezamen en in vereniging met zijn mededaders in de feitelijke
uitwerking van een feit staat opgenomen het voor het bewijs van
medeplegen noodzakelijk is dat uit de bewijsmiddelen kan volgen dat
verzoeker bij de feitelijke uitvoering van het delict betrokken is
geweest.(1)
8. Daarmee neemt de steller van het middel tot uitgangspunt dat er een
zodanige scheiding tussen het kwalificatieve gedeelte en het
feitelijke gedeelte bestaat dat deze er aan in de weg staat om aan
tezamen en in vereniging met zijn mededaders in het feitelijke
gedeelte dezelfde 'jurisprudentiële' betekenis toe te kennen als
tezamen en in vereniging met anderen in het kwalificatieve gedeelte.
9. In het strafvorderlijk commentaar van Melai-Groenhuijsen wordt dit
uitgangspunt niet door De Jong gedeeld. Anders dan in de vooroorlogse
rechtspraak wel kan worden teruggevonden is de moderne opvatting dat
het feitelijke gedeelte en het kwalificatieve gedeelte elkaar
aanvullen en als één geheel dienen te worden gelezen (suppl. 125,
aant. 6.2 en aant. 15 bij art. 261 Sv). Een caesuur is er nu juist
niet. Ook in HR 28 mei 2002, NJ 2003, 142, m.nt. Sch valt geen steun
voor dat onderscheid te vinden.
10. Dat het hof met het vervangen van verdachte en/of zijn mededaders
in het feitelijk gedeelte van de tenlastelegging door tezamen en in
vereniging met zijn mededaders in het feitelijk gedeelte van de
bewezenverklaring, een andere betekenis heeft willen verlenen aan de
reeds in de kwalificatieve aanhef van de bewezenverklaring voorkomende
passage tezamen en in vereniging met zijn mededaders, is zonder enige
aanwijzing daarvoor op zijn minst onwaarschijnlijk.
11. Voorts zou opmerkelijk zijn dat de juiste omschrijving, maar
tevens onjuiste toeschrijving van een uitvoeringshandeling, nl. aan
een verkeerde (mede)dader, tot vrijspraak zou moeten leiden, wanneer
overigens de bewijsmiddelen voldoende materiaal bevatten om het
medeplegen van de verdachte te funderen, terwijl concrete vermelding
van de medeplegende rol van de verdachte in tenlastelegging en
bewezenverklaring zelfs niet vereist is.
12. Wanneer tezamen en in vereniging met zijn mededaders is
bewezenverklaard - om het even of dit enkel in het kwalificatieve
gedeelte voorkomt, dan wel in het feitelijk gedeelte - en verzoeker
niet zelf fysiek heeft deelgenomen aan de bewezenverklaarde feitelijke
uitvoeringshandelingen, dient uit de bewijsmiddelen wèl te kunnen
volgen dat verzoeker anderszins als medepleger is aan te merken.
13. Van medeplegen is sprake wanneer twee of meer personen gezamenlijk
een strafbaar feit plegen. Medeplegen veronderstelt bewuste
samenwerking en gezamenlijke uitvoering. In de rechtspraak hebben die
criteria zich zo ontwikkeld dat naarmate de bewuste samenwerking
intensiever is, minder eisen worden gesteld aan de gezamenlijke
uitvoering (zie Van Woensel, T&C Sr, 4e, aant. 6 bij art. 47).
14. Zoals hierboven aangegeven is voor medeplegen lijfelijke
aanwezigheid bij de feitelijke uitvoering van het misdrijf niet
vereist mits de samenwerking van de verdachte met zijn mededaders
volledig en nauw is geweest.
15. Elementen voor een nauwe en volledige samenwerking kunnen zijn de
intensiteit van de samenwerking, een taakverdeling, de rol in
voorbereiding, uitvoering of afhandeling en het belang van die rol,
het zich niet terugtrekken op daartoe geëigende tijdstippen en
aanwezigheid op belangrijke momenten (zie De Hullu, Materieel
Strafrecht, 2e, p. 452).
16. Uit de gebezigde bewijsmiddelen - tweede dikke pakken papier
zonder doorlopende paginanummering en zonder index - met betrekking
tot feit 1 (parketnummer 4410/97) volgt onder andere dat:
- de levering van de pillen een zaak was van verzoeker (bewijsmiddelen
4 en 7);
- verzoeker betrokken was bij het maken van afspraken met betrekking
tot het leveren van de XTC-pillen (b.m. 7);
- bij die afspraken aanwezig waren onder andere verzoeker,
, en (b.m. 3 en
8);
- verzoeker verklaart en te kennen
(b.m. 3);
- de pillen die werden opgehaald door bij de
woonwagen van verzoeker zijn afgeleverd en verpakt. Verzoeker was
hierbij zelf aanwezig (b.m. 4, 7 en 9);
- de pillen zou afnemen van verzoeker (b.m. 8);
- verzoeker en met afspraken
hebben gemaakt over de hoeveelheid pillen en een monster van die
pillen aan hebben verstrekt (b.m. 1, 13 en 14);
- verzoeker in het Grenswisselkantoor te Hazeldonk op 20 september
2000 tegen heeft gezegd:"Ik moet een knaak het stuk
hebben, het zijn 10.000 pillen dus dat is 25 ruggen voor mij. Voor jou
2000 en dat gaat straks elke week zo.() Je moet vragen hoeveel
peseta's 12.900 is en je moet wat overhouden voor die jongen in de
Mercedes. Die komt helemaal uit Spanje en die moet nog zo ver. Dan is
die ook tevreden, geef die ook wat", of woorden van dergelijke
strekking (b.m. 18).
17. Uit de gebezigde bewijsmiddelen met betrekking tot feit 3
(parketnummer 2132/01) volgt onder andere dat:
- verzoeker gevraagd heeft of hij weed kon regelen
(b.m. 82);
- verzoeker zijn neef heeft gestuurd om een monster
op te halen (b.m. 82 en 84);
- en naar zijn
gereden om de weed te bekijken (b.m. 82 en 85);
- op de terugweg met verzoeker heeft getelefoneerd
waarbij tegen verzoeker heeft gezegd dat hij met
een afspraak voor de volgende dag had maar dat hij de
weed zo uit de schuur kon halen (b.m. 84);
- verzoeker, en afspraken hebben
gemaakt hoe de weed uit de garage gestolen zou worden (b.m. 84);
- verzoeker de verdeling van de opbrengst heeft voorgesteld (b.m. 85);
- verzoeker een derde man voor de inbraak en diefstal heeft
voorgesteld en benaderd (b.m. 85);
- na de diefstal verzoeker heeft ingelicht dat het
goed was verlopen (b.m. 85);
- verzoeker een koper voor de weed heeft geregeld, het geld in
ontvangst heeft genomen en het geld heeft verdeeld (b.m. 85);
18. Uit de gebezigde bewijsmiddelen met betrekking tot feit 4
(parketnummer 2132/01) volgt onder andere dat:
- contact heeft gezocht met verzoeker om een partij
hasj te verkopen (b.m. 50, 53 en 54);
- verzoeker geïnteresseerd in de partij hasj van en van
hem een monster wilde hebben (b.m. 50);
- verzoeker op 11 januari 1999 heeft gestuurd om een
monster op te halen (b.m. 50 en 56);
- het monster niet meekreeg. belde
verzoeker hierover. De deal ging uiteindelijk niet door (b.m. 46 en
50);
- verzoeker zijn broer van die partij hasj van
heeft verteld en op 12 januari 1999 met zijn broer naar
het adres van is gereden en hem het huis van
heeft aangewezen. Hier was , zijn
schoonzoon, ook bij (b.m. 46, 60 en 64);
- een paar dagen later de voor onbekende [medeverdachte
6] en bij hem kwamen en zeiden dat ze hadden gehoord
dat een partij hasj te koop had en dat ze 100 kilo
wilden kopen (b.m. 51, 52, 53 en 54);
- een dag na die ontmoeting is overeengekomen dat zij op 18 januari
1999 de hasj wilden komen ophalen en dat zij nu 225 kilo wilden kopen
(b.m. 51);
- op 18 januari 1999 geript is van 225 kilo hasj door
onder andere en (b.m. 51);
- op 20 januari 1999 verzoeker opbelde en vroeg of hij
die partij hasj nog had (b.m. 51 en 70);
- op 20 januari 1999 verzoeker met heeft gebeld en
gezegd:
:Oh, ik heb die galo (= , NJ) nog gebeld. Die
galo.
: ja
H: 'ja er zijn een paar jongens geweest'. Zei ie. Ik zeg nog nou weet
ik niet.
L: ja
H: Begrijp je?
L: ja
H: ik deed net of ik gek was (b.m. 70);
- op 27 januari 1999 een partij hasj heeft
afgeleverd bij , een contact van verzoeker (b.m. 56);
- verzoeker heeft op 7 januari 1999 een partij hasj
van 300 kilo aangeboden (b.m. 57);
- verzoeker kennelijk maar 225 kilogram hasj kon leveren (b.m. 58);
- later bleek dat verzoeker niet de beschikking had over de gehele 225
kilo maar dat de partij hasj tevens aan verzoeker's broer
toebehoorde en dat een gedeelte van de 225 kilo aan
verzoeker's schoonzoon toebehoorde (b.m. 58);
- het voor duidelijk was dat de partij hasj door
verzoeker verkregen was door deze af te nemen en niet te betalen, dan
wel dat anderen dat voor verzoeker hadden geregeld (b.m. 59);
- ene en kent
uit (b.m. 60);
- , ,
en verzoeker kent (b.m. 63);
- op 26 januari 1999 en het
woonwagenkamp van verzoeker oprijden (b.m. 65);
- tapgesprekken aangeven dat de partij hasj waar verzoeker met
contact over heeft gehad dezelfde partij is als die
van verzoeker heeft afgenomen en
heeft vervoerd. In tapgesprekken tussen en verzoeker
wordt de partij hasj "auto" genoemd" (b.m. 57, 58 en 70);
- tapgesprekken aangeven dat verzoeker op vrijdag 15 januari 1999 aan
vraagt om voor de levering van de hasj hem lucht te
geven tot maandag 18 januari 1999 (b.m. 59 en 70);
- in een tapgesprek van 17 januari 1999 verzoeker tegen [medeverdachte
7] zegt:"Want morgen wordt die auto gespoten, als je begrijpt wat ik
bedoel" (b.m. 70);
- tapgesprekken van 18 januari 1999 van verzoeker met [medeverdachte
10], , en
aangeven dat met de auto alles goed is gegaan (b.m. 70);
- tapgesprekken aangeven dat verzoeker de hele partij hasj aan
heeft verkocht (b.m. 70).
19. Mijns inziens kan een nauwe en volledige samenwerking tussen
verzoeker en zijn mededaders (en daarmee het medeplegen) uit de
bewijsmiddelen volgen. Verzoeker en zijn mededaders hebben dermate
nauw en volledig samengewerkt dat ieder aansprakelijk is voor het
geheel, mitsdien ook voor die daden, welke verzoeker niet zelf, maar
zijn mededaders hebben verricht.
20. Het middel faalt. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten
maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te
vernietigen heb ik niet aangetroffen.
21. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
AG
1 Het middel zou een beroep op HR 11 november 1940, NJ 1941, 231
hebben kunnen doen. Zoals Pompe in zijn noot opmerkte was niet het
bewijs van medeplegen, maar de wijze waarop de tenlastelegging aan het
medeplegen vorm gaf het probleem.