Persbericht
Nieuwe initiatieven in de prostitutiebranche
2 juli 2004
Er is nog steeds veel draagvlak voor de opheffing van het
bordeelverbod enkele jaren geleden. Het zicht op de prostitutiebranche
is verbeterd onder meer door middel van het vergunningenstelsel. Wel
zijn er nog enkele aandachtspunten om met name het toezicht te
verbeteren. Dat schrijft minister Donner van Justitie namens het
kabinet in een brief aan de Tweede Kamer. Het kabinet ondersteunt het
initiatief van de branche om een kwaliteitskeurmerk voor
prostitutiebedrijven en modelcontracten voor prostituees en
exploitanten te ontwikkelen. Tevens komt er een landelijk registratie
van vergunningen in de escortbranche en krijgen prostituees meer
ondersteuning bij het zoeken naar ander werk. Tot slot wil het kabinet
dat gemeenten meer werk maken van het toezicht op de
prostitutiebranche. Het kabinet heeft deze initiatieven aangekondigd
in het plan van aanpak Ordening & bescherming van de
prostitutiesector.
Met de opheffing van het algemeen Bordeelverbod hebben gemeenten de
mogelijkheid zelfstandig een prostitutiebeleid te ontwikkelen dat is
toegesneden op de lokale situatie. Uit het vandaag verschenen plan van
aanpak Ordening & bescherming van de prostitutiesector blijkt dat er
veel draagvlak is voor deze werkwijze. Het zicht op de branche is
verbeterd en in het gereguleerde en gecontroleerde gedeelte van de
prostitutiebranche blijken zich steeds minder misstanden voor te doen.
Exploitanten en prostituees hebben zich verenigd waardoor overleg over
modellen voor arbeidscontracten en over arbeidsvoorwaarden op gang is
gekomen. Steeds meer gemeenten voeren inmiddels een beleid waarbinnen
zowel de vergunningverlening als de handhaving een functie vervullen.
Toch zijn er ook nog wel knelpunten. Met het plan van aanpak worden
diverse aanvullende initiatieven aangekondigd om tot een oplossing
voor deze knelpunten te komen. Zo heeft de branche aangegeven een
kwaliteitskeurmerk te willen ontwikkelen om het imago te verbeteren.
Dit keurmerk kan worden verstrekt aan prostitutiebedrijven die, naast
de strikte vergunningvoorwaarden die de gemeenten stellen, voldoen aan
aanvullende criteria op aspecten als veiligheid, gezondheid en
integriteit. Bij gemeenten zal er op aangedrongen worden dat zij in
samenwerking met andere instanties moeten komen tot een integrale
aanpak en daarbij gebruik maken van de voor de handhaving in de
prostitutiebranche ontwikkelde instrumenten (best-practices, modellen
en handhavingarrangementen).
Verder zal de politie slachtoffers van mensenhandel beter informeren
over de (on)mogelijkheden van een tijdelijk en/of permanent verblijf
in Nederland na het doen van aangifte. Slachtoffers in de zogenaamde
B9-procedure mogen straks gaan werken tijdens de periode van het
strafrechtelijk onderzoek. Om prostituees te ondersteunen bij het
stoppen met hun werkzaamheden komt er meer aandacht voor
uitstapprogrammas. Individueel maatwerk is daarbij van belang. Ook
wordt er meer geïnvesteerd in de aanpak van loverboys.
Om meer zicht te krijgen op de escortbranche komt er een centraal
register van vergunninghouders. Dat biedt meer mogelijkheden om in
relatie met het bureau BIBOB (Bevordering Integriteitsbeoordelingen
door het Openbaar Bestuur) grip te krijgen op die sector. Er wordt
gewerkt aan een gedragscode voor de media waarmee zij advertenties van
escortbedrijven pas mogen plaatsen nadat is vastgesteld dat het
desbetreffende bedrijf een vergunning heeft.
Ook ter bescherming van de prostitutiesector tegen mensenhandel staan
aanvullende initiatieven in het plan opgenomen. Op dit moment is
wetgeving in behandeling waarmee ook de uitbuiting in andere
economische sectoren (buiten de prostitutie) strafbaar wordt.
Ministerie van Justitie