Persbericht
2 juli 2004
Mels Crouwel nieuwe Rijksbouwmeester
Ir. Mels Crouwel wordt met ingang van 1 oktober 2004 benoemd als Rijksbouwmeester. Hij volgt Jo Coenen op die na vier jaar afscheid neemt.
Mels Crouwel (51) studeerde in 1978 af als bouwkundig ingenieur aan de Technische Universiteit te Delft. In 1979 richtte hij samen met Jan Benthem het bureau Benthem Crouwel Architecten BV bna in Amsterdam op. Vanaf 1 oktober 2004 gaat Mels Crouwel zijn nieuwe functie als Rijksbouwmeester parttime invullen en blijft hij verbonden aan Benthem Crouwel. Crouwel heeft met zijn bureau vele projecten ontworpen, waaronder Amsterdam Airport Schiphol (Masterplan 1988 - 2003 en Schiphol Centrum 2000), Malietoren in Den Haag (1996) en Anne Frank Huis in Amsterdam (1999). Ook projecten als het De Pont museum voor hedendaagse kunst in Tilburg en het Popcluster 013 in Tilburg zijn van zijn hand. Heel recent is de Moerdijkbrug voor de HSL, ook een ontwerp van Benthem Crouwel, gerealiseerd. Mels Crouwel ontving voor zijn werk verschillende prijzen, onder andere in 1999 de prestigieuze BNA kubus.
Functie Rijksbouwmeester
De Rijksbouwmeester bevordert en bewaakt onder andere de stedenbouwkundige inpassing en de architectonische kwaliteit van rijksgebouwen. Daarbij heeft hij in het bijzonder aandacht voor monumenten en toepassing van kunst in rijksgebouwen. Hij is de adviseur van de Rijksgebouwendienst en van de minister van VROM en andere betrokken ministers op deze gebieden. Daarnaast adviseert hij de regering gevraagd en ongevraagd over het architectuurbeleid. Het Rijk heeft een voorbeeldfunctie als het zelf bouwopdrachten geeft. Daarvoor heeft het vijf uitgangspunten geformuleerd die samenkomen in het begrip SMAAK: Stedenbouw, Monumenten, Architectuur, Architectuurbeleid en Kunst.
Noot voor de pers
Meer informatie: Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Nienke de Boer, Communicatie Rijksgebouwendienst, 070 - 3391511 of 06 - 11341799. Ook kunt u meer informatie over de Rijksbouwmeester en de Rijksgebouwendienst vinden op:
( bron:
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer