PWC
http://www.pwc.com/nl
Vennootschapsbelasting op minstens 50 punten in strijd met Europees recht
Onderzoek door PricewaterhouseCoopers Belastingadviseurs
Vennootschapsbelasting op minstens 50 punten
in strijd met Europees recht
Tenminste vijftig bepalingen in de Wet op de vennootschapsbelasting
zijn in meer of mindere mate onverenigbaar met het Europees recht of
houden een risico van strijdigheid in. Daaronder zijn enkele van de
kernbepalingen in de wet, zoals de regels over de
deelnemingsvrijstelling, de fiscale eenheid en de
reorganisatieregeling. Tot die conclusie komt de EU Competence Group
(EUCG), een onderdeel van PricewaterhouseCoopers Belastingadviseurs,
op basis van een rechtskundig onderzoek naar de verenigbaarheid van de
Wet op de vennootschapsbelasting met Europees recht.
Tot het onderzoek werd besloten na de aankondiging door
staatssecretaris Wijn van Financiën dat er een pro-actieve
doorlichting van de huidige Wet op de vennootschapsbelasting moet
plaatsvinden om te bezien of die in de huidige vorm de Europese toets
kan doorstaan. Die noodzaak werd mede gevoed door de baanbrekende
uitspraak van het Europese Hof van Justitie in de Bosal-zaak. Op het
moment staan nog diverse zaken op de rol bij het Hof waarbij de
frictie centraal staat tussen de vrijheid van verkeer van personen,
goederen, diensten en kapitaal op basis van het EG-Verdrag aan de ene
kant, en nationaal georiënteerde fiscale wetgeving aan de andere
kant.
Bij het door de EU-deskundigen van PricewaterhouseCoopers
Belastingadviseurs uitgevoerde onderzoek werden zowel het EG-Verdrag
als de daarop gebaseerde richtlijnen betrokken. Een groot aantal
bepalingen in de Wet op de vennootschapsbelasting werd getoetst, en
aan de uitkomsten van de toetsing werd een kwalificatie verbonden die
op een schaal van vier aangeeft hoe groot de kans is op strijdigheid
met de Europese regels (zie bijlage 1).
De belangrijkste bevindingen in het kort:
Van ongeveer 30 elementen van de deelnemingsvrijstelling is de kans
groot dat zij in strijd zijn met het gemeenschapsrecht. De
deelnemingsvrijstelling zorgt ervoor dat het dividend van een
dochtermaatschappij is vrijgesteld van belastingheffing bij de
moedermaatschappij. Maar om voor deze vrijstelling in aanmerking te
komen, moet aan een reeks van voorwaarden voldaan worden. Een aantal
daarvan is waarschijnlijk in strijd met Europees recht. Zo zijn de
vereisten voor de toepassing van de vrijstelling bij een aandelenbezit
in een buiten Nederland gevestigde vennootschap niet dezelfde als die
voor een aandelenbezit in een binnen Nederland gevestigde
vennootschap. Een voorbeeld: de alleen voor buitenlandse deelnemingen
geldende niet-ter-beleggingseis is in strijd met het vrije verkeer
binnen de EU. Door deze eis zou een Nederlands bedrijf er immers de
voorkeur aan kunnen geven om alleen in Nederlandse
dochtermaatschappijen te investeren. Op basis van de Europese
moeder-dochterrichtlijn is de Nederlandse wetgeving inmiddels
overigens al voor een deel aangepast om te voorkomen dat van zon
voorkeursbehandeling sprake is. Helaas vertoont die aanpassing nog
steeds gebreken in Europeesrechtelijke zin. Ze voorkomt niet in alle
door de richtlijn beschreven situaties dat economische dubbele
belastingheffing optreedt. Daarnaast veronderstelt de Nederlandse
regeling in zijn huidige redactie dat belastingplichtigen door gebruik
te maken van bepaalde deelnemingsstructuren per definitie misbruik
proberen te maken van de deelnemingsvrijstelling. Een dergelijke
veroordeling vooraf van belastingplichtigen is al meerdere malen
afgewezen door het Europese Hof van Justitie. De fiscus zal in elk
individueel geval moeten beoordelen of sprake is van misbruik.
Liquidatieverliesregeling is in strijd met het vrije verkeer. De
aandeelhouder met een belang van 5 % of meer in een in Nederland
gevestigd lichaam kan bij liquidatie van dit belang een aftrekbaar
verlies in aanmerking nemen. Eenzelfde voordeel krijgt hij bij
liquidatie van een buiten Nederland gevestigd lichaam alleen bij een
belang van 25 % of meer. Ook dit verschil in behandeling is
hoogstwaarschijnlijk in strijd met het vrije verkeer binnen de EU.
7 elementen regeling fiscale eenheid in strijd met het
gemeenschapsrecht. De regeling van de fiscale eenheid in de
vennootschapsbelasting maakt het onder meer mogelijk om winsten en
verliezen van twee separate belastingplichtigen met elkaar te
verrekenen. Hoofdregel is dat alleen in Nederland gevestigde
vennootschappen in een fiscale eenheid mogen worden opgenomen. Het is
dus niet mogelijk om de verliezen van een elders in de EU gevestigde
vennootschap te verrekenen met de winsten van een in Nederland
gevestigde vennootschap. Ook als de aandelen in twee Nederlandse
vennootschappen worden gehouden door een niet in Nederland gevestigd
lichaam, is winst- en verliesverrekening binnen een fiscale eenheid
volgens de bestaande Wet op de vennootschapsbelasting niet toegestaan.
Voor de vraag of deze bepalingen strijdig zijn met het Europees
verdragsrecht is de uitkomst van belang van een zaak die nu loopt voor
het Europese Hof. Het gaat hier om een procedure die is aangespannen
door het Britse retailconcern Marks & Spencer over fiscale wetgeving
van het Verenigd Koninkrijk. Dat land kent een regeling die op dit
punt in grote lijnen vergelijkbaar is met de Nederlandse regeling over
de fiscale eenheid.
Sommige renteaftrekbeperkingen zijn waarschijnlijk strijdig met
Europees recht. De Wet op de vennootschapsbelasting kent veel
bijzondere regels waardoor rente soms niet aftrekbaar is. Een
voorbeeld: de rente die wordt betaald aan een buiten Nederland
gevestigde groepsmaatschappij, en die in het land van die
groepsmaatschappij tegen een aanmerkelijk lager tarief wordt belast
dan hier gebruikelijk is, is in beginsel niet aftrekbaar als de lening
is aangetrokken om binnen het concern bepaalde transacties uit te
voeren. Zou de rente betaald zijn aan een Nederlandse
groepsvennootschap, dan is de kans aanzienlijk groter dat ze wel zou
mogen worden afgetrokken.
Anti-misbruikbepaling in reorganisatieregeling conflicteert met
Europese fusierichtlijn. De EU-fusierichtlijn is bedoeld om bij
reorganisaties van bedrijven (zoals fusies, splitsingen etc.) binnen
Europa zo min mogelijk fiscale belemmeringen op te werpen. Volgens de
Europese wetgever moet daartoe (onder voorwaarden) ook uitstel worden
verleend van de heffing van vennootschapsbelasting die door de
reorganisatie zou worden opgeroepen. De Nederlandse
anti-misbruikbepaling gaat daar lijnrecht tegen in. Uitstel is volgens
deze nationale regeling niet toegestaan indien de reorganisatie in
overwegende mate is gericht op uitstel van belastingheffing.
Een buitenlandse stichting kan bij beleggingen in Nederlands vastgoed
aanslag vennootschapsbelasting verwachten. In Europees perspectief is
dat vreemd: een zelfde belegging door een Nederlandse stichting wordt
onder vergelijkbare omstandigheden niet belast.
Reparatiewetgeving Bosal op gespannen voet met Europese regelgeving.
Als een financierings- of houdstermaatschappij een of meer Nederlandse
dochters heeft, kunnen verliezen van die maatschappij onder
omstandigheden verrekenbaar zijn met eerder behaalde of later te
behalen winsten. Dochtermaatschappijen in andere EU-lidstaten hebben
dat gevolg niet, zodat het aantrekkelijker is om in Nederlandse
dochtermaatschappijen te investeren. Ook deze regeling lijkt op
gespannen voet te staan met bestaande Europese regelgeving.