Uitspraak Hoge Raad LJN-nummer: AO6932 Zaaknr: R03/119HR
Bron: Hoge Raad der Nederlanden 's-Gravenhage
Datum uitspraak: 18-06-2004
Datum publicatie: 18-06-2004
Soort zaak: civiel - civiel overig
Soort procedure: cassatie
18 juni 2004
Eerste Kamer
Rek.nr. R03/119HR
JMH/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
,
wonende te ,
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. R.A. van der Hansz,
t e g e n
ART TOWER B.V., handelende onder de naam Business Art Service (BAS),
gevestigd te Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instantie
Met een op 22 mei 2003 ter griffie van de rechtbank, sector kanton, te
Breda ingekomen verzoekschrift heeft verweerster in cassatie - verder
te noemen: BAS - zich gewend tot de kantonrechter aldaar en verzocht
de tussen haar en verzoeker tot cassatie - verder te noemen:
- gesloten arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van
gewichtige redenen, primair bestaande uit dringende redenen en
subsidiair uit een zodanige verandering in omstandigheden dat die
arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd
behoort te eindigen, zonder toekenning van een vergoeding aan
.
heeft het verzoek bestreden en, voor het geval de
kantonrechter toch mocht besluiten de arbeidsovereenkomst te
ontbinden, verzocht hem een ontbindingsvergoeding toe te kennen.
De kantonrechter heeft bij beschikking van 8 juli 2003 de tussen
partijen bestaande arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen per
16 juli 2003 ontbonden en BAS veroordeeld om binnen 14 dagen na de
ontbindingsdatum aan te betalen een ontbindingsvergoeding
ten bedrage van EUR 30.000,-- bruto.
De beschikking van de kantonrechter is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de kantonrechter heeft beroep in
cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht
en maakt daarvan deel uit.
BAS heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal C.L. de Vries Lentsch-Kostense
strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van in zijn
cassatieberoep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.1 Bij beschikking van 8 juli 2003 heeft de kantonrechter de tussen
partijen bestaande arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen
ontbonden. Tegen de beschikking van de Kantonrechter heeft
beroep in cassatie ingesteld.
3.2 Ingevolge art. 7:685 lid 11 BW staat van een beslissing van een
kantonrechter op een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst
geen hoger beroep, noch beroep in cassatie open. Het
rechtsmiddelenverbod kan volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad
echter in bepaalde gevallen worden doorbroken. Dit doet zich voor
indien erover wordt geklaagd dat de vorige rechter buiten het
toepassingsgebied van het artikel is getreden of het artikel ten
onrechte buiten toepassing heeft gelaten, dan wel bij de behandeling
van de zaak fundamentele rechtsbeginselen heeft verzuimd.
3.3 Indien in het onderhavige geval al grond zou bestaan voor
doorbreking van het rechtsmiddelenverbod, zou tegen de bestreden
beschikking hoger beroep moeten zijn ingesteld. Nu tegen
de ontbindingsbeschikking van de kantonrechter cassatieberoep heeft
ingesteld, dient hij in dit beroep niet-ontvankelijk te worden
verklaard.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart niet-ontvankelijk in zijn beroep;
veroordeelt in de kosten van het geding in cassatie, tot
op deze uitspraak aan de zijde van BAS begroot op nihil.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president P. Neleman als
voorzitter en de raadsheren E.J. Numann en F.B. Bakels, en in het
openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 18 juni
2004.
*** Conclusie ***
Rekestnummer R03/119HR
mr. De Vries Lentsch-Kostense
Parket 26 maart 2004
Conclusie inzake
tegen
Art Tower B.V.
1. Bij beschikking van 8 juli 2003 heeft de rechtbank Breda sector
kanton, hierna: de kantonrechter, de arbeidsovereenkomst tussen thans
verzoeker tot cassatie, hierna: , en thans verweerster in
cassatie, hierna: Art Tower, ontbonden op grond van gewichtige redenen
als bedoeld in art. 7:685 BW. heeft tegen deze beschikking
cassatieberoep ingesteld. Art Tower heeft geen verweerschrift
ingediend.
2. Ingevolge art. 7:685 lid 11 BW kan tegen een beschikking als
bedoeld in deze bepaling, hoger beroep noch cassatie worden ingesteld.
Volgens vaste jurisprudentie is voor doorbreking van het
rechtsmiddelenverbod slechts plaats ingeval de rechter buiten het
toepassingsgebied van art. 7:685 BW is getreden, deze bepaling ten
onrechte buiten toepassing is gelaten of zulke fundamentele
rechtsbeginselen zijn geschonden dat niet kan worden gesproken van een
eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak. Voor
ontvankelijkheid volstaat dat een beroep wordt gedaan op een van deze
gronden voor doorbreking van het rechtsmiddelenverbod. Tegen de
ontbindingsbeschikking van de kantonrechter dient dan hoger beroep te
worden ingesteld, waarna - met inachtneming van de grenzen die gelden
voor doorbreking van het rechtsmiddelenverbod - plaats is voor
cassatieberoep tegen de appelbeschikking. Tegen de
ontbindingsbeschikking van de kantonrechter staat geen cassatieberoep
open. Zie HR 19 december 2003, RvdW 2004, 3, waar uw Raad overwoog:
"Indien al grond zou bestaan het rechtsmiddelenverbod te doorbreken,
zou tegen de beschikking hoger beroep moeten zijn ingesteld". Nu in
casu tegen de ontbindingsbeschikking van de kantonrechter
cassatieberoep is ingesteld, dient dan ook niet-ontvankelijkverklaring
te volgen.
Conclusie
De conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van in
zijn cassatieberoep.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden