POLITIE EN WETENSCHAP

kern van de taak

'De Kern van de taak. Kerncompetenties van de politie als criterium voor de afbakening van kerntaken in de praktijk', nieuwe uitgave in de reeks Politiewetenschap van het Programma Politie en Wetenschap.

Embargo tot donderdag 1 juli, 22.00 uur

Hulpverleners vinden in geweldsbevoegdheid en 24-uurs aanwezigheid van politie reden haar aan te spreken op eerste opvang en interventie. Nazorg en feitelijke hulpverlening vinden zij geen taak voor de politie. De politie zelf kan zaken soms moeilijk uit handen geven, daarvoor is de betrokkenheid te groot en heeft zij soms onvoldoende fiducie in de hulpverlening. De samenwerking vastleggen in goede werksafspraken en convenanten, zoals in de praktijk steeds vaker gebeurt, kan daarbij uitkomst bieden. Dat komt zowel de samenwerking ten goede als dat het de politie houvast biedt bij het invullen van haar 'kerntaak'.

Dit zijn enkele van de belangrijkste uitkomsten van een studie naar de wijze waarop politie en hulpverleners de rol en inbreng van de politie bij de aanpak van huiselijk geweld, psychisch gestoorden en probleemjongeren afbakenen en waarderen, welke is uitgevoerd door Arnt Mein, Annelies Schutte en Arie van Sluis van voormalig bureau ES & E in Den Haag.
Centraal stond de vraag in hoeverre specifieke 'kerncompetenties'van de politie, met name haar geweldsbevoegdheid en 24-uurs aanwezigheid en beschikbaarheid, daar een (doorslaggevende) rol bij spelen. Om die vraag te beantwoorden is de praktijk van de samenwerking onderzocht en met politie en hulpverleners gesproken in een drietal regiokorpsen: Amsterdam-Amstelland, Haaglanden en Brabant-Noord.

Het blijkt dat voor de partners in de hulpverlening buiten kijf staat dat naast probleemsignalering, vooral de eerste (crisis)interventie tot de taak van de politie behoort. Vooral vanwege het daarmee verbonden, lastig van te voren exact in te schatten, gevaarsaspect, waarvoor de politie nu eenmaal beter is toegerust. Feitelijk hulpverlening en ook nazorg zijn in hun ogen noch taak noch zaak van de politie, dat moet ze overlaten aan de (reguliere) hulpverlening.

De politie daarentegen blijkt daar in de praktijk anders mee om te gaan. Hoewel de samenwerking tussen politie en partners in toenemende mate wordt neergelegd in convenanten en protocollen, wat de effectiviteit van de samenwerking ten goede komt, houdt de politie zich daar niet (altijd) even consequent aan. Politiemensen zijn nu eenmaal actiegericht, vaak zeer betrokken bij sociaal-maatschappelijke problemen en hebben bovendien niet altijd fiducie in het optreden van uiteenlopende hulpverleningsinstanties. Partners kunnen voor die houding wel begrip opbrengen, maar vinden niettemin dat politie inbreng in principe beperkt moet blijven tot crisisinterventie of acute hulpverlening.

Het blijkt verder dat de samenwerking tussen politie en partners in toenemende mate wordt neergelegd in convenanten en protocollen, met name voor de aanpak van huiselijk geweld en psychisch gestoorden. Alle (onderzochte) regio's kennen nu voorzieningen voor 24 uur crisis opvang van psychisch gestoorden, wat de werklast voor de politie aardig kan reduceren. Met betrekking tot de aanpak van huiselijk geweld zijn in de regio's Amsterdam-Amstelland en Haaglanden convenanten opgesteld met samenwerkingsafspraken over de verwijzing naar hulpverlening van slachtoffer en dader.
Het minst duidelijk is, voor alle betrokkenen, hoe de taakverdeling moet zijn ten aanzien van hangjongeren. Bij orderverstoringen of strafbare feiten ligt er een taak voor de politie. Maar de verdere aanpak wordt vooral gezien als verantwoordelijkheid van de gemeente. In alle onderzochte regio's bestaan niettemin, uiteenlopende vormen van, gestructureerde overleg over hangjongeren tussen de politie, reclassering, jeugdzorg, hangjongeren, en het OM.

De relevantie van het rapport is vooral gelegen in de bijdrage die het biedt aan de huidige kerntaakdiscussie. Het laat zien dat de rol en inbreng van de politie ten opzichte van die van de hulpverlening in veel overlastsituaties zich best van te voren laat afbakenen op een wijze die in de praktijk werkzaam blijkt. Protocollen en convenanten bieden alle partijen de nodige houvast. Dat laat onverlet dat afstemming en afbakening een continu, dynamisch proces is dat tijd, energie en commitment vraagt van alle betrokkenen. Wil het (blijven) werken dan zal, de politie, zo concluderen de auteurs, daarin moeten blijven investeren.

Het onderzoeksrapport is uitgegeven in de reeks Politiewetenschap van het Programma Politie en Wetenschap. Dit programma is in mei 1999 ingesteld door de minister van BZK om het wetenschappelijk onderzoek op het gebied van politie en veiligheid te stimuleren en tevens een impuls te geven
Aan een betere benutting van onderzoeksresultaten in politiepraktijk en opleiding. Daartoe is een meerjarig onderzoeksprogramma ontwikkeld. De uitvoering van dit programma geschiedt onder leiding van de directeur van het programmabureau, G.C.K. Vlek.

Nadere informatie:
Van de zijde van de onderzoekers:

- Arnt Mein: tel. 070 - 3209536 of 06-51352408

Van de zijde van het Programma Politie en Wetenschap :
- G.C.K. Vlek; tel. 055 - 5397215 of 06 - 22778644

A. Mein, A. Schutte en A van der Sluis, De kern van de taak. Kerncompetenties van de politie als criterium voor de afbakening van kerntaken in de praktijk'. Politiewetenschap nr. 15, Programma P & W, Apeldoorn/Zeist: Uitgeverij Kerkebosch bv 2004.


01 jul 04 22:00