Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

kamervragen over het verschijnen van het boek `Op zoek naar de onderste steen'

Antwoorden op kamervragen over het verschijnen van het boek `Op zoek naar de onderste steen'


7 juni 2004

Vragen van het lid Externe link Vos (GroenLinks) aan de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties . (Ingezonden 22 april 2004)
---

Antwoord van minister Donner (Justitie), mede namens de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Defensie en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.


1. Vraag Kent u de berichten 1)naar aanleiding van het verschijnen van het boek `De onderste steen boven' van Maarten Bollen, waarin beweerd wordt dat de gemeente Enschede en de ministeries van Defensie, VROM en Verkeer en Waterstaat het onderzoek naar de vuurwerkramp doelbewust zouden hebben tegengewerkt en dat de top van het Openbaar Ministerie in weerwil van het politieteam, het zogenoemde Tolteam, besloten heeft dat de gemeente Enschede niet zou worden vervolgd voor haar aandeel in de vuurwerkramp?


1. Antwoord Ja. Het boek is geschreven in opdracht van de (toenmalige) korpsleiding van de regiopolitie Twente. De opdracht aan de schrijver was een beeld te schetsen van het team, waarbij er niet alleen aandacht was voor de onderzoeksresultaten of gevolgde methoden, maar vooral ook voor de mensen in het team. De korpschef heeft bij brief van 10 mei jl. aan de burgemeester van Enschede aangegeven dat in het boek niet wordt gezocht naar de «onderste steen». Het pretendeert geen feitenonderzoek te zijn, geen waarheidsvinding na te streven, noch was het de bedoeling een wetenschappelijk boek te schrijven. Het boek geeft, door de opname van citaten, een weergave van de persoonlijke beleving en impressies van de medewerkers van het team.


2. Vraag Klopt het dat in de dagen na de vuurwerkramp delen van het gemeentelijke dossier over SE Fireworks zijn verdwenen? Zo ja, kunt u aangeven wat de gebruikelijke gang van zaken is met betrekking tot de inbeslagneming van dergelijke documenten die relevant kunnen zijn voor een strafrechtelijk onderzoek? Speelt de gedeeltelijke strafrechtelijke immuniteit van decentrale overheidsorganen hierbij een rol?


2. Antwoord Tijdens het strafrechtelijk onderzoek, dat is verricht onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie te Almelo, is geen bewijs naar voren gekomen dat er delen van het gemeentelijke dossier over SE Fireworks bij de gemeente Enschede zijn verdwenenin de dagen na de ramp.
Het originele dossier van SE Fireworks is door de gemeente Enschede niet in één keer aangeleverd en kwam pas in een later stadium in het bezit van het openbaar ministerie. Tot dat moment had de officier van justitie wel de beschikking over een volledige kopie van het dossier, zoals zich dit op 13 mei 2000 bij de gemeente Enschede bevond. Bij vergelijking van het origineel met de kopie bleek dat er drie pagina's wel in kopie, maar niet in origineel aanwezig waren. Naar de reden daarvan is onderzoek gedaan, hetgeen geen verklaring heeft opgeleverd. Het ontbreken van de drie pagina's in het originele dossier is op geen enkele wijze van invloed geweest op het verloop van de strafzaak. De algemene gang van zaken bij het onderzoek naar de vuurwerkramp was dat alle stukken (onafhankelijk van welke stukken het betrof) door middel van een bevel ex art. 96a Sv. werden opgevraagd. De (gedeeltelijke) strafrechtelijke immuniteit van de gemeente Enschede speelde geen enkele rol bij deze gang van zaken. Dit is ook overeenkomstig de Aanwijzing voor de opsporing en vervolging van overheden van het College van procureurs-generaal (Stcrt. 1998, nr.
82).


3. Vraag Klopt het dat de genoemde ministeries proefnemingen met vuurwerk hebben tegengehouden? Zo ja, op grond van welke overwegingen?


3. Antwoord Nee. Ten behoeve van het onderzoek zijn proefnemingen met vuurwerk uitgevoerd. Daartoe werden aanvankelijk vertegenwoordigers van het ministerie van Defensie door de officier van justitie van het arrondissementsparket Almelo benaderd met het verzoek deze proeven op een defensieterrein uit te voeren. Bij de behandeling van het verzoek bleek dat de defensieterreinen die voor deze proeven in aanmerking kwamen niet beschikten over een toereikende milieubeheervergunning. Voordat de proeven uitgevoerd konden worden diende derhalve het ministerie van Defensie, als vergunninghouder en conform de daarvoor geldende regels, een aanvraag in te dienen bij de minister van VROM. Dit zou de nodige tijd vergen. Van het tegenhouden, in de zin van een bij voorbaat negatieve beslissing op het verzoek, was geen sprake. Het Milieu Inlichtingen en Opsporingsteam (MIOT) van de toenmalige VROM-inspectie, dat de politie ondersteunde bij het milieutechnische onderzoek, heeft vervolgens besloten de proeven in Duitsland uit te voeren. De proeven zijn uitgevoerd bij de BAM (Bundesanstalt fur Materialforschung und
-prufung) te Berlijn. Het proefterrein kende niet de vergunningtechnische beperkingen van genoemde defensieterreinen. De kwaliteit van het strafrechtelijk onderzoek heeft hieronder niet geleden. Niet alleen beschikte de BAM over de nodige voorzieningen en expertise voor deze proeven, ook waren zij in staat als gerespecteerde organisatie (vergelijkbaar met het TNO) het door het MIOT uitgevoerde onderzoek aan een second-opinion te onderwerpen.


4. Vraag Kloppen de politieverklaringen dat vanuit het ministerie van Defensie is aangedrongen op regelmatige contacten over het strafrechtelijk onderzoek om `te rapporteren of er iets uitkwam wat de minister kon beschadigen'? Zo ja, is dit gebruikelijk?


4. Antwoord De betrokken rechercheurs van de Koninklijke marechaussee zijn destijds ingezet ter ondersteuning van het onderzoek van de politie naar de vuurwerkramp in Enschede. Er is geen sprake geweest van een opdracht vanuit het ministerie van Defensie of de staf van de Koninklijke marechaussee om te rapporteren of er iets uitkwam wat de minister kon beschadigen.


5. Vraag Kunt u aangeven op welke wijze de schijn van partijdigheid in dergelijke grote onderzoeken wordt vermeden?


5. Antwoord Het Tolteam, waar leden van verschillende politiekorpsen en andere opsporingsdiensten deel van hebben uitgemaakt, heeft onder gezag van het openbaar ministerie, zoals te doen gebruikelijk, een ten opzichte van het openbaar bestuur onafhankelijk onderzoek verricht. Daarover wordt en is verantwoording afgelegd aan de rechter. Het Bureau Interne Zaken (B.I.Z.) van de politieregio Gelderland-Midden heeft op verzoek van de korpsbeheerder van de regiopolitie Twente een (disciplinair) onderzoek ingesteld naar gedragingen van individuele leden van het Tolteam, die mogelijk op gespannen voet zouden staan met wat van een politieambtenaar mag worden verwacht. Naar aanleiding van de resultaten van een tussenrapportage van het B.I.Z. heeft de korpsbeheerder deze onder de aandacht gebracht van de minister van Justitie. De minister heeft de zaak in handen gesteld van de voorzitter van het College van Procureurs-Generaal. Thans vindt onder leiding van het Landelijk Parket een rijksrechercheonderzoek plaats op basis van de voorlopige bevindingen van het B.I.Z. Het betreft hier overigens geen zaken die van doen hebben met partijdigheid, zoals in de hiervoor gestelde vragen is aangeduid. Indien er al sprake zou zijn van bevoordeling van bepaalde partijen, dan zal dit in het Rijksrechercheonderzoek naar voren komen.


6. Vraag Welke overwegingen van het College van Procureurs-Generaal hebben ertoe bijgedragen dat er is besloten om af te zien van het instellen van strafvervolging tegen de gemeente Enschede? Heeft u bij het nemen van deze beslissing gebruik gemaakt van uw aanwijzingsbevoegdheid?


6. Antwoord De gemeente is niet vervolgd in verband met medeschuld aan de vuurwerkramp (vanwege onvoldoende controle op de vergunningen van SE Fireworks) omdat de controle een exclusieve bestuurstaak van de gemeente betrof (een taak die niet door particuliere derden op gelijke voet kan worden verricht). In het Pikmeer II-arrest1 heeft de Hoge Raad uitgesproken dat overheden niet strafrechtelijk vervolgd kunnen worden wanneer nalatig is gehandeld bij een exclusieve overheidstaak. Het openbaar ministerie te Almelo heeft de lijn van het Pikmeer II-arrest gevolgd en is niet tot vervolging van de gemeente Enschede overgegaan. Deze beslissing is, gezien de gevoeligheid ervan, op eigen initiatief van het openbaar ministerie te Almelo vooraf besproken met het College van procureurs-generaal. De toenmalige minister van Justitie isvooraf in deze beslissing gekend. Deze voorgenomen beslissing van het openbaar ministerie heeft hem geen aanleiding gegeven gebruik te maken van zijn aanwijzingsbevoegdheid. Hij heeft de voorzitter van de Tweede Kamer bij brief van 19 april 2001 van deze vervolgingsbeslissing van het openbaar ministerie op de hoogte gebracht.
Tegen de vervolgingsbeslissing van het openbaar ministerie om de gemeente niet te vervolgen, hebben de Belangenvereniging Slachtoffers Vuurwerkramp Enschede en één van Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, Aanhangsel 3574 de directeuren van SE Fireworks ingevolge artikel 12 van het Wetboek van strafvordering beklag gedaan bij het gerechtshof te Arnhem. Het gerechtshof heeft beslist dat het openbaar ministerie, gezien eerder genoemde jurisprudentie, heeft kunnen besluiten de gemeente niet te vervolgen.


1) Trouw, 21 april jl., `Staat lag dwars inzake "Enschede"', NOS-teletekst, 21 april jl., p.108, `Top OM stopte vervolging Enschede'.

---

---

---

---