Sociaal-Economische Raad

SER BRENGT UNANIEM ADVIES UIT OVER NOTA RUIMTE

18 juni 2004 -

Vanochtend heeft de SER een unaniem advies uitgebracht over de Nota Ruimte.

CNV-voorzitter Doekle Terpstra , sprekend namens de drie vakcentrales, was het ermee eens dat de nota het accent legt op ontwikkelingsplanologie. Gebiedsgerichte aanpak en interactie krijgen daarbij kansen. Wel waarschuwde hij voor een te ver doorschietende decentralisatie van het beleid. Ook wees hij op het belang van een heldere procesgang, waarbij niet alleen insiders en projectontwikkelaars een kans krijgen invloed uit te oefenen. Terpstra pleitte verder voor een zorgvuldige afweging tussen economische, ecologische en sociale belangen. Dat de Nota Mobiliteit niet gelijktijdig met de Nota Ruimte is gepubliceerd, vond hij een gemiste kans voor het kabinet. Een van de meest in het oog springende gebreken van het overheidsbeleid is juist de afwezigheid van afstemming tussen ruimtelijke ontwikkeling en bereikbaarheid, aldus Terpstra.

VNO-NCW-bestuurder Hans Rijnierse onderstreepte het grote belang van een helder en perspectiefvol ruimtelijk beleid voor het vestigingsklimaat van ondernemingen. Het is prima dat de Nota Ruimte de versterking van de concurrentiepositie van Nederland als één van de doelen van ruimtelijk beleid ziet. Het is wenselijk op korte termijn de randvoorwaarden en spelregels voor ontwikkelingsplanologie verder uit te werken. Economische en natuurbelangen moeten evenwichtig benaderd worden. Volgens hem dreigt er echter een ingewikkelde structuur van wetten, regelingen en natuurreserveringen te ontstaan die belemmerend kan werken voor ondernemingen. Natuurbeleid moet decentraal en ontwikkelingsgericht ingevuld worden en niet via blauwdrukken uit Den Haag, vond hij. VNO-NCW is verheugd het kabinet een unaniem SER-advies te kunnen bieden, dat ook door de Stichting Natuur en Milieu en door de Vereniging Natuurmonumenten volledig wordt onderschreven, en door Vereniging Milieudefensie voor 95%.

Namens MKB-Nederland voerde Benne van Popta het woord. In aansluiting op het betoog van Rijnierse vroeg hij het kabinet met de omarming van de ontwikkelingsplanologie niet het kind met het badwater weg te gooien. Het gaat erom de juiste balans te vinden met de meer traditionele toelatingsplanologie. Verder wees hij op de medeverantwoordelijkheid van het bedrijfsleven bij het voorkomen van versnippering: het ontwikkelen van een paar hectare extra bedrijfsterrein per gemeente is meestal niet wenselijk. Samenwerking moet het sleutelwoord zijn: samenwerking tussen gemeenten en met het bedrijfsleven en andere maatschappelijke actoren. MKB-Nederland maakt zich zorgen over de uitwerking van het lokatiebeleid door lagere overheden. Gemeenten kunnen nieuwe voetbalstadions in de wei laten bouwen, maar die bouw moet niet mede worden gefinancierd door de creatie van tienduizenden extra vierkante meters detailhandelsruimte. Dat leidt tot ongewenste overcapaciteit en tast de binnenstedelijke detailhandelsstructuur aan en daarmee de vitaliteit van de steden.

Als vertegenwoordiger van de grootste grondgebruiker van Nederland voerde LTO-Nederland-voorzitter Gerard Doornbos het woord. Hij was het niet eens met de Nederlandse houding om als rijk land geen beroep te doen op de structuurfondsen van de EU. Onze slechte netto-betalingspositie zit volgens hem niet aan de uitgaven-, maar aan de inkomstenkant. Juist nu de regering het beleid decentraliseert en tegelijkertijd te weinig middelen ter beschikking stelt, kan de regio goed gebruikmaken van deze Europese fondsen, vond hij. Ook zag hij een tegenstrijdigheid tussen het Nederlandse en het EU-beleid: Europa vraagt opschaling, terwijl de ruimtelijke ordening kleinschaligheid eist. Tot slot verzette hij zich tegen het ontwerpen van allerlei zones met beperkende voorwaarden in en rondom natuurgebieden.

Het kroonlid Mattheus van der Nat onderschreef de positieve beoordeling van de Nota Ruimte. De vraag is nu of de nota de nodige instrumenten geeft om de goede doelstellingen ook daadwerkelijk en slagvaardig te realiseren. Decentraal als het kan, centraal als het moet is een prima uitgangspunt dat echter lastig in de praktijk te brengen is. Een kernprobleem daarbij is dat de bestuurlijke organisatie van ons land niet aansluit bij de eenheden die voor de ruimtelijke ordening relevant zijn. Het advies wijst terecht op het belang van de aankondiging om de inzet van financiële middelen van het rijk te koppelen aan de mate waarin gemeenten tot samenwerking komen. Bij impasses en patstellingen tussen gemeenten zullen provincies knopen moeten doorhakken.