QUANTES
Grote regionale verschillen in zorgconsumptie
Sommige Nederlanders krijgen te weinig zorg, anderen te veel. Dokters
moeten ervoor zorgen dat er meer gepast gebruik van zorg wordt
gemaakt. Dat kunnen ze doen door meer te gaan werken met
behandelingsmethoden, waarvan wetenschappelijk is bewezen dat ze
doeltreffend zijn. Nu zijn er grote verschillen. Helaas bepaalt het
aanbod, de beschikbare zorg, nog te veel de zorgconsumptie. Dat blijkt
uit het advies Gepaste Zorg dat de Raad voor de Volksgezondheid en
Zorg op woensdag 9 juni 2004 heeft gepubliceerd.Nederlanders maken
gematigd gebruik van zorg; ook in vergelijking met ons om-ringende
landen. Er is onderconsumptie: bijvoorbeeld bij het gebruik van
aspirine bij hart- en vaatziekten. Onderconsumptie kan op langere
termijn tot hogere kosten leiden, en tot hogere blijvende
gezondheidsschade. Zo kan te weinig periodieke diabetescontrole
voetamputatie, blindheid en nierfalen tot gevolg hebben. Maar er is
ook overconsumptie: 65% van de patiënten gebruikt ten onrechte
benzodiazepi-nes (slaapmiddelen). En er zijn grote regionale
verschillen: de kans dat een patiënt uit Hoogeveen met lage
rugklachten in het ziekenhuis terechtkomt is 100 keer gro-ter dan van
de Eindhovense patiënt met dezelfde klachten. De patiënt van wie de
galblaas moet worden verwijderd, wordt op de ene plek in Nederland
bijna stan-daard met een kijkoperatie geholpen, op de ander plek is de
kans dat het een volle-dige, traditionele operatie wordt 30 maal
groter.Omdat het gebruik van zorg toeneemt - door de bevolkingsgroei,
de dubbele ver-grijzing, en bovenal door de mogelijkheden die nieuwe
medische technologie biedt - acht de RVZ passend gebruik van de zorg,
dat wil zeggen noodzakelijke, effectie-ve, en doelmatige zorg,
wenselijker dan ooit. Daaraan kan iedereen een bijdrage leveren:
dokters in de eerste plaats, maar ook de overheid, de burger, en de
zorg-verzekeraar. Dokters kunnen bijdragen aan een meer passend
gebruik van zorg door veel meer nog dan nu het geval is te gaan werken
met richtlijnen op basis van wetenschappe-lijk onderzoek. Zij kunnen
ook de betrokkenheid en daarmee de therapietrouw van de patiënt
vergroten door samen met de patiënt te bepalen welke zorg deze
krijgt.De overheid kan bijdragen door de openbaarheid te regelen van
informatie over de prestaties van zorgaanbieders. De overheid moet
bovendien een gezondheidsportal op het internet, inrichten ondersteund
door een telefonische hulpdienst, en meer educatie en voorlichting
gaan geven over gezonde leefstijlen.
Dan kan de burger namelijk ook meer passend gebruik gaan maken van
zorg, bij gezondheidsklachten telkens de afweging maken of het wel
zinvol is om een dokter te raadplegen en bovendien een gezonder
leefstijl aannemen. De zorgverzekeraar ten slotte kan ook bijdragen
aan gepaste zorg, en wel door bij contractering van dokters erop te
letten dat deze handelen volgens richtlijnen, en door dokters
spie-gelinformatie te verstrekken. De zorgverzekeraar moet bovendien
geen aanvullende verzekeringspolis aanbieden waar bewezen
niet-effectieve zorg in zit. De Raad voor de Volksgezondheid en Zorg
heeft zich in eerdere adviezen positief uitgesproken over eigen
bijdragen. Die vergroten het besef van de kosten van zorg en dragen
bij aan de betaalbaarheid. De Raad acht de eigen bijdragen als
financiële prikkel zinvol om doelmatige zorg te stimuleren, maar niet
in die gevallen waarin de patiënt weinig of geen invloed heeft op de
zorg die hij krijgt. Het gaat niet aan iemand financieel te straffen
voor het zorggebruik dat hij niet zelf kan sturen. In die gevallen
ziet de Raad meer in niet-financiële prikkels - zoals de stimulering
van zelfmanagement door chronisch zieken - en het aanbieden van
geautomatiseerde hulpmiddelen die therapietrouw bevorderen.
Noot aan de redactie.
Een exemplaar van het advies kunt u opvragen per e-mail (mail@rvz.net)
of telefonisch bij Angelique Dees (079 368 7350). Het advies en de
achtergrondstudies zijn vanaf 9 juni om 15.30 uur beschikbaar op onze
website: www.rvz.net. Voor nadere inlichtingen over dit advies kunt u
contact opnemen met mw. drs. M. Bolle (06-549 555 73).
09 jun 04 15:31