---
Kamervragen en antwoorden
---
Antwoorden op vragen van de vaste commissie Defensie over de Hogere Defensie Opleidingsinstituten
5-7-2004 10:43:00
Hierbij bied ik u aan de antwoorden op de vragen van de vaste commissie Defensie naar aanleiding van de brief van de staatssecretaris van Defensie d.d. 10 maart 2004 houdende de stand van zaken van de samenwerking tussen de Hogere Defensie Opleidingsinstituten (29 200 X, nr 66).
DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE 1. In hoeverre is de gezamenlijke Defensie-controllersopleiding het resultaat van de sinds de Defensienota 2000 versterkte samenwerking tussen het Koninklijk Instituut voor de Marine (KIM), de Koninklijke Militaire Academie (KMA) en het Instituut Defensie Leergangen (IDL)? Wordt deze opleiding niet reeds vanaf 1995 gegeven?
De Defensie Controllers Opleiding (DCO) werd in 1995 voor het eerst gegeven. Op basis van evaluaties is de DCO in 2000 aangepast, waarbij het interservice karakter van de opleiding verder is versterkt.
2. Wat betekent, wanneer de regering schrijft dat "volledige collocatie van de hogere defensie-opleidingen vooralsnog niet voorzien (is)" en "tot een volledige fysieke integratie van KIM en KMA vooralsnog niet besloten (is)" in beide gevallen vooralsnog? Aan welke voorwaarden zou moeten worden voldaan en op welke termijn, om alsnog te komen tot een volledige collocatie en fysieke integratie?
3. Gaat de nog op te richten organisatorisch ongedeelde Faculteit der Militaire Wetenschappen gehuisvest worden op een locatie? Zo ja, waar en wanneer? Zo nee, waarom niet, gelet ook op de opmerkingen van Professor Vogelaar, decaan KMA, dat met het kiezen voor een locatie voor het wetenschappelijk onderwijs (waarbij de militaire opleidingen hun eigen locatie behouden) veel winst valt te boeken en dat met het niet kiezen voor een locatie de Hogere Defensie Opleidingen een bestuurlijk monstrum blijven, dat dit niet efficiënt is maar eigenlijk een noodscenario dat, naar hij vreest, niettemin de realiteit van alledag zal worden (Trias, oktober 2003)?
De Faculteit der Militaire Wetenschappen (FMW) zal, na de verhuizing van het Instituut Defensie Leergangen naar Breda, zijn gevestigd in Breda en in Den Helder. Op grond van de ter plaatse aanwezige expertise en faciliteiten wordt een doelmatige uitvoering van de officiersopleidingen gewaarborgd onder verantwoordelijkheid van de toekomstige Commandant Hogere Defensie Opleidingsinstituten (HDO). De bestaande verschillen van de vaktechnische en de algemeen militaire en maritieme opleidingen, en de verwevenheid daarvan met per krijgsmachtdeel sterk verschillende operationele modules, nopen tot handhaving van twee locaties. Ik acht volledige fysieke integratie en huisvesting op één locatie daarom niet wenselijk. Daarmee zijn geen verdere verbeteringen te bereiken. Overigens merk ik op dat door studenten van de onderscheiden krijgsmachtdelen gebruik zal worden gemaakt van faciliteiten op beide lokaties. Zo zullen studenten van de Koninklijke Marine delen van hun opleiding volgen te Breda en zullen studenten van de Koninklijke Landmacht en de Koninklijke Luchtmacht delen van hun opleiding volgen te Den Helder.
De uitspraken van Professor Vogelaar dienen te worden gezien tegen de achtergrond van de tijd waarin deze zijn gedaan, namelijk op een moment dat nog geen volledige duidelijkheid bestond over het nieuwe besturingsmodel bij Defensie, noch over de bestuurlijke integratie van de HDO en de aansturing daarvan. Overigens heeft het tot dusverre gevoerde overleg met het Ministerie van OCW en met de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie i.o (NVAO) geen enkele indicatie opgeleverd dat niet-volledige collocatie van de FMW een belemmering zou vormen voor de accreditatie van de opleidingen. Wel moet de bestuurlijke integratie van de instituten worden doorgevoerd.
4. Is het zeker dat per 1 oktober 2004 accreditatie kan worden aangevraagd? Hoe zeker is het dat per 1 september 2005 civiele accreditatie kan worden verkregen? Mocht dit niet lukken, wat zijn dan de gevolgen?
In hoeverre vormt een niet volledige collocatie en fysieke integratie van de Hogere Defensie Opleidingen (met inbegrip van de Faculteit Militaire Wetenschappen) een belemmering voor het aanvragen en verkrijgen van de civiele accreditatie?
Alle inspanningen zijn erop gericht nog dit najaar bij het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen de aanvraag in te dienen voor de aanwijzing van de HDO als instelling voor hoger onderwijs. Vervolgens moeten in februari 2005 bij de NVAO de aanvragen "Toetsen Nieuwe Opleidingen" worden ingediend. Dit moet leiden tot registratie in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs (CROHO) - en daarmee tot civiele erkenning in het kader van de accreditatieprocedure - per 1 september 2005. Indien de registratie in het CROHO niet per deze datum tot stand komt, zullen afspraken worden gemaakt met civiele universiteiten inzake een vrijstellingsbeleid voor cadetten en adelborsten die hun opleiding aan een universiteit wensen af te ronden. Daarbij kan op de reeds bestaande afspraken worden voortgebouwd.
Nieuws Nieuwsberichten